BER1GTEN BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJIN.
Binnenland.
deskundigen over de wijze, waarop zijn penningen ten
meeste nutte voor het gewenschte doel besteed moeten
worden. Daarom mocht «verhooging onzer weerbaarheid,»
hoewel dan niet uitsluitend door de liberalen maar door
alle liefhebbers van het vaderland, van welke richting
overigens ook, gcwenscht, op het liberale programma niet
ontbreken.
Berigten uit Batavia, dd. 17 April jl., bevatten de onze lezers
bekende mededeelingen omtrent de goedgeslaagde operatiën
van de expeditie tegen Atsjin welke de nederlaag voorafgingen.
Z. M. de Koning heeft het leger per telegraaf daarmede
geluk gewenscht.
Volgens berigt van den expeditie-kommandant waren ligt
gewondde overste J. G. van Thiel, de kapts. A.
Luymes en L. F. Nix, allen van het 12de bat. infanterie,
en de 2de luit. A. K. Eichholtz, van het 3de bat.; zwaar
gewondde 2de luit. P. D. W. Wilken, van eerstgenoemd
bataillon.
Uit een particulier schrijven van Atsjin
Toen de vloot met de troepen ter reede van Atsjin was
gekomen, werd ze door twee forten duchtig beschoten; aan debar-
keereu der troepen was niet te denken, en dit gebeurde dan ook
den volgenden morgen eerst. De gewapende sloepen van al de schepen
beschermden de landing zoo goed als mogelijk was door aanhoudend
met kartetsen te vuren op de duizenden Atsjineezen die de landing
wilden verhinderen. Eindelijk had men voet aan wal, met gevelde
bajonetten, onder het aanhoudend snelvuur der Beaumont's. Bij
honderden vielen er van den vijand, doch ook wij leden gevoelige
verliezen. De Atsjineezen streden met een moed aan wanhoop gelijk.
Niettegenstaande het aanhoudende geregelde vuur der troepen en
het kartetsvuur der schepen, wist de vijand in onze liniën te breken
en nu vocht men borst aan borst. De Atsjineezen met hunne
lange zware klewangs, de onzen met de sabel-bajonet der Beau
mont's. De vijand moest toeh eindelijk wijken, en spoedig was
dan ook de eene benting in onze magt. Toen ging het op de
tweede los, doeh die werd niet alleen goed en zeer stelselmatig
verdedigd, maar met ongeëvenaarde koelbloedigheid offerden de
Atsjineezen zich op. Twee dagen zijn de troepen aan die benting
bezig geweest, en nog was zij in handen van den vijand.
Toen begon het bombardement der schepen nogmaals, ep tegen
onze puntgranaten was de versterking niet bestand, zoodat eindelijk
den derden dag ook de tweede benting in onze magt was. Wij
maakten daar eene massa ammunitie en wapens buit, benevens een
paar prachtige binocles, een bidsnoer met verscheidene diamanten
bezet, en een tulband met grooten diamant.
Ge kunt u geen denkbeeld maken van dat snelvuur, waarmede
wij den vijand van het lijf houden moeten, 't Is alsof er eeu
zware hagelbui valt. Men zag de vijanden dan ook bij menigte
in het zand bijten. Den volgenden morgen ging het verder op;
er lagen nog wel eenige bentings langs het strand, doch die waren
van ondergeschikt belang, en die zouden we later wel krijgen.
Men rigtte zich thans tegen den kraton, eene bijzonder sterke
van klipsteen opgetrokken benting; zij is het verblijf van den
Sultan. De Sultan evenwel was reeds naar het gebergte gevlugt,
doch aan het bezit van dien kraton was ons zeer veel gelegen, daar
hij de sleutel als het ware was tot het binnenland. Men marcheerde
dan den volgenden dag naar den kraton. Men passeerde een
kampong, van waar de witte vlag woei en die dus ongedeerd
werd gelaten; doch naauwelijks waren we dien kampong gepasseerd
of ze vielen ons verraderlijk in de zij aan. Dat dingetje was
evenwel spoedig geklaard, want in een oogwenk lag de heele kampong
in de asch. Nu trok men op de Missigit (de moskee) aan, waarin
de vijand zich ook genesteld had, en die omgeven was door een
hoogen muur. Ook om het bezit van dit gebouw werd scherp
gevochten. We kregen het niet te min, doch moesten het weer
ruimen, en ten tweeden male kwam het in onze magt, maar werd
nu ook een prooi der vlammen. Bij den tweeden keer sneuvelde
de generaal Kohier; hij kreeg een kogel boven den linker boven
arm, welke voor den regter bovenarm uitkwamhij was onmiddelijk
dood. De oudste kolonel nam nu het commando op zich, en nu
ging men op den kraton los: door den vijand werd een levendig
kruisvuur op de troepen onderhouden, zoodat men veronderstelt
dat er Europeanen bij aanwezig waren. De vijand was bij de
nadering onzer troepen waarlijk stoutmoedig genoeg om in het
open veld tegen ons te willen ageerenbij geheele drommen
kwamen ze opzetten, gewapend met donderbus en twee klewangs.
Zij naderden ouder hun krijgsgeschreeuw onze troepen, schoten
hunne donderbussen af, wierpen die tegen den grond, en kwamen
toen met de klewangs zwaaijende er op in. Het snelvuur der
Beaumont's deed weder zijne vreeselijke werking, en talloos was
dan ook het aantal slagtoffers. Toen de vijand eindelijk op de
vlugt was gejaagd, lag de grond niet alleen bezaaid met lijken,
maar ze lagen op hoopen. Geen open plek was er meer te vinden.
De Madureezen hielden zich bij uitstek goed. Hun kapitein
adjudant sneuvelde en werd als het ware in stukken gehakt. Dit
deed hun moed aanwakkeren. Zij wierpen hunne geweren even als
de vijand weg want het bataillon Madureezen was gewapend
met trompladers en trokken met gevelde kris op den vijand
in; een woedend gevecht volgde nu; man tegen man, borst tegen
borst werd gevochten, en van weerskanten met den moed der
wanhoop; doch de kraton was nog niet in onze magt. Twee
dagen en twee nachten duurde het bombardement voort, terwijl
de troepen alstoen tevens nog den vijand van het lijf moesten
houden, die zich in het bosch genesteld had. Onderwijl hadden
wij reeds plus minus 500 man buiten gevecht, zoo aan dooden
als gewonden. (N. Rott. Crt.)
HELDER en NIEUWEDIEP, 29 Mei.
De mailboot Prins van Oranje is den 22 dezer van
Batavia naar hier vertrokken met volle lading, 26 passagiers,
34 kinderen eerste, 9 passagiers, 6 kinderen tweede klasse
en 93 soldaten.
De mailboot Conrad, van Batavia naar hier, is den
26 dezer, des avonds ten 6 uur, te Suez aangekomen en
jl. Dingsdag morgen het kanaal ingegaan.
Zr. Ms. schroefstoomschip Schouwen is den 27 dezer
te Malta aangekomen en zou den 28sten de reis voortzetten.
Aan boord was alles wel.
Zr. Ms. schroefstoomschip Bommelerwaard is den
28 dezer te Falmouth aangekomen en zou den 29sten de
reis voortzetten. Aan boord was alles wel.
Gelijk bekend is bestaat hier ter plaatse eene ver-
eeniging van onderofficieren en korporaals van de dd.
artillerie-schutterij en van het artillerie-vrijkorps, onder
den naam van „de Sociëteit Mars." In den afgeloopen
winter deed zij herhaaldelijk van zich hooren door haar
streven om in haren kring nuttige kennis te bevorderen:
herhaaldelijk werden door vrienden dezer vereeniging populair-
wetenschappelijke voordragten gehouden. Jl. Dingsdag
hielden de leden dezer sociëteit eene vergadering, waarin
met eenparige stemmen het volgende besluit werd genomen:
Behoudens de goedkeuring en medewerking van Z. Exc.
den minister van Koloniën, zal, op aanwijzing van den
opperbevelhebber der expeditie naar Atsjin, aan diegene
der onderofficieren en manschappen van land- of zeemagt
die het eerst een roemrijk wapenfeit verrigt, bijv. een
vijandelijk vaandel verovert, de Hollandsche vlag op den
kraton plant, of dien het eerst beklimt, door deze sociëteit
een aandenken worden vereerd, voorzien van eene inscriptie
en begeleid van een getuigschrift der toekenning.
Als we hierbij nog vermelden, dat heden avond in het
lokaal Musis Sacrum eene soirée-musicale wordt gegeven
door eenige élèves van den heer J. H. Polak, waarvan de
opbrengst strekt om de afdeeling Helder van het Roode
Kruis te steunen in haar pogen ten behoeve der expeditie
naar Atsjin, dan blijkt uit een en ander, dat in deze gemeente
althans eene belangstelling ten opzigte der meergenoemde
expeditie aanwezig is, die de beschuldiging in de Tweede
Kamer geuit, logenstraft„de oorlog tegen Atstin is volstrekt
niet populair."
We maken onze lezers attent op de rubriek „Ingezonden"
hierachter.
De acte-examens voor het lager onderwijs in April
en Mei dezes jaars in de verschillende provinciën des lands
gehouden, hebben deze uitkomsten opgeleverd: Voor hoofd
onderwijzer geëxamineerd 343, toegelaten 150, afgewezen 180,
teruggetrokken 13voor hoofdonderwijzeres geëx. 30, toegel.
23, afgew. 7voor huisonderwijzeres geëx. 10, toegel. 9
voor hulponderwijzer geëx. 277, toegel. 160, afgew. 114,
teruggetr. 3; voor hulponderwijzeres geëx. 156, toegel. 107,
afgew. 49; voor 't Fransch werden gevraagd 305 acten,
verkregen 165, afgew. 138, teruggetr. 2; voor 't Engelsch
gevr. 133, verkr. 94, afgew. 39voor 't Hoogduitscli gevr.
125, verkr. 87, afgew. 38; voor de wiskunde gevr. 113,
verkr. 73, afgew. 36, teruggetr. 4; voor het teekenen gevr.
79, verkr. 65, afgew. 14; voor landbouwkunde gevr. 12,
verkr. 11; gymnastiek gevr. 48, verkr. 40; voor de vrou
welijke handwerken gevr. 232, verkr. 192, afgew. 40.
Z. M. de Koning is voornemens den 18 Junij naar
Vevey (Zwitserland) te vertrekken.
Beroepen te Zelhem (classis Zutphen) de heer J. F.
van Dijk, pred. te Monnikendam.
De Kon. Ned. Stoombootmaatschappij berigt, dat de
ingekomen inschrijvingen het tot stand komen der Ameri-
kaansche vaart volkomen waarborgen.
Men qchrijft ons van Hoorn, dd. 28 Mei:
„De gisteren gehouden vergadering der kiesvereeniging
Burgerpligt werd bezocht door 79 leden. Niettegenstaande
geen nader schrijven van den heer van Akerlaken was
ingekomen (men zal zich herinneren dat genoemde heer
vroeger geschreven had, dat hij wenschte niet in aanmerking
te komen), is ZEd. met bijna algemeene stemmen op nieuw
candidaat gesteld. De heeren H. Raat en A. van Eek be
kwamen respectivelijk 10 en 6 stemmen."
Het bestuur der Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij
heeft gisteren ochtend ten 7 ure een proef genomen op
de asphalt-bevloering in de Kalverstraat. Deze proefneming
is met den meest gewenschten uitslag bekroond. Niettegen
staande de omnibus zoo vol mogelijk geladen was (34
personen), werd hij door twee paarden gemakkelijk en
zonder eenig beletsel in beweging gebragt. Even goed
slaagde, na een oogenblik draven, het stoppen. Er was
niet te zien dat het vreemde plaveisel den minsten
hinder aan de paarden veroorzaakte. Een gedeelte van
den weg was droog gehouden, een ander gedeelte flink nat
gemaakt. (Amst. Crt.)
-Te 's Hage is gisteren aanbesteed het maken van een
machinegebouw, enz. ten dienste der duinwaterleiding aldaar.
Minste inschrijver was de heer F. H. van Malsem, voor
f 108,600.
De opening van den potpourri-optogt te Utrecht heeft
gisteren, onder begunstiging van zeer schoon weder, plaats
gehad. Uit tal van gebouwen wapperde de nationale driekleur.
Het geheel beantwoordde volkomen aan de verwachting,
die door het rijke programma was opgewekt. De cos-
tumes waren fraai, de hansworsten alleraardigst. Onder
de verschillende groepen muntten vooral uit die van de
Cervantes naar het leven; don Carlos en het hof van
Filips II; overlieden der Utrechtsche weerbaarheid in 1473;
de vijf Nassau's; de Khan van Tartarije op weg naar de
Weener tentoonstelling. Het geheel bood een verrassenden
aanblik, terwijl de muziek van het 7de reg. infanterie
uitmuntend voldeed.
Volgens een brief uit Dalfsen van den 27 dezer hebben
de jongste gebeurtenissen in Frankrijk reeds invloed uit
geoefend opde paardenmarkt, den 25 dezer te Utrecht
gehouden. Sedert jaren was er geen zoo lustelooze handel.
„Menig span paarden uit de omstreken van Dalfsen is
onverkocht teruggekomen, en als hoofdreden daarvan gaf
men op, dat de Fransche paardenkoopers, welke reeds te
Utrecht waren, op het vernemen dat Thiers zijn ontslag
genomen heeft, huiverig waren groote inkoopen te doen,
en volgens sommigen zelfs hebben zij dépêches ontvangen
om den inkoop te staken."
Uit het Noorden schrijft men aan het U. D.:
„De drie feestweken liepen ten einde en in waarheid, er
zijn er, die ook naar rust begonnen te verlangen, terwijl
velen met genoegen het oogenblik te gemoet zagen, waarop
de gewone bedrijvigheid des levens weer hare regten kon
hernemen. Vooral in de hoofdsteden Assen, Leeuwarden
en Groningen, is de bevolking gedurende eene gansche
week in aanhoudende agitatie geweest, en dat niet altijd
zonder schade voor het huiselijk leven.
Ook Z. M. de Koning heeft rustelooze dagen gehad
het mag wel op prijs gesteld worden, dat HD. geen vermoei'
jenis te groot was, om aan het verlangen van de bevolkii
haar Koning eens te zien en te begroeten, te voldoen
Het Noorden heeft alzoo een beschamend antwoord gegeven
op de verdachtmakende zinspelingen, welke in het Zuiden
wel eens vernomen werden over de opinie onzer bevolking
betreffende het Koningschap en de leden van ons Koningshui!
Spreekt men hier, in gewone tijden, minder over
het Koninklijk Huis betreffendeis men wat zuinig n
groote woordengenegenheid, eerbied, liefde, enz.als
pas geeft, toont men door daden, dat de constitutioned.
monarchie hier geëerd wordt en dat Oranje in aller haii
leeft, ook al houdt men niet dagelijks brommende lofzang,
op het thema: Nederland en Oranje zijn één.
Nu is dat in tegenwoordigheid des Konings nadrukkelil
gezegd en het sprak in elk bewijs van hulde den K"
gebragt; nu is er eene stem in 't Noorden opgt
die de lust tot verdachtmaking in 't zuiden wel zal ten.
peren. Men zal er althans niet aan toegeven in tenen,
woordigheid van den Koning, die ondervond wat het Noordei
voor hem over heeft.
Opmerkelijk was het, hoe zélfs kleine gemeenten
zóó wisten in te rigten, dat de Koning er zijner wa...„.
kon worden ontvangen en, dank hebben de versnelde mii
delen van vervoer! de tafel, ook in afgelegen plaatsen, ii
elk opzigt, opleverde wat een hooge gast mogt verwachten.
Drenthe had daartoe de goede diensten ingeroepen van
den heer Sterk, confiseur te Zwolle, en deze bereidde
verschillende plaatsen een disch met de fijnste spijzen
versnaperingen en zoo elegant tevens, dat 's Koning c.
er met welgevallen op rustte, terwijl ook de wijnen vande
edelste kwaliteit waren.
Het diner, of collation, geheel in orde gemaakt, voor het
bedienen gezorgd, zonder dat burgemeesterlijke angstval-
ligheid er iets meê te doen had, om er zeker van te zp
dat alles goed was zie, dat deed met genoegen Z, M.
het tafelgenot aanbieden, 't Kostte geld, vrij wat geld,
maar wat noodEr is geld genoeg in de wereld en dt
gemeenten zijn rijk genoeg, om eens een Koning te
te hebben.
Was hier en daar een zuinige, die in stilte eens uitre
kende, wat de feestdag op de gemeente-begrooting
brengen hij zweeg tegenover de algemeene stem:
moeten den Koning goed ontvangen, 't kostte wat het wil!'
De ménu's, allen in de Fransche taal gesteld, zijn nu in
sommige gemeenten in studie en veler nieuwsgierigheid,
te weten wat zij met Z. M. hebben gegeten, bleef tot nu
toe, voor een groot deel, onbevredigd. De vrouwen hielden,
eer Z. M. aanzat, eene revue over de tafel en neusden
een en ander af, 't welk te pas kon komen, als er eens
een diner of souper was te geven, waarover de tongen den
volgenden dag in beweging werden gebragt. Met vonkelende
oogen beschouwden zij de inrigting van den disch en het
decoratief, 't welker zoo behagelijk uitzag. Maar nu rees de
vraag hoe het eigentlijk smaakte? en de huisvrouw kreeg
haarman ten antwoord wat zal ik u zeggen? 't Was mooi,
maar in substantie heb ik weinig gehad, 't smaakte
naar iets, wat we anders nooit eten. Wat er omzat be
goochelde de oogen, maar als men eindelijk doorbeet,
er weinig degelijks te attrapeeren. Ik houd het met onzen
goed gesmeerden Gelderschen pot."
De Friesche tafels, voor Z. M. aangerigt, waren in hooge
mate weelderig, en wat vreemd was, vooral in dit saizoen,
werd opgedischt, 't zelfde hoe ver en tot hoe hoogen prijs
het moest worden verkregen.
Friesland had schatten veil om den Koning koninklijk te
ontvangen en ook de toiletten der dames waren er even
kostbaar als elegant. De Friesche vrouwen hebben in dit
opzigt hare Groningsche zusters geëclipseerd; 't concert
bij van der Wielen stelde, wat de dames-toiletten aangaat,
't concert in de Harmonie geheel in de schaduw; het laatste
kon over het geheel beschouwd, geen gekleede partij genoemd
worden; dit is ook trouwens, het karakter der Harmonie
in aanmerking genomen, wel te verklaren. Wij zeggen
hierbij echter niet, dat er onder de Groninger toiletten niet
enkele waren, die aan de eischen van kostbaarheid en smaak
beantwoordden.
De Asser dames hebben bijkans geen gelegenheid gehad,
om door haar toilet Z. M. aandacht te trekken. Noch
concert, noch bal gaf haar daartoe de gelegenheid. Dat
was wel „sneu," maar zij hebben er met echt noordsche
filosofie in berust, terwijl menig teederminnend echtgenoot
en vader er zich over „verkneukelde," dat die post van
uitgaaf althans beneden de raming mogt blijven.
Jammer, dat Z. M. zoo vroeg in het jaar tot het Noorden
kwam, dat de lente ons hare liefste lachjes tot nu toe ont
hield en de zon zich de meeste dagen, ondeugend genoeg,
schuil hield.
Jammer vooral te Assen, dat zich in Mei zoo liefeijk
tooijen kan met den trotschen groenen sluijer, die zich dan
over den omtrek uitspreidt. Elk takje zag smeekend naar
boven om zonnegloed en nu en dan een warmen regendrop,
ten einde te groenen en zijne blaadjes, die zich vrij wilden
worstelen om boven 's Konings hoofd te wiegel
maar vergeefs de hemel bleef gewoonlijk bewolkt en
noordewinden speelden onbarmhartig spel met loof en bloemen.
Toch bleef Drenthe verschoond van den gerenommeerden
bederver van openbare vreugde, van den regen, die
uitspanning in de open lucht verstoort, en als de wind hem
'helpt de geestdrift van den hartstogtelijksten feestvierder
uitdooft van den regen, die eene in de open lucht
juichende schare zoo kan dupeeren, dat het comische
ellende nog te boven gaat en tooneelen geeft te aanschouwen:
die doen lagchen bij al 't verdriet.
In Friesland was het weêr soms vrij ongunstig en vooral
te Harlingen had men, bij 's Konings bezoek aldaar, een
kouden winterregen; maar Groningen had nog ongelukkiger
avonden. De illuminatie kon en wilde niet van stapel
loopen. Wel stak men er vol moed de duizenden lichten
aan, maar 't bleef eene illuminatie met gaten, en als de
onvermoeide hand een uitgeblazen lichtje weer vlam
11