Binnenland.
te schrijven. Die overweging kan nuttig zijn om de kiezers
voor misleiding van de zijde der vijanden van het liberalisme
te bewaren.
Gedurende het eerste ministerie-Thorbecke vormden de
liberalen, waartoe ook de catholieken zich toenmaals rekenden,
eene krachtige meerderheid in de Tweede Kamer, eene
meerderheid vol moed en jeugdige geestdrift, vol vertrouwen
in den minister, die de ziel van het kabinet was. In
weinige jaren werd eene gansche reeks van belangrijke
wetten tot stand gebracht, aan het einde van elk zittingjaar
mocht met voldoening teruggezien worden op het verrichte
werk. Hoe zijn de tijden veranderd! De roomsch-catho-
lieken hebben hunnen steun aan de liberale partij onttrokken
en zich meer en meer tot eene, daaraan vijandige, eigen
partij vereenigd, en de liberalen vormen in de Kamer
tegenover de verschillende behoudende fractiën eene meerder
heid (wat reeds veel is), maar eene, te gering om een
beslissend gewicht in de schaal te leggen, te gering om
enkele stemmen, bij afwijkend oordeel over eenig onderwerp,
te kunnen missen.
't Is den liberalen dikwijls genoeg verweten, dat zij,
onder het eerste ministerie-Thorbecke te vaak door de
oogen van ,/den meester" zagen en als één man voor zijne
ontwerpen stemden. Dat werd serviliteit genoemd. Welnu,
de liberalen zijn dat jeugdig gebrek, indien 't er een heeten
mocht, ontwassen, enkele Kamerleden zijn er zelfs die,
afkeerig van alle partij-discipline, hunne zelfstandigheid
zoover drijven, dat zij het alle ministers lastig maken en
de rij hunner bestrijders versterken, tot groot gevaar en
nadeel voor de liberale zaak. Maar deze weinige onberaden
ijveraars buiten rekening gelatende meerderheid in de
Kamer is zoo zwak, dat wanneer enkele leden tegen eenig
ontwerp, al is het er een zonder eenige staatkundige strek
king, een bezwaar hebben, zij in de moeilijke keus komen
om over hun bezwaar heen te moeten stappen en vóór, of
het bestaan van het ministerie in gevaar te moeten brengen
door met de oppositie mede te stemmen.
Deze toestand, waardoor het regeeren schier onmogelijk
gemaakt wordt, en elke regeerings-aangelegenheid tot eene
partijzaak dreigt verlaagd te worden, moet de liberalen
krachtig aansporen, al het mogelijke te doen om hunne
meerderheid in de Tweede Kamer te versterken. Zoo als
het nu geschapen staat, valt er niet aan te denken om
gewichtige onderwerpen aan te vatten, veel min ze tot een
goed einde te brengen; de bekwaamheden van de uit-
stekendste staatslieden zullen onvermogend, alle ministers
te licht bevonden worden. Elke keus van. een niet-liberaal
Vertegenwoordiger verergert den toestand, omdat zij de
oppositie versterkt, en deze slechts eensgezind in het be
strijden van het liberale stelsel, maar overigens in drie
fractiën verdeeld is, die elk bijzondere inzichten en bedoe
lingen hebben en als regeerende partij niet samen kunnen
of willen gaan.
De christelijk-historische partij erkent volmondig, dat
zij de krachten mist om een ministerie uit haar midden te
vormen en staande te houden, zij verlangt dat geenszins.
Een catholiek ministerie mag, met het oog op onze ge
schiedenis en het zielental der verschillende geloofsbelijde
nissen, als eene onmogelijkheid beschouwd worden. Er zou
dus om de regeering te aanvaarden slechts overschieten de
conservatieve partij, en deze verbloemt het niet, dat zij er
toe bereid en in staat zou zijn. Zij toch bezit het monopolie
van vaderlandsliefde, en in hare rangen moeten de groote
„Ga nu maar in de hut," zeide Andreas vergenoegd, „nu zijn
wij veilig."
Het meisje had nauwelijks aan een van ruw hout getimmerde
tafel op een houten bank plaats genomen of zij wendde zich met
vuur tot den oude.
„Andreas 1 ik dank je zeer, dat ge ons zoo helpt. Zoo dikwijls
ik bij dag hier boven kwam, vond ik u nooit; gij hebt mij echter
getrouw tijding laten brengen. Ik heb wel is waar dadelijk ver
nomen," vervolgde zij met drift, „wat daarboven gebeurd is, en ge
moet het maar weten Andreas, Woensdag avond zit ik in de gelag
kamer der heeren bij ons, en heb juist den jager van onzen heer
zijn glas bier gebracht, toen de knecht van den houtvester van
Nutzdorf binnen komt.
„Van daag heb ik er eindelijk een te pakken," roept hij den
andere luidkeels toe, „ik heb er bij den Heuberg een zoo geraakt,
dat het hem lang heugen zal. Het ergert mij maar dat het schot
te vroeg afgegaan is; ik heb hem wel goed gewond en hij heeft
duchtig gebloed ook, maar hij is me toch nog ontkomen. Hij is
in het kreupelhout verdwenen en ik heb gezocht tot het avond
geworden was. Ziedaar, dit heeft hij achtergelaten.
En toen wierp die vent met zijn rooden baard een wambuis en
een hoed op de tafel. Toen ik den hoed eD de mooie veer daarop
zag, dien ik de vorige week pas op de markt te Rozenheim gekocht
had, hield ik mij aan mijn stoel vast, want indien ik dit niet
gedaan had, geloof ik stellig, dat ik gevallen zou zijn. Ik heb mij
omgekeerd, omdat ik bemerkte, dat ik doodsbleek geworden was.
„Dat is een lijden, Andreas," zeide zij met betraande oogen en een
van diepen weemoed sidderende stem, „en toch durf ik niets laten
merken, want als mijn peet het hoorde dat ik een vrijer had, dan
was het met mij gedaan. Daarenboven moest ik den vent nog wel
een glas bier brengen, terwijl ik hem liever een goede dosis ratte-
kruid gegeven had. Eesei, dacht ik bij mij zelve, van nacht moet
ge nog naar den Heuberg; daar zie ik dat uw Klaas me reeds
lang bij de schuur wenkt naar hem toe te komen. Verbeeld u
mijn vreugde, toen de jongen mij zeide, dat gij Frans opgenomen
hadt en ik mij volstrekt niet ongerust behoefde te maken. Andreas!
dat zal ik nooit vergeten, God zal het u vergelden, en ik zal
daarin voorzeker ook niet achterlijk blijven. Maar vertel mij nu,
hoe dit alles zich heeft toegedragen
„Zeg meisje," zeide de schalk op waarlijk vaderlijken toon,
„houdt ge er wel van dat uw vrijer wild gaat stelen?"
„Ja, kijk Andreas," zeide Eesei trouwhartig, „ieder mensch moet
toch eenig genot hebben. Hoe moet Frans zich niet inspannen,
daar hij alle veertien dagen met het houtvlot naar Passau en Linz
moet varen. Hij moet hard werken daarenboven in het bosch en
als hij het wild daar zoo ziet rondzwerven, beginnen hem de handen
menigmaal te jeuken. Ik kan me ook niet verbeelden, dat de goede
God de herten en gemsen alleen voor de heeren geschapen kan
hebben en daarenboven een paar gulden doet zijn oude moeder
ook dikwijls goed. Ik heb hem wel is waar het wildstroopen
reeds meermalen verboden, maar wanneer hij 's avonds komt en
heimelijk een paar gemshoornen voor den dag haalt, terwijl hij
mij dan zoo zachtjes in het oor fluistert„Resei! dat is een kapitale
staatkundige talenten gezocht worden, zooals de oud
minister van financiën graaf Schimmelpenninck en de oud
minister van buitenlandsche zaken graaf van Zuylen, den
„redder van den vrede van Europa" [die ons in moeilijk
heden bracht over het ons geheel vreemde Luxemburg].
Maar of zij, zelfs door het doen van consessiën, de haar
noodzakelijke ondersteuning der beide clerikale fractiën.
zou verwerven, mag, na al hetgeen er in de laatste jaren
geschied is, met grond betwijfeld worden.
De liberale partij, zij alleen iets sterker dan de andere
partijen te zamen, is de eenige tot de regeering geroepene,
maar zij behoeft versterking om haren tijd niet in ijdele
schermutselingen met den vijand te verspelen, integendeel
dien vijand op eerbiedigen afstand te houden en inmiddels
hare taak aan het roer van- den Staat te verrichten.
Elke richting in den lande heeft het recht zich in de
Kamer vertegenwoordigd te zien en daar hare beginselen
en belangen te doen gelden, de beide clerikale zoowel als
de liberale. Beginsel tegen beginsel. Maar de conservatieve,
die geen helder uitgedrukt beginsel heeft, die schippert en
moddert, altijd verkeerdheden zoekt als middelen van be
strijding van elk ministerie, alleen cm het gezag te brengen
in de macht harer kleine coterie? Indien er niet nog zoo
vele kiezers waren zonder eigen oordeel, zonder staatkun
dige overtuiging, zou zij geene leden in de Kamer meer
tellen. Beginsellooze lieden laten zich het gemakkelijkst
bewerken om hunne stemmen uit te brengeu op personen,
bij welke de bevordering van ontwikkeling, welvaart en
vrijheid des volks niet op den voorgrond staat. Door hunne
onzelfstandige keuzen maken zij het regeeren, de wetge
ving, tot schade voor het algemeen belang onmogelijk.
Niet ieder kiezer heeft tijd en gelegenheid, de uitvoerige
handelingen der Staten-Generaal te bestudeeren, en dat is
ook niet noodig. Maar wel noodig is het, dat de kiezers
zich door lezing der dagbladen op de hoogte houden van
hetgeen in die Vergadering omgaat en van de houding
hunner Vertegenwoordigers. Doen zij dat, dan mogen vele
zaken hun minder belangrijk, minder duidelijk voorkomen,
zij zullen zich toch eene eigen meening kunnen vormen en
zich daardoor laten leiden bij het uitoefenen van hun kies
recht; doen zij dat niet, dan is het beter zich van deel
neming aan de verkiezingen te onthouden.
Spanden de kiezers zich ijveriger in om met welgewikt
oordeel hunne stem te kunnen uitbrengen, onze regeering
zou krachtiger, onze Tweede Kamer beter samengesteld
zijn, er zou meer afgewerkt worden. Er zouden beter
keuzen gedaan worden, men zou niet naar persoonlijke
hoedanigheden van de eandidaten, hunne meerdere of min
dere voornaamheid, mildheid, minzaamheid enz., vragen,
maar uitsluitend naar hunne beginselen. Men zou het
treurig schouwspel niet zien, dat een wankelmoedig kies
district dan eens een liberaal, dan weder een conservatief
ter Kamer afvaardigt, en zich dus laat vertegenwoordigen
door twee personen, wier meeningen lijnrecht tegen elkander
overstaan, wier stemmen elkander vernietigen. Dergelijke
districten zou men veilig het stemrecht kunnen ontzeggen
en daardoor de reis- en verblijfkosten hunner Afgevaar
digden besparen.
Alkmaar is een dergelijk kiesdistrict. Zou het eindelijk
besluiten kunnen om naast zijn liberalen vertegenwoordiger
de Bruyn Kops een tweeden liberaal te plaatsen en daar
door de voor den goeden gang van zaken zoo wenschelijke
bok geweest," dan doet het mij, als het gebeurd is, toeh weder
genoegen, en ik moet u zeggen, Andreas," voegde het meisje er
met een bijzonderen nadruk en eene krachtige beweging harer hand
bij, „een jongen die geen moed heeft zou ik niet kunnen uitstaan,
moed moet hij hebben. Vertel mij nu eens, Andreas, gij moogt
mijn Frans zeker ook heel graag lijden."
„Ik ben juist geen vijand van hem, maar de jagers, die mag ik
allen zoo graag lijden, dat ik ze met hun weitasch er bij mét alle
genoegens zou opeten," verzekerde Andreas met komieke woede.
„Daarom doe ik hun ook menig genoegen. Als er één een stuk
wild heel stil besluipt en ik dit zie, dan schreeuw ik met liet
onnoozelste gezicht van de wereld heel luid, goeden morgen jager
voorspoedige jacht!" Het is wel waar, niemand heeft mijn vriende
lijken groet ooit met iets anders beantwoord dan met „dat de
duivel je hale," maar dat doet er niets toe. Als één van hen den
gansehen dag op gemsen jaagt en ik in de nabijheid ben, kan het
mij niets schelen of ik een steen uit een rotswant lossla, zoodat
de gemsen schrikken en wegloopen. Weet, Eesei, dat die vriend
schap nog afkomstig is uit den tijd toen mijn oude nog leefde;
maar die geschiedenis is te lang om te vertellen. Mij mogen alle
jagers zoo graag lijden, dat ieder hunner me in de gevangenis zou
brengen, als ze bij mij maar een korreltje kruid rooken. Maar
Andreas is hun te slim. Wie hem beet wil nemen, moet vroeg
opstaan."
„Maar zeg dan toch oude, waar hebben zij Frans getroffen 1"
wierp het meisje tusschen de reden van Andreas, die reeds lang
haar ongeduld niet meer bedwingen kon.
„Nu, dat is heel eenvoudig. Boven op den Heuberg had hij
tegen den avond een gemsbok geschoten, daar moet het echter
niet heel zuiver geweest zijn, want hij durfde hem niet goed weg
brengen, maar heeft hem naar beneden gesleept tot aan de Schön-
gang-Alm. Daar heeft hij een verborgen plaats gevonden en daar
het tevens zeer warm was, trekt hij zijn wambuis uit en neemt
vervolgens zijn gems weder heel bedaard op. Maar meisje, daar
we nu juist van warm spreken, ik heb het verschrikkelijk warm
en ben daarenboven buitengewoon dorstig, zou ik niet een teug
mogen nemen? En Andreas greep naar de kruik.
„Ja, van mij wel," antwoordde Eesei, „maar er moet toeh iets
voor Frans inblijven."
„O zeker, zeker," antwoordde de oude, terwijl hij haastig een
grooten slok nam. Smakkend streek hij vervolgens met zijn
mouw langs den witten snor en ging, hierdoor versterkt, met zijn
verhaal voort.
„Driftig, lichtzinnig, zooals alle jongelui zijn, had hij verder
naar niets meer omgekeken, toen eensklaps een jager hem aanriep
met reeds aangelegd geweer. Frans springt op zij en wil zich
achter een boomstam dekken, maar het schot is reeds afgegaan.
Wat zal hij anders doen, dan alles in den steek laten en maken
dat hij weg komt. Hij liep een paar schreden voort, heeft zich
langs den schuinen want naar beneden laten glijden en is in het
woud verdwenen. Toen heeft men het duidelijk kunnen zien, dat
een jager niet opgewassen is tegen iemand uit de bergen. De
jager heeft eenigen tijd geaarzeld, vervolgens is hij op handen en
meerderheid in de Tweede Kamer te versterken, of za]
het den ouden sukkelweg blijven bewandelen en daardoor
de heerschende malaise bestendigen?
HELDER en NIEUWEDIEP, 3 Junij.
Uit Brussel wordt gemeld, dat de Kamer der Afgevaar.
digden in de zitting van jl. Zaturdag met 56 tegen
stemmen heeft goedgekeurd het tractaat tusschen Bete
en Nederland, waarbij de aanleg van de spoorwegL
AntwerpenGladbach op Nederlandsch grondgebied wordt
geregeld. Dit besluit werd niet genomen dan na eene
langdurige en belangrijke beraadslaging, waarin herhaaldelijk
op de verhouding van België tot Nederland werd gewezen
De heeren Frère-Orban en Rogier hebben o. a. de rege-
rings-voordragt met warmte bestreden. Zij wezen op den
willekeur der Nederlandsche regering bij 't bepalen van de
rigting der lijn; op 't nadeel voor Belgische dïstilladeurs
van de concessie omtrent het invoerregt van het gedistilleerd'
°p 't gevaar van naasting der spoorweglijnen door Neder
land na een tijdsverloop van 20 jaren; op de traagheid van
Nederland, door eerst nu toe te staan wat reeds vóór vele
jaren had moeten worden verleend. Door de regeriro
werd gewezen op de goede verstandhouding met het na
burige Nederland.
De president der Fransche republiek heeft terstond na
zijn optreden de reorganisatie des legers tot een voorwerp
zijner zorgen gemaakt. Met den minister van Oorlog
arbeidt hij aan het reeds aanhangige ontwerp, dat zeker
zoo spoedig mogelijk aan 't oordeel der Vertegenwoordigd
zal worden onderworpen.
In Entre-Rios (Zuid-Amerika) is een revolutie uitge
barsten; aan 't hoofd daarvan staan, naar men verzekert
Lopez en Jourdan. De opstandelingen hebben zich van een
paar plaatsen meester gemaakt. De nationale garde is
mobiel verklaard.
Het Noord-Duitsche oorlogsvaartuig Hertha, jl. Zaturdag
in de haven gekomen, zal a. s. Donderdag weder van tier
vertrekken. De bemanning bewoog zich gedurende de beidt
Pinksterdagen druk langs den weg, terwijl de officieren
herhaaldelijk de Marine-club bezochten. De commandant,
die in der tijd te Breda zijne opleiding heeft genoten, trof
hier onder de zeeofficieren verscheidene kennissen aan.
Jl. Zondag avond werd het état-major genoodigd op eene
soiree bij den schout-bij-nacht Gregory.
De mailboot Koning der Nederlanden, den 17 Mei
9 ure 's avonds van hier vertrokken, is den 30 Mei 9 ure
voormiddags te Port-Saïd aangekomen; alles wel.
De mailboot Conrad, den 26 Mei te Suez aangekomen,
het kanaal ingegaan den 27sten, is den 28 Mei 's avonds
te Port-Saïd aangekomen en den 30 Mei 12 ure voor
middags van daar naar hier vertrokken.
De mailboot Willem Kroonprins der Nederlanden,
van hier naar Batavia te Malta met schade binnengebragt
door het stoomschip Calliope, moet f36,000 voor sleeploon
betalen.
We maken onze lezers attent op de berigten voor
komende onder „Atsjin", hierachter.
Naar men verzekert heeft de Koning bij het bezoek
aan den grijzen Kohier te Groningen, dezen een jaargeld
voeten naar beneden gekropen. Daardoor had Frans tijd in over
vloed zich uit de voeten te maken. Toen ik hem daar zag aan
komen, afgejaagd en hinkend, merkte ik dadelijk wat er aan de
hand was. Maar meisje, ik ben niet gewoon zooveel te spreken,
mijn keel is weer erg droog."
Andreas keek met vragenden blik weder op nieuw naar de kruik
en terwijl hij, zonder op antwoord te wachten, er een duchtige;
teug uit nam, zag hij met een schuins oogje naar het in ademlooze
spanning toeluisterende meisje. Het zenuwachtige trekken om de
hoeken van zijn mond verried, dat hij inwendig een groot genoegt;
had in de angstige spanning van het meisje.
„Ik was juist uit geweest en had een groote hoeveelheid gris
medegebracht," aldus vervolgde hij, „en wij verstonden elkander
in een oogopslag, zoodat Frans reeds onder het hooi verborgen
was vóór iemand naar ons kon omzien. Dadelijk pakte ik er nog
goed wat bij en boven en bond het stevig vast; daarna ging ik
er heel rustig op zitten, sneed een stuk brood en kaas voor mij
zeiven en liet het mij wel smaken. Ik heb nauwelijks een weinig
gegeten, toen de jager ook reeds aankomt. Van verre zag iiij
argwanend naar mij en zoodra ik dat bemerkte, wenkte ik hem
naar mij toe te komen. Heel stil vertrouwde ik hem toe, dat een
groot hert naar beneden gekomen was, terwijl ik vroeg of hij liet
opgejaagd had, daar ik in het kreupelhout iets had hooren breken
en dus het hert in ieder geval hier beneden op de vlucht was.
Toen heeft die slimme Max zich laten beet nemen; hij lachte spot
achtig en zeide„Andries, als gij wist wat voor een hert dat was,
zoudt gij het zeker aan mij niet verraden hebben." Ik heb hem
vervolgeus heel dom aangekeken en ben weder op het gras gaan
zitten. Ik ben nog lang blijven zitten, want ge moet weten, dat
zulk een duivel niet te vertrouwen is, en eerst toen ik hem ver
weg in het bosch hoorde, heb ik Frans, die half gestikt was, er
onder van daan gehaald en vervolgens ben ik langs den koristen
weg naar den rotswand heengegaan. Half en half moest ik Tram
wel is waar dragen, zoo mat was hij, maar toen wij daar dicht
bij, bij een klein beekje kwamen, dat van den berg afstroomt, zijn
wij daardoor heen gegaan tot achter een rots, waar ik de worrd
van zjjn been goed heb uitgewasschen. Ge behoeft niets te vreezen,
meisjede kogel is hem een paar span boven de knie door het
vleesch gegaan, hij heeft het been niet geraakt. Ik heb hem stevig
verbonden, vervolgens zijn we van daar weder weggegaan tot aan
de plaats, waar men tusschen de rotswanden een kleine plas heeft.
Als in het voorjaar de sneeuw boven begint te smelten, valt het
water daar reeds naar beneden; daar zijn we door een kloof naar
boven geklommen en daar boven is een verborgen kloof, waardoor
we een stuk gegaan zijn tot aan mijn brug toe, zooals ik het
noem. Het water heeft daar op zekeren tijd een ouden berkenboom
omver geworpen, die ligt dwars in de kloof, en als men daarover
•■heen klimt, komt men op een frissche groene vlakke plaats; van
daar heb ik dikwijls het mooiste gras en Alpen-kruid naar
beneden gehaald en uw schat ligt daar nu op het beste hooi, zoo
goed als een prins. Van onder af kan niemand hem vindenen van
boven af kan niemand hem zien, omdat een groote rots, daar een
weinig hooger, naar voren uitspringt. Mij dunkt, we moeten de