N°. 69. 1873.
31 Jaargang.
Zondag 8 Junij.
Uitgever
Bureau:
A. A. BAKKER
Cz.
De Can didaten.
BERIGTËN BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJIN.
Binnenland.
HELDERSCHE
EN MEIWEDIEPER COURANT
,,W ij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zatuhdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
H franco per post - 1.65.
MOLENPLEIN, K°. 163.
Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cënt,
elke regcJ meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS t
Naar Oost-lndië: via Triest 10 Junij 's avonds 6 u. 25 na.
Mdrseilte 19 Junij, 's avonds 6 u. 25 m.
Brindisi 12 Junij 's avonds 6u. 25 m.
per Prins Hendrik 13 Junij, 's av. 10 u. 47 m.
Curagao en Suriname, 16 Junij 's morg. 6 n. 25 m.
Kaap de Goede Hoop, via Southampton13 Junij,
's morg. 6 u. 25 m.
De VOORZITTER van den RAAD der gemeente HELDER
brengt ter openbare kennis, dat DE RAAD ZAL VERGADEREN
op DINGSDAG den 10 JUNIJ 1873, des AVONDS
ten ZEVEN ure.
Helder, De Voorzitter voornoemd,
den 7 Junij 1873. STAKMAN BOSSE.
PIJNTEN TER BEHANDELING:
1. Nieuwe aanbeveling Regent van liet Weesbuis.
2, Nieuwe voordragt voor vader en moeder in bet Weeshuis.
S, Voorstel van den br. van Veen, betrekkelijk de vergrooting der haven.
4, Mededeeling van ingekomen stukken.
De BURGEMEESTER der gemeente HELDER brengt, ter voor
koming van ongelukken, ter kennisse van de ingezetenen, dat op
een der dagen van de aanstaande week, bij gunstige gelegenheid,
door de bemanning van Zr. Ms. raderstoomschip „Valk" eenige
exercitieworpen met de mortier van 12 c.M. zullen worden gedaan
op het zeestrand bewesten Kaaphoofd.
Gedurende die exercitieworpen zal op dat gedeelte van bet strand
een roode vlag worden geplaatst.
Helder, De Burgemeester voornoemd,
den 7 Junij 1873. STAKMAN BOSSE.
De conservatieve kiezersvereeniging in het hoofdkiesdis
trict Alkmaar heeft het aftredend licl der Tweede Kamer,
den heer van Forëêst, op nieuw candidaat gesteld. Zij
deed zulks ook bij gelegenheid van vroegere verkiezingen,
en blijft dus in zooverre zich zelve gelijk; beginselloos als
de conservatieve partij is, ook daarin, dat zij een bestrijder
van het liberale regeeringsstelsel als candidaat voorop stelt
waar zij dien vinden kan, al is het niet een van hare
richting en uit hare rangen. Misschien wil zij zulks doen
doorgaan voor een blijk liarer vrijgevigheid en onbekrom
penheid, wij zien er niets anders in dan een blijk van
zwakheid der conservatieven in dit district. Stelden zij
iemand hunner eigene richting candidaat, hij zou, evenzeer
als reeds vorige keeren, schipbreuk leiden; maar een man
als de heer van Foreest, die, hoezeer met sommige leden
der kiezersvereeniging bevriend, van eene andere richting
is en de ondersteuning van zijne richting medebrengt, biedt
hun vrij groote kansen op de zegepraal.... hunner beginselen?
Och kom, gij weet wel beter.... op de zegepraal van een
anti-liberalen candidaat. En daar komt liet op aan.
Wij spreken zeker voor niemand in raadsels, diede
houding van den heer van Foreest in zake de onderwijs
kwestie heeft nagegaan, eene houding welke hem in 1869
door den heer Groen van Prinsterer, het bekende hoofd
der christelijk-historische partij, deed noemen „den lof
redenaar der schoolwet-agitatie, zijn voortreffelijken geest
verwant, die, althans sedert zijn advies van 11 December 1.1.
(1868), in beslistheid van oppositie tegen de Staatsschool
voor niemand behoeft te wijken." Dat is zoo duidelijk
mogelijk. Wat de heer van Foreest toenmaals in de Kamer
gezegd had, wettigde deze waardeering van den lieer Groen.
Hij had, verklaarde hij, de agitatie tegen de schoolwet
met klimmende belangstelling gadegeslagen, en er steeds
grooter sympathie voor gevoeld. Zijne grieven konden niet
door wijziging van ondergeschikte punten weggenomen
worden. De gemengde school noemde hij, omdat zij zonder
godsdienst moest zijn, een noodzakelijk kwaad; zij mocht
alleen behouden worden waar het bijzonder onderwijs te
kort schoot. Volkomen oplossing der bezwaren was slechts
door grondwetsherziening te verkrijgen, niet zeker was
het, of de natie daarvoor rijp was. Wij meenen, dat de
heer Groen den heer van Foreest terecht als zijn geest
verwant beschouwde, en dat laatstgenoemde ongetwijfeld
als een lid der anti-revolutionaire of christelijk-historische
partij behoort aangemerkt te worden. En lezen wij nu in
het reglement der conservatieve „Algemeene Kiesvereeni-
ging", dat zij de handhaving der neutrale openbare school
wenscht, dan vragen wijhoe kan eene conservatieve
kiezersvereeniging een anti-revolutionair, een bestrijder der
schoolwet als de heer van Foreest is, voordragen Men
zegge niethet reglement der Algemeene vereeniging bindt
niet de Alkmaarsche; ten aanzien van een zoo gewichtig
punt als het openbaar onderwijs, mag tusschen vereeni-
gingen van dezelfde kleur geen verschil van meeuing be
staan, zal de partij waartoe zij behooren het verwijt niet
beloopen van beginselloos te zijn en geen recht van bestaan
te hebben.
Hoe denkt nu de Alkmaarsche conservatieve kiezers
vereeniging over het Staatsonderwijs, heeft zij er vrede
mede als de heer van Foreest dat zoekt af te breken,
heeft zij bevredigende verklaringen daaromtrent van hem
ontvangen? Zij laat zich hierover, maar liefst niet uit, het
scheelt haar ook eigenlijk weinig, als de heer van Foreest
maar Kamerlid blijft en een ander ministerie aan het roer
helpt brengen, dat de goede dagen van landsvaderlijk
bestuur herstelt en bewezen diensten aan de goede zaak
weet te vergelden....
De anti-revolutionaire partij in ons kiesdistrict heeft
geen enkele reden om een eigen candidaat te stellen, waar
reeds zoo uitmuntend in haar belang gewerkt wordt.
Zonder inspanning van eigen krachten wordt haar candidaat
in de Kamer gedragen door anderen, waaraan haar hoofd
orgaan de Standaard om goede redenen alle medewerking
ontzegtmaar nu de hulp van de gehate en verdachte
zijde ongevraagd verstrekt wordt, zou 't immers dwaas zijn
haar af te wijzen.
Ook de Nieuwe Noordhollander, het orgaan der catho-
lieken in dit district, ondersteunt de candidatuur van den
heer van Foreest, hetzij dan dat dit blad geen heil ziet in
liet stellen van een eigen catholieken candidaat, hetzij het
de verdediging der catholieke belangen in de Kamer in
goede handen acht bij den heer van Foreest, die in 1870
de onthouding der regeering ten opzichte der bezetting
van Rome door de Italiaansche troepen [interpeliatie-
Kerstens en motie-Cremers] afkeurde, en in 1871 stemde
voor het behoud van eenen gezant bij den van zijn wereld
lijk gebied ontzetten Paus. Toch mochten de catholieken,
welke verplichting zij in deze ook voor den heer van
Foreest gevoelen, bedenken, dat zij door de bevordering
zijner verkiezing medewerken tot versterking eener partij,
die de kern onzer geschiedenis meent te vinden in de fictie,
dat de Voorzienigheid Nederland, als een tweede Israël
onder de volken, en het Huis van Oranje zou hebben
uitverkoren en bevoorrecht tot bewaring der ware (gere
formeerde) religie; en die anti-cathoiieker is dan eenige
andere richting in den lande. De Tijd heeft daarom ook
uitdrukkelijk verklaard, dat geen catholiek zijne stem kan
geven voor een candidaat van de Standaard.
De in eigen kring zoo zwakke conservatieven in ons
district moeten zich wel overgelukkig achten, een candi
daat te mogen aanbevelen, die algemeen bekend en geacht,
behoort tot en geholpen wordt door partijen, die een uit
den conservatieven kring zeiven gekozen candidaat een
even schitterend figuur zouden laten maken als graaf
Schimmeipenninck te Leiden.
Intusschen, wat elders niet meer geschiedt, in ons dis
trict ondersteunen de drie anti-liberale partijen denzelfden
candidaat, en wel eenen, die niet alleen het openbaar
onderwijs, maar alle vrijzinnige wetten en maatregelen
vijandig is en zich een bewonderaar noemt van het cultuur
stelsel, waarvan hij de uitbreiding zou willen!
Ijverige belangstelling, krachtige aaneensluiting, eenpa
rige opkomst bij de stembus is noodig van alle liberalen,
alle mannen die vrijheid en vooruitgang, beschaving en
ontwikkeling op elk gebied liefhebben en bevorderen willen.
De liberale centrale kiezersvereeniging heeft tegenover den
heer van Foreest den heer mr. W. van der Kaay candi
daat voor het lidmaatschap der Tweede Kamer gesteld.
Even als zijn tegenstander, is hij geboren en woonachtig
in ons district en velen persoonlijk, nog meerderen door
zijne sedert twaalf jaren wekelijks in de Alkmaarsche
Courant geplaatste artikelen bekend, artikelen even uit
stekend van vorm als van inhoud, die getuigen van zijn
helderen blik, zijn juist en onpartijdig oordeel, zijne vurige
vaderlandsliefde, zijnen echt vrijzinnigen geest; die zelfs
lioogen lof verwerven van andersdenkenden; die hem doen
kennen als een der beste en bekwaamste burgers, welke
ons district heeft aan te wijzen. Hij zou er ongetwijfeld
een zeer waardig Vertegenwoordiger van zijn en de Kamer
tot sieraad, verstrekken. Niet een sieraad zooals de heer
van Foreest, door de gave zijner welsprekendheid, maar
door verstandig inzicht van hetgeen door het belang des
lands en den geest des tijds geëischt wordt, door werk
zaamheid bovenal. Eu dat wenscht de natie immers, wars
van het tijdroovend partygekibbel, wars van het eeuwig
vóór of tegen stemmen, naarmate eenig voorstel van deze
of van gene zijde komt. Maar dat zal niet eindigen zoo
lang er geen nieuw bloed in de Kamer komt, en de kiezers
hunne door jarenlange partijtwisten vooringenomen Afge
vaardigden niet door anderen vervangen.
Ten slotte nog een woord tot u, kiezers der gemeente
Helder! Steeds waart gij bekend wegens uwe liberale
gevoelens. Toch hoort men verzekeren, dat eenigen uwer
den heer van Foreest hunne stem willen geven, uit dank
voor het onthouden zijner goedkeuring aan het doen ein
digen der belasting op het gemaal in deze gemeente,
waarvan de invoering eener directe belasting het gevolg
was. Dankbaarheid is eene schoone deugd, en het staat u
vrij, die voor den heer van Foreest te gevoelen en daarvan
blijk te geven. Maar uwe dankbaarheid zou geen deugd
meer zijn, als gij die betoonde ten nadeele van het vader
land. Wij meenen, dat de heer de Bruyn KopS in het
bedoelde geval te doctrinair en zonder acht te geven op
den bijzonderen toestand uwer gemeente geoordeeld heeft;
maar wat gij in hem af—, in den heer van Foreest goed
keurt, mag geen argument tegen den heer van der Kaay
zijn, geen reden om n de liberale vaan te doen verlatén
en u onder de conservatieve banier te scharen. Deedt gij
dat, dan zoudt gij doen blijken van de wuftheid uwer
beginselen, omgezwenkt door den druk eener belasting;
dan zoudt gij toonen niet verder te zien dan uw eigen
belang, slechts hart te hebben voor uwe beurs, geenszins
voor de algemeene belangen des vaderlands.
En toch, die belangen zijn ook de uwe. Wie heeft ze
't meest [behartigd, wie daardoor ook de belangen uwer
gemeente? Afschaffing en verlaging van scheepvaart-, in-
en uitvoerrechten, opheffing uwer onvrijheid als plaats van
handel en nijverheid, door wie is dat bewerkt? Wannéér
het kanaal door Holland op zijn smalst voltooid zal zijn
en veel u zal ontvallen, dan zult gij die verworven voor
rechten zeker te meer op prijs stellen en van vrijheid en
uitbreiding van verkeer uwe welvaart blijven verwachten.
Daarom, voelt gij u tot dankbaarheid bewogen, zijt dan
niet te personeel en vóór alles rechtvaardig.
De gezant van Atsjin te Konstantinopel heeft, naar men
vandaar meldt, berigt ontvangen dat 60,000 Atsjinezen
gewapend waren en gereed stonden om zich tegen de
Nederlandsche troepen tot het uiterste te verdedigen.
In het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indië,
onder redactie van den lieer Busken Huet, wordt in een
artikel „de generaal Kohier gesneuveld" de vraag geopperd
naar het regt van Nederland in dezen oorlog. Die vraag
dringt zich op met dubbele kracht, wanneer mannen als
Kohier vallen. Maar wij hebben regt tot dezen oorlog. In
Europa heeft Nederland zijne taak volbragt. Voor vrijheid,
voor wetenschap, voor kunst, voor godsdienst, voor ver
spreiding van stoffelijke welvaart hebben wij, naar het
onwraakbaar getuigenis der historie, alles gedaan wat de
menschheid regt heeft te verwachten van een volk. In
Indië daarentegen nog niet. Hier doet onze heerschappij,
als weldaad beschouwd, zich nog te naauwernood gevoelen.
Onze roeping in den Archipel hebben wij nog op ver na
niet vervuld. Een wijd veld strekt zich hier voor onze
werkzaamheid uit, en de andere beschaafde volken hebben
regt te dien aanzien veel van ons te verwachten. Geen
Sultan van Atsjin mag ons die taak, welke de inspanning
van al onze krachten eischt, komen verzwaren; mag de
tractaten, die hij met ons sluit, in het geheim verradenj;
mag zijne hoofdstad tegen ons, als waren wij zijne vijanden,
in staat van tegenweer brengen. Wil hij onze bondgenoot
niet zijn, dan zullen wij zonder hem en in zijne plaats
hier ons werk verrigten. Wie in den Archipel niet voor
ons is, is tegen ons; en wie tegen ons is, dien brengen wij
ten onder. Eene verheven wijding heeft de dood van den
man, die in zulk een strijd het leven liet en zich zeiven
niet spaarde.
HELDER en NIEUWEDIEP, 7 Junij.
Volgens een bij het departement van Marine ontvangen
telegram, is het schroefstoomschip Watergeus, onder bevel
van den kapt.-luit. ter zee K. C. Bunnik, den 4 dezer te
Batavia aangekomen. Aan boord was alles wel.
De spoortrein, die heden morgen ten 9 u. 45 min.
alhier verwacht werd, kwam eerst ten half twaalf ure
hier aan. Door een gebrek aan de machine had men
onderweg een aanmerkelijk oponthoud.
De stoomvaart-maatschappij Java ontving jl. Donderdag
avond het volgende telegrafisch berigt van den directeur,
die zich dadelijk naar Portsmouth begeven had: „Na een
gestreng onderzoek aan boord, dat zes uur duurde en 'twelk
gehouden werd in bijzijn van kapitein, lsten machinist en
bevelvoerende officieren der troepen, is gebleken, dat de
brand ontstaan was door groote onvoorzigtigheid van den
2den machinist. Van dit onderzoek werd een proces
verbaal opgemaakt en geteekend voor den Nederl. consul."
De Java heeft reeds heden nacht de reis voortgezet.
Schade zeer gering. De passagiers waren zeer tevreden
en gezond.