Binnenland. Benoeming-en, enz. I Buitenland. België. die tevens de eerste minister is van den Sultan van Atsjin, dat de Hollanders hunne vijandelijkheden begonnen. Het is hekend, hoe zij door de Atsjinezen werden teruggeslagen." De Juwaïb hoopt, dat de Turksche regering, gezamenlijk met de andere mogendheden, het koningrijk Atsjin beschermen zal tegen de aanvallen der Hollandersen dat de Verhevene Porte een nieuwe firman zal uitvaardigen tot bevestiging der bestaande relatiën met Atsjin. HELDER en NIEUWEDIEP, 10 Junij. Zr. Ms. schroefstoomscliip Amboina heeft gisteren een proeftogt gemaakt welke naar wij vernemen goed is geslaagd. Het vertrek van dezen bodem naar Oost-Indië is bepaald op Zaturdag of Zondag. Het état-major is zamengesteld als volgt: jhr. A. F. Meijer, luit. ter zee 1ste kl. komman- dant; C. W. A. D. Steup, luit. ter zee 2de kl., oudste officier; H. L. C. Wolterbeek Muller, luit. ter zee 2dekl.; G. de Fremery en H. Slot, adelborsten 1ste kl.K. G. F. Sloos, ofï. van gez. 2de kl.; J. F. van Gelsdorp, off. van adm. 3de kl. De onlangs benoemde administrateur bij het hospitaal der Marine alhier, de oud-off van adm. B. L. van Daalen, heeft naar men verneemt, hoewel eerst tegen den 16 dezer in functie tredende, reeds zijn ontslag aangevraagd. Zr. Ms. schepen Schouwen, Riouw en Bommelerwaard zijn respectivelijk het eerste den 6 en de beide laatste den 7 dezer gearriveerd te Suez en Gibraltar. Aan boord van deze bodems was alles wel. De mailboot Koning der Nederlanden is jl. Zaturdag ochtend ten 9 ure te Aden aangekomen en zou den vol genden middag ten 4 ure de reis naar Batavia voortzetten. Aan boord was alles wel. De mailboot Conrad is den 8 Junij ten 10 ure voor middag Gibraltar gepasseerd. Alles wel aan boord. Het berigt, dat met het stoomschip George, van de maatschappij Java, troepen zouden overgevoerd worden, heeft zich niet bevestigd. Gisteren heeft de schout-bij-nacht Gregory, vergezeld van zijnen adjudant, een tegenbezoek gebragt aan de officieren der landmagt, die in de vorige maand alhier in garnizoen zijn gekomen. Blijkens particuliere mededeeling, zal het bedrag van het sleeploon voor het binnenbrengen van het stoomschip Willem Kroonprins der Nederlanden te Malta, worden bepaald door de Admiralty Court te Londen, volgens over eenkomst tusschen de betrokken gezagvoerders en hunne reederijen, tot welk einde aan de afladers bereids opgaaf is verzocht van de waarde hunner ingescheepte goederen, welke bij het toekennen van de belooning bij de regters moet bekend zijn. [Het vroeger berigt blijkt derhalve op eene dwaling te berusten.] Uit een zeer goede bron kan worden medegedeeld dat het berigt, als zou de Koning, toen HD. een bezoek bragt aan den grijzen Kohier, dezen een jaarlijksche toelage van f 200 boven zijn pensioen hebben toegezegd, geheel bezijden de waarheid is. Wel heeft Z. M. toen te kennen gegeven de kinderen, die aan Z. M. werden voorgesteld, niet in verlegenheid te zullen laten en hen bij te staan, waar Z. M. kon. Prins Frederik heeft, na het bedanken voor de can- didatuur door Prins Hendrik, het grootmeesterschap der vrijmetselaren op nieuw aanvaard. hij den tegenstrevenden knaap bij de hand en trad met hem de hut van Andreas binnen. Resei volgde de beide jonge mannen, terwijl zij den jager met wantrouwende blikken aanschouwde. De oude wilddief echter schudde aanhoudend het hoofd en fluisterde het meisje toe: „Nu ben ik blij dat ik niet veel verstand heb, want bij zulke gebeurtenissen zou iemand zijn beetje verstand nog gemakkelijk kunnen verliezen. Ik zou eerder geloofd hebben dat een haas een vossenhol zou binnengaan, dan dat die twee bij elkaar in mijn huisje zouden zitten." Zulk een talrijk gezelschap was daar zeker ook zelden verzameld geweest en de kleine ruimte der hut was er dan ook geheel en al door gevuld. Het groote uit tiohelsteenen en leem vervaardigde fornuis stak ver vooruit in het zwart gerookte kamertje. Op de breede, van ruw hout getimmerde bank nam de jager met Frans plaats. Resei schoof een driepootig krukje bij de oude tafel en Andreas vatte post op het groote blok hout, waarop hij zijne zeisen scherpte. Klaas echter klauterde langs een ladder door een gat in den zolder op het hooi, dat in een kleine ruimte saam- gepakt, boven de deur lag, die naar de geiten in den stal voerde, welk hooi niet slechts als voeder voor die dieren, maar tevens als bed voor vader en zoon diende. Allen waren ten hoogste nieuwsgierig naar de zaken die gebeuren zouden en deze nieuwsgierigheid werd nog grooter, toen de jager de rampzalige overblijfsels van den brief voor den dag haalde. „Kent gij dit, Frans?" vroeg de jager, terwijl hij met sidderende hand de verscheurde bladen voor hem uitbreidde. „Ja zeker, dat hebt ge in mijn knapzak gevonden," zeide Frans, zonder naar het scheen veel gewicht aan de zaak te hechten. „Vertel mij dan dadelijk eens," zeide de jager ongeduldig, „waai en hoe die brief in uwe handen gekomen is." „Welnu, dat kan ik u wel vertellen," zeide Frans op een zeer onverschilligen toon. „Gij weet, dat wij met onze hout- en kolen- vlotten de rivier afvaren over Passau en Linz tot naar Weenen. Beneden Passau, waar we in den Donau komen, blijven wij allen aldaar een dag in de herberg, omdat de vlotten voor den Donau aan elkander gebonden moeten worden. Daar in die herberg kwam het zal het vorige jaar October geweest zijn, zeide Frans zich bezinnende, ik had juist mijn jas gedroogd, omdat het buiten zulk een verschrikkelijk weer geweest was daar kwam dan iemand, zeg ik, naast mij zitten en vraagde mij het een en ander over de plaats waar ik geboren was, waarheen we voeren en zoo enkele dingen meer. Het was een klein oud mannetje en hij beviel mij heel goed en ik ben hem zeker ook goed bevallen, want, ofschoon hij een deftig heer was, was hij toch heel vriendelijk tegen mij. Men zeide, dat hij in de nabijheid een ijzersmelterij en een groote smederij had." Aller blikken waren op den jager gericht, want de bleekheid van zijn gelaat en het zenuwachtig trekken van zijn mond ver rieden de aandoening, die zich van hem had meester gemaakt. Slechts Frans, die zijn vrees voor hem geheel en al te boven was gekomen, bemerkte er niets van en vervolgde zijn verhaal. „Toen Het beeld van de Brielsche nimf, dat jl. Vrijdag in de fabiek van de heeren Enthoven Co. is gegoten, is in behoorlijken staat uit den vorm te voorschijn gekomen. Het tot stand komen van liet Thorbecke-monument is verzekert. Er is circa f 50,000 bijeengebragt. Zestal te Zierikzee: Lieftinck, te Kimswerd; dr. Pool te den Helder; van Bemmel Suyck te Keppel; Geerts te de Rijp; H. van Veen te Oude Pekela en G. Buisman te Wieringerwaard. Ds. W. J. Immink, te Kolhorn, komt voor op het zestal te Blokzijl. Bedankt voor het beroep naar Zelhem en de toe- zegging van beroep naar Marken door ds. J. F. van Dijk, te Monnickendam. Door den heer K. B., veefokker te Texel, werd dezer dagen een veulen verkocht, voor de enorme som van f 150, met conditie om het af te leveren, zoodra het 13 weken oud is. In het kantoor der expeditie-onderneming van Gend en Loos te Amsterdam is een kist, waarin zich f 10,000 aan specie bevond, in den nacht van 2 op 3 Junij open gebroken en geheel geledigd. Op verschillende plaatsen in de factorij vond men f 8000 in zakken terug. De daders is men nog niet op het spoor. Te Haarlem sprong dezer dagen een 19jarige jongeling, wegens teleurgestelde liefde in het water, en werd er met veel moeite door een melkboer uitgehaald. Hij zeide toen, dat hij naar huis wilde gaan om zich te draogen; doch zoodra de toeschouwers weg waren sprong hij op nieuw in de gracht, uitroepende: „doe geen moeite om mij te helpen; ik ga niet weer meê." Men heeft slechts zijn lijk opgevischt. Te 's Hage is aangekomen generaal' Kroesen, voor malig kommandant van het Indische leger. Het is mogelijk, zegt het Dbl., dat Nesser-Ed-Din, de Shah van Perzië, die, zooals men weet, een rondreis door Europa maakt, ook Nederland zal komen bezoeken. Een vast plan bestaat daartoe niet, maar de vorst moet reeds neiging aan den dag hebben gelegd om eenige dagen in ons land door te brengen, voornamelijk om onze waterstaats werken in oogenschouw te nemen en te bestuderen. Dezer dagen overleed te Heeg eene vrouw, die voor haar dood begeerd had, dat zij in hare kleederen en met een mantel om zou worden gekist. De bloedverwanten waren voornemens aan haren wil te voldoen, toen zij echter door een der bekleedsters opmerkzaam werden gemaakt, dat dit niet kon. Zij werd dan ook ontkleed, en nu vond men op hare borst een vrij belangrijke som aanbankpapier, dat zij op hare reis naar de eeuwigheid scheen noodig te hebben, maar nu natuurlijk door de erfgenamen voor goeden prijs werd verklaard. Op Zondag en Maandag a. s. zal te Utrecht door het Algemeen Nederl. Werkliedenverbond het eerste koöpe- ratief congres voor Nederland gehouden worden. Tegen den ontslagen surnumerair der posterijen te Arnhem, teregtstaande wegens valschheid in een authentiek geschrift, verduisteren van gelden en papieren, enz., is door het O. M. bij het Prov. Hof in Gelderland eene tuchthuis straf van 8 jaren, vijf geldboeten van f 50 en één van f 40 geëischt. Jl. Vrijdag en Zaturdag hield het Prov. geregtshof in Drenthe zitting in zake Roelf Snijder, landbouwerszoon te Wapserveen, gemeente Havelthe, beschuldigd van in den avond van den 2den Febr. jl. Cornelis Brals, landbouwers zoon, met een stomp snijdend werktuig of een schaats op de bedienden van de herberg buiten waren, zeide hij tot mij Ik vraag u dat alles niet zonder doelals ik zelf niet zoo oud en gebrekkig was, zou ik zelf naar uw geboorteplaats gaan. Een zwaar ongeluk heeft mij getroffen; maar ik zou gaarne al die smart willen dragen, als ik slechts mijn oudsten zoon terug had. Daarop ben ik dichter naar hem toegeschoven en wilde hem een weinig troosten; maar hij weerde mij met zijn hand af en vertelde mij verder, dat een zijner zonen heimelijk was weggegaan en niets meer van zich liet hooren. Na een langdurig onderzoek was hij eindelijk te weten gekomen dat hij zich in deze landstreek ophouden moest. Daarop had hij dadelijk aan het gerecht geschreven, maar tot nogtoe had hij niets zekers vernomen. Ik heb hem gevraagd hoe de naam van zijn zoon was en hij antwoordde mijKarl Steiner." De jager streek met zijn eene hand over zijn gezicht om zijn ontroering te verbergen en wenkte met de andere den verhaler verder voort te gaan. „Hij heeft hem mij ook beschreven als een slank persoon met licht blond haar en zonder baard; hij zou een kort blauw jasje en een studentenpet gedragen hebben. Ik heb hem gezegd, dat bij ons te Nutzdorf een nieuwe jager aangesteld was, dat ik hem echter niet kende en nog in het geheel niet gezien had, omdat men als houtvlotter niet veel met jagers op heeft en hun liever uit den weg gaat dan hen ontmoet. Daarop heeft de oude heer mij niet losgelaten voor ik beloofd had hem op den terugweg te zullen opzoeken. Toen ik later dan ook tot hem kwam, heeft hij mij den brief meegegeven en mijn vertering betaald en me veel beloofd, als ik hem, aan wien de brief gericht was, zou vinden. Ik heb langen tijd bij ons in de bergen rondgevraagd en onderzoek gedaan, maar alles te vergeefs. Ik wil het wel bekennen," zeide Frans, terwijl hij den jager scherp van ter zijde aanzag, „in den beginne had ik zwaar vermoeden tegen u, de baard zou mij niet in de war gebracht hebben, maar gij heet Max Hellmanu en niet Karl Steiner. Zoo is die brief al dien tijd in mijn knapzak blijven zitten, ik heb alle hoop reeds opgegeven, en als ik soms een prop voor mijn geweer noodig had, heb ik er een stuk van afgescheurddaar hebt ge nu de geheele geschiedenis. Kent gij misschien dien ouden man, doordat gij zooveel belang in mijn mededeeling schijnt te stellen?" voegde Frans er nog bij. „Het is mijn vader!" riep de jager door zijn smart overmeesterd uit, terwijl hij zijne handen voor de oogen hield. Er heerschte diepe stilte in het kamertje, geen der aanwezigen sprak een enkel woord en de nieuwsgierigheid, die eerst op aller gelaat te lezen stoud, was spoedig in een uitdrukking van hartelijk medelijden veranderd. Alle wrok en haat tegen den jager was verdwenen en toen hij eindelijk de handen voor zijn gezicht 'van daan trok en al die verbaasde en waarlijk deelnemende gezichten aanschouwde, werd ook hij tot in het diepst zijner ziel geroerd. Hij strekte zijne handen uit naar Resei en naar den schoonen man naast zich en zeide aangedaan: „Ik gevoel, dat ik hieronder goede menschen ben, en gij zult mijn geschiedenis hooren." (Wordt vervolgd). het hoofd geslagen te hebben, met het noodlottig gevoL dat Cornelis Brals den 15 Febr. jl. aan de gevolgen daar' van is overleden. Mr. M. Oldenhuis Gratama trad als verdediger voor den beschuldigde op; 32 getuigen (19 j e' charge en 13 a décharge) werden gehoord, waaronder 3 s' geneeskundigen. De eiscli van het Openbaar Ministerie is 11 minstens 5 en hoogstens 20 jaren tuchthuisstraf. De uit- uitspraak is bepaald op Zaturdag a. s. Den 24 Mei jl. is Thiers door Mac Mahon vervangen, Tl De hoogleeraar Quack behandelt die gebeurtenis in z[jn overzigt in de N. Rott. Crt. van jl. Zondag en teekent ie volgende resultaten aan, die uit de feiten van 24 Mei als voor het oogenblik geldende te trekken zijn: „Ten eerste dat de republikeinsche vorm nog zoo slecht niet werkt in Frankrijk. Aan de monarchie werd dit als een verdienste toegerekend dat het le roi est mort dadelijk beantwoord 'a werd door het vive le roi. Maar het adagium is bijna over- troffen door de snelheid, waarmede de naam van Thiers w vervangen is door dien van Mac Mahon. Ten tweede; N dat wetten niets beteekenen, als de omstandigheden, die dé 1" wetten in het leven riepen, veranderenhet presidentschap z' van Thiers was door de constitutie van Rivet vastgeschakeld s aan het bestaan der Nationale Vergadering; beider leven zou, volgens de wet, even lang duren, en ziedaar, de con- F servatieve regterzijde doet het eerst die wet vervallen. Ten t' derdedat de zoogenaamde partij der orde de eerste is, die Frankrijk weder gewent aan de zucht tot verrassingen, tot coups d'éclat die tot coups d'état voeren, die tot zucht tot avonturen, welke het ongeluk van Frankrijk vormen; men 8 dacht aan een regelmatig weefsel, doch ziedaar, eensklaps is de draad weder doorgesneden. Ten vierde: constateeren wij het feit, dat het de dusgenaamde partij der orde is, die e' Pruissen en Duitschland doet opschrikken. Ten vijfde....,, I doch wij willen niet alles opteekenen, wat stof tot op- v merking geeft in deze ingewikkelde feiten. Slechts nog dit 1 éénetrouwens het was het woord, dat bijna een ieder in 8 ons land op de lippen had; men kon het hooren van oud 0 en jong, van rijk en arm; het was een uitroep van ver- 11 bazing over den gruwelijken ondank, dien Thiers van zijn 11 volk ondervond." r Tot 1ste luits. bij het 7de reg. infanterie zijn benoemd de 2de luits. A. P. Vaillant en T. A. de Man. Tot ridder der orde van den Nederl. Leeuw is benoemd de heer f E. II. F. W. Mathon, directeur der reg. en dom. te Middelburg, De heer Groof zou jl. Zondag te Brussel proeven geven van zijne vaardigheid in het vliegen. Duizenden menschen, de Indépendance noemt het cijfer 100,000, waren bijeen gekomen om getuige te zijn van deze wonderlijke kunst. Groof maakte fiasco, zooals al zijne voorgangers, die 't ondernamen 't luchtruim te doorklieven, 't Was eene mystificatie. Toch vloog Groof ten slotte, maar op zijn beenen en met de kunstvleugels onder de armen. Het verontwaardigde publiek wist toen niets beters te doen dan de ballon, die niet was opgelaten, te vernielen, Er volgde eene opschudding, waardoor verschillende per sonen werden gewond. Een groot aantal werden tevens in arrest genomen. Onder de Vlamingen in België bestaat groote veront waardiging over „den kaakslag," die hun door de regterlijke magt is gegeven naar aanleiding van de uitspraken in de zaak van zekeren Schoep. Deze Vlaming had in 't vorige jaar te Brussel bij den burgerlijken stand aangifte gedaan van de geboorte van een kind. Hij verlangde, dat de acte zou worden opgemaakt in het Vlaamsch, de eenige taal, die hij kende. Die vraag werd geweigerd en Schoep door de regtbank veroordeeld wegens het niet tijdig aangeven van de geboorte van zijn kind. Dit vonnis werd door het hof van beroep bevestigd en den 19 Mei 11. besliste op zijne beurt het hof van cassatie: I) dat bij gebrek aan eene wet, die het vrije gebruik der talen regelt, de keus zoowel aan den ambtenaar als aan den burger behoort2) dat de Fransche taal de wettige taal van België is. Naar aanleiding van dit vonnis heeft thans de maatschappij „het Vlaamsche volk" het volgende manifest uitgevaardigd; „Vlamingen! Dat is de vrucht der omwenteling, die onze vaderen in 1830 hebben doen gelukken. Men straft ons, wanneer wij het wagen de regten van onzen volkstam te doen gelden. Men beschimpt ons, wanneer wij, aangespoord door de lessen van het verleden en den zweepslag van ons geweten, het leven onzer moedertaal trachten te verdedigen. Wat men in geen enkel vrij land van den aardbodem zou durven droomen, wordt onbeschaamd in Vlaanderenland uitgevoerd. Men zegt aan den Vlaming: De bestuurlijke staal in België is Fransch: gij hebt geene ander, wij erkennen geen Vlaamsch. Gij hebt geene zelfstandigheid, geen eigen leven. Wij Walen, wij hebben u ingelijfd, wij geven u de wet. Uw wil ligt versmacht onder onze vermetelheid. Gij zijt niets dan door onze gunsten en die gunsten bieden wij u slechts als gij u zeiven verloochent, uwe taal verleert en, gelijk de bastaards, den vreemdeling nababbelt. Is het hatelijk genoeg? Vlamingen Hoe lang nog zult gij laf en laauw dien volksmoord aanstaren? Het verbrekings-hof heeft beslist, dat de ambtenaar het regt heeft u de Fransche taal, dus eene vreemde taal, op te dringen. En de grondwet zegt: Alle magt vloeit voort uit het volk. Hoe brengt men die twee uiteinden bij elkander Indien de magt uit het volk voortvloeit, is het volk souverein en moet zijn belang niet onderdoen voor de grillen van hen, die het met zijne centen betaalt. De Kamers gaan over het geschil beslissen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 2