1873. N°. 71. Vrijdag 13 Junij. Jaargang. Vaststelling der 282ste Staats-Loterij. GEMEENTERAAD. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. BERIGTEN BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJ1N. M HELDERSCHE m KV JVIEUWEDIEPER (OIRWT. i.Wij huldigen het goede." Verschijnt drngsdaó-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS Naar Oost-lndiS: via Triest 24 Junij 's avonds 6 u. 25 m. Marseille 19 Junij, 's avonds 6 u. 25 m. n Brindisi 26 Junij 's avonds 6 u. 25 m. u per Prins HendrjkVi Junij, 'sav. 10u.47m. Curagao en Suriname, 16 Junij 's morg. 6 u. 25 m. Kaap de Goede Hoop, via Southampton: 13 Junij, 's morg. 6 u. 25 m. Het GEMEENTEBESTUUR van den HELDER brengt ter openbare kennis, dat door Z. Exc. den Minister van Financiën, bij resolutie m 8 Mei jl., No. 17, afdeeling Registratie en Domeinen, krach tens de daartoe door den Koning verleende mngtiging, is vastgesteld de 282ste Staats-Loterij, bestaande uit 20,000 loten, 10,000 prijzen en 2 premiën, overeenkomstig het plan aan die resolutie gehecht. Beide stukken, geplaatst in de Staatscourant, zijn voor belang stellenden ter Secretarie der gemeente ter lezing nedergelegd. Het Gemeentebestuur voornoemd, Helder,. STAKMAN BOSSE, Burgemeester, den 11 Junij 1873. L. VpR.HEY, Secretaris. Zitting van Dingsdag den 10 Junij 1873. Voorzitter de heer Burgemeester. Tegenwoordig 15 leden; afwezig de heeren Bronovo en Jelgersma, laatstgenoemde wegens bemoeijingen als lid van 't stembureau. Pe aantekeningen yan het verhandelde in de vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd. Er wordt gelezen eene missive van den heer.B. A. Janzep, kuilende mededeeling, dat hij om verschillende redenen zieh gedrongen ziet tót het1 bedanken voor de betrekking van Regent van het Algemeen Weeshuis. Deze brief isgesteld geweest in handen van het Bestuur van dat gesticht, tengevolge waarvan een schrijven is ingekomen bevattende deze aanbevelingslijst: 1ste Cand. de heer H. J. Janzen, 2de Cand. de heer J. Hoogenbosch. Tot de stem ming overgaande wordt tot Regent benoemd de heer H. J. Janzen. Op den heer Hoogenbosch was 1 stem uitgebragt, terwijl 2 briefjes in blanco waren ingekomen. Er geschiedt mededeeling, dat J. H. Altgeit en echtgenoot, die in de vorige zitting tot vader en moeder van 't Algemeen Weeshuis alhier zijn benoemd, reden hebben gevonden om voor die benoeming Bij den Oude op den Snlzberg. (Vervolg.) „Mijn vader," aldus begon de jonge man na eenige oogenblikken ran diepe stilte, „bezit inderdaad bij Passau een groote smederij met een fabriek en ik denk nog steeds met weemoed aan den gelukkigen tijd mijner kindschheid. Mijn vader was een ruste loos, werkzaam, braaf mensch, mijn moeder de beste, liefdevolste vrouw en ik genoot met een broeder, die een jaar jonger was dan ik en mijn oudere zuster een zorgvolle opvoeding. Wij hielden veel van elkander, zooals dat broeders en zusters betaamt en deelden allen evenzeer in de liefde onzer ouders, totdat een onge lukkige gebeurtenis plotseling het stille geluk en den aangenamen vrede in onze familie kwam storen. Door de achteloosheid van een dienstmeisje viel mijn broeder Koenraad uit het venster en slechts een opofferende en zorgvuldige verpleging kon het zwaar gekwetste kind in het leven houdenmaar helaasal te spoedig vertoonden zich de treurige gevolgen van den val in een gekromdeli ruggegraat, die een jaar later een volkomen bochel geworden was. Alle zorg en liefde onzer ouders trokken zich samen in één punt eu vertoonden zich van toen af op het ongelukkige kind en mijn zuster en ik raakten geheel en al op den achtergrond. Iedere wensch van den jongeren broeder moest voor ons een bevel zijn, wij moesten ons liefste speelgoed aan hem afstaan om het dadelijk te zien vernielen, wij moesten ons naar al zijn kinderachtige nukken schikken en wij werden gestreng berispt, als we dat soms eens weigerden. Onze ouders deden terstond, wat zij bemerkten dat lij verlangde, en hadden weldra den moed niet meer hem iéts te weigeven. Het natuurlijk gevolg van zulk een overgroote en blinde toegevendheid was, dat Koenraad in den hoogsten graad eerst eigenzinnig en nukkig werd, hetwelk langzamerhand in koppigheid eu boosaardigheid overging en vooral jegens mij en Marie in liefdeloosheid ontaardde. Was het bij vader meer het medelijden met den armen krommen knaap, dat hem belette hem voor zijne ondeugden te straffen, moeder zoeht hem door verdubbelde teederheid en overdrevene toegevendheid schadeloos te stellen voor de geledene smarten. Stil en onderworpen ónderging mijn zuster de straffen, die dikwijls Koenraad voor de eene of andere erge streek toekwamen; ik echter van nature oploopend en driftig kon het niet zoo geduldig vtrdragen tot zondenbok van den verwenden lieveling gemaakt te 'orden, die spoedig de geheele familie naar hartelust kwelde en tjranniseerde. Dit onrechtvaardige voortrekken deed in mijn ziel wrok en bitterheid ontstaan; ik kón het niet verdragen, dat ik uiet meer een even groote plaats in het hart mijner ouders innam M slechts de zachtzinnige Marie hield me reeds toen van menig kevigen uitval tegen mijne ouders terug. Eindelijk werd ook mijn gemoed door gebrek aan liefde verhard en gelukkig noemde ik den f'jd, toen ik op den ouderdom van 16 jaren van huis ging om m een groote stad den handel te leeren. De tijdingen, die ik te bedanken. Van 't Bestuur van dat Gesticht is daarop ingekomen eene aanbeveling van de echtelieden D. vau Proijen en J. C. Bram- baeht, wonende te Haarlem, die dan ook benoemd worden met 14 stemmen. Er was 1 briefje in blanco ingekomen. Er wordt gelezen een schriftelijk ingediend voorstel van den heer van Veen, ondersteund door de heeren Hugenholtz en Berg- huijs. Het houdt in aandrang dat de Raad zich per adres wende tot de Hooge Regering, met verzoek om gevolg te geven aan het door de Kamer van Koophandel en Fabrieken ingediend plan tot uitbreiding der haven. De Voorzitter deelt mede, dat B. en W. het voorstel van den heer van Veen met zeer veel genoegen hebben ontvangen en voor stellen er uitvoering aan te geven. Reeds hebben zij een concept adres gereed, dat daarop door den secretaris wordt gelezen. Daarin wordt de dragende noodzakelijkheid der vergrooting van deze haven in het licht gesteld in het belang van handel en zeevaart, en de vrees geuit, dat, wordt aan 't verzoek niet voldaan, de handelsbeweging zich ligt naar elders kon verplaatsen. Naar aanleiding van dit concept-adres ontstaat eene discussie, waaraan, behalve door den voorsteller, door de heeren Graat, de Breuk en den voorzitter wordt deelgenomen. De heer van Veen wees bij herhaling op de wenschelijkheid, dat, even als in de plannen der Kamer v. K., ook in dit adres gesproken werd van een spoorweglijn, die de verlengde haven met het station Anna Paulowua zou verbinden. Spreker stelde de wenschelijkheid hier van in het licht, door te wijzen op den gebrekkigen toegang uit de haven naar het spoorweg-bassin. De heer Graat en de Voorzitter achtten het niet wenschelijk in het adres anders dan van de uitbreiding der havenwerken te spreken. Naar hun inzien moet de spoorlijn op Anna Paulowna een nood wendig gevolg zijn der verlenging van de haven. Zij dringen er op aan de zaak zuiver te stellen en niet het een met het ander te verwarren. De lieer de Breuk ziet er geen kwaad in om met een enkel woord in 't adres van den spoorweg te spreken. Ook hij meent echter dat het bedoelde lijntje er zal komen tengevolge der haven- vevgrooting. Het adres wordt daarop met algem. stemmen goedgekeurd. Er wordt gelezen eene missive van den heer Bedloo de Bronovo, houdende mededeeling, dat hij wegens zijne overplaatsing naar Am sterdam ophoudt lid van den Raad te zijn en ontslag verzoekt uit zijne betrekking van lid der Plaatselijke Schoolcommissie. Eerst bedoelde mededeeling wordt voor kennisgeving aangenomen, terwijl het gevraagde ontslag eervol wordt verleend. De Voorzitter deelt mede, dat met de eigenaren van het Koegras door het Dagel, Best. eene voorioopige overeenkomst is aangegaan tot liet huren voor den tijd van 10 jaren van het stuk grond ten dienste eener mestverzameling. Dat stuk grond zal groot zijn -J- H.A. gedurende mijn afwezigheid van Marie omtrent het ouderlijk huis ontving, waren niet zeer verblijdend. De oude treurige verhouding werd hoe langer hoe erger, vooral toen wij na een korte ziekte onze moeder verloren, die vóór haren dood alleen slechts de zorg voor Koenraad vader op het hart gebonden had. Ik zou de werking daarvan spoedig bespeuren. Toen ik na een afwezigheid van drie jaren terugkeerde en vol blijde hoop het vaderlijk huis binnentrad want ik had mij zoo goed gehouden en bracht de schoonste ge tuigenissen van mijn patroon inede -hoe kromp mijn hart toen ineen hij den kouden en onverschilligen groet van mijn ouder wordenden vader. Hoe werd mijn warm hart als het ware met een ijskorst omgeven, toen Koenraad mij zijn vochtige magere hand met een huichelachtig lachje toestak; want het ontging mij niet, met welk een vijandigen en arglistigen blik hij tot den gezonden, welgemaakten broeder opzag. Hij was nu, zoo mogelijk, nog krommer geworden, maar in het oogloopend had hij zich verstandig ontwikkeld en hield reeds gedurende een jaar alle boeken onzer zaak met voorbeeldelooze nauwkeurigheid bij. Het kwam mij voor, dat ik door de mijnen bijna als een indringer beschouwd werd. Ik zag, dat ik overal als te veel werd aangemerkt, en al de moeite die ik deed, om het vertrouwen mijns vaders te winnen en datgene, wat ik geleerd had, ten voordeele van ons huis aan te wenden, het was alles te vergeefsch. Koenraad, die intusschen bij zijne kwade eigenschappen ook nog huichelarij en leugenachtig heid gevoegd had, had den zwakken ouden man geheel tegen mij ingenomen en terwijl hij zich zeiven voor vader steeds onmisbaarder maakte en zijne zwakheden wist te vleien, verzuimde hij geen gelegenheid mij zwart bij hem te maken en al mijne handelingen bij hem in een valsch licht te stellen. Onder zulke omstandigheden levende, haakte ik er naar weder heen te gaan; en gemakkelijk was dan ook het afscheid, toen ik op een paar mijlen afstand van onze bezitting bij een glasfabriek een betrekking op het kantoor verkreeg. Mét ijver en liefde ver vulde ik gedurende twee jaren die betrekking, zoo zelfs, dat mij van den kant van mijn patroon menige begunstiging ten deel viel. Daartoe behoorde ook, dat ik met een van mijne medeklerken, aan wien ik door de innigste vriendschap verbonden was, mogt gaan jagen; want tot de fabriek behoorden uitgestrekte wouden. Daar ik in het eerst nog al gelukkig was, werd ik spoedig een hartstochtelijk jager. Ik kocht een goeden hond, ging nu liefst alleen uit en was zalig, wanneer ik in het groote woud, dat zoo rijk aan wild was, kon rondzwerven en mij ongestoord aan mijn iievelings-genoegen kon overgeven. Maar ik ben eenmaal tot ongeluk bestemd en ook die liefhebberij zou tot mijn verderf strekken," riep de jonge man smartelijk uit, en het scheen alsof hij die gebeurtenis nog eenmaal wilde doorleven, want geruimen tijd steunde hij met zijn voorhoofd op zijn hand. Niemand verbrak het zwijgen en iedereen was des te nieuws gieriger het vervolg van het verhaal te vernemen, daar er nu zeker een jachtavontnur zou volgen. De oude Andreas schoof zijn houten Prjjs der Advertentiën Van I4 regels GO cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. en de huurprijs f 100 per jaar. Thans wordt nog inge wacht het antwoord des ministers van Oorlogwanneer dit inge komen is, zullen nadere plannen beraamd en aan het oordeel van den Raad onderworpen worden. Nog wordt medegedeeld, dat de teekening van de nieuw te bouwen openbare school door Gedep. Staten is teruggezonden met eenige opmerkingen van ondergeschikt belang. Nadat aan de verlangde wijziging is gevolg gegeven, wordt dit bouwplan weder bij het Prov. Bestuur ingediend. Aangenomen voor kennisgeving. Bij de gewone rondvraag bekomt de heer de Breuk het woord. Hij herinnert den Voorzitter aan zijne toezegging om de bestaande Verordening op den afslag van visch te wijzigen en wijst er op hoe noodig zoodanige herziening is. De Voorzitter antwoordt dat de zaak door hem niet uit het oog wordt verloren, doch dat de rege ling uiterst moeijelijk is, vooral ook door de tegenstrijdige belangen van visschers en kooplieden. Hij zegt eene spoedige inzending van een concept-verordening toe en deelt nog mede, dat het naar zijne meening noodig zal zijn, daarin strafbepalingen op te nemen. De vergadering wordt daarop gesloten. Het Bataviaasch Handelsblad deelt onder dagteekening van 23 April jl. onder groote reserve mede, dat onze regering tot het nemen van spoedige maatregelen (met betrekking totAtsjin) zou aangespoord zijn door het Engelsche gouvernement, daar men wist, dat, waarschijnlijk tengevolge van eene beleediging, een Amerlkaansch schip aangedaan, de Amerikaansche regering het voornemen had eene sterke expeditie naar Atsjin te dirigeeren, waardoor het nood zakelijk was geen zes maanden te laten verloopen. In het mail-overzigt van hetzelfde blad dd. 26 April wordt gezegd, dat het bovenstaande in zekere mate be vestigd wordt door een telegram van Reuter, behelzende dat de minister van Koloniën als reden voor de expeditie mededeelt, dat de Sultan met officsrs (beambten, consuls?) van vreemde mogendheden brieven had gewisseld en dat hem verzekeringen van goedkeuring en ondersteuning waren gegeven. Aan berigten uit Batavia dd. 7 Mei zijn de volgende mededeelingen ontleend Het aantal gewonde officieren bedraagt 25. Het totaal gekwetsten van de landmagt bedraagt 417. De algemeene gezondheidstoestand der troepen was zeer bevredigend. blok dichter bij en ook de kleine Klaas stak zijn hoofd nieuws gierig verder uit het gat in den zolder. Frans en Resei lieten, in weerwil van de gespannen aandacht van allen, dit gunstige oogen- blik niet voorbij gaan zonder elkander vroolijk toe te knikken. „lederen vrijen dag," vervolgde de jager, „gebruikte ik om te gaan jagen en eens, het was op een feestdag, was ik weer alleen en zwierf verder dan gewoonlijk in het bosch, zonder een goed schot te kunnen krijgen. De avond begon reeds te vallen en ik stond op het punt over een opene plek het bosch uit te gaan, toen ik daar een prachtigen reebok zag grazen. Ik had den gunstigen wind, maar kon niet dichter bij hem komen. Toen ik geschoten had, ging hij op de vlucht en daar ik bemerkte, dat hij hevig bloedde, bracht ik dadelijk mijn hond op het spoor en was zeker hem spoedig hier of daar in het kreupelhout terug te zullen vinden. Mijn hond en mijn jachtlust voerden me hoe langer hoe verder het woud in, toen mijn hond plotseling aansloeg en het hert voor mij uit het bosch te voorschijn kwam. Ik richtte snel mijn geweer op het hert en had mijn vinger reeds aan den trekker toen een jager met een aangelegd geweer plotseling in het schot van mijn geweer kwam staan. Ik hoorde nog slechts de knal van mijn geweer, liet het toen uit mijn handen vallen en ijlde door ont zetting aangegrepen hoe langer hoe dieper het woud in. Door een nameloozen angst gepijnigd, dwaalde ik den halven nacht rond en kivam eerst toen tot de ontdekking, dat ik reeds tegen den avond op vreemd jachtgebied gekomen was en door den jager bepaald voor een wilddief gehouden was. Dit deed mij al mijn bedaard heid verliezen. Het eerste wat ik deed was, dat ik mijn geheim nog denzelfden nacht aan mijn medeklerk en jachtkameraad open baarde. Deze ried mij aan, deze omstreken zoo spoedig mogelijk te verlaten en bezorgde mij van een zijner vrienden papieren en een pas. Ondertusschen hield ik mij zoo lang bij hem verborgen, totdat alles voor mijn heimelijke afreis in gereedheid gebracht was. Verder besloot ik in mijn radeloosheid alles aan mijn vader te bekennen en om zijne bemiddeling in deze ongelukkige zaak te verzoeken. Al had hij zich gedurende al dien tijd ook al niet om mij bekommerd, zoo hoopte ik toch, dat hij mij nu zou helpen. Spaar mij de beschrijving van mijn ontvangst in het ouderlijk huis. Zij hadden daar, God weet door wien, mijn ongeluk reeds vernomen, want mijn verdwijnen eu het wonden van den jager werden natuurlijk spoedig met elkaar in verband gebracht. Ik wendde al het mogelijke aan om hen van mijn onschuld te over tuigen; maar mijn vader, geheel en al beheerscht door Koenraad, die mij aan hem als een wilddief en moordenaar had voorgesteld, wilde mij zelfs in het geheel niet aanhooren. Te vergeefs was al het bidden en smeeken van mij en mijne zuster, te vergeefs om vatte ik de knieën van den ouden man en bad ik hem met tranen in de oogen mij te gelooven en mij niet te verstooten hij bleef onverbiddelijk en noemde mij de schande van zijn huis. Toen wendde ik mijn blik zijwaarts en zag het triomfeerende, honende lachje van mijn broeder, die reeds sedert langen tijd geen middel

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 1