1873. N°. 74.
Vrijdag 20 Junij.
31 Jaargang.
i
Uitgever
B u r c a u:
A. A. BAKKER
Cz.
Binnenland.
HELDERSCHE
V MËUWEDIEPER COURANT,
,,Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag uamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
JJ franco per post - 1.65.
MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën Vsn 14 regels 00 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS
Haar Oost-Jndiëvia Triest 24 Junij 's avonds 6 u. 25 m.
t Marseille 3 Julij, 's avonds 6 u. 25 m.
J( Brindisi 26 Junij 's avonds 6u. 25 m.
Curacao en Suriname, 1 Julij 's morg. 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop, via Southampton23 Junij,
's morg. 6 u. 25 m.
HELDER en NIEUWEDIEP, 19 Junij.
Zr. Ms. schepen Schoutven, Banda en Amboina zijn
respectivelijk, de eerste den 14 te Aden, en de beide laatsten
en 17 dezer te Falmouth aangekomen. Aan boord van
eze bodems tvas alles wel.
Zaturdag a. s. wordt de instructie-brik Urania, komm.
Ie luit. ter zee 1ste kl. P. ten Bosch, alhier verwacht,
om Maandag weder te vertrekken.
De mailboot Prins van Oranje is den 16 dezer te
Suez aangekomen en ten 11 ure het kanaal ingegaan.
Z. M. de Koning heeft zich in den nacht van Dings-
lag op Woensdag per extra-trein op reis begeven naar
Vevey, in Zwitserland.
Het vrijwillig indiensttreden bij het leger is, in weerwil
yin de gunstige bepalingen, o. a. door verhooging van de
soldijen, nog zeer gering, zoodat er nog altijd compagniën
bestaan, waar slechts een tweetal vrijwilligers zijn. (U. D.)
Het Belgische stoomschip de Ruyter is verkocht en
zal voortaan onder Engelsche vlag varen.
Beroepen te Spaarnwoude en Spaarndam de heer
W. Schuurman, pred. te Petten.
Drietal te Zierikzee: ds. F. Lieftinck, te Kimswerd;
ds. 0. Geerts, te de Rijp en dr. J. C. Pool, te Helder,
en daaruit beroepen ds. F. Lieftinck.
Bij den Oude op den Sulzberg,
(Slot.)
Het wa9 een mooie heldere morgen. De wateren van de Inn
schitterden in het zonlicht en van uit het dal gezien schenen de
toppen der bergen als met goud bekleed te zijn. Vau den frisschen
Matten kon men de herderschellen hooren en in weide en woud
glinsterden reeds weder de door arbeidzame handen in beweging
gebrachte zeis en bijl in den zonneschijn.
Daar ging de deur van het kleinste huisje te Brannenburg open
m Frans, deftig in zijn zondagsgewaad gedoscht met een boeketje
bloemen en een groote veer op zijn hoed trad er uit met zijne
oude moeder. Zij sloegen het voetpad naar het dorp in en zich
liet storende aan de nieuwsgierige blikken der dorpsbewoners, die
aaar het land of naar de bergen gingen, riep hij ieder een vroolijk
„goeden morgen" toe, praatte van tijd tot tijd met zijne gezellin
ta hield onophoudelijk het doel van zijn tocht, de herberg, in
let oog.. Hoe dichter zij er echter hij kwamen, des te afgebrokener
werd het gesprek tusschen moeder en zoon en toen Frans eindelijk
Je steenen trappen van de herberg met de oude vrouw opging,
greep hij als onwillekeurig naar zijn lials, want liet scheen hem
toe, dat de slechts zeer los gebonden halsdas hem plotseling de
teel toesnoerde.
Daar verscheen echter als een engel in het uur van gevaar zijne
Hesei; zij wenkte hem met hare zwarte oogen toe moed te houden,
Jnikte het moedertje haastig de hand en wees zwijgend op de
deur van de mooie kamer, waar hare pleegmoeder de voorstelling
«n den vrijer afwachtte. Moedig legde Frans onder de oogen
'at zijn meisje een paar stappen af, maar juist voor den ingang
kring hem hetzelfde benauwende gevoel weder; de halsdoek knelde
reker weer en even gemakkelijk en zeker als de stevige knaap zich
'p de hoogste toppen en spitsen der bergen bewoog, even onbe-
Mpen en angstig trad hij nu achter zijn oude moeder het pronk-
'trtrek van de waardin binnen.
Resei kon zich bij al haar angst nauwelijks van lachen onthouden,
lij volgde hem echter niet, maar bleef dicht voor de deur staan
u hield haar adem in om toch maar geen woord te verliezen van
hetgeen er gesproken werd. Daarbij drukte zij hare handen stevig
!P de borst, even alsof zij vreesde dat het luid kloppende hart
Jt luistervink zou verraden. Zij hoorde echter slechts een onduidelijk
gemompel, haar pleegmoeder zat te ver van de deur en haar stoute
"ijer scheen zijn stem voor de rijke aanstaande schoonmoeder ver-
Bhrikkelijk in te houden.
Wel een half uur bracht zij zoo in den gang van het huis door,
ffl toen eindelijk de deur geopend werd, trachtte zij met begeerige
Mgen in de gezichten der naar buiten komenden te lezen. Frans
wlnam haar weldra allen twijfel. Zijn groote eerlijke oogen
«bitterden van vreugde en achter den ru^der beide oude vrouwtjes,
elkander in woordenrijkheid trachtten te overtreffen, wierp hij
hoed met zooveel kracht in de hoogte, dat hij met geweld
'•gra den zolder aankwam. Dat was voorzeker een goed teeken.
„Resei, ga je doek om doen en ga met ons naar de kerk," zeide
waardin een oogenblik later. „Zij luiden juist en gij moogt
oircen goeden God wel om zijn zegen bidden in uwen toe-
lomstigen stand."
Voor het meisje werd door deze woorden een hemel vol zalig-
geopend en in de volgende minuut had zij baar vrijer reeds
J'J <le hand gevat om met hem naar de kerk te gaan. Nu was
de inwilliging reeds gegeven en als baar pleegmoeder op klaar
lichten dag met Frans en zijn arme moeder door het dorp ging,
Drietal te Utrecht: ds. A. H. de Hartog, te Rotterdam;
ds. J. Vermeer, te Zwolle en ds. W. Geselschap, te Delfshaven.
Tweetal der Doopsg. gemeente te Bolsward: de hh.
C. J. Bakker, pred. te Gorredijk en S. Kutsch Luijenga,
pred. te de Rijp.
Eervol emeritaat is verleend aan ds. J. W. Legrom,
pred. bij de Christ. Geref. kerk te Alkmaar.
De dakbewoners, de spreeuwen, zijn aardige bemoeiallen,
en hebben daarbij de verdienste boven vele menschen van
die soort, dat zij niet lastig, maar nuttig zijn. Dezer dagen
werd te Texel weder een vermeldenswaardig staaltje van
hunne goedhartige zorg voor andere vogels waargenomen.
Men zag namelijk een broedsel jonge kuikens door de
spreeuwen voeden en tevens zorgen dat zij rustig en onge
hinderd dat voedsel konden nuttigen. De spreeuwen kwamen
gedurig met wormen aanvliegen, bragten ze de kuikens
in den bek, en een kat die op de jonge diertjes loerde,
werd niet alleen door de spreeuwen op eerbiedigen afstand
gehouden, maar soms op gevoelige wijze de les der onthouding
ingescherpt. (Amst. Crt.)
Op de jl. Maandag aan het Assummer-tolhek te
Heemskerk gehouden veiling is het grasgewas weder tot
zeer hooge prijzen verkocht. Men berekent de koe—hooi
op ruim f 100.
Het Amerikaansche stoomschip Elise Alice, gezag
voerder R. D. Mason, liggende in het Oosterdok te Amsterdam
en bestemd naar Buenos-Ayres met eene lading stukgoe
deren, waaronder 2600 kisten stearinekaarsen, 50,000 liter
jenever, 300 vaten spiritus, 60 kisten lucifers enz., is jl.
Dingsdag avond omstreeks 10 ure door een onbekende oorzaak
in brand geraakt en ondanks alle pogingen met gewone en
stoombrandspuiten geheel afgebrand. Een groote menigte
was op de been om het verschrikkelijke maar grootsche
tooneel aan te zien. Gisteren ochtend brandde de romp nog.
kon ook zij geene bezwaren meer hebben. Haar handdruk zeide
den jongeling hoe gelukkig zij was.
De beide matronen gingen deftig en langzaam vooruit en Frans,
die nu weder zijn gewone trotsche houding en de onverhinderde
beweging zijner ledematen verkregen had, sprak gedurende den
geheelen tocht op fluisterenden toon met zijn meisje en deelde haar
de toestemming van baar pleegmoeder en al de goede raadgevingen
en vermaningen mede, die hij van haar ontvangen had. Dat hij
zijn oude moeder medegebracht had, had ze bijzonder goed opgenomen.
In de kerk aangekomen, noodigde de waardin het daardoor geheel
en al verlegen wordende moedertje uit in haar bidstoel in de voorste
rij te komen, waardoor Frans voor het eerst sedert zijn kinderjaren
tranen in de oogen kwamen. Diep aandaohtig knielden nu deze
vier menschen voor het altaar neder en misschien nog nooit had
een jong paar zoo oprecht de zegeningen van den hemel vooreen
goede oude vrouw afgesmeekt, als Frans en Resei het in deze
oogenblikkeu deden.
Toen de overige kerkgangers zich na de godsdienstoefening lang
zamerhand verwijderd hadden, hoog de oude waardin zich naai
de jonge lieden heen en zeide op zaehten gevoelvollen toon„Zie
zoo kinderen, geef elkauder nu de hand voor onzen goeden God,
mijn zegen hebt ge reeds."
Diep bewogen legden Frans en Resei de handen in elkander,
inniger vouwden de oude vrouwen de haren en baden met de
innigheid van het moederhart voor het geluk harer kinderen.
Nadat zij de kerk verlaten hadden en juist de getraliede poort
van het kerkhof voorbijgegaan waren, zag de gelukkige groep een
meisje, dat op den heuvel achter de herberg stond en daar met
een doek naar den straatweg wuifde. Men zag nog slechts de stof
wolken, die veroorzaakt werden door den reiswagen, welken deze
afscheidsgroeten golden.
„Die daar is Lene," zeide Resei, die het meisje liet eerst herkende.
„De jager zal zeker reeds nu naar huis reizen, dat moet ik dadelijk
weten. Moeder! we zijn in een oogenblik weder terug," en haastig
sloeg ze met Frans een zijweg in, die hen naar het meisje bracht.
„Nu is hij weg," riep Lene hen met betraande oogen toe. Zij
kon van inwendige aandoening niets meer zeggen en Resei moest
al hare welsprekendheid aanwenden om haar te troosten.
Nadat zij zelf haastig verteld had, waar ze nu van daan kwamen
en dat haar oude pleegmoeder in alles had toegestemd, reikte Lene
door hare tranen heen lachende haar en Frans geluk wenschende,
de band en zeide„Als wij ook maar zoo ver heen warenIk
had niet gedacht dat hij zoo spoedig heen zou zijn gegaan, maar
de houtvester heeft gezegd, dat hij hem geen uur van zijn geluk
wil terug houden en van toen af rustte hij niet voor hij weg
was. Hij zal mij schrijven hoe het hem gaat en over vier weken
zal hij mij afhalen, dat heeft hij me vast beloofd."
„En Karl zal zijne belofte houden, al was liet zijn vader soms
al eens niet goed," zeide Resei met alle mogelijke zekerheid,
legde vertroostend haar arm om de hals van het meisje en bege
leidde haar naar huis.
„Wees toch bedaard, Lene," zeide zij bij liet heengaan, „die
paar weken zullen spoedig genoeg om zijn, kom mij maar veel
opzoeken en iederen brief, dien hij u schrijft, moet ge mij dadelijk
laten lezen. En op den terugweg zeide zij tot Frans, „laat je
niet al te veel nooden, maar bezoek ons heel dikwijls, moeder zal
je met veel pleizier ontvangen en leg die onhandigheid af, spreek
zooals ge gebekt zijt, dat heeft zij het allerliefst."
„Ik zal het wel goed maken, Resei," verzekerde Frans trouw
hartig en lachte vroolijk tegen haar.
Lang duurde het leven der masten niet, zegt de
Amst. Crt. in hare beschrijving van dezen brand. Aurora
bad juist den strijd met de lichten der gaslantaarns be
gonnen, toen de groote mast met een deel van de bezaans
mast krakend en kletterend over de regterzijde van het
schip tegen de marinewerf viel, en naauwelijks had de klok
van de Montalbaanstoren half drie geslagen of ook de
fokkemast kwam stevig naar beneden. Langzaam boog
deze van onder geheel verteerde mast het hoofd, om eerst
te breken toen hij met donderend geraas naast zijne ver
brijzelde kameraden nederzeeg. De vuurpoel lag nu in al
zijne afzigtelijke grootschheid voor aller oogen. De gewone
roodgele kleur der vlammen was in steenrood overgegaan,
alles knetterde en kraakte, en boven de plaats waar de rook
gedeeltelijk op het water bleef hangen, had zich in de lucht
een helderkleurige wolk gevormd, die grillig afstak bij de
verbleekende sterren aan den schier on bewolkten hemel.
Te Amsterdam is een op de veemarkt aanwezige
stier, die hoorndol scheen, losgebroken en door een zich
ter markt bevindende slagter, na alvorens met veel moeite
te zijn opgevangen, afgemaakt. Ongelukken hebben hierbij
niet plaats gegrepen.
Jl. Maandag had te Amsterdam eene vergadering plaats
door het bestuur der Vereeniging tot veredeling van het
volksvermaak, in zamenwerking met de commissie die in
1872 voor den optogt werkzaam was, belegd tot het regelen
der feestviering ter gelegenheid van het 25jarig koningschap
van Z. M. Willem III, in Mei 1874. Een 20tal belang
stellenden uit onderscheiden kringen woonde deze verga
dering bij, constitueerde zich tot eene commissie en verkoos
een bestuur, dat zich onledig zal houden met het ontwerpen
van een reglement en voor de verdere uitvoering zoo spoedig
mogelijk de noodige voorstellen zal doen.
Als eeti zeldzaamheid kan vermeld worden, dat ter
„En dan moet ik het den oude daar boven ook nog vertellen,
die zal opkijken, jongen!" riep het meisje vroolijk uit en in over
maat van vreugde zou zij ieder die haar tegenkwam wel hebben
willen omhelzen. Met schitterende oogen wees zij naar den met
bosschen versierden Sulzberg, die er zoo vriendelijk uitzag en dacht
met dankbaarheid aan den slimmen oude daarboven, terwijl Frans
in zijn geest met eenigen weemoed afscheid nam van al die
heerlijke jachtvermaken, waarvan hij nu als gezeten man afstand
moest doen.
Nog in den middag van denzelfden dag voer Resei in een boot
de Inn over en kort daarna klonk een luiden vroolijken vreugdekreet
door de bergen. Andreas, die juist uitzag naar het weêr, omdat
hij een klein wolkje zag opstijgen en hij tegen den bergwand
hooi had uitgespreid om te droogen, riep verwonderd uit: „Wie
zou er van daag toch nog boven bij mij kunnen komen De
duivel hale me als het de zwartoogige Resei niet is," voegde hij
er bij toen zij een oogenblik later uit de boomen te voorschijn kwam.
„Ja, ze is het oude," riep het meisje hem toe, „het gelukkigste
meisje in de geheele bergstreek. Ik kon het daar beneden niet
uithouden voor ik u alles eerst haarfijn verteld heb," en zij trok
den verrasten wilddief over liet grasperk heen met zich in de hut.
Met al de levendigheid van haar karakter vertelde zij hem de
gebeurtenissen van den vorigen avond en van heden morgen, en
de oude luisterde, ten hoogste verheugd, aandachtig toe. Toen zij
echter bij het einde van haar verhaal een fleschje te voorschijn
haalde, met de woorden„Daarboven bij u is het 's morgens vroeg
al spoedig kond, ik heb wat voor u meegebracht, dat warm maakt,
iets extra fijns, drink het op onze gezondheid," toen lachte de
oude vergenoegd en het meisje van ter zijde aanziende, zeide hij
„Het was toch nog zoo onaardig niet, dat ik Frans zoo goed
verborgen had. Als de jager je vrijer in handen gekregen had
voor hij den brief in ziju knapzak gevonden had, zou het zoo goed
niet met hem afgeloopeu zijn."
„Andreas, dat zal ik nooit vergeten en als de winter hier
boven eens al te streng wordt, zult ge bij mij altijd een kamer
voor u in gereedheid vinden en uw Klaas wil ik eens heel mooi
opdirken."
„Laat het goed zijn, meisje, zooals het is. Het ruwe weer, de
harde rotsen en Andreas passen heel goed bij elkander ik verlaat
mijn berg niet! Wilt ge echter Klaas eens een broek geven
dan zal hem dit niet ongevallig zijn, denk ik. De huiden daarvoor
zal ik echter zelf wel geven en op de bruiloft verzoek ik om
een schots met mejufvrouw de bruid."
„Ja, oude! daar hebt ge mijn hand op en aan de eeretafel
zult ge ook zitten, dat zal ik er bij moeder ook nog door zien
te krijgen." Dit zeggende drukte zij hartelijk de hand van
den oude.
„Mijn groete aan Frans," riep hij haar, toen zij wegging, nog
na en ging daarop vergenoegd lachende, met een waar genoegen
naar zijn fleschje ziende, in zijn hut terug.
De mare der verloving van de mooie Resei met den houtvlotter
Frans was sedert den gemeenschappelijken kerkgang met bliksem
snelheid door het dorp verbreid geworden en men begroette in het
jonge paar reeds de toekomstige eigenaars van de herberg te
Brannenburg. Al was er ook menigeen die er het hoofd over
schudde, dat de arme dagloonerszoon zulk een mooie partij deed,
de meesten gunden het den braven flinken jongen van harte, en
de jonge meisjes, wie de knappe vroolijke Frans reeds lang in de
oogen had geblonken, vonden Resei's huis in het geheel nog zoo
kwaad niet.