Binnenland.
Benoeming-en, enz.
saizooenen en zij staan vierkant tegenover die van kolonel
Koopman."
//Volgens redenering, is vechten evenwel toch mijn werk
niet," zoo meldt o. a. een zeeofficier die aan de expeditie
heeft deelgenomen. „Er eenmaal in zijnde, word ik wel is
waar enthousiast en ga er met moed op in, maar kalm
redenerende is 't toch een beroerd werk! Zelfs bij den
grooten aanval op 't strand op den Ssten kon ik er niet
toe komen om op een magnifieken Atsjinees te schieten,
die, een gewonde ondersteunende, op een 40 pas afstand mij
voorbijliep. Ik had den vent zeker neergelegd en dat gaf
mij een beklemd gevoel toen ik 't geweer opnam. Had hij
met zijn klewang gegooid of gedreigd, dan was zijn vonnis
onherroepelijk geweest!"
HELDER en NIEÜWEDIEP, 28 Junij.
Zr. Ms. schepen Banda en Riouw arriveerden den 25
dezer de eerste te Cadix, de laatste te Suez. De Amboina
kwam gisteren te Cadix aan. Aan boord van deze schepen
was alles wel.
De mailboot Willem Kroonprins der Nederlanden, van
hier naar Batavia, is den 23sten te Point de Galle aange
komen en heeft den 24sten de reis voortgezet.
Gisteren heeft in de Bouwzaal alhier de jaarlijksche
loting voor de schutterij plaats gehad.
De Heldersche afdeeling van de Metalen-Kruis-
Vereeniging hield gisteren avond hare gewone vergadering,
waarin het 8jarig bestaan der afdeeling werd gevierd. Onder
scheidene voordragten werden gehouden, gewijd aan Koning
en vaderland. Ook werd overgegaan tot de benoeming
van een nieuw bestuur. De aftredende leden werden allen
herkozentot president de heer M. W. Ruijghtot vice-
president de heer mr. K. J. C. Stakman Bosse, tot secre
tarissen de heeren W. Amse en J. Klaverstein en tot
penningmeester de heer W. A. Lastdrager.
Men verwacht Z. M. de Koning den 20 Augustus
van zijne buitenlandsche reis in de residentie terug.
Drietal te Alkmaar: ds. H. J. P. van der Linde,
te Hoevelaken; ds. J. Eigeman, te Delfshaven; ds. G.
Ringnalda, te Doornspijk.
Drietal te Rotterdam: S. S. de Koe, te Buitenpost;
H. W. A. Verhoeff, te Charlois en Katendrecht, en S. H.
J. de Wolff, te Leiden.
De consul der Vereenigde Staten van Noord-Amerika
te Amsterdam heeft, naar aanleiding van gepubliceerde brieven
over Amerikaansche spoorweg-effecten, ter kenDis gebragt,
dat de Amerikaansche regering niet aansprakelijk is voor
de handelingen van Nederlandsche bankiers.
Wanneer die bankiers zegt de consul verkiezen,
„waardelooze Amerikaansche spoorweg-effecten, die in
Amerika geheel niet verkocht konden worden, hier aan de
markt te brengen", en wanneer „geheele familiën, weduwen
en weezen, door den aankoop van genoemde effecten onge
lukkig geworden zijn," dan zijn de verkoopers moreel
aansprakelijk en niet de Amerikaansche regering, die niets
van zulke transactiën weet. Of nu de verkoop van deze
waardelooze effecten, „10 of 45 pCt. voordeel aan de
verkoopers opgeleverd heeft," weet de consul niet en ligt
ook geheel buiten den kring zijner werkzaamheden.
Door de classicale vergadering van Alkmaar, die
bijgewoond werd door 68 predikanten en ouderlingen, zijn
de navolgende benoemingen gedaan: tot scriba van het
classicaal bestuur de heer G. E. Bron, pred. te Helder;
tot zijn secundus dr. S. P. Heringa, pred. te Zuidschar-
woudetot secundus van den assessor de heer P. Immink,
pred. te Bergen; tot ouderlingen-leden de heeren R. C.
Sloos, gepensioneerd zeeofficier, te Winkel en dr. D. Hel-
léma, officier van gezondheid, te Helder; tot hunnen secundi
de heeren P. A. C. Hugenholtz, te Helder en J. Stikkel,
notaris te Schermer.
Onderscheidene gewigtige zaken kwamen op de verga
dering ter sprake. Dr. van Manen, pred. te Winkel,
stelde voor, dat de vergadering aan de Synode zou ad
viseren tot het toekennen van het kerkelijk stemregt
ook aan vrouwen. Dit voorstel werd na eenige discussie
met meerderheid van stemmen verworpen.
Alhoewel geen premiegelden dan aan stadsbrandspuiten
worden uitgekeerd, heeft echter de gemeenteraad van
Amsterdam aan den commandant van Zr. Ms. wachtschip
aldaar, den luit.-ter-zee 1ste kl. J. A. Greve, eene grati
ficatie van f 100 doen toekomen, om onder de bemanning
van dien bodem te doen verdeelen, wegens de krachtige hulp,
door haar verleend bij den brand in het Engelsclie driemast
schip Elisa Alice, in den avond van 16 dezer.
Naar het Hlb. verneemt hebben de heeren J. P.
Jacobs en mr. D. de Leao Laguna, leden van de kerkeraden
der beide Israëlietische gemeenten te Amsterdam, zich voor
eenige dagen naar Brussel begeven, ten einde bij den Shah
van Perzië audiëntie te vragen en hem een adres ten behoeve
der Israëlieten in Perzië aan te bieden. Daar de Perzische
vorst slechts zeer kort te Brussel vertoefde en aldaar geene
audiëntiën verleende, is het adres door tusschenkomst van
den Nederl. gezant te Brussel aan den Perzischen minister
van Buitenl. Zaken ter hand gesteld. Van laatstgenoemde
is thans reeds een antwoord uit Londen ontvangen, in de
Fransche taal geschreven, waarin hij belooft het adres,
zoodra daartoe gelegenheid bestaat, aan den Shah te zullen
overhandigen en zich persoonlijk ingenomen verklaart met
de denkbeelden, ten gunste der Israëlieten in Perzië, in
het adres voorkomende.
De gemeenteraad van Haarlem heeft zich vereenigd
met het plan van den heer L. P. Zocher tot bebouwing
van het Hazepatersveld, eene uitgestrektheid van 31,456
centiaren. De kosten van overdragt, bestrating, riool- en
grindwerken zullen der gemeente te staan komen op
f 120,000, welke som geheel zal gevonden worden door
de te bebouwen terreinen tegen gemiddeld f 4 de centiare
te verkoopen.
-7- Te Rotterdam is aanbesteed het bouwen van eene
bierbrouwerij, enz. op de bestaande funderingen aan de
Rotte. Minste inschrijver was de heer H. Kramer, aldaar,
voor f 265,000.
Vier visschers, uit Woudricliem afkomstig, bij Slie-
drecht in een bootje aan het visschen zijnde, zijn overvaren
geworden en jammerlijk verdronken.
Uit het Westland schrijft men aan de Leidsche Ct. dat
de handel in nieuwe aardappelen uit die streek naar Enge
land begint toe te nemen. Tegen het einde dezer maand
zal de rooijing der vroege aardappelen algemeen en, naar
men vertrouwt, met geen ongunstige uitkomst plaats hebben.
Uit de Veenen is het vervoer van peulen en doperwten in
vollen gang, en de tuinen leveren overal voldoende groenten
op. De pluk van aardbeziën is zeer voordeelig en de
vruchten, die nu gekoesterd worden door een heerlijken
zonneschijn, komen goed aan.
Van de pereboomen is bijna geen vrucht te wachten
ook de bloesems der appelboomen hebben van de koude
geleden. Steenvruchten, zooals perziken, pruimen en abri
kozen zijn bijna in het geheel niet aan de boomen.
Het vlas staat zeer schoon; het koolzaad heeft goed
gebloeid. De granen staan over het algemeen voldoende.
De hooioogst zal iets meer dan middelmatig zijn. De
weilanden hebben een gunstig aanzien. Bloemen bloeijen goed.
Maandag avond jl. had men in 't gezin van M. te
Stolwijk melkpap gebruikt, waarin zich vergiftige bestand-
deelen schijnen bevonden te hebben. Al de huisgenooten
zijn, na het gebruik, ernstig ongesteld geworden. Reeds
is een tienjarige knaap daaraan overleden, terwijl de toe
stand van nog een kind gevaarlijk is. Bij de overige huis
genooten bestaat hoop op herstel'.
Jl. Maandag heeft de brigadier der rijksveldwacht te
Stratum, met den rijksveldwachter te Woensel, binnen de
gemeente Son een zeldzame bekeuring gedaan tegen de
personen P. S. en J. v. d. H., die, naar men zegt, zich
bezig hielden met het vergiftigen van visch in de rivier
de Dommel.
Een heer te Velp, die zich in het huwelijk wenschte
te begeven, ontdekte bij het in orde brengen zijner papieren,
die bij den ambtenaar van den burgerlijken stand moesten
worden overgelegd, op onaangename wijze, dat hij indertijd
aan zijn verpligtingen ten aanzien der nationale militie niet
in allen deele had voldaan.
Hij behoorde tot de ligting van 1858 in de gemeente
's Hage en werd, daar hij geen reden van vrijstelling deed
gelden, voor de dienst aangewezen. Hij zou dan ook zijn
ingelijfd, indien hij niet op geheimzinnige wijze was verdwenen.
Thans weder te Yelp boven water gekomen, werd hij
jl. Maandag morgen ten vier ure uit zijn bed gehaald en
naar den Haag gebragt.
Gedeputeerde Staten der provincie Zuidholland vonden
den man echter „te klein" voor landsverdediger, keurden
hem af en gaven hem vergunning om naar Velp terug te
keeren, waar hij nu, gedachtig aan het spreekwoord „klein
maar dapper," de meeste haast maakt om in het huwelijks
bootje te stappen.
De grasverkoopingen der hooilanden te Zutphen aan
de graafschapsche zijde hebben f 9989, tegen f 5300 in
1872, opgebragt.
Op de jl. Donderdag te Zwolle gehouden paarden
markt waren p. m. 300 stuks aangevoerd, meest werk
paarden; de overigen bestemd voorde slagtbank. Luxepaarden
waren niet aangevoerd. Yoor werkpaarden besteedde men
f 140 a 260, voor de slagtbank f 60 a 110. De handel
was niet zeer levendig.
De regtbank te Heerenveen heeft zekere L. P., van
Joure, debitant der staats-loterij, die aan iemand, wien
op lot f 850 toekwam, slechts f 700 heeft uitbetaald
veroordeeld tot 6 maanden cellulaire gevangenisstraf, eene
geldboete van f 15 en uitkeering aan de eischende partij
van f 150 met de daarop verloopen interest tegen 5 pCt.
berekend.
In het kiesdistrict Dokkum is jl. Dingsdag tot lid
der Tweede Kamer gekozen de heer mr. B. P. van
Harinxma thoe Slooten (liberaal) met 1027 stemmen. Op
den heer mr. W. C. Keuchenius (antirevol.) werden 721
stemmen uitgebragt.
Te Meppel is bij herstemming tot lid van de Prov.
Staten gekozen de heer M. baron de Vos van Steenwijk,
van Zuidwolde.
Wollen-Donderdag, jl. Donderdag te Meppel gehouden,
was tamelijk voorzien van Drentsche en Friesche wol; de
aanvoer van nabij en uit de verte bedroeg p. m. 7000 pond,
die verhandeld werd tegen 60 a 70 c. per half kilogram,
gewone soort; uitgezochte tegen 75 c. a f 1. Over het
geheel waren de prijzen hooger dan 't vorige jaar; de
handel was geanimeerd, wegens de vele kooplieden van
elders; de aftrek, ook ter verzending naar 't buitenland, was
belangrijk en de beide jaarlijksche wolmarkten hebben haar
naam wederom ferm gehandhaafd.
De Javasche Crt. van 13 Mei jl. deelt mede, dat
van den resident van Madura het berigt was ontvangen,
dat sedert December 1872 op het eiland Kangean het mild-
vuur onder de karbouwen heerschte, waaraan reeds 1045
dezer dieren, volgens de opgaven van inlandsche hoofden
het vier vijfde gedeelte van den geheelen veestapel, waren
bezweken. De veearts, die den resident op zijne reis ver
gezelt, diende met goed gevolg geneesmiddelen toe. Daar
de ziekte zich over het geheele eiland had verspreid, was
er van bet tegengaan der besmetting geen sprake meer.
De Kunstbode betreurt het, dat onder de dames,
met het bestuur der hier te lande gevestigde Vrouwen-
vereeniging belast, geene zijn die, toegerust met eene
algemeene kennis van hetgeen in den vreemde geschiedt,
daardoor te Weenen onze nationale kleederdragten en toe
standen niet op meer artistieke wijze hebben teruggegeven,
dan thans geschied is.
Noorwegen en Zweden b. v. stellen daar eene serie
levensgroote beelden in groepen voor, zóó kunstig nage
bootst in kleeding en uitdrukking, dat men zich in het
werkelijke leven verplaatst waant.
Hier ziet men door den vader de verloving van een
Delecarlisch meisje met haar aanstaande, ginds eene vrouw
aan liet spinnewiel. Daar valt het oog op eene met een
rendier bespannen slede, waarvan de reiziger zich met een
boer, die hem op sneeuwschoenen ontmoet, druk schijnt te
onderhouden.
In de Oostersche afdeeling zijn de Kroatische en Wal-
lachijsche, zoo regt schilderachtige kleederdragten, even
juist en talentvol als de Zweedsche teruggegeven. Alle
beelden zijn in actie, of oefenen een bedrijf uit, zoo als
dat moedertje ginds in haar kraampje, dat in drukke
onderhandeling met een gegadigde is over de door haar
geweven stoffen; het is alles leven en werkelijkheid.
Zelfs Turkestan bleef hierbij niet achter.
Nederland daarentegen, dat ook zooveel schoons had
kunnen leveren, hetwelk zeker tegen hooge prijzen koopers
voor musea en kunstverzamelingen zou gevonden hebben
leverde eenige poppetjes, die misschien door een winkelier
in Neurenburger-waren niet eens op hoogen prijs zouden
gesteld worden
Prins Napoleon is dezer dagen te Milaan aangekomen.
- Volgens de Engelsche bladen is de stem vanAdeliné
Patti contralto geworden, zonder de hooge toonen verloren
te hebben.
De Onrnst.
In een der telegrammen, door den minister van Koloniën aan
den gouverneur-generaal van Nederlandseh-Indië gezonden met het
oog op de te volgen gedragslijn na het mislukken der eerste expe-
ditie tegen Atsjin, wordt bijzonder aangedrongen op waakzaamheid
waarop ongeveer deze zinsnede volgt: „Denk aan de Onrust."
Door een toevallige omstandigheid bleek het ons dat sommige
courantenlezers, minder met de bijzonderheid onzer Indische »e-
schiedenis bekend, aan die woorden de beteekenis hechten: „Denk
aan de onrust die er misschien hier en daar zal ontstaan na den
minder gunstigen uitslag onzer expeditie." In die uitdrukking lag
echter een geheel andere zin opgesloten, belangrijk genoeg om er
nogmaals aan te herinneren.
In December 1859, niet lang na het begin van den oorlog op
Borneo, had Zr. Ms. stoomschip de Onrust te Lontontoeor aan de
Teweh het anker laten vallen met het doel om pogingen aan te
wenden om langs minnelijken weg een der hoofd-opstandelingeo
in handen te krijgen, waartoe men zich tot een van diens onder
bevelhebbers wilde wenden.
Nadat zekere hadji Mohamed Taïb, die den onzen reeds vroeger
als tusschenpersoon belangrijke diensten had bewezen, met briesen
tot den bedoelden aanvoerder, Soerapati genaamd, was afgezonden,
verscheen- deze werkelijk den volgenden dag met een gevolg van
vijftien personen, familieleden en mantri's (districtshoofden) in een
groote en verscheidene kleinere praauwen, en ofschoon die vaar
tuigen onoverdekt waren, wat voor een bewijs van voorgenomen
vijandelijkheden werd gehouden, werd Soerapati aan boord toege
laten, terwijl de praauwen met de roeijers op eenigen afstand op
stroom moesten gaan liggen.
Met vier of vijf personen begaf zich nu het inlandsch hoofd met
den kommandant der Onrust, den luit. ter zee 1ste kl. van de
Velde, benevens den lsten luit. der infanterie Bangert, die het
bestuur vertegenwoordigde, naar de kajuit, en inmiddels bleven de
tien overige inlanders met den ons toegedanen Taïb op het dek,
waar zich ook de verdere officiereu bevonden sommigen in 't
geheel niet; anderen slechts met den ponjaard gewapend en
zich met de mantri's onderhielden. Na verloop van omstreeks een
half uur kwamen de heeren Bangert en van de Velde weer boven,
gevolgd door Soerapati en de zijnen. De meeste matrozen hadden
zich intusschen verspreid, en slechts twee soldaten stonden regts
en links met het geweer iu den arm op post. Soerapati en een
van zijne zonen, Ibon, worden nu door van de Velde en Bangert
ieder naar een stuk geschut geleid, om hen in de gelegenheid te
stellen dat te bezigtigen, toen eensklaps laatstgenoemde inlander
zijn klewang trekt en met een enkelen houw zijn geleider doet
nedertuimelen.
Be scheepskommandant, die op hetzelfde oogenblik van den
vader een klewanghouw heeft ontvangen, trekt nog zijn ponjaard
en verwondt den verrader aan het voorhoofd, doch wordt terstond
afgemaakt. Officieren en matrozen, allen ongewapend en dus
weerloos, zoeken een goed heenkomen in de kerk en het vooronder.
Spoedig zijn er nu een zestigtal muitelingen uit de op stroom
liggende praauwen aan boord, weldra gevolgd door nog een vijf
honderd man, die aan het rooven en plunderen gaan.
Meergemelde Taïb, -die den onzen het treurig berigt dezer ramp
overbrugt, waarvan men later uit den mond van eenige gevangenen
de bevestiging erlangde, had zich langs een ankerketting laten
afglijden en was vervolgens in ziju praauw naar den wal geroeid.
Daar had hij uit een verborgen schuilhoek opgemerkt, dat kort na
den aanvang van het plunderen vijf in het wit gekleede Europeanen,
waarschijnlijk stokers, op het dek gekomen en, na hunne pistolen
afgeschoten te hebben, over boord "gesprongen warendoch ook zij
werden nagezet en afgemaakt. Eenigen tijd later begon het stoom
schip te zinken; door welke oorzaak, wist de berigtgever niet,
maar wel dat daardoor aan het plunderen een einde kwam. Volgens
mededeeling van ongeveer drie jaar later in onze handen gevallen
muitelingen zouden de roeijers, zoodra zij aan boord waren gekomen,
de stukken onbruikbaar hebben gemaakt door op de zundgaten een
hoeveelheid tot dat einde in den mond genomen water uit te
spuwen. Ook zou men uit hunne verklaringen kunnen opmaken,
dat de onzen pogingen hadden aangewend om het schip in
de lucht te doen springen; immers de plunderaars zouden in
de kruidkamer verscheidene vaatjes opengeslagen en het buskruid
uitgestort gevonden hebben. Hoe dit zij, zeker is het, dat hunne
laatste oogenblikken allervreeselijkst zijn geweest.
Met de Onrust verloren wij zeven officieren en de geheele be
manning, te zamen meer dau vijftig man. Dat waren de gevolgen
van ongewapend en zonder voorzorgsmaatregelen een gewapenden
vijand aan boord toe te laten. Ook schijnt men geen stoom op te
hebben gehad, zoodat men de later van alle zijden opdagende
praauwen niet kon ontwijken. Immers dan had men het zestigtal
eerste aanvallers ligt meester kunnen worden en later de vaar
tuigjes zelfs in den grond boren. (L. D.)
Oost-Indiè. Ontslagenop verzoek eervol nit 's lands dienst,
met behoud van regt op pensioen, de opperloods bij het loodswezen
te Soerabaija H. L. Stenebome; eervol uit zijne betrekking, wegens
ziekte, de 2de comm. bij het dep. van marine A. M. Rocker; op
verzoek eervol uit 's lands dienst, de machinist op den stoom-
baggermolen bij het marine-etabl. te Soerabaija H. W. Bastiaansen.
Benoemdtot referend. bij het dep. van marine, de hoofdcomm.
M. J. P. Struick; tot 2den comm., de 3de comm. G. C. Mossel;
bij de gouv.-marinetot 2den stuurm. de 3de stuurm. A. de Ruijter;
tot loodsleerl. bij het loodswezen te Soerabaija: E. Taunay, parti
culier zeevarende.