1873. N°. 79.
Woensdag 2 Julij,
31 Jaargang.
Kostelijker dan Ean de Cologne.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BERM BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJIN.
Binnenland.
HELDERSCHE
KV NIEUWEDIEPER COURANT.
„Wij huldigen het goede."
Versehijnt Dingsdag-, Donderdag-en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
Jt franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N6. 163.
Prijs der Adverteatiën Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15. cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS
Kaar Oost-lndiê: via Triest 8 Julij 's avonds 6 u. 25 m.
„au Marseille 3 Julij, 's avonds 6 u. 25 m.
u u Brindisi 10 Julij 's avonds 6 u. 25 m.
Curagao en Suriname, 16 Julij's morg. 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop, via Southampton: 3 Julij,
's morg. 6 u. 25 m.
Voldoende mestwinning is voor den landbouw eene levens
kwestie geworden. Nieuw aangewonnen gronden mogen
een tijd lang door eigen vruchtbaarheid genoegzame vruchten
opleveren, de tijd van verarming doet zich niet wachten, al
spoedig moet men bedacht zijn om door bemesting de
uitputting van den bodem te voorkomen. Door afwisseling
van teelt moge men zorgen, dat het den planten niet
ontbreekt aan de delfstoffelijke bestanddeelen, welke zij
behoeven (de zoodanige die bij verbranding der gewassen
als asch terugblijven), datgeen waaraan de planten hare
waarde als voedingsmiddelen verschuldigd zijn, haar stikstof
gehalte, moet haar hoofdzakelijk in den vorm van dierlijke
mest worden toegevoegd.
Alles noopt om de verzameling van mestspeciën zooveel
mogelijk te bevorderen, zoowel de sterkere toename dei-
bevolking dan die der voedingsmiddelen, als de hóoge land-
prijzen, die den landbouwer verplichten om zijnen grond
tot de grootst mogelijke opbrengst te dwingen. De tijd is
niet verre, waarin voor het landvolk „braken" en „braak-
liggen" onverstaanbare uitdrukkingen zullen zijn geworden
dergelijke hulpmiddelen, om de akkers eenigszins op hun
verhaal te doen komen, raken geheel vergeten in onze
dagen, nu de landman niet meer beperkt is door de mest
productie van zijn eigen vee, maar goede vaarten en wegen
lem den aanvoer van elders, ja, de uitgebreide handels
betrekkingen hem de aanschaffing der gedurende honderden
van jaren opgehoopte meststoffen van zeevogels uit andere
t werelddeelenverzekeren. Men heeft meer en meer leeren
inzien, dat aankoop van mest voor den landbouwer de
zekerste geldbelegging is, en dat te groote inhaligheid in
dit opzicht zich zelve straft.
In onze provincie is het met de mestverzameling heter
dan vroeger gesteld, maar nog niet wat zij wezen moet.
Zoolang de mest uit de stallingen op open vaalten wordt
gebracht, blootgesteld aan lucht en regen en de kostelijke
gier naar de slooten wegloopende, zoodat de krachtigste
bestanddeelen als weggespoeld worden, zoolang de boer
een gemetselden, overdekten mestput als eene te kostbare
weelde beschouwt, mogen wij wel zeggen, dat er nog te
roekeloos met het onontbeerlijk voedsel voor den landbouw
wordt omgesprongen en dat er zelfs in Japan, wat zuinige
mestverzameling betreft, voor onze landbouwers nog -veel
te leeren valt.
Mestverspilling in het groot wordt op schromelijke wijze
gepleegd door vele steden, door de aanzienlijkste in de
eerste plaats. Dagelijks en wekelijks stroomen de landbouw
producten uit den omtrek in den vorm van vee, boter, kaas,
granen, groenten, eieren, enz. toe, om door de talrijke bevol
king verslonden te worden. Dat alles is aan de landerijen
onttrokken en wat geeft de groote stad terug om dit verlies
te vergoeden? In vele gevallen niets. De dierlijke mest
van zoo talrijke etenden wordt verzameld in riolen en afge
voerd naar kanalen, rivieren en ten laatste naar de zee,
om daar nutteloos verloren te gaan. De landman heeft
voor zijnen aanvoer zijn geld ontvangen en kan daarvoor
van elders, uit America zelfs, de noodige mest bekomen)
maar ook daar is de voorraad niet onuitputtelijk, en het is
kennelijk, dat door de verkeerde rioolstelsels der grootere
steden, de verhouding tusschen voortbrenging en verbruik
van meststoffen meer en meer op onherstelbare wijze ten
nadeele van den landbouw verbroken wordt.
In Sommige steden van ons vaderland wij mogen
Groningen in de eerste plaats noemen is in de laatste
jaren gezorgd voor betere verzameling van den dierlijken
afval, en de stedelijke financiën varen daar wel bij, te meer
naarmate de landbouwers in den omtrek zich boven voor-
oordeelen te verheffen en de waarde der faecaliën op regten
prijs te schatten weten. Yooroordeelen wijken slechts zeer
langzaam en daaronder ook dat tegen het gebruik van
menschelijke uitwerpselen voor den landbouw. Mest, wist
men, was noodzakelijk; maar mest en mest is twee. Stal
mest, dat ging goed, maarneen, dat was om de waar
heid te zeggen al te vies, vooral bij versche aanwending,
zooals Liernur en andere nieuwerwetsche lui, in het dubbel
belang van den landbouw en van de gezondheid, wel zouden
begéeren.
De Geneeskundige Raad van Noordholland heeft zich
herhaaldelijk met de kwestie der faecaliën-verzameling en
met het daarvoor door den ingenieur Liernur ontworpen
stelsel bezig gehouden; minder met het oog op den land
bouw, dan wel op den gezondheidstoestand in de steden,
alwaar, ter voorkoming eener toenemende verontreiniging
van den bodem en van het drinkwater en van de daardoor
en door de gisting van meststoffen grootelijks bevorderde
verspreiding van besmettelijke ziekten eene spoedige en
gedurige verwijdering der faecaliën noodig is. Maar de
Raad begreep ook, dat het daartoe nimmer zou komen,
indien de landlieden niet van de deugdelijkheid dier hun onge
wone mestspecie overtuigd en tot het veelvuldig gebruik
er van genegen werden. Ten vorigen jare werd derhalve
eene commissie benoemd om het vraagstuk der faecaliën in
verband met den landbouw, zoo mogelijk door eigen proef
nemingen, aan zijne oplossing nader te brengen. In de
jongste vergadering van den Raad, den 24 Juni te Amster
dam gehouden, konden natuurlijk nog gesne afdoende resul
taten van proeven worden medegedeeld, maar de aanvan
kelijke waren merkwaardig genoeg om ze ook in deze
courant te vermelden. Wij nemen daartoe het zeer goede
verslag van het Handelsblad over, slechts hier en daar
een enkel woord bijvoegende.
Aan de ijverige bemoeiingen van dr. van Hengel, tevens
lid der Commissie, was het namelijk gelukt eene uitgestrekt
heid heidegrond, ter grootte van ongeveer 3| bunder, gelegen
aan den Spijkerpolder, op den weg van Hilversum naar
Bussum (in de nabijheid van het zoogenaamde afgodsbeeld),
voor de bemestingsproeven beschikbaar gesteld te krijgen.
Dit terrein werd verdeeld in zes vakken, om er boekweit,
erwten, wortelen, aardappelen, rogge en haver op uit te
zaaien. De ruimte, voor elk gewas aangewezen, werd
opnieuw in vier vakken gesplitst, waarvan één vak onbemest
werd gelaten, terwijl op de drie overige respectievelijk
stalmest, opgeloste peru-guano of faecalia werden gebracht.
De faecalia waren afkomstig van de werklieden der Hilver-
sumsche Stoom-Spinweverij, var, welk gebouw de beerput
tot dat doel eens per maand werd geledigd.
De chemische analyse, door prof. Gunning van deze
faecalia gedaan, toonde voor stikstof, kali en phosphorzuur
een niet onaanzienlijk hooger gehalte aan, dan die der fae
calia uit de Looiersloot alhier (te Amsterdam). Om de
mestwaarde evenwel daarmede beter te kunnen vergelijken,
werden de Hilversumsche faecalia, door vermengingen met
water, zooveel doenlijk op het gehalte der Amsterdamsche
gebracht. De uitkomsten waren even duidelijk als verras
send en voor alle gewassen dezelfde. De niet met mest
bedeelde vakken zagen er treurig en kaal uit; ook de stal
mest bleek zeer slechte resultaten op te leveren. De opge
loste guano gaf aanvankelijk zeer goede verwachtingen,
doch zij werd spoedig ingehaald en verre overtroffen door
de faecaal-bemesting.
Eene toevallige omstandigheid bracht er het hare toe bij
om dit reeds zoo aanschouwelijk overzicht nog meer te
illustreeren. De voorraad van den beerput namelijk bleek
eens ontoereikend te zijn en om in een te kort van drie
voer te gemoet te komen, werd gebruik gemaakt van de
faecalia der jongeheeren-kostschool te Hilversum. De akker
bleef niet in gebreke op de meest ondubbelzinnige wijze
de superioriteit van de faecalia der kostgangers boven
die der wevers en spinners aan den dag te geven en de
plek, welke er mede bedeeld was geworden, overtrof alle
anderen zeer in weelderigheid van plantentooi.
„Deze proeven hebben reeds het nuttig effect ten gevolge
gehad, dat de boeren daardoor van de bruikbaarheid en de
waarde der menschelijke faecalia als mestspecie zijn over
tuigd geworden. De prijs van den gierbak, die vroeger
40 cents bedroeg, is thans reeds tot f 1.50 gestegen. Toch
bleek de zaak ook een schaduwzijde te hebben. Door den
weligen groei en den kostelijken spijs gelokt en uitge-
noodigd, werd het terrein der proefneming weldra een
geliefkoosd uitspanningsoord van talrijke hazen en duiven,
welke in de van hun standpunt niet misdadige, dan toch
voor den landbouwer minder voordeelige excursies nog
door de bepalingen der jagtwet worden gesterkt.
Ook in de Haarlemmermeer waren,-met uit Leiden, volgens
Liernur's stelsel verzamelde faecalia, op eene boerderij uit
nemende resultaten verkregen. Gronden die vroeger de
pachtsom niet opbrachten, werpen r.a de faecaalbemesting
goede winsten af. (Zij werden hoofdzakelijk voor weiland
gebezigd en slechts voor een klein gedeelte met haver
bebouwd. 25 mudden werden, na behoorlijk met water
verdund te zijn, per bunder gebruikt).
Het goed indringen van de meststoffen in den bodem
bleek daarbij van grootcri invloed te zijn; vandaar dat bij
regenachtige weersgesteldheid veel betere gevolgen dan bij
droogte werden waargenomen.
Hetzelfde voordeel werd ook behaald met de faecaliën,
die in het gesticht Meerenberg, volgens een gewijzigd
pneumatisch systeem, worden vergaard. In den beginne
werden deze excreta ter bemesting van eene zandgrond
gebruikt, maar thans is de aanvrage van de landbouwers
om dezen mest, vooral tot het aanplanten van aardappelen
in de duinen, grooter dan de productie. (Aanvankelijk
werden zij voor 58 cents per mud verkocht. De graagte,
waarmede zij genomen werden, deed den prijs meermalen
opslaan, maar toen die met een te forschen sprong op f 2.50
gebragt werd, bleven de koopers weg.
De ongunstige resultaten, die aanvankelijk te Haarlemmer
meer en elders met deze soort van meststoffen waren ver
kregen en waardoor ook hare handelswaarde zeer werd
gedrukt, schijnen het gevolg te zijn geweest van ondoel
matige aanwending, niet voldoende verdunning vóór de
bevloeiing en soms ook te krachtige en ruime bemesting.
(De heer Amersfoordt, op de Badhoeve, laat zich, nu de
prijs verminderd is, al de door de Liernursche buizennetten
te Amsterdam verzamelde faecalia leveren, en heeft zijne
landerijen thans zoodanig ingericht, dat hij het geheele jaar
door de versche mestspecie kan ontvangen en aanwenden).
Verdunning met water, en, waar dit ontbreekt, ver
spreiding van de mest gedurende vochtig voorjaarsweder,
schijnt, om de planten niet te „verbranden," wel het meest
gewenscht te zijn. Te Hilversum heeft men zich evenwel
niet van water te kunnen bedienen, en de werking der
mest op den droogen zandbodem aan de medehulp der
natuur moeten overlaten.
Aan een particulier schrijven van een schepeling onzer
marine, thans opgenomen in het hospitaal te Padang,
dd. 4 Mei 11., ontleenen wij het volgende„Wij zijn bloedig
aan het kloppen geweest; ik heb een schot raak gekregen
in mijn schouderblad en een in den linker bovenarm, door
en door. Door Gods zegen ben ik echter nu aan de
beterhand. Wij hebben het, vooral door de zorg van het
Roode Kruis, hier heel goed. Die Vereeniging bezorgt
ons zooveel, dat wij volstrekt niet van gebrek kunnen
spreken. Over een maand of 3, 4 begint de strijd weêr
op nieuw en onze Hollandsche jongens verlangen er naar
om dan revanche te nemen voor 'tgeen wij geleden hebben.
De Citadel van Antwerpen, waar ik mij op bevond, kreeg
niet minder dan 17 schoten raak; dat waren onze Paasch-
eijeren. De vijand is sterk; als wij weêr aan 't kloppen
gaan zal het nog aan verscheidenen onzer 't leven kosten.
Maar de een is er nog feller op dan de ander, en men
hoort geen gemopper. Ik hoop tegen dien tijd ook weêr
klaar te zijn, om met mijne kameraden flink meê te doen."
Volgens de Nuova Roma zijn te Rome Turksche agenten
werkzaam om voor den Sultan van Atsjin Italiaansche
vrijwilligers te werven.
Berigten uit Sumatra bevestigen, dat de Nederlanders
aanbiedingen aan de Atsjinezen hebben gedaan, ten einde
het geschil op vredelievende wijze op te lossen. Zij zouden
de verbrande moskee en de oorlogskosten willen betalen,
maar zekere voorregten in ruil vragen. De Sultan zou
onaf hankelijk blijven en de Hollanders zouden beloven zich
niet te mengen in de zaken der Mohammedaansche gods
dienst in 't rijk van Atsjin. In Deli blijft het rustig.
De bh. mr. der Kinderen, lid van den raad van Indië,
generaal Verspijck, de kolonels Kroesen, Maarschalk en
Hoedt, mr. Schröder, lid van het hooggeregtshof, en de
Laat de Kanter, ambtenaar, zijn volgens het Handelsblad
door den gouverneur-generaal benoemd tot leden eener
commissie om een onderzoek in te stellen naar den loop
der expeditie tegen Atsjin. Eerstgenoemde is president;
als secretaris treedt op de 1ste luit. van Ham.
HELDER en NIEÜWEDIEP, 1 Julij.
Volgens een bij het departement van Marine ontvangen
telegram, zijn het schroefstoomschip Metalen Kruis, kapt.
ter zee H. B. Kip, en het fregat met stooravermogen Zee
land, kapt. ter zee J. van Gogh, respect, den 9den, 28sten
Junij te Atsjin en het schroefstoomschip Schouwen, luit.
ter zee 1ste kl. C. P. van der Star, op zijne reis naar
Oost-Indië, den 29sten Junij te Point de Galle aangekomen.
Laatstgenoemde bodem zou den 2den Julij van daar ver
trekken, met bestemming naar Atsjin. Aan boord dier
bodems was alles wel.
De mailbooten Prins Hendrik en Java zijn respectivelijk
den 28 en 29 Junij jl. 's morgens te Port-Saïd aange
komen. Aan boord van beide bodems was alles wel.
De mailboot Prins van Oranje, van Batavia naar hier,
is den 28 Junij, des avonds ten 6 ure, Gibraltar gepasseerd.
Het weder was schoon en alles wel aan boord.