1873. N°. 82.
Woensdag 9 Julij.
31 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
OPENBARE KENNISGEVING.
De Plaatsvervanging gehandhaafd.
Provinciale Schietwedstrijd te Helder.
HELDERSUHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT
,,Wij huldigen het goede.'
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Prijs der Adverteutiën V»n 14 regel» 60 cent,
elke regel meer 16 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS 1
Naar Oost—lndië: via Triest 22 Julij 's avonds 6 u. 25 m.
„nu Marseille 17 Julij, 's avonds 6 u. 25 m.
Brindisi 10 Julij 's avonds 6 u. 25 m.
per Conrad 9 Julij, 's avonds 10u.47m.
n Curagao en Suriname, 16 Julij 's morg. 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop, via Southampton13 Julij,
's morg. 6 u. 25 m.
De BURGEMEESTER der gemeente HELDER
Gezien de aanschrijving van den Heer Commissaris des Konings
in deze provincie van den 18 J u n ij 1873, 4de afdeeling,
No. M/S., houdende mededeeline, dat bij Zr. Ms. besluit
van den 26 April 11., No. 16, is bepaald, dat tot het houden van
practisehe oefeningen in de verschillende legerplaatsen, van najaars
oefeningen in het algemeen en tot verdere oefening in den wapen
handel te dezen jare tegen den 1 en 16 Julij e. k., den 2, den 9
en den 28 Augustus 1873 in werkelijke dienst zullen worden opge
roepen de milicien-verlofganger3 der ligtingen van 1869 en 1870.
Roept bij deze op de milicien-verlofgangers van het eerste regiment
vesting-artillerie van de ligting 1870, die in deze gemeente wettige
woonplaats hebben, om zich regtstreeks naar het korps ie Amsterdam
te hegeven en zich daarbij aan te melden op den zestienden Julij
1873, des namiddags vóór vier ure, voorzien van hunne kleeding
en uitrusting, door hen bij het vertrek van het korps medegenomen,
van hun zakboekje en van hunne verlofpas.
Helder, De Burgemeester voornoemd,
den 5 Julij 1873. STAKMAN BOSSE.
De Tweede Kamer heeft het voornaamste artikel der
regeeringsvoordracht tot wijziging der wetten op de nationale
militie, en wel dat, waarbij ieder die tot inlijving bij de
militie geroepen, ook verplicht werd zijne dienst in persoon
waar te nemen, met eene groote meerderheid verworpen.
Het wetsontwerp is daarop ingetrokken, de minister van
oorlog treedt af, hij heeft verklaard niet meer aan de
beraadslagingen over de krijgszaken te zullen deel nemen
de vestingwet komt dus vooreerst niet in behandeling, een
nog te zoeken nieuwe minister zal tijd noodig hebben om
zich eene bepaalde meening aangaande 's lands defensie te
vormen, en de zoo noodige beslissing omtrent dit hoogst
belangrijke onderwerp is weder, wie weet voor hoe lang,
verschoven. Dit is zeker te betreuren, te meer omdat de
ontwerp-vestingwet van den minister van Styrum vrij goed
door de Kamer ontvangen was; ook heeft de vernieuwde
afstemming van eene regeeringsvoordracht niet gestrekt om
de stelling van het reeds niet vast gezetelde kabinet te
verbeteren; maar deze overwegingen mochten toch geen
Vertegenwoordiger bewegen om een maatregel te billijken,
die niet wenschelijk of in strijd met de voorschriften der
grondwet kon geacht worden.
Reeds meer dan een jaar geleden, toen een vorig minister
van oorlog een dergelijk ontwerp tot afschaffing van plaats
vervanging en nummerverwisseling, met vergunning aan de
dienstplichtigen om ten hunnen kosten huiten de kazerne
te wonen, had ingediend, hebben wij er op gewezen, dat
dergelijke vergunning aan eene verbetering van het gehalte
van het leger niet bevorderlijk zijn zou, en eene ongelijk
heid zou in het leven roepen, stuitender dan de plaats
vervanging, een geheel vrijwillige ruil van tijd en geld,
waarbij beide partijen gebaat worden en van dwang of
bevoorrechting geen spraak is. Ook de eerste spreker
tegen het ontwerp, de heer de Bieberstein, die op grond
zijner 22jarige ondervinding als kapitein en compagnies
commandant de beweringen omtrent de demoralisatie der
plaatsvervangers overdreven noemde, verklaarde zich tegen
het wonen der dienstplichtigen bij hunne ouders, als zullende
dit naijver verwekken en kameraadschap en discipline niet
bevorderen. De heer Stieltjes daarentegen, juichte de be-
bepaling van het wonen buiten de kazerne, volgens hem
de meest anti-militaire inrichtingen, toe, dewijl de soldaat
er niets geen goeds, wel kwaads leerde; hij zou die bepaling
zoo algemeen mogelijk willen maken en vooral in de groote
steden zoo veel mogelijk willen toelaten. Niettemin keurde
hij de voorgedragen wet onnoodig. Dat de minister het
gehalte van het leger wilde verbeteren door kaders uit de
militie te trekken, was te prijzen, maar hij meende, dat
de minister, indien hij gewild had, reeds nu zoovele vrij
willigers had kunnen verkrijgen als hij verkoos, zoo hij
maar uitzicht op bevordering en beter tractement wilde
geven. Door ijverig te trachten om de geschikte elementen
der militie te behouden, zou de getalsterkte kunnen ver
meerderen en de druk der militie verminderen.
De minister van binnenlandsche zaken vroeg, of de ver
dediging van ons land op voldoende wijze gewaarborgd
was, als het leger bestond uit personen, getrokken uit de
minst ontwikkelde standen, die het minst belang hebben
bij inwendige rust of behoud der onafhankelijkheid? Of
verbetering van de samenstelling en het zedelijk gehalte
van het leger noodig was en of die plaats kon hebben
met behoud der plaatsvervanging en nummerverwisseling?
Zijn ambtgenoot van oorlog verdedigde het beginsel van
verplichte dienst, een beginsel dat de Duitschers de over
winning had doen behalen, eenheid en kracht aan leger en
natie zou verschaffen, strekt tot bevordering van de civiele
orde, algemeen in Europa aangenomen is of wordt en
strekken kan en moet om ons leger te verbeteren en daar
door de onafhankelijkheid van ons volksbestaan te helpen
bevestigen. De instelling der plaatsvervanging noemde hij
in strijd met hoogere wetten, dewijl alle burgers den heiligen
plicht te vervullen hebben van zoo noodig voor het vader
land te strijden, hare afschaffing eene daad van recht
vaardigheid.
Ijveriger verdediger der voordracht dan de ministers
was nog de heer Gratama. Hij noemde de afschaffing der
plaatsvervanging niet alleen eene daad van rechtvaardigheid,
maar ook eene van billijkheid, van wijs beleid, van wijze
politiek, weldadig en bezielend voor het leger. De indeeling
zijner rede voor zijne rekening latende, geven wij slechts
zijne argumenten en hooge verwachtingen terug: de ver
dediging des lands is een lust of een last, waarin allen
gelijkelijk moeten deelen, niet de armen het meest en de
rijken het minst; integendeel behooren de thans bevoor
rechte geldbezitters voor te gaan, de niet-bezitters hebben
overal hun vaderland. Door de afschaffing zullen de min-
gegoeden niet meer in angst en spanning verkeeren om het
geld bijeen te zamelen tot het vrijkoopen hunner zonen;
zullen noodzakelijk alle kleingeestigheden in de vorming
en oefening van het leger ophouden en zal eene demo
cratische inrichting van het leger noodig worden; zullen
de zedelijkheid, de militaire en ook de mindere standen
verhoogd, schutterij en leger waarlijk nationaal en van
beter gehalte worden, en zullen de communistische denk
beelden niet zoo gemakkelijk hij het leger kunnen veld
winnen.
Met de grondwet in de hand, zeide de heer Godefroi,
vervielen al de „declamatiën'' van den heer Gratama. Het
ontwerp was niet overeen te brengen met de grondwet,
omdat afschaffing niet past in een stelsel van militieplich-
tigheid, dat op loting gebaseerd is. In het stelsel van
loting, dat aanleiding geeft tot onrechtvaardigheid, achtte
hij de plaatsvervanging een correctief. Volkomen gelijkheid
te verkrijgen was eene onmogelijkheid, slechts op het kerkhof
heerscht zij. De voorgestelde wet zou echter de ongelijkheid
nog meer doen gevoelen en den last nog zwaarder maken
voor de onbevoorrechten. Dan slechts zou spreker de ver
plichte persoonlijke dienst gerechtvaardigd achten, wanneer
zij in vredestijd moest strekken tot voorbereiding en oefe
ning voor oorlogstijd; maar hij oordeelde niet voldoende
bewezen, dat afschaffing der plaatsvervanging daartoe het
eenige middel was.
De heer de Roo van Alderwerelt ontkende desgelijks,
dat de absolute verplichting om bij de militie te dienen
met ons stelsel van levervorming overeen te brengen was.
Evenmin achtte hij die absolute verplichting denkbaar en
mogelijk zonder dat daarnevens een stelsel van dienstver
korting en vrijstelling stond. Waar in andere landen alge-
meene dienstplichtigheid bestaat, wordt ook vrijstelling
of dienstverkorting toegestaan. Hij erkende, dat de af
schaffing nuttig zou zijn voor het leger, dat in de alge-
meene schatting rijzen zou. Maar het hoofddoel der
afschaffing verkrijging van goede kaders nit de
militie zou door haar niet bereikt worden. De kaders
zouden alleen verkregen kunnen worden door aan de leden
ervan wettelijke voordeelen toe te kennen. De heer de
Roo verklaarde zich voor de afschaffing van het tegen
woordige stelsel der wet op de nationale militie, maar tegen
de absolute afschaffing; onder ons stelsel van legervorming
behoorde een uitweg, te blijven voor hen, die zich van den
militieplicht wilden vrijkoopen. Met ons stelsel zou slechts
overeen te brengen zijn eene aanwijzing van ieder op 20ja-
rigen leeftijd voor de militie of voor de schutterij, en
vergunning tot ruiling tusschen miliciens en schutters na
zekeren tijd geoefend te zijn.
De heeren van Kuyk en van den Berch van Heemstede,
zonder zich als de heer de Roo te verdiepen in de vraag
hoe met handhaving der grondwettige bepalingen de weer
baarheid bevorderd en de plaatsvervanging afgeschaft zou
kunnen worden, deden, even als de heer Godefroi, het
grondwettig bezwaar tegen de afschaffing gelden. Eene
militie van vrijwilligers toch is de regel, en de loting dient
tot aanvulling van het ontbrekende aantal; daarom is het
bezwaarlijk het stellen van plaatsvervangers, of „het koopen
van vrijwilligers" aftescbaffen. De heer van denBerch refereerde
zich overigens aan het door den heer Stieltjes gesprokene,
wat betreft de mogelijkheid om de sterkte en het gehalte
van het leger onder de bestaande wetgeving te verbeteren:
het kazerneleven achtte hij van nadeeligen invloed op hel
godsdienstig gevoel van vele nog onbedorven jongelingen.
Wij zouden te wijdloopig worden, indien wij, hoe kort
ook, wilden opsommen wat gedurende het driedaagsch debat
door meerdere sprekers tegen, door enkele voor het wets
ontwerp werd aangevoerd. De beslissing is gevallen en
daardoor, in overeenstemming met den wensch van den
minister van binnenlandsche zaken (al is 't niet tot zijn
genoegen) eene aanwijzing gegeven nopens den weg, dien
deze of eene opvolgende regeering zal behooren te bewandelen.
Mogen allen, die de verdediging des lands en het lot
zijner verdedigers ter harte nemen, zich bij het votum der
Kamer nederleggen, en zonder de vooralsnog onmogelijke
algemeene of persoonlijke dienstplichtigheid te begeeren,
bedacht zijn op hetgeen tot vermeerdering der waarde van
ons leger kan dienen. Door het den milicien aangenamer
te maken, hem eene humane bejegening te verzekeren, hem
voldoende gelegenheid tot bevordering te openen, door de
hand uit te steken tot verbetering van het zoo afgekeurde
kazerne-leven (wat daaromtrent gezegd is strekt tot krachtige
aansporing) zal de lust tot vrijwillige dienstneming bevorderd,
de indiensttreding van lotelingen minder bezwaarlijk, het
stellen van plaatsvervangers minder begeerlijk worden. Onze
militie bestaat niet slechts uit lieden der laagste standen,
die weinig beschaafd en ontbeeringen gewoon zijn en niets
te verliezen hebben; alleen de rijken doen zich vervangen,
de nijvere en middenstand dient persoonlijk en is eene goede
behandeling waardig; door hem die te verzekeren verzoent
men het krachtigste deel des volks met den wapenplicht
en zal in de gelederen van het leger een niet gering te
schatten geest van tevredenheid en opgeruimdheid, van
blijmoedige plichtsbetrachting en toewijding ontstaan.
Jl. Zondag en Maandag werd alhier de aangekondigde schiet
wedstrijd gehouden op het zoo gunstig gelegen sehietterrein nabij
het fort Kijkduin alhier. Door fraai zomerweder opgeluisterd, heeft
dit scherpschuttersfeest niet nagelaten in ruime mate bij te dragen
tot de opgewekte stemming, die er bij de aangevangen kermis
valt op te merken. In groote mate werd dit feest opgeluisterd
door de medewerking van het stafmuziekkorps der Marine, onder
de leiding van den kapelmeester L. W. Weckesser.
Zondag voormiddag ten 9 u. 45 m. kwamen de schutters en
weerbaarheidsmannen uit andere plaatseu van dit gewest alhier aan.
Zij werden ontvangen door een aantal leden van 't Vrijkorps alhier
met den majoor-kommandant, de officieren en leden van 't bestuur.
De muziek deed het Nederl. volkslied hooreu. Daarna werden de
aangekomenen begeleid naar Musis Sacrum, van waar, nadat ieder
zijne schietbaan was aangewezen, de optogt naar 't sehietterrein
aanving. Duizenden waren er op de been om dit voor deze gemeente
wel vreemde maar niettemin schoone schouwspel te zien.
De wedstrijd op 200 pas had jl. Zondag, die op 300 en 100
pas gisteren plaats. Gisteren namiddag ten 3 ure werd eene
muziekuitvoering op het sehietterrein gegeven, waarna de nog aan
wezige deelnemers in optogt, met de muziek aan 't hoofd, terug
keerden tot voor de woning van den majoor-kommandant, waar
men uiteenging, om 's avonds in Musis Sacrum, waar ook Zondag
avond eene feestelijke reünie plaats vond, andermaal bijeen te
komen. In die zaal had gisteren avond de uitreiking der meeren-
deels zeer fraaije prijzen plaats, alweder opgeluisterd door de uit
voeringen van het muziekkorps der Marine. Op uitnoodiging van den
majoor-kommandant Aberson belastte zich de heer jhr. van Spengler,
vice-president van het centraal-comité van den Nederlandschen
Weerbaarheidsbond met de taak om die prijzen aan de overwinnaars
in dezen wedstrijd uit te reiken. Op kernachtige wijze werd dit
door den heer van Spengler gedaan, telkens wijzende op den aard
der prijzen, de maatschappelijke positie der bekroonden, of den
oorsprong van den toegewezen prijs.
De uitgeloofde prijzen werden behaald als volgt:
Prijzen op 300 passen: 1ste prijs (pendule onder stolp, aange
boden door het eerelid, den schout-bij-nacht F. A. A. Gregory),
behaald door den heer Katterveld, van Claudius Civilis te Amster
dam. 2de prijs (twee bloempotten op standaards, aangeb. door het
Art.-Vrijkorps) den heer Vollbrecht, van id. 3de prijs, (eijerstel
met zilver gemonteerd, aangeb. door het Art.-Vrijkorps) den heer
Soeters, Weerb.-Vereeniging Hoorn. 4de prijs a (zilveren cylinder-
horologie, aangeb. door de Korp.-Vereen. Eendragt en Vriendschap)
den heer Sörensen, serg. der mariniers. 4de prijs l (gouden doek
speld, aangeboden door het eerelid C. A. Jeekel, te Leerdam), den
heer van den Berg, lid der Weerbaarh.-Vereen. te Hoorn. 5de
prijs (tafelflacon met zilver gemonteerd) den heer van Meteren, 2de
luit. der infanterie. 6de prijs (twee bloempotten) de heer Esser,
luit. der mariniers. 7de prijs (inktstel) de heer Halsema, korp. der
Weerbaarh.-Vereen. Alkmaar. 8ste prijs (couriertasch) den heer Hora
Adama, 1ste luit. der infanterie. 9de prijs (sigarenkist) den heer
Mulder, van Claudius Civilis te Amsterdam. De 5de, 6de, 7de,
8ste en 9de prijs aangeboden door het Art.-Vrijkorps.
Prijzen op 200 passen: 1ste prijs (twee portwijnkannen met zilver
gemonteerd, aangeb. door het Art.-Vrijkorps) behaald door den
heer de Kempenaar, luit. der inf. 2de prijs (peper- en zoutstel
met zilver gemonteerd, aangeb. door den maj.-komm. mr. D. P.
H. Aberson) den heer Struver, van Claudius Civilis te Amsterdam.
3de prijs (sigaren-standaard met zilver gemonteerd, aangeb. door