Benoemingen, enz.
STATEN-GENERAAL.
Buitenland.
België.
Frankrijk.
edental te Rotterdam, Leiden, Utrecht, Amersfoort, Kampen
en andere plaatsen, evenals hier en daar op het platteland,
aanmerkelijk toegenomen.
Door den afgevaardigde van het Bijbel-Genootschap, prof.
Joh. Tideman, werd medegedeeld, dat de heer Matthes aan
de regering is voorgedragen om aan het hoofd te staan
van eene nieuw op te rigten kweekschool voor inlandsche
onderwijzers en tolken te Macasser; dat de zendeling
Coomans van de Rotterdamsche Zendings-Vereeniging tijdelijk
is aangenomen voor de Soendasehe bijbel-vertaling, en dat
men de uitgave van een Javaansch bijbelsch leesboek door
den zendeling Poensen zal subsidiëren.
Omtrent den toestand der inlandsche gemeenten en der
scholen werden gunstige berigten gegeven. Ter vergadering
waren een achttiental kaarten en teekeningen opgehangen,
die in de kweekschool voor onderwijzers van den zendeling
Graafland te Tanawangko vervaardigd zijn en de blijken
dragen van den aanleg zoowel der kweekelingen als van de
deugdelijkheid van het onderwijs ook in dit opzigt.
In den loop der beraadslagingen werd gewezen op een
brief van den heer Duymaer van Twist, dezer dagen aan
een der bestuurders van het Zendeling-Genootschap ge
schreven, waarin deze oud-gouverneur-generaal zijne inge
nomenheid betuigt met het werk van het Ned. Zendeling-
Genootschap, 'twelk hij meer dan de meeste anderen in de
gelegenheid geweest is in Ned.-Indië na te gaan en zelfs
gedeeltelijk met eigene oogen te aanschouwen. Hij geeft
gaarne de verklaring, dat, naar zijne overtuiging, het Genoot
schap op den toestand der bevolking, waaronder het heeft
gewerkt, in meer dan één opzigt, een gunstigen invloed
heeft uitgeoefend." Tegenover de ongunstige geruchten, die
sommigen gaarne verspreiden en anderen gretig aannemen,
werd deze verklaring uit den mond van een zoo algemeen
geacht en bevoegd getuige op hoogen prijs gesteld.
Nadat nog eenige rapporten waren uitgebragt en onder
werpen aan de orde gesteld voor de vergaderingen van de
volgende dagen, werd de vergadering voor heden gesloten.
Men meldt uit Schiedam dd. 16 dezer aan de N. R. Crt.:
,/Gisteren avond is de alhier bij gelegenheid der kermis
geplaatste schouwburg van de heeren Albregt en van
Ollefen met de bezoekers aan een groot gevaar ontsnapt.
De groote gaspijp, door of onder het tooneel, geraakte van
elkander, terwijl het ontsnappende gas vlam vatte, waar
door al dadelijk het geroep van brand werd gehoord en
de toeschouwers op de vlugt gingen. Door het uitdraaijen
der gaskraan werd de brand voorkomen. Nadat men een
geruimen tijd in volslagen duisternis had doorgebragt, bleek
het dat de brand gestuit was. Men is alzoo met den schrik
vrijgekomen.
Het muziekkorps der dd. schutterij te Gouda heeft op
een wedstrijd te Gent de gouden medaille behaald en tevens
eene medaille ontvangen als het korps dat het verst gekomen
is, en een anderen wegens het hebben van den netsten
uniform. Het korps is jl. Maandag avond te Gouda met
veel feestvreugde ingehaald.
In den nacht van 14 op 15 dezer is in de wijk
Berkdijk te Tilburg een brand uitgebarsten, waardoor 11
woningen in de asch zijn gelegd.
De spoorlijn BoxtelWezel is gisteren voor het
verkeer opengesteld.
Nabij ter Aar is in de Aar gevonden het lijk van
een ingezetene van Oudshoorn, die sedert jl. Vrijdag vermist
werd. Uit de wijze, waarop het lijk, met verscheurde
kleederen en verbrijzelden schedel, in het water is gevonden,
leidt men af, dat er eene misdaad is gepleegd. De officier
van Justitie en leden van de regterlijke magt te Leiden,
bijgestaan door de geneeskundigen prof. Zaaijer en dr.
Hofimann, hebben jl. Maandag avond het visum repertum
opgemaakt. (L. C.)
Van jl. Zaturdag op Zondag nacht, tusschen 3 en 4
ure, woedde boven Bolsward een hevig onweder. Een jonge
boer bevond zich buiten, in het open veld; hij wilde reeds
op dat vroege uur gaan melken en droeg zijn koperen
emmers, terwijl de meid nevens hem liep. Een bliksemschicht
trof hem en plotseling viel hij dood neder, terwijl de meid
geheel ongedeerd bleef.
Te Wons is dezer dagen eene vrouw, die voor een
raam stond om een gordijn weg te nemen, door den bliksem
getroffen en gedood.
Als een bijzonderheid van zeldzamen aard deelt men
mede, dat in den steel van een bloemkool, uit een tuin te
Oldeboorn, jl. Zaturdag een gouden ring te voorschijn
kwam, welk voorval niet anders te verklaren is, dan dat
de ring in den mest moet verborgen zijn geweest en alzoo
opgewerkt en ingegroeid.
Op het noorder Zendingsfeest is betreffende Sumatra
medegedeeld, dat drie zendelingen zijn doorgedrongen tot
de zoogenaamde Toba-zee, nog nimmer door een Europeaan
gezien. Met groot levensgevaar zijn zij er heengegaan,
onder geleide van het Bataksche opperhoofd Pontas; zij
vonden een prachtig meer van 20 uren in omtrek, met een
duizendtal dorpen, bewoond door een veelbelovend volk,
cijnsbaar aan Atsjin; drie uren mogten zij er vertoeven
en hadden gelegenheid een schets van het meer te maken
onder ontzaggelijke moeijelijkheden, langs een anderen
weg, door bosschen en moerassen teruggekeerd in het dorp
van Pontas, werden ze door duizenden Batakkers, die dat
dorp omsingelden opgewacht, om naar de gewoonte van
dezen te worden verslonden; een lot, dat zij alleen zijn
ontgaan, omdat Pontas verklaarde, dat de Batakkers alleen
over zijn lijk aan zijn gasten de hand zouden kunnen slaan.
Aan het Jaarboekje der Maatschappij tot Nut van 't
Algemeen, dezer dagen aan de leden rondgezonden, zijn de
volgende cijfers ontleend. Het aantal leden was 14,788
gewone en 565 eereleden, of 176 meer dan in het vorige
jaar, verdeeld in 318 departementen. Van 1871 tot 1872
zijn 99 eereblijken gegeven, en wel: 10 voor veeljarige
schooldienst aan onderwijzers, 56 voor welbeproefde trouw
en de overige voor met levensgevaar volbragte reddingen.
Het aantal volksbibliotheken was 304. In 10 departementen
bestonden spaarkassen, in 20 hulp- of beleenbanken.
Men meldt uit Parijs dd. 14 dezer aandeAmst. Crt.:
„De verlichting is hier gisteren avond prachtig geweest.
De directeur van openbare werken, de heer Alphonse,
heeft voor den staat de fantastieke voorstelling van den
Oosterschen dichter der „Duizend en één nacht" tot wer
kelijkheid gemaakt. Vooral in het Trocaden, waar het
paviljoen, de vuurtempel, voor den „koning der koningen"
was opgerigt, was het schouwspel verrassend, grootsch,
indrukwekkend. Het was alsof de geheele stad zich in
een zee van veelkleurig licht baadde. Wel deden regen
en wind hun best om de illuminatie te doen mislukken,
maar zij slaagden er niet in, want men kon niet zeggen
dat een enkel nommer, eén enkel gedeelte van het pro
gramma van het nachtfeest in het water is gevallen. Het
gas, het Bengaalsch vuur, de vuurpijlen, de Venetiaansche
verlichting van de Seine, het electrisch licht, de vuur
werken, die bij de ontploffing duizenden van sterren naar
alle windstreken deden wegspatten, kortom alles wedijverde
om den Shah en de millioenen van menschen, die zoowel
van hier als van elders op de been waren, te verbazen en
ook te verblinden. Nooit is hier zulk een luisterrijk feest
gevierd; nooit ook is een feest zoo ordelijk afgeloopen.
Een retraite aux flambeaux van de muziek dreef de menigte
langzaam uiteen en naar de verschillende wijken. De Shah
was vergezeld van den maarsehalk Mac Mahon, den heer
Buffet, de ministers en zijn eerste staatsdienaars. Zondag
morgen had de Shah de wedrennen te Longchamps bijge
woond. Hij zat in de eere-tribune tusschen mevrouw Mac
Mahon en den president der republiek in. Hij was in
groot costuum en Isabella, de bloemenverkoopster van den
Jockey-club, had de eer hem en mevrouw Mac Mahon
een bouquet aan te bieden, onder daverend applaudissément
der tribunes en der menigte op het terrein. De prijzen,
die gereden werden, hadden Perzische namen; zij heetten
namelijk: Taurus, Teheran, Farrestan, Ispahan, Chiraz en
Asterabad.
De Shah heeft verschillende inrigtingen en musea bezocht.
Ook de riolen zal hij bezoeken, maar de catakomben vond
hij wat somber. Zondag heeft hij de hh. Crémieux, afge
vaardigde, Isidor, opperrabbijn in Frankrijk en ZadocKan,
opperrabbijn te Parijs, ontvangen. Die heeren kwamen de
belangen der Israëlieten in Perzië bepleiten. De heer
Crémieux heeft bij die gelegenheid een warme toespraak
gehouden en de Shah heeft zich geroerd getoond en be
loofd, dat hij aan de vervolging der Joden in Perzië een
einde zou maken.
In het Julijnummer van de Gids komt een artikel
voor van den heer Staring over landbouwonderwijs, dat zeer
behartigenswaardige opmerkingen bevat. De schrijver toont
overtuigend aan, dat onze Nederlandsche landbouw zeer
veel mist of reeds verloren heeft ten gevolge van de alge
meen lieerschende onbekendheid met de zaken, die op de
rijks-landbouwschool behooren onderwezen te worden. Zoo
ondervinden z. i. onze grondeigenaars winstdervingen, die,
te zamen opgeteld, honderdduizenden kunnen bedragen
doordat het beheer van landgoederen dikwijls is opgedragen
aan personen, die daarvan geen studie hebben gemaakt en
wier eenige titel is de kennis van geld ontvangen en ont
vangsten boeken en verantwoorden.
Verouderde, tegen alle verbetering in den landbouw
aandruischende pachtvoorwaarden drukken de pachters nog
algemeen en verdooven allen lust tot vooruitgang en ver
betering, omdat aan de eigenaren niet is geleerd dat lange
pachten en vrijheid van handelen voor den pachter voor-
deelig zijn, en dat in de meeste gevallen hun eigenbelang
meebrengt de kosten der te maken verbeteringen voor eigen
rekening te nemen.
De heer Staring wijst o. a, op de Haarlemmermeer, waar
door verkeerde pachtvoorwaarden groote verliezen ge
leden zijn.
Niet minder groote winstderving is het gevolg van het
niet weten dat het Versnipperd dooreenliggen van landerijen
geen beloonenden akkerbouw veroorlooft, en dat zulk een
toestand gemakkelijk te verbeteren is.
Ook geeft de heer Staring eenige voorbeelden van winst
derving door het niet toepassen van verbeteringen in den
landbouw. Hij wijst op den schroom waarmede tot droog
legging van landerijen wordt besloten, en op de slechte
wijze waarop het geschiedt; op het vooroordeel dat nog in
sommige streken tegen rijenteelt bestaat, en op het geringe
gebruik van machines. Nergens verraadt zich echter z. i.
het gebrek aan kennis meer dan in het oprigten van boeren
woningen. „De honderdduizenden," schrijft hij, „die ver
knoeid zijn bij het optrekken van boerenwoningen in de
Haarlemmermeer kunnen ten bewijze strekken dat er nog
veel te onderwijzen valt. Een ieder timmerde in de Meer
naar 't gewoonte was in de streek, waarvan hij afkomstig
was. Niemand scheen te beseffen dat er slechts te kiezen
was tusschen twee inrigtingen een voor den akkerbouw
en een andere voor den veehouder."
Het zou ons te ver voeren ook de beschouwingen aan
gaande het onderwijs zelf te excerpeeren; wij bepalen ons
tot de opmerking dat wij de lezing van het artikel aan ieder,
die in den landbouw belangstelt, zeer aanbevelen. (Vad.)
Niet alleen in de oude wereld, in menig opzigt zoo
geblaseerd, ontziet men zich niet onder de uitvoering der
schoonste compositiën te praten en aandachtige hoorders
zoowel als de toonkunstenaars te ergeren, ook in de
nieuwe wereld blijkt dat euvel te bestaan. Maar, gelijk
voor alles, is ook daartegen in Amerika een regt origineel
huismiddeltje gevonden. Th. Thomas, de directeur der
classieke concerten te New-York, verloor eindelijk het geduld
bij den 'hoon den grooten componisten, zijn voortreffelijk
orchest-personeel en hem zeiven, als dirigent, gedurig door
de babbelaars aangedaan, en heeft onlangs bij de uitvoering
van den Midsummernightsdream aan de „lastige lieden"
een les gegeven. Eenige dames en heeren zaten te praten
als waren zij in een gezelschapszaal, zonder zich om de
muziek te bekommeren. Thomas zag hen strak aan en
gaf den paukenist eensklaps het signaal om een geweldigen
roffel te slaan; hij liet zoo lang zij spraken, en wanneer
zij op nieuw begonnen, telkens weêr roffelen, totdat de
babbelaars elkander niet meer konden verstaan, hooren en
zien verging en zij eindelijk begrepen voor de pauken te
moeten onderdoen. Het publiek was ten hoogste inge-
nomen met deze bestraffing; de dagbladen prezen den inval
van den orchestdirecteur, en tegenwoordig sidderen de
babbellustigen als Thomas naar hen of naar de pauken ziet.
Charivari verhaalt: Alexander Weill wandelde, een
15tal jaren geleden, met zijn vrouw in het Bois de Boulogne.
Onder een eikenboom zat een engelachtig jong meisje van
15 of 16 jaren, verdiept in de lectuur. „Hoe lief!" zeide
Weill tot zijn vrouw. „Heel lief," antwoordde deze; „een
charmant kind en een charmante bezigheid, maar ik durf
wedden, dat zij een roman van Paul de Koek in handen
heeft." Daarvan wilde Alex. Weill zich overtuigen. Zeer
beleefd vroeg hij de jonge dame wat zij las. Zonder schroom
antwoordde zij: Mon ami Raymond van Paul de Koek
eerste deel." Weill stond verslagen. „Wel, mejufvrouw,
hebt u zulke lectuur? En wat zegt uw mama daar wel van?"
„Mama? och, dat kunt u haar gemakkelijk vragen. Zij zit
ginds onder de boomen; zij leest het tweede deel."
In het laatste nommer van Kladderadatsch lezen wij;
„Prins Bismarck is door de kunstenaarsvereeniging Malkastèn
te Dusseldorf tot eerelid benoemd, als eene erkenning van
zijne verdiensten op het gebied van historie, veldslagen,
schilderkunst en marine. Wij voegen bij dit eerediploma
den wensch, dat het den Prins vergund zal mogen zijn,
zich eenmaal ook te doen kennen als den schepper van
bloemen, vruchten en stillevens."
Onlangs is medegedeeld het gunstig effect van petroleum
tegen kinkhoest. De weldadige werking daarvan wordt
nader verklaard door de jongste waarneming vandr. Eetzerich,
dat de oorzaak dezer kinderziekte berust op schimmelvorming
in de luchtwegen.
Aan dr. C. H. D. Buijs Ballot, hoofddirecteur van het KonNederl.
Meteorol. Instituut te Utrecht, is opgedragen de Nederlandsche
regering te vertegenwoordigen bij het te Weenen te houden Inter
nationaal Meteorologisch congres.
Benoemd tot directeur van het postkantoor te Noordwijk II.
Iloltzschue, thans geiigr. klerk.
De off. van gez. 3de kl. bij de zeemagt W. F. Clous en J. A.
G. Hulst, zijn, met ingang van den 16 dezer, bevorderd tot off. van
gez. 2de kl., met bepaling dat eerstgenoemde zal rang nemen tus
schen de off. van gez. 2de kl. W. Schutte en M. Steensma, en
laatstgenoemde tusschen de off. van gez. 2de kl. W. Schoondermark
en G. Franken.
Tot adelb. 3de kl. bij het Kon. Instituut voor de Marine zijn
benoemdJ. H. van den Berg, jhr. J. J. C. G. Bowier, W. J.
Cohen Stuart, H. Flaes, .1. J. Hissing, J. H. van Hoogstraten,
J. M. P. Kluit; M. E. B. J. Kluit, J. ICuyp, .1. M. Phaff, C. M.
lloeters van Lennep, jhr. J. IC. F. H. von Schmidt auf Alteustadt,
E. F. II. Sutherland, P. C. Swaan, T. M. Tromp, G. F. Tydeman,
K. D. de Yassy, B. O. J. Verschoor, J. Vos en I). N. Wentholt.
Aan den gepens. majoor der genie H. H. Kochell is verleend
de rang van luitenant-kolonel.
Eerste Kamer.
Zitting van Woensdag 16 Julij. De Kamer heeft tegen
Donderdag aan de orde gesteld een vijftal kleinere wetsontwerpen,
en tegen Vrijdag morgen 11 ure de behandeling van het wets
ontwerp tot herziening der grondbelasting.
Te Antwerpen is een ruiterstandbeeld van Leopold I
geplaatst; op de voorzijde van het voetstuk staat in de
Nederlandsche taal het opschrift: Koophandel en bevolking
aan Leopold, eersten Koning van België. Tot groot
genoegen der Vlaamsche bladen bevindt het Fransche
opschrift zichonder den staart van het paard.
Jl. Maandag avond omstreeks 9 ure is te Antwerpen
brand ontstaan in de gasfabriek. Het vuur deelde zich
spoedig mede aan de daarbij gelegen magazijnen van steen
kolen, zoodat men ernstig beducht was voor eene verdere
verspreiding der vlammen, onder anderen voor het over
slaan van deze naar het nabijgelegen krankzinnigen-gesticht
en vondelingshuis. Om eene ontploffing van het gas inde
fabriek te voorkomen, waardoor groote ongelukken konden
ontstaan, heeft de directie het gas laten ontsnappen. Brand
weer, gendarmerie en bezetting waren spoedig ter plaatse
aanwezig, en dank zij hare vereenigde pogingen en de
windstilte, was men den brand te middernacht meester. De
schade wordt begroot op fr. 80,000.
De wapenschouwing van jl. Donderdag is in de Parijsche
dagbladen nog steeds aan de orde van den dag. Daaruit
laat zich afleiden, welk een indruk dat militaire vertoon
op de Parijzenaars gemaakt heeft: „In deze oogenblikken,
schrijft een liberaal-conservatief berigtgever te Parijs, is
een ieder een weinig chauvinistisch gestemd. De revue
heeft de koelsten zelfs opgewonden gemaakt. Men gevoelt
dat wij weder een leger bezitten; dat Frankrijks krachten
teruggekeerd zijn; dat wij weldra in staat zullen wezen
om eiken buitenlandschen aanval af te slaan, en dat van
nu af orde en rust binnenslands gewaarborgd kunneu
worden geacht. Dit gevoel, dit herboren vertrouwen in
onze krachten behoeft echter zoomin aan de vrienden des
vredes hier te lande als aan het buitenland eenige onge
rustheid in te boezemen. Zelfs in de meest radicale bladen
treft men geen zweem aan van de snoeverijen en de uit-
tartende en dreigende vertoogen, welke daarin vroeger