Engeland. Duitschlaid. Spanje. Burgerlijke Stand. Gemeente Helder. Burgerlijke Stand. Gemeente Texel. Marine-Haven Nieuwediep. SCHAGER MARKT van HEBëjN. maar al te veel voorkwamen, en zoowel de houding der troepen bij de wapenschouwing als de geestdrift, waarmede Je maarschalk-president door het waarschijnlijk uit niet veel minder dan 200,000 personen bestaande publiek is toegejuicht, maar vooral de hulde, die bij het defileren der troepen aan de republikeinsche garde en aan de gen darmerie is te beurt gevallen, kunnen ten bewijze strekken, dat Frankrijk nog steeds aan de conservatieven toebehoort. De vreugde, welke een ieder na jl. Donderdag bezielt, is enkel het uitvloeisel der innige voldoening, dat Frankrijk op het punt is van zijne plaats onder de volken van ons werelddeel te hernemenen die gebeurtenis strookt te zeer met het algemeen belang van Europa dan dat het buiten land niet opregt deel zou nemen in eene blijdschap, die vrij is van alle oorlogzuchtige verwachting en van eiken wensch of behoefte aan nieuwe omkeeringen." Naar de beschrijving, die de Parijsche bladen van de prachtige tent geven, die ter bijwoning van het feest der stad Parijs jl. Zondag op het Trocadero voor den Shah was opgerigt, had dit paviljoen den vorm van een uitgestrekten troon hemel, van welken draperiën afhingen, die de nationale kleuren der beide landen vertoonden en met het wapen van Perzië prijkten. De hooge trap van het Trocadero en het naar de tent leidende pad waren met een rood tapijt belegd. De loge, tot zitplaats van den Shah en zijne om geving bestemd, was omhangen met eene draperie van karmozijnrood fluweel, versierd met gouden franjes. De tent bevatte voorts twee kleine toiletkamers, welker wanden uit goudstof met zilveren franje bestonden. Een en ander was met den meesten smaak vervaardigd en ingerigt. De groote loges voor de gedeputeerden, voor den ge meenteraad en voor de genoodigden waren insgelijks met karmozijn fluweel met gouden franje gedrapeerd. De loges voor mevrouw Buffet en voor de echtgenoote van den president-maarschalk waren met wit satijn behangen. Een aantal gaskroonen waren bestemd om het voorname en prachtig uitgedoschte gezelschap in deze loges te verlichten; de wind heeft evenwel belet dat zij werden aangestoken of bleven branden. De aartsbisschop van Bordo, cardinaal Donnet, heeft aan zekere Combes, schrijver eener geschiedenis van de invallieden der Duitschers in Frankrijk, een schrijven gerigt, waaraan het volgende ontleend is: „De mannen van onzen leeftijd zagen driemaal den vaderlandschen grond door Germaansche horden verwoest worden. Velen mogten daarin een geïsoleerd feit zien, buiten allen zamenhang van verleden en toekomst, maar gij, mijnheer, gij hebt, terwijl gij een blik werpt op de Fransche maatschappij van haren oorsprong tot op onze dagen, de wonden ontdekt, die zij ontvangen heeft en waardoor zij periodiek bloed verliest en in rijkdom vermindert. Deze wonden zijn de Duitsclie invallen. Gij geeft daarvan een schilderij en doet dat met vaste hand, hoewel uw hart met droefheid vervuld is. Gij vertelt niet alleen, maar geeft ook den grond aan van het verschijnsel en wijst op de onveranderlijke wet, die het beheerscht. Onze hemel is helder, ons klimaat zacht en gematigd, op onze akkers golft een zee van gouden aren en bonte wijnstokken kroonen onze hoogten. Overal heerscht bij ons overvloed en rijkdom, vreugde en vergenoegen. Daar ginds in 't Noorden echter, onder een kouden nevel- achtigen hemel, hokt op een kouden en armen bodem in ongastvrije steppen, eensgezind in het gevoel van Barbaarsche hebzucht, naijverig op ons geluk, een volk, dat op ons een bloed- dorstigen blik werpt (ik zag al deze dingen en kreeg een smartelijk voorgevoel op eene reis, die ik in 1857 naar Weenen, Praag, Munchen en Berlijn ondernam; acht dagen bragt ik in deze stad door, waarvan ik de voornaamste personen zag); dit volk loert op een dag van onrust en tweedragt bij ons; het wacht er op, dat wij geheel verwijfd zijn of ons bloed in burgeroorlog vergieten, om zich op te maken en als een uitgehongerden tijger zich op den buit te storten, die hem wordt aangeboden." Jl. Dingsdag heeft te Parijs, onder voorzitterschap van den heer de Lesseps, een algemeene vergadering plaats gehad van aandeelhouders in den Suez-kanaalinaatschappij. dit het door den voorzitter uitgebragt rapport blijkt, dat, in vergelijking met de 6 eerste maanden van 1872, het aantal schepen door het kanaal de helft meer bedroeg in dat jaar, namelijk 652. Ook de financiële toestand der maatschappij is zeer gunstig. De toestand van het kanaal werd uitnemend genoemd. Een Engelsch schip van 7 m. 39 m.M. diepgang is met het meeste gemak het kanaal doorgevaren. De kosten van onderhoud van het kanaal zijn aanzienlijk vermeerderd. De heer de Lesseps deelde mede, dat op een nader te bepalen dag de coupons en delegatiën prompt zullen worden betaald. In strijd met de geruchten verklaarde hij, dat zijn betrek kingen met den Sultan uitmuntend zijn. Ten slotte, na goedkeuring van het rapport, werd ver zekerd, dat het ontworpen plan tot aanleg van een spoor weg door Azië in geenen deele de belangen der aandeel houders in het Suez-kanaal benadeelde, integendeel in morelen en in materiëlen zin slechts bevorderlijk kon wezen aan le belangen van het kanaal. Het internationaal congres van Oriëntalisten zal dit jaar te Parijs van 1 tot en met 9 September plaats hebben. De zittingen van 1 tot 5 Sept. zullen gewijd zijn aan Japansche, Chineesche en aanverwante vakken; die der volgende dagen aan Egyptische, Assyrische, Semitische, Indische, Nieuw-Grieksche, Tartaarsche, Indo-Chineesche en Oceanische studiën. De Admiraliteit heeft thans tijdingen van Africa's westkust ontvangen, welke de onlangs vermelde berigten omtrent het verbranden van Elmina volkomen bevestigen, en voorts inhouden, dat den 13 Junij jl. in de nabijheid van het fort van Elmina een ernstig gevecht geleverd is tegen 3000 Ashantijnen, die tegen het fort oprukten. Zij werden door Engelsche mariniers, die kort te voren met Hr. Ms. schip Barracouta waren aangekomen, door mariniers van de ter reede geposteerde oorlogsvaartuigen, en door hoerah's, met een verlies van 300 man aan dooden en van vele gekwetsten teruggeslagen. Aan de zijde der Engelschen sneuvelde 1 marinier en werden 7 gekwetst. Blijkens de laatste berigten, welke de dagteekening van 22 Junij dragen, waren er geen verdere gevechten geleverd doch dreigden de Ashantijnen met eenen nieuwen aanval. Twee Ashantijnsche vaandels waren vermeesterd en een neef van den Koning was gesneuveld. Te Londen heeft de Perzische groot—vizier de volgende acte van adhaesie der Perzische regering tot het tractaat van het Roode Kruis geteekend: „Doordrongen van de edelaardige gedachte, welke tot de conventie van Genève heeft geleid, en wenschende de heilzame werking daarvan voor zoover zijne magt strekt uit te breiden, heeft Z. M. de Shah van Perzië aan den ondergeteekende, zijnen groot-vizier, den last gegeven zijne volkomen adhaesie aan die conventie uit te drukken. Ter voldoening aan dien last verklaar ik bij dezen, krachtens eene magtiging van mijn doorluchtigen vorst, dat Perzië zonder eenig voorbehoud toetreedt bij den tekst der conventie, gelijk die is goed gekeurd door Z. H. den groothertog van Baden, Z. M. den Koning der Belgen, Z. M. den Koning van Denemarken, H. M. de Koningin van Spanje, Z. M. den Keizer der Franschen, Z. M. den Koning van Italië, Z. M. den Koning der Nederlanden, Z. M. den Koning van Pruissen, Z. M. den Koning van Zweden en Noorwegen, Z. M. den Koning van Griekenland, H. M. de Koningin van Groot- Brittannië, Z. H. den Groothertog van Mecklenburg en Z. M. den Sultan. Gegeven te Londen, 26 Junij 1873. Hoessein." In de wassenbeelden-verzameling van madame Tussaud te Londen is de beeldtenis van den Shah van Perzië geplaatst. Jl. Maandag middag werd te Tubingen bij het schoonste weder en onder groote deelneming van het volk, het gedenk- teeken van Uhland onthuld. Jl. Maandag is te Munchen het proces begonnen tegen Adèle Spitzeder, vroeger tooneelspeelster, aangeklaagd van frauduleus bankroet en bedriegerij; 100 getuigen uit alle standen der maatschappij zijn gedagvaard. Blijkens eene officiële opgave omtrent de gezondheids toestand te Weenen, waren de gevallen van cholera en cholerine in de week van 6 tot 10 Julij aldaar tengevolge van de heerschende buitengewone hitte toegenomen en hadden zij het cijfer van 60 bereikt. Het aantal der gevallen met doodelijken afloop echter was naar verhouding verminderd. Van den Sultan is een schrijven ontvangen, waarin hij zijn leedwezen betuigt, dat hij, door overlading met regeringszaken, genoodzaakt wordt definitief af te zien van het voornemen om de Weener tentoonstelling te bezoeken. Een berigt uit Bayonne van gisteren luidt: Don Carlos heeft gisteren nacht den Spaanschen bodem betreden. Hij heeft een proclamatie uitgevaardigd, waarin hij den God der heirscharen aanroept. Bij het hooren der doodsnikken van Spanje, zegt hij, komt hij voor God en het vaderland strijden. Hij wil niet met de armen over elkander van den heldhaftigen herstellings-oorlog getuige zijn. Hij betreurt de verblindheid van 't leger, dat vijftien eeuwen van glorie onder 't vaandel der monarchie vergat. Spanje, aldus eindigt hij, roept onze hulp in. Vrijwilligers voorwaarts! Spanje sterft. Vrijwilligers -laat ons het redden! Stellige berigten uit Alcoy melden, dat er tien huizen verbrand en dat er 50 dooden en vele gekwetsten zijn. Opgave van af Dingsdag middag tot Donderdag middag. ONDERTROUWD: Geene. GETROUWD: J. Weduwer en C. J. Leffelaar. G. Leen en A. Berg. J. H. L. Volmuller en C. Pinxter. Jvan Duin en C. M. Duijvetter. BEVALLENE. Horsman, geb. Bijl, (Z.). E. Minneboo, geb. Riemersma, (Z.). M. C. Bijl, geb. de Smit, (Z.). E. van Eeheres, (D.), OVERLEDENA. Sclireuder, 6 weken. S. P. Spoor, 7 maanden. Levenloos aangegeven 1. Van 9 tot 16 Julij 1873. ONDERTROUWDHendrik Koekebakker en Sina Huizinga. Dirk Vlas en Aagje Bakker. GETROUWD: Klaas Bakker Tijsz. en Grietje Verberne. GEBORENMarretje, dochter van Willem Smit Jsz. en Aafje Schraag. Adriaan Nikolaas, zoon van Jan Passchier Quant en Catharina Wijker. Marretje, dochter van Thomas Thomassen en Hendrikje Dekker. Grietje, dochter van Kasse Zegel Jsz. en Antje Bruin. OVERLEDEN: Geene. Zeilklaar liggende en vertrokken Schepen Groote Vaart. Aankomst. Vertrek. Schip, Gezagvoerder. Bestemming. 29 Junij. Nehalennia. T. Hollanders. Batavia. Julij. Casper de Robles. T.H.vanSlooten. Suriname. 12 Cornelia. H. Croese. Batavia. 15 Vier Gebroeders. C. v. d. Zee. Atsjinv.Newc. 16 i, de Hoop. A.Wr.Ouwehand. Curaijao. Binnengekomen Koopvaardijschepen Groote Vaart. Binnenk. Schip. Gezagvoerder. Cargadoor. Herkomst. 15 Julij. California. H. Reinvall. Duink.&Goedk. Bassein. 16 Carmelita&Ida. L. Jensen. Amons Sc Co. Batavia. 16 Eelicie. W. Bösche. van Vliet 8c Co. Macassar. 16 Carolina. S. Scotto. ZurMühlenScCo. New-Tork. Binnengekomen Schepen bestemd hunne lading in de Buiten- of Binnenhaven te lossen. Schip. Roxana. Sceptre. /Egeau Gezagvoerder. E. W. Mills. N. Forsdike. W. Hall. Lading. Cargadoor. Steenk. de Vries Co. Lady Anna. A. Rackley. Herkomst. Carditf. Sunderland. Soerab. v.Suez. Stukg. Duink.8cGoedk Sunderland. Steenk. ZurMühlenScCo. Weerkundige Waarnemingen te Helder (Landskeet). Windrigting en Kracht. Barometer mm. Stand. I Afw. 16 12 wtn. 14k. 760.74 f 0.74 16.2 - 3.4 0;77[Golvend. 17 8 z. 0.5„ 766.05 - 6.07 16.8 - 1.1 0.86|Vlak. 17 12 zzw. 10„ 765.34 f 5.36 19.1 - 0.6 0.73 weingolv 1 Thermometer C. Stand. I Afw. .28 a -4-> <D M O Toestand van de zee. Weersgesteldheid- 16 Julij 12 ti. Helder, ligtbewolkt, winderig. 17 Julij 8 u. Ligtbewolkt, beneveld, mooiweer 17 Julij 12 u. Ligtbewolkt, winderig, mooiweer PER TELEGRAAF. Paarden f a Ossen - a 2 Stieren - 220a250 43 Gelde-Koeijen - 180a330 Kalf-Koeijen - 180a250 Vaarzen - 150al80 Hokkelingen - a 12 Nucht.Kalveren - 8a 20 VetteRammen - a 178 Schapen - 20a 40 52 Lammeren f 14 a 18 9Bokk.enGeiten - 1 a 6 MagereVarkens- a 4 Biggen - 8 a 9 Eenden c. a 25 Kippen - 5 a 75 Boter per kop - 95 a - Kaas perK.G. - 40 a 50 Kip-Eijeren per 100-310 a315 Eend-Eijeren -350 a De Russische expeditie tegen Kliiwa. Rusland heeft regtmatige reden om trotsch te zijn op den uitslag van den veldtogt tegen Khiwa, en de Russische bladen laten zich dan ook niet onbetuigd in 't aanheffen van lofliederen. In een van die bladen, de Golos, lezen wij de volgende beschouwingen over dat gewigtig feit: „Het Russische leger heeft zich met nieuwen roem bedekt door een wapenfeit, waarvan men zonder overdrijving mag beweren, dat het sedert 22 eeuwen geene wederga in de geschiedrollen vindt. Sedert de tijden, toen Alexander van Macedonië in de tegenwoor dige Turkomenische steppen en woestenijen oorlog voerde, zou men te vergeefs naar eene tweede zoo ontzettend moeijelijke expeditie zoeken, als die geweest is, welke door de zoo even gemelde vermees tering van Khiwa als nagenoeg geëindigd te beschouwen is. Twee honderd mijlen heeft de generaal Werewkin met de Orenburgsche troepen moeten marcheren, vier maanden is hij onafgebroken in beweging geweest, eerst door diepe sneeuw en vervolgens over gloeijend heete zandvlakten. Wat het Turkenstansche corps betreft, dit had wel is waar eenen iets korteren weg af te leggen, daaren tegen moest het door woestijnen marcheren, waarin zich maar zeer zelden kleine karavanen wagen en die ten deele nog zoo onbekend waren, dat de veroveraars tevens ontdekkers zijn geworden. De beide corpsen, aan wier vérmoeijenissen en ontberingen twee leden van het keizerlijke geslacht deelnamen, hadden op hunnen weg eene rivier over te trekken, welke zelfs in Europa bij een groot aantal bruggen en andere middelen van overgang eene belangrijke belemmering zou opleveren, maar die in Midden-Azië als een onoverwinnelijke hinderpaal beschouwd wordt. Eenige steden hebben stormenderhand ingenomen moeten worden; een geheel vorstendom, om hetwelk te bereiken een marsch van maanden noodig was, is in drie weken onderworpen. De vijand trachtte weerstand te biedenhij onvertrof ons verre in getalsterkte en had daarbij het voordeel eener naauwkeurige kennis van de plaatselijke gesteldheid; doch hij moest het onderspit delven. De glans der roemrijke expeditie van 1873 heeft nu de mislukte pogingen van 1747 en 1839 doen vergeten en aan de Aziaten nieuwen eerbied voor ons ingeboezemd. Terwijl wij aan het hartelijke gevoel van dankbaarheid jegens onze troepen op nieuw lucht geven, herhalen wij, dat het schitterend einde dezer onderneming, slechts het begin van een tweede niet minder moeijelijke moet wezen. Het komt er thans op aan om aan de veroverde landstreken aan den Amu-Darja eene vaste staats- inrigting te geven, welke ons aldaar rust en vrede verzekeren moet. Tot heil des lands en in het belang der algemeene beschaving moeten de Russische mannen aldaar van veroveraars beschavers worden en hunnen invloed aldaar voor altoos bevestigen. Het land zal onder ons beheer gesteld en met name de vruchtbare oase van Khiwa georganiseerd moeten worden en voorts zal eene veilige gemeenschap met de Russische gewesten moeten worden verzekerd. In ieder geval zal men terstond moeten overgaan tot de bevestiging van eenige in het militaire opzigt gewigtige punten, ten einde op den duur onze opperheerschappij over de bewoners des lands te kunnen handhaven." Het moderne Babylon. Voor eenigen tijd maakte eene der dames uit den demi-monde te Parijs een einde aan haar leven. Pepita Sanchez, eene Spaansche, had langen tijd het publiek verbaasd door haar rijkdom en weelde. Haar laatste minnaar trad in het huwelijk en toen zij vruchteloos getracht had dit te beletten, wierp zij zich uit het venster vóór het rijtuig, waarin zij met dien minnaar was teruggekeerd, terwijl deze nog bezig was met den koetsier af te rekenen. Half Parijs beklaagde nu die arme Pepita Sanchez en toen haar boedel in het hotel Drouot verkocht werd, kwamen de aanzienlijkste heeren en dames, ook van onbesproken gedrag, om te zien en te koopen. Letterkundigen, staatslieden, schilders, officieren, dagblad schrijvers, bankiers met echtgenooten en bekenden, vrouwen van ministers en leden der hoogste staatscollegiën ontmoette men er. Op het gelaat der dames was meer begeerte en afgunst te lezen dan medelijden of eenig ander gevoel. De bezoeksters zagen met verlangende blikken naar die halsnoeren en armbanden, zilverwerk, Chineesch porselein, boeken, schilderijen en ornamenten, en vooral de toiletten, 107in getal, wekten de bewondering op en geen van haar scheen er aan te denken van waar die weelde kwam. Het voorwerp, dat het meest de aandacht trok, was eene groote witte vlag met een rood kruis, die tijdens het beleg uit het huis van Pepita had gehangen, ten teeken, dat'daar eene ambulance was. Deze bijzonderheid herinnert ons hoe in die dagen zelfs eene inschrijving werd geopend door de dames, die de eerste rol op het bal Mnbille vervulden en hoe een dozijn dier rijkste vrouwen van den demi-monde hare apartementen tot ambulance hadden ingerigt en als ziekenverpleegsters wilden dienst doen. De Franschen vonden dat voortreffelijk en weenden van aan doening, en als men hun de opmerking maakte, dat zij toch niet gedoogen zouden, dat hunne officieren en soldaten voor het geld van deze vrouwen verpleegd werden, zagen zij daarin niets onbehoorlijks. Ook bij het bezigtigen van de kleederen en sieraden van Pepita Sanchez herinnerde men zich met erkentelijkheid de lekkere geregten

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 3