1873. N°. 89. Vrijdag 25 Mij. 31 Jaargang. BEKENDMAKING. SCHIETOEFENINGEN. KENNISGEVING. Uitgever A. A. BAKKER Cz. OPENBARE KENNISGEVING. GEMEENTERAAD. JAARLIJKSCHE OEFENINGEN HET DE BRANDSPUITEN. HELDERSCHE EN NiEilWEDIEPER COURANT „Wij huldigen het goede." Verschijnt DrNGSDAG-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30. j franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Advertentiën Yan 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS Naar Oost-lndië: via Triest 5 Aug. 's avonds 6 u. 25 m. v v Marseille 31 Julij, 's avonds 6 u. 25 m. Brindisi 7 Aug., 's avonds 6 u. 25 m. Curagao en Suriname, 1 Aug. 's morg. 6 u. 25 m. Kaap de Goede Hoop, via Soutliampton: 3 Aug., 's morg. 6 u. 25 m. De BURGEMEESTER der gemeente HELDER, Brengt in herinnering de openbare kennisgeving van den 5 dezer, houdende mededeeling, dat bij Zr. Ms. besluit van den 25 April, No. 16, is bepaald, dat tot bet houden van practisehe oefeningen in de verschillende legerplaatsen, van najaars-oefeningen in het ilgemeen en tot verdere oefening in den wapenhandel in dit jaar, legen den 1 en 16 Julij, den 2, 9 en 28 Augustus 1873 in wer kelijke dienst zullen worden opgeroepen de milicien-verlofgangers der ligtingen van 1869 en 1870. Eoept, tengevolge eener nader ontvangen aanschrijving van den Heer Commissaris des Konings iD deze provincie, hij dezen op de milicien-verlofgangers, die in deze gemeente wettige woonplaats hebben, als: die van de ligting 1869 en behooren tot het 1ste regiment Vesting-Artillerie, om zich regtstreeks naar het korps te Amsterdam te begeven en zieh daarbij aan te melden den tweeden Augustus 1873, des namiddags vóór vier ure; die van de ligtingen 1869 en 1870 en behooren tot het 5de regiment Infanterie, om zich op den negenden Augustus 1 873, des Toormiddags ten zeven ure, aan te melden te Amsterdam, op de Zaal der Militie in de Handboogstraat; die van de ligtingen 1869 en 1870 en behooren tot het 4de regiment Infanterie, om zich regtstreeks naar het korps te Haarlem te begeven en zich daarbij aan te melden den negenden Augustus 1813, des namiddags vóór vier ure die van de ligtingen 1869 en 1870 en behooren tot het 7de regiment Infanterie, om zich regtstreeks naar het korps te Amster- im te begeven en zich daarbij aan te melden den 1873, des namiddags vóór vier ure. En worden mitsdien de hierbij bedoelde verlofgangers gelast, zich op de plaats en het uur, hierboven aangegeven, tot in werke lijke dienst stelling aan te melden, voorzien van hunne kleeding en uitrusting, door hen bij het vertrek van het korps medegenomen, Tan hun zakboekje en van hunnen verlofpas. Helder, 19 Julij 1873. De Burgemeester voornoemd, STAKMAN BOSSE. De Koffiehuizen te Parijs. (Slot.) Ieder Cafó-chantant heeft zijn eigen tooneel, of ten minste eene tribune, waarop niet alleen zangers en zangeressen, maar ook tooneelspelers en tooneelspeelsters hunne talenten ten beste geven. Er leven te Parijs honderden, ja duizenden dergelijke kunstenaars en kunstenaressen van minderen rang. Op welke wijze verdwijnen of teven zij? Deze vraag is reeds dikwijls gedaan, maar nog door «iemand volkomen beantwoord geworden. Zij gelijken daarin op de musschen, die men ook overal in grooten getale ziet en waar van ook geen sterveling weet hoe zij sterven. Op dit gebied kan «en op duizenderlei wijzen spoorloos te gronde gaan. De ver- dwenenen laten geene opene plaatsen, zelfs geene kringen achter, gelijk de wegzinkende steen in de diepte wel doet. In de voorsteden van Parijs zijn zeer vele koffiehuizen, waar dranken van hoogst raadselachtige samenstelling geschonken worden, waar de koffie noch van Java, noch van Martinique afkomstig is, waar men het druivennat eerst duizend walgelijke bewerkingen laat ondergaan voor het aan de klanten wordt aangeboden, en waar óch in de geestrijke dranken alle geesten bevinden, behalve een goede. Deze huizen zijn de toevluchtsplaatsen der armoede en dei- ellende. Zij worden slecht verlicht en de geheele inrichting 'Is hier van inrichting sprake kan zijn komt volkomen overeen met den stand en den toestand der bezoekers. En toch zijn dit log niet de walgelijkste koffiehuizen. In de alleruiterste deelen van Parijs vindt meD koffiehuizen, waar, behalve de armoede, ook de misdaad haar zetel heeft opgeslagen. Daar wordt de koffie, zooals Bon dat akelig brouwsel noeint, niet uit kopjes, maar uit dikke tippen gedronken; men schenkt er geen wijn in glazen, maar in urdeu koppen, en dat nog wel alleen tegen contante betaling. Ee stevigheid der nappen en der koppen heeft haar oorzaak in bot bestendige gevaar, waaraan zij zijn blootgesteld; ook heeft de 'aard allerdringendste redenen om geen oogenhlik op de betaling dor verteering te wachten. Hij kent zijne klanten en weet, dat Btnigeen van hen met Themis, de godin der gerechtigheid, niet °P den besten voet staat. De smerige handen, die den nap of d® kop aangrijpen, hebben des middel-nachts wel eens met valsehe 'hotels sloten van deuren en kasten geopend, of zij zijn zelfs wel «s rnet bloed bevlekt geweest. Meer dan een dezer klanten heeft deel zijns levens tusschen dikke muren doorgebracht en zeer "el berouw gevoeld, dat hij zijn zaak niet voorzichtiger had uit- fevoerd. De waard is niets beter dan zijne gasten; het huis wordt steeds door politie-beambten bewaakt, die zich zelfs onder allerlei vermommingen onder de gasten bevinden. Dezen zijn van Zitting van Dingsdagden 22 Julij 1873. De BURGEMEESTER der gemeente HELDER brengt ter voor koming van ongelukken ter openbare kenn's, dat door de artillerie alhier SCHIETOEFENINGEN zullen geschieden van de batterij „Kaaphoofd" en het fort „Kijkduin," waardoor een gedeelte van het terrein ten zuiden van dit fort, ter breedte van 300 en ter lengte van ongeveer 1200 meters, tijdens het vuren onveilig zal zijn. Deze oefeningen zullen den 28 dezer aanvangen en ongeveer vier weken duren. Op de dagen dat gevuurd wordt zal een roode vlag op het fort „Kijkduin," zoomede een roode vlag aan het einde der rooilijn, op een uit den omtrek zigtbaar punt geheschen worden. Helder, De Burgemeester voornoemd, den 22 Julij 1873. STAKMAN BOSSE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER brengen ter openbare kennis, dat de rekening en verantwoording van de Inkomsten en Uitgaven dezer gemeente over liet dienstjaar 1872, op gisteren aan den Raad aangeboden, heden voor eenieder ter Secretarie der gemeente ter lezing nedergelegd en in afschrift tegen betaling der kosten algemeen verkrijgbaar is gesteld. Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder. Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester, den 23 Julij 1873. L. VER11EY, Secretaris. De BURGEMEESTER der gemeente HELDER brengt ter kennis van de belanghebbenden, dat de Jaarlijksche oefeningen met de Brandspuiten der gemeente zijn bepaald als volgt: Met de spuiten No. 1, No. 2, No. 4, No. 5 en No. 6, op Dingsdag den 29 Julij a. s., des namiddags ten zes ure, op het Molenplein, en met spuit No. 3 op Woensdag den 30 Julij e. k., des avonds ten zeven ure, te Huisduinen. Ter voorkoming van het toepassen van geldboete, worden de personen die voor het houden dezer oefeningen zijn opgeroepen, aangemaand om aan die oproeping stipt te voldoen. Helder, De Burgemeester voornoemd, den 23 Julij 1872. STAKMAN BOSSE. hun kant dan ook altijd op hunne hoede en beschouwen ieder vreemd gelaat dat zij zien met wantrouwen. Vele dezer koffiehuizen zijn te gelijk speelhellen en trachten zieh in de verwijderdste en leegste deelen der stad, en daal- nog wel in half vervallen huizen, te verbergen. Zij worden echter vroeg of laat toch ontdekt. Het nest wordt dan uitgehaald en men sluit den slimmen vogel in een stevige kooi. Verscheidene jaren geleden heb ik een der boven beschrevene spelonken persoonlijk bezocht en nooit zal ik den indruk vergeten, dien zij op mij maakte. De inrichting bestond uit een zeer breede en zeer hooge ruimte, welks naakte steenen muren zwart waren van het roet; ik vermoed, dat het gebouw vroeger voor smederij gediend heeft. Mannen en vrouwen van verschillenden ouderdom zaten op houten banken aan lange smerige tafels, terwijl ieder een kop wijn voor zich had staan. Uit de gezichten dezer klanten kon men de verschillende diepte van hunnen val opmaken. De mannen waven bijna uitsluitend gekleed in buizen van slecht aan elkander genaaide verschillende lappen, de vrouwen droegen allen als hoofddeksel een katoenen doek, die over het voorhoofd aaneen geknoopt was, waarvan zelfs het scherpste oog de oorspronkelijke kleur niet meer kon herkennen. Een walgelijke reuk en een stikkende tabaksdamp verpestten de lucht, evenals het gezang van sommigen, het geschreeuw van anderen en het rammelen van de wijnkommen het oor onaangenaam aandeden. Het zeer talrijke gezelschap behoorde gvootendeels tot den stand der voddenrapers, den laagste van alle standen, waartoe alle hongerlijders en veron gelukte menschen, ja dikwijls zelfs gestrafte misdadigers, hun toevlucht nemen. Ik was in een hoek bij de tafel gaan zitten en dacht er slechts aan hoe ik met fatsoen weer naar buiten zou komen, vooral daar zich vele nieuwsgierige en gemelijke blikken op mij richtten, toen een oud man, die tegenover mij zat, eensklaps mijne belangstelling opwekte. Hij droeg een ouden zwarten rok en een ouden zwart zijden hoed, waarvan de kleur reeds sterk naar rood begon over te hellen. Maar niet alleen door zijne kleeding, bovenal door zijne gelaatstrekken onderscheidde hij zieh van de overige gasten. De ellende had diepe voren in zijn gelaat gegroefd, maar toch duidden zij nog een man aan, die niet bij dit gezelschap pastte. Hij werd dan ook door degenen, die dieht bij hem zaten, met een zekeren eerbied behandeld. Zij noemden hem„Docteur." Zijn buurman ter rechterhand verzocht hem om een middel tegen een hardnekkige halspijn, waarop de oude hem antwoordde, dat hij hem iets zon voorschrijven, dat de gewenschte genezing tengevolge zou hebben. Het scheen mij toe, dat ik in zijn uitspraak een zacht Duitsch accent opmerkte. De uitkomst leerde mij, dat ik Voorzitter de heer Burgemeester. Tegenwoordig 12 leden; afwezig de heeren van Kelckhoven, de Lange, de Breuk en Braaksma. De aanteekeningen van het verhandelde in de vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd. Met afwijking van 't reglement van orde, wordt besloten, dat het onderzoek der geloofsbrieven van de nieuwgekozen leden in eene volgende zitting zal plaats hebben. Er worden ter tafel gebragt de rekeningen en verantwoordingen over het dienstjaar 1872, van de gemeente, het Burgerlijk Armbe stuur, het Algemeen Weeshuis en de dienstdoende Artillerie- Schutterij, sluitende aldus: Gemeente-rekening: Ontvangsten f 164,791.75^ Uitgaven - 145,485.90J Goed slot f 19,305:85 Burgerlijk Armbestuur: Ontvangsten f 11,141.14 Uitgaven - 10,689.30 Goed slot f 451.84 Algemeen WeeshuisOntvangsten f 15,345.39J Uitgaven - 14,262.16^ Goed slot f 1,083.23 Dienstd. Artillerie-Schutterij: Ontvangsten f 1466.18 Uitgaven - 1405.35 Goed slot f 60.83 Tot het onderzoek dezer stukken splitst zich de raad in drie afdeelingen, elk onder presidium van een der leden van het Dag. Best., volgenderwijze: 1ste afdeeling, de heerenGroen, Boom, Hugenholtz, van Kelckhoven en Werendlijn Smit; 2de afdeeling, de heeren: Berghuijs, van Veen, Braaksma en de Breuk; 3de afdee ling, de heerenJanzen, de Lange, Maalsteed enDe vergaderingen der afdeelingen zullen plaats hebben op 28,29 en 30 dezer. Er geschiedt mededeeling, dat de heer H. J. Janzen, in de vorige zitting benoemd tot regent van het Algemeen Weeshuis, voor die benoeming heeft bedankt. Door bestuurderen van dat gesticht zijn voor eene nieuwe benoeming voorgedragen1ste cand. de heer S. P. Marinkelle, 2de cand. de heer J. A. Meijer. De uitslag der stemming is, dat de heer Marinkelle wordt benoemd met 11 stemmen; op den heer Meijer was 1 stem uitgebragt. Ter vervanging van den heer Bronovo, waren door de Plaatse lijke Schoolcommissie voorgedragen1ste cand. de heer H. G. Jansen, 2de cand. de heer C. L. Loder. De heer Loder wordt gekozen met 7 stemmen; op den heer Jansen werden 5 stemmen uitgebragt. mij niet bedrogen had. Op mijne vraag of ik een landsman in hem aangetroffen had, antwoordde hij dadelijk in het Duitsch en ik vernam van hem, dat hij iuderdaad arts was, dat hij te Heidel- berg het doctors-examen afgelegd en zijn doctoraal diploma ont vangen had. Ik verzocht hem met mij naar buiten te gaan. Hij aarzelde een oogenblik, maar voldeed toch eindelijk aan mijn verlangen, en tot mijne verbazing zag ik nu dat hij klompen droeg. Zoodra wij de afschuwelijke spelonk verlaten hadden, zeide ik hem, dat geen bloote nieuwsgierigheid, maar oprechte deelneming mij deden verlangen eens ongestoord met hem te spreken. „Gij ziet in mij de ruïne van een menseh," begon hij, terwijl hij zijn diep gerimpeld voorhoofd nog meer samentrok, „maar wees tevens zeker overtuigd, dat geen slechte daden mij in den afgrond gestort hebben, waarin gij mij thans aanschouwt. Het heeft mij noeh aan kennis, noch aan goeden wil ontbroken om eene betrek king te verwerven, maar wel aan moed en behendigheid. Met geringe middelen, maar vol hoop kwam ik te Parijs en twijfelde niet, spoedig een schitterend succes te behalen. Ik had niet bedacht, dat in deze wereldstad kennis en talent alleen niet voldoende zijn, maar dat men ook een buitengewone energie moet bezitten om zijn talent en zijne kennis in praktijk te kunnen brengen. Mijne geldmiddelen waren spoedig uitgeput. Ik was c^ardoor genoodzaakt mijne meubelen te verkoopen, mijns woning in de rue Vivienne te verlaten en een gemeubileerde kamer te betrekken in den Faubourg St. Denis. Ook daar gelukte het mij niet praktijk te krijgen. In plaats van naar alle hoeken en einden der stad te loopen, mij ingang tot alle famiiiën te verschaffen, mij door vrienden te doen aanbevelen en ook mijzelven aan te bevelen, bleef ik te huis op mijn kamer studeren of studeerde in de bibliotheken, zoowel om mijn weetlust te bevredigen, als om mijn trenrigen toestand te vergeten. Deze deed langzamerhand bij mij een onoverwinnelijk gevoel van schaamte ontstaan, dat mij menschenschuw maakte. Daardoor zonk ik al dieper en dieper en sedert jaren leef ik afgezonderd in dit deel der stad, te midden van het uitvaagsel der maatschappij. Ik ben een wrak, dat door de bruisende en golvende zee op een kale kust geworpen is." In den loop van het gesprek vernam ik van den ongelukkige, dat hij sedert een reeks van jaren dit smerige deel der stad niet meer had verlaten, uit vrees iemand te zullen ontmoeten, die hem vroeger gekend had, en dat hij van naam veranderd was, opdat men hem nooit op het spoor zou komen. „Mijn waren naam," zeide hij eindelijk, met een eigenaardigen droevigen nadruk, „mijn waren naam zal men zelfs na mijn dood niet vernemen." Ik zag dezen man nooit weder. Wat is er van hem geworden? Misschien weet niemand het, misschien heeft niemand het willen weten

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 1