1873, N°. 100. Woensdag 20 Augustus, 31 Jaargang. Bij Kijkduin, voor 200 jaren, Uitgever A. A. BAKKER Cz. HELDERSCHE EN MEIWEDIEPER (01 RAM ,,Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. n franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS: Naar Oost-lndië: via Triest 2 Sept. 's avonds 6 u. 25 m. „„u Marseille 28 Aug., 's avonds 6 u. 25 m. Brindisi 21 Aug., 's avonds 6u. 25 m. Curagao en Suriname, 1 Sept.. 's morg. 6 u. 25 m. Kaap de Goede Hoop, via Soutliampton: 23 Aug., 's morg. 6 u. 25 m. Op a. s. Donderdag is het de 200ste verjaardag van den zeeslag tegen de Engelsche en Fransche vloten nabij Kijk duin. Voor bewoners der gemeente, in wier onmiddelijke nabijheid dat zeegevecht plaats had, is 't zeker niet van belang ontbloot, iets naders van dat krijgsbedrijf en de aanleiding daartoe te vernemen. De volgende regelen mogen er toe leiden om de bekendheid met die gebeurtenis van voor 200 jaren te bevorderen. Jammerlijk was de toestand van ons vaderland in het jaar 1672, toen het door vijanden van buiten bestookt en door binnenlandsche onlusten beroerd werd. Terwijl de Fransclie Koning Lodewijk XIV het op 't bezit van een groot deel des lands toelegde en Engeland benevens Munster en Keulen met hem zamenspanden, werd inwendig getwist over de opdragt der stadhouderlijke waardigheid aan den jeugdigen zoon van Prins Willem II en over de voor waarden door onze vijanden gesteld. Frankrijk eischte, toen men Lodewijk de som van 10 millioen gulden tot vrijkooping der republiek aanbood, niet minder dan den afstand van onderscheidene belangrijke streken des lands en van de overzeesche bezittingen; allerlei gewigtige voor- deelen voor de Fransche handelaren en 16 millioen aan oorlogskosten. Engeland liet door zijne gezanten dezen eisch hoorenerkentenis van Engeland's oppermagt ter zee, 6 millioen gulden voor de vrije visscherij en even zooveel voor oorlogskosten, benevens den afstand van Vlissingen, den Briel en Sluis. Geen wonder dat onze voorvaderen zulke eiscben verwierpen, naar de wapens grepen en 's lands onafhankelijkheid met het zwaard in de vuist verdedigden. De binnenlandsche onlusten eindigden met de verheffing van Prins Willem III tot Stadhouder en kapitein-admiraal- generaal, maar bezoedelden inmiddels het blad onzer ge- Bronbeek. Eeu Eranschman, die voor eenigen tijd ons land bezocht, geeft de volgende beschrijving van het Koloniaal Militair Invalidenhuis Bronbeek, welk bezoek hem speciaal door de regering van zijn land was opgedragen, die in kennis wenschte te worden gesteld met de wijze van verpleging der invaliden in het buitenland. Zijne be schrijving is opgenomen in de Illustration en wordt toegelicht door eene plaat, die zeer getrouw het gebouw, enz. weergeeft. „Met den Rijnspoorweg begaf ik mij naar Arnhem. Van deze stad tot Bronbeek is de afstand niet groot. Hoogstens een half uur door eene lommerrijke laan, waaraan regts en links fraaije villa's zijn gebouwd, met sierlijk aangelegde tuinen, die zieh tot aan den weg uitstrekken. Bronbeek is gelegen in dat gedeelte van Gelderland, dat men Hollandseh Zwitserland noemt. Daar, te midden van een uitgestrekt park, waarvóór een gras tapijt is aangelegd, verrijst het Koloniaal Militair Invalidenhuis. Vóór den gevel van het gebouw is een bevallig paviljoen. Dit paviljoen werd vroeger bewoond door den graaf van Chambord en strekt thans tot woning van generaal J. C. J. Smits, gouverneur van Bronbeek. Daarheen rigtte ik allereerst mijne schreden. Ik had de eer reeds eenigen tijd den dapperen generaal Smits te kennen. Hij is een der meest geachte hoofdofficieren, die het Indische leger heeft opgeleverd. Zoodra hij het doel van mijn bezoek kende, verklaarde hij zich bereid mij al die inlichtingen te geven, welke ik noodig had'en mij in alle bijzonderheden de inrigting, tot in hare minste onder- deeleD, te doen kennen. De invaliden zijn 210 in getal, waaronder 10 onderofficieren. Zij wonen in een sierlijk huis of paleis van steen en ijzer, dat volstrekt niets heeft van eene kazerne. Het gebouw heeft twee verdiepingen. In de benedenste zijn de zalen en vertrekken tot algemeen gebruik: eetzalen, conversatiezaal, keukens, cantine en koffijkamer; voorts eene billardzaal, eene bibliotheek en eene kerk. De bovenverdieping strekt tot huisvesting van de invaliden zeiven. Zij wonen in groote, luchtige vertrekken van 4 a 5 el hoogte, en breed naar evenredigheid. Uit de hooge, breede ramen heeft men het uitzigt op het liefelijke landschap. Al die kamers komen uit op eene lange gaanderij vol bloemen, waarvan de wanden versierd zijn met wapens en vaandels op den vijand veroverd, bustes en andere merkwaardige voorwerpen, voor een groot deel geschenken van Nederlanders, die in Indië zijn of betrekkingen daar hebben. Deze gaanderij strekt tot wandelplaats van de invaliden, wanneer het weêr niet toelaat, dat zij in het park zijn. Dit park, hetwelk niet minder dan 9 bunders beslaat, is heuvel achtig en met fraaije boomen beplant. Het wordt besproeid door schiedenis met den schandelijken moord aan de gebroeders Johan en Cornelis de Witt gepleegd. De Prins aanvaardde nu 't bevel over 't leger, dat door 't jarenlang gemis van een legerhoofd in allerongunstigsten staat verkeerde. De Franschen bemagtigden onderscheidene plaatsen tot in 't hart des lands, terwijl het Munstersch- Keulsche leger van de oostzijde het land binnendrong, doch voor Groningen het hoofd stootte. Met beleid en moed ging de Prins te werk om het land van de vijanden te bevrijden en trachtte hij zelfs door zijn aanslag op Charleroi er naar om het grondgebied der republiek van 's vijands overlast geheel te verlossen. In die treurige dagen hebben de volharding der Groningers, de ongeëvenaarde moed der Aardenburgers en de verrassing van Coevorden veel toe- gebragt om den verdoofden moed bij 't volk te doen her leven. Het veldheerstalent van Willem III noopte eindelijk den Franschen Koning, om ter beveiliging van eigen grond gebied zijne troepen uit de Nederlanden te doen terugtrekken en ook de Munsterschen en Keulschen trokken mismoedigd terug. Intusschen was ook ter zee strijd gevoerd en werd ons land ook van die zijde met totalen ondergang bedreigd. Onze vloot onder de Ruyter en Cornelis Tromp streed met afwisselend geluk tegen de Yereenigde Engelsche en Fran sche vloten, o. a. in Junij 1673 niet verre van de Zeeuwsehe kust. De onversaagdheid onzer zeehelden noopte den vijand om van onze kusten te wijken, en toen de Ruyter in de volgende maand een tegenbezoek aan de Engelsche kust aflegde, waren er geene vijanden te zien. In Augustus echter vertoonden zich de vijandelijke vloten niet verre van de kust van Holland. Verwittigd van het naderen des vijands, met landingstroepen aan boord, begaf zich de Prins te Scheveningen bij de Ruyter aan boord van het admiraalschip, om te overleggen wat in deze omstandigheden te doen. 't Besluit werd genomen om slag te leveren, ten einde de vijanden van onze kust te verdrijven en gelegenheid te geven aan de verwacht wordende Oost-Indische vloot om in onze havens te komen. Dagen achtereen werden de Ruyter en zijne dapperen door tegen wind belet om aan het stellige voornemen gevolg te geven. De vlootvoogd beklaagde zich over 's vijands onbeleefdheid, die, ofschoon onze vloot ziende, haar niet eens een weinig tegemoet kwam, daar hij al het voordeel van den wind had. Eindelijk, 20 Augustus, kwam onze vloot nabij den eene heldere, liefelijke beek, wier kronkelingen een aantal kleine watervallen vormen. Zwanen, blank als sneeuw, eenden, bont van kleur, zwemmen en dartelen vrolijk in het water of langs den met gras omzoomden oever. Regts en links zijn bedden met bloemen aangelegd, die schilderachtig uitkomen tegen het donkere groen en die zich afspiegelen in het doorschijnende water. De invaliden zijn trotsch op hunne beek. Zij hebben haar lief maar die liefde is niet geheel platonisch, want in ruii voor de zorg, welke zij er aan besteden, levert zij hun, dank zij de pisci cultuur, smakelijke visch. Het visschen is niet het eenige bedrijf, dat de oud-soldaat in zijne rustplaats kan genieten. Er is aan de instelling eene melkerij verbonden, die niet minder dan twaalf koeijen telt, welke zooveel melk en boter opleveren als men maar kan verlangen. Voorts heeft men er een varkensstal, waarin een vijftigtal van deze meer lekkere dan bevallige dieren zijn vereenigd, welker vette ligchamen een mijn van worst, karbonade en spek verbergen. Voeg hierbij een uitgestrekten moestuin, wiens voortbrengselen op landbouw-tentoon- stellingen vaak den eersten prijs behaalden, eene groote hoeveelheid pluimgedierte, een twaalfhonderd konijnen, enz., dan zal men wel kunnen begrijpen, dat de tafel der invaliden gewoonlijk er goed uitziet. Zij hebben zelfs eenige geregten, die ik bijzonder durf aanbevelen aan onze lekkerbekken, o. a. jonge konijnen met kerry- rijst. Dit is eene lekkernij, die tevens herinnert aan Indië, dat is aan hunne jeugd. De keuken ziet er, even als al het overige, zoo netjes uit, dat men honger zou krijgen alleen door haar te bezoeken. Alles is er rein en helder. De koks zelveu zijn mede onberispelijk. Men wordt terstond gewaar, dat men onder Hollanders is. De bibliotheek bevat 1200 boekdeelen, welke ter beschikking zijn van de invaliden, en waarvan ook een druk gebruik wordt gemaakt. Men vindt er boeken in van allerlei aard; de romans echter worden het meest gelezen. De kapel strekt voor de godsdienstoefeningen van de beide geloofsbelijdenissen, die de meeste leden tellen: de roomsch- catholieke en de protestantsche. De kansel van den predikant staat tegenover het altaar. Voor beiden hangt eene groote groene gordijn. Als de geestelijke de mis bedient, wordt de gordijn voor den kansel geschoven; als de predikant den kansel beklimt, om den bijbel te verklaren, dan verdwijnt het altaar aChier de gordijnen. Ik laat het aan den lezer zelven over om hierover na te denken. Wat mij betreft, ik was diep getroffen door deze naïve eenvoudig heid. Het scheen mij toe, dat op die wijze de weg werd gewezen tot oplossing van het groote vraagstuk. Helaas! moet men dan invalide wezen om op den bodem des harten een weinig liefde en een weinig verdraagzaamheid te koesteren! Toen ik de inrigting in al hare deelen had gezien, vroeg de generaal mij, wat mij wel het meest in het huis had getroffen. Helder en Kijkduin en 's nachts doorzeilende werd den vijand het voordeel van den wind afgewonnen. De luit.- admiraal Banckers, die den voortogt kommandeerde, viel het eerst aan en wel op 't escader van den graaf d'Estrées; de middeltogt onder de Ruyter geraakte weldra in gevecht met Prins Robert; Tromp, die de achterhoede gebood streed tegen Spragh, bijna drie uren lang, zonder een enkelen gekwetste te bekomen, daar de meeste kogels over 't schip heenvlogen. d'Estrées en Prins Robert be gonnen het eerst te wijken, waarop de Ruyter Tromp te hulp kwam, die, in 't midden der vijanden geraakt, op een nieuw schip was overgegaan. De Engelsche admiraal Spragh, insgelijks op een ander schip overgaande, kwam daarbij jammerlijk om het leven. Prins Robert, ziende dat de Ruyter Tromp ter hulp gesneld was, kwam nu van zijne zijde het escader van Spragh ter hulp en men geraakte in een nieuw en algemeen gevecht, waarbij het zoo verschrikkelijk toeging, dat men zelden 't voorbeeld van een zoo geweldigen zeeslag gezien had. Men kan denken hoe men dien dag in Holland en vooral in den naasten omtrek, aan den Helder en te Huis duinen, te moede was. Den geheelen dag door bulderde het geschut en te midden van kruiddamp verbeidde men van de kust den uitslag van den wanliopigen strijd. De kerken liepen vol van menschen, die er hunne gebeden kwamen uitstorten voor het vaderland en voor hunne betrekkingen op 's lands vloot. Tegen den avond zag men een paar Engelsche schepen zinken. Van onzen kant verloor men geen enkel schip, maar wel had men den dood te betreuren van de vice- admiraals Sweerts en de Liefde, eervol in den strijd voor 't vaderland gevallen. De vijanden verlieten onze kust en alzoo was de geleverde zeestrijd van het grootste gewigt geweest's lands onafhan kelijkheid werd niet langer van die zijde bedreigd. Na eenige maanden sloten Engeland, Munster en Keulen vrede met ons en toen Frankrijk dit voorbeeld in 1678 volgde, werd de oorlog, onder zoo hoogst ongunstige omstandig heden aangevangen, op allezins eervolle wijze geëindigd. Wel waardig is het op den 21 Augustus a. s. het gebeurde van voor 2 eeuwen te herdenken en hulde te brengen aan der vaderen moed en volharding. Moge aan de navolging van die deugden de mededeeling van bovenstaande historische bijzonderheden bevorderlijk zijn „Het uitmuntend voorkomen van uwe mensehen," antwoordde ik, hunne netheid en hun tevreden en gezond voorkomen: drie dingen, welke men bij grijsaards niet algemeen aantreft." „Dat komt," zeide de generaal, „omdat wij hier eene ijzeren tucht hebben. Met die oud-gedienden, die tot alle natiën der wereld behooren er zijn Belgen, Spanjaarden, Duitschers, Rus sen en zelfs Franschen onder moet niemand van de gestelde regels mogen afwijken. Bovendien berust onze geheele inrigting op twee beginselenarbeid en afleiding. Elk onzer invaliden moet aan zijne kameraden zooveel van zijn arbeid geven als zijne krachten toelaten. Op deze wijze v&rhoogen wij in aanzienlijke mate de welvaart van onze instelling. Onze menschen begrijpen dit en werken met lust. Het gevolg daarvan is, dat, dank zij onzen landbouw, slechts het rundvleesch en de specerijen uit de stad komen. Al het overige levert Bronbeek zelf op. Wij hebben voorts timmerlieden, sclirijnwerkers, wagenmakers, schoenmakers, kleer makers, kortom al wat wij noodig hebben; zelfs bezitten wij eene boekbinders-werkplaats. Het praktisch gevolg daarvan is, dat wij zeer weinig onkosten hebben en in dezelfde verhouding onze inkomsten vermeerderen. Wij zijn daardoor in staat gesteld om, winter en zomer, aan onze brave jongens uitspanningen te bezorgen, die hun aangenaam zijn. Ik spreek nog niet eens van de dertig of veertig couranten, die wij ontvangen; van het kaart- en kegelspel, de ballen, de domino- steenen, het billard, de wandelingen, de muziek, enz. Dat alles behoort bij zulk eene instelling. Maar bovendien hebben wij concerten, voordragten, tooneelvoorstellingen, gymnastische en letter kundige avonden. Als dan een goochelaar, een musicus of eenig ander kunstenaar op zijne doorreis Arnhem bezoekt, wordt hij uitgenoodigd ook ons te bezoeken. Bij gebrek aan andere kunstenaars, zendt ons het café-concert vaak zijne zangers en zangeressen, die ons een paar genoegelijke dagen bezorgen. Ten einde het nuttige aan het aan gename te paren, houd ik hen nu en dan bezig met mededeelingen over de hygiëne, over de geschiedenis of over de laatste ontdek kingen en uitvindingen." „Om de lijst der uitspanningen compleet te maken, merk ik op, ontbreekt er niets anders aan dan van tijd tot tijd een bal." „Waar denkt gij aan 1 Dan zouden wij hier vrouwen moeten toelaten en die worden ten strengste geweerd, want zij zouden hier aanleiding geven tot allerlei ongeregeldheden." „Wat zegt gij, die oude menschen „Dapperen kennen geen tijd," viel de generaal mij lagchend in de rede. Daar kon ik niets tegen aanvoeren en ik lachte met hem mede. „De inrigting," ging de generaal voort, „is zeer gezond. Onze menschen leven er lang; de meesten bereiken een hoogen ouderdom. Maar om hier te komea moeten zij minstens veertig jaar dienst

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 1