1873. N°. 104. Vrijdag 29 Augustus, 31 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. HELDERSCHE Ei\ NIEUWEDIEPER COURANT „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Prijs der Advcrtentiën V»n 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. VERTREKDAGEN BKR BRIEVENMAILS Naar Oost—Indiê: via Triest 2 Sept. 's avonds 6 u. 25 m. Marseille 11 Sept., 's avonds 6 u. 25 m. Brindisi 8 Sept., 's avonds 6u. 25 m. per Jason, 30 Aug., 9 u. 45 m. voorrn. Curagao en Suriname, 1 Sept.. 's rnorg. 6 u. 25 m. Kaap de Goede Hoop, via Southampton3 Sept., 's morg. 6 u. 25 m. VERGADERING van den RAAD der gemeente ANNA PAULOWNA, op Vrijdag 39 Augustus 18?3, des namiddags 3 uur. Punten van behandeling: 1. Aanbieding gemeentebegrooting 1874. 2. Onderzoek geloofsbrieven, nieuw gekozen Raadsleden. 3. Mededeeling ingekomen stukken. Anna Paulowna, 27 Augustus 1873. I De Voorzitter van den Raad, C. E. PERK. Binnenland. HELDER en NIEÜWEDIEP, 28 Augustus. De mailboot Koning der Nederlanden, 17 Mei van hier vertrokken en heden weder binnen, beeft alzoo de reis met lossen en laden in Indië medegerekend in 103 dagen volbragt. Gisteren morgen kwamen alhier van de haringvissolierij binnen de loggersckepen Stad Amsterdam, schipper A. Kaars, en Stad Amsterdam II, schipper P. Bootsman, aan brengende ieder 270 ton haring; beiden voor de tweede reis. Bij de Directie der Marine alhier werd gisteren aan besteed liet verrigten van eenige werkzaamheden aan gebouwen, enz. van het Maritime-Etablissement te Willems oord. Er waren ingekomen billetten van de heeren P. Verliey voor f 11,880, Gebr. Klein f 11,675, Gebr. KorfF f 10,900, S. Gooien f 10,892, P. Spruit f 10,847. W. Rippens f 10,800, Gebr. Moorman f 10,640, Gebr. Janzen f 10,332, Vos en Duinker f 10,268. Met den volkstrein bragten gisteren een duizendtal i passagiers, van Rotterdam en verdere hoofdstations in Zuid holland, een bezoek aan deze gemeente. De Engelschen aan de kust van Guinea. De Engelschen zijn in hunne vestiging aan Afrika's Westkust steeds weinig gelukkig geweest. Sedert zij in het begin dezer eeuw met het in het binnenste der Goudkust gelegene negerrijk in aanraking kwamen, namen de vijandelijkheden metde Ashantijneneen aanvang. Al had er soms een jarenlange wapenstilstand plaats, zoo wist men toch in Cape Coast Castle, dat het groote en magtige rijk der Ashan- tijnen met leede oogen zag, dat de Europeers de kust bezet hielden, en er het monopolie van den handel hadden. De strijd kan ook nooit worden bijgelegd, tenzij Engeland het Ashantijnsche rijk verovere, waaraan voorshands echter nog niet te denken valt. Men stelle zich een rijk voor, niet ver van de zeekust gelegen, nagenoeg 3000 kwadraat-mijlen groot, met twee millioenen bewoners een hoogst barbaarsch, maar wel georganiseerd negerrijk, welks vorsten zich altijd uitstekende oorlogsmannen betoonden, en dat. van de kust is afgesloten, omdat die door vreemdelingen bezet werd. Zulk een toestand moet voor dat negerrijk ondraaglijk worden. Van daar dan ook de aanhoudende kampstrijd, die slechts de uitdrukking is van het streven der Ashantijnen, om hun gebied uit te breiden. Reeds in het jaar 1807 drongen de negers voor waarts tot aan de zee, en zag de Britsche gouverneur in Cape Coast Castle, de overste Toranne, zich genoodzaakt een vrede te sluiten, waarbij hij plegtig en officieel de regten der Ashantijnen op het volk der Fantijnen, en tevens op de kust (met uitzondering alleen van de Eugelsehe forten in den naasten omtrek) erkende. Dien vrede zijn de Ashantijnen heden nog niet vergeten en zij beroepen zich er op, dat de Engelschen in 1816 bij vernieuwing door ben overwonnen en tot het betalen van een schatting genood zaakt werden. Engeland, dat tegenover dat negerrijk tot heden toe zich altijd minder magtig gevoelde, greep toen de gelegenheid aan, om voor altijd vrede te sluiten, en zond Edward Bowdich naar Comassie, om daar een handelsverdrag tot stand te brengen. In 1818 werd er zelfs een consul voor die stad benoemd, die zijne functie intus- schen nooit heeft uitgeoefend. In het jaar 1823 begon een nieuwe oorlog tussehen beide partijen. De Ashantijnen beschuldigen niet zonder grond de Engelschen, dat zij het verdrag verbroken en de ïantijnen tegen hen opgehitst hadden. Aan liet hoofd van een 10,000 man sterk en wel toegerust leger rukte de Koning der Ashantijnen uit, en versloeg op den 21sten Januarij 1824 de Engelsehen aan de rivier de Prak. Zij werden bijna allen in de pan gehakt, en ook de gouverneur Mac Ckarthy sneuvelde. Drie jaren duurde deze oorlog met wisselende kans, tot er eindelijk Mn wankele vrede gesloten werd. De geringste aanleiding kon dien weder verbreken, en zoo zagen wij dan ook in 1863 een nieuwen oorlog uitbarsten, waarin de Engelschen alweder niets uitvoerden. Men kwam namelijk op het stoute maar onpraktische denkbeeld, om in het land der Ashantijnen zelf binnen te dringen, en haalde tot dat einde een aanzienlijke troepenmagt uit West- Op verschillende plaatsen hebben de onweders der laatste dagen groote ongelukken veroorzaakt. Te Amster dam sloeg de bliksem in een lakfabriek die geheel is afgebrand. Te Zaandam sloeg de bliksem in twee huizen in de kom van de gemeente, terwijl twee molens evenzeer werden getroffen, echter zonder brand te veroorzaken. - Bij Purmerend is de bliksem geslagen in een boerenwoning in de Purmer, welke met stalling, enz. in minder dan een uur tijds geheel was verbrand, behalve de voorraad hooi, begroot op 50,000 kilogr., welke jl. Dingsdag avond nog brandde. Meubelen en kostbaarheden zijn gered; overigens is alles verbrand; het verbrande was tegen brandschade verzekerd, De dienstbode verloor echter alles wat zij bezat, ze hield niets over dan de kleeding die ze aan had. Te Kolhorn werd een bejaarde vrouw door den bliksem gedood. Te Winkel is een woning getroffen, waajdoor veel is vernield; de bewoners zijn gelukkig ongedeerd gebleven. Onder Nieuwer-Amstel zijn twee woningen een prooi der vlammen geworden. Te Haastrecht en te Nieuwkoop is een watermolen totaal verbrand. In het gehucht Spierings- horn is de bliksem in een hooihuis geslagen en dientenge volge brand ontstaan, waardoor een geheele hofstede is verbrand met bijna den geheelen inboedel. Te Valken burg brandde een stal geheel af. Te Laren, in Gelder land, beeft men Zaturdag mede zwaar onweder gehad, vergezeld van wolkbreuk, waardoor verscheidene woningen onder water werden gezet. Bij Ter Aa en te Harich is een boerderij bijna geheel afgebrand. Te Noorddeur- ningen is een SOjarige man en te Holten een vrouw door den bliksem gedood. Bij Beilen is het bliksemvuur geslagen in liet huis van baron de Vos van Steenwijk, dat geheel is afgebrand. Te Harlingen sloeg de bliksem in de boerenhofstede bewoond door L. Bleeker, heeft in huis verwarring en geringe schade aangerigt en door de achter woning een uitweg gezocht. Te Bronkhorst (prov. Gel derland) is een boerenwoning door brand vernield. Op verschillende plaatsen is vee in de weide dood gevonden. In vele jaren is de schade door het onweder veroorzaakt niet zoo erg geweest als door dat der laatste dagen. Antwerpen is doorliet onweder van jl. Maandag schrikkelijk bezocht. Op niet minder dan negen plaatsen ontstonden aldaar vernielende branden, in betrekkelijk kleinen omtrek. Ongeveer ten 101 ure trof de bliksem de stadswaag; het Indië. Blanke en zwarte soldaten werden in „bet boscli" gezonden, in dat duistere en ondoordringbare woud, dat het land der Ashantijnen omringt, en aan marcheerende troepen onoverkomelijke hinderpalen in den weg legt. Men moest, om met de kanonnen en ander oorlogsniateriëel voorwaarts te komen, eerst wegen uit houwen en men begon daarmede, toen de verderfelijke regentijd naderde. Het leger bevond zicli in een van de ongezondste streken der aarde, en een vreeselijk treurspel begon. De dood hield een geduchten oogst. BlaDken en zwarten bezwekengezond bleef niemand. Toen de jammer-berigten door eenige aan den dood ontkomen officieren naar Londen overkwamen, gaf men bevel om in Mei 1864 de vijandelijkheden te staken, zonder dat men ook maar éénen Ashantijn had gezien. Behalve duizenden van mensehen, kostte die oorlog den Engelschen 100,000 p. st. Het is ligt te begrijpen, dat de Ashantijnen, steunende op de ontoegankelijkheid van hun land en op hnn zegepraal, zich als de sterkeren beschouwen. Hun moed is gebroken, en de uitkomst heeft voor hen gepleit. Het klimaat en de gesteldheid van het land zijn hunne magtigste bondgenooten. De tegenwoordige oorlog heeft ook geen anderen afloop dan de vroegeren gehad en op dit oogenblik ziet het er zeer kritiek voor de Engelschen uit. Verleden jaar verkochten de Nederlanders hunne aan de Goudkust gelegene koloniën, met name Elmina, aan de Engelsehen. Hierin nam de Koning der Ashantijnen geen genoegen, want hij beschouwde zich en niet zonder grond als het opperhoofd der Nederlanders. Deze hadden hem, om des lieven vredes wil, jaarlijks een kleine schatting betaald, en tot de overdragt toe een belangrijken menschenhandel met hem gedreven, waarvan de berigten thans eerst ter kennis van het publiek komen. De Nederlanders namen den Koning der Ashan tijnen zijne krijgsgevangenen af, betaalden daarvoor een hoofdgeld, en gebruikten ze in hunne Indische koloniën als soldaten. Een soort van slavenhandel in modernen vorm. Al die voordeelen hielden op, toen Engeland in het bezit van Elmina kwam, en van daar de toorn van Zijne Zwarte Majesteit. In Januarij brak Koning Carie Carie met een goed gewapend leger van 40,000 man op. Het land der Fantijnen, dat onder de be scherming der Engelsehen staat, werd overvallen en veroverd. Tot nu toe hebben de Fantijnen, gesteund door de zooge naamde Houssa-politie der Engelschen, vier veldslagen gele verd, en alle vier verloren. Het waren bloedige, soms drie dagen aanhoudende, veldslagen, waarin minstens 60,000 negers tegen elkander streden. Het geheele land, met uitzondering van eenige kustplaatsen, en het sterke Cape Coast Castle, is thans iu het bezit der Ashan tijnen. De Fantijnen zijn gedood of in slaverij weggevoerden in Elmina trok de bevolking openlijk voor de Ashantijnen partij, zoodat die stad met 10,000 inwoners door Engelsche oorlogschepen in brand werd geschoten. Ongelukkig voor de Engelschen zijn ook nog de beide stoombooten, die hun versterking zouden brengen gebouw van onder tot boven vol met vetwaren, koffij, granen, zat wol, katoen, spiritualia, enz. enz. Gelukkig dat het gebouw op zich zelf stond, door straten van andere gescheiden, anders waren welligt de verwoestingen niet te overzien geweest. Ziehier eene beschrijving van dezen brandEen stalhoudersknecht aan de overzijde ontdekte het aldra en maakte gerucht. Oogenblikkelijk waren twee stoom- en drie gewone spuiten aanwezig, spoedig gevolgd door meer en door allen wier pligt hen hier riep. Maar aan redding van bet gebouw viel niet te denken. Binnen 20 minuten was alles één vuurklomp met een vlammen tong van 60 voet hoog. Geheel de stad was helder ver licht, zoo, dat voor een oogenblik de akeligheid van het tooneel vergetende, de menigte een kreet van bewondering uitte, toen de toren van de „Onze Lieve Vrouwe," van onder tot boven verlicht, hare doorzigtige spits, dat wonder van bouwkunst, als in tooverlicht vertoonde. De pogingen der blusschers moesten zich alleen rigten op liet behoud der nabijzijnde gebouwen, in de eerste plaats het museum met zijne rijke kunstschatten, dat eenigen tijd ernstig werd bedreigd. Gelukkigwerden de ijverige pogingen met gunstigen uitslag bekroond. Heel de omgeving bleef gespaard, ofschoon vooral tegen 11J ure uit den vuurpoel zulk eene hitte uit stroomde, dat de jalousiën aan de huizen op 10 a 12 meters afstand blakerden. Alleen van het huis no. 16 op het plein ontvlamde een oogenblik een deel houtwerkde schepen van der Taelen begaf zich daar met eenige mannen naar boven, en het gelukte hun het brandende hout weg te kappen. Eene vonkenzee zwierf over de wijk en vorderde de grootste oplettendheid. Ten half één na middernacht was het grootste gevaar geweken, daar de vuurpoel ineen zakte. Den volgenden morgen ten 10 ure zijn een paar muren neergestort. Het is te begrijpen dat de ontzaglijke haard nog lang blijft gloeijen. Dat de schade aanzienlijk is behoeft wel niet gezegd. Sommigen schatten haar op 800,000 francs. De heer Ceulemans was, zegt men, bij onderscheiden binnen- en buitenlandsche maatschappijen voor 1,150,000 fr. geassureerd; ook de huurders hadden hunne waren ver zekerd; het gebouw zelf voor 75,000 fr. Aan de uitstekende maatregelen der autoriteiten en beambten is het te danken, dat, bij den grooten toevloed van menschen, geen enkel persoonlijk ongeluk is te betreuren. -Z. M. de Koning zal, naar men met zekerheid ver- gestrand, zoodat zij thans over niets, dan eenige forten en de open zee, kunnen beschikken, tot dat er hulp voor hen opdaagt. De Times deelt de volgende bijzonderheden over de Ashantijnen mede, die aan opgaven zijn verkregen van Prins Ossa Anfall, oom van den Koning der Ashantijnen, die thans krijgsgevangene te Freetown is. Koffi Calcalli, de tegenwoordige Koning, is 36 jaar oud en de achtste vorst sedert den dood van Sai Tutu; den grondlegger van de inagt der Ashantijnen, die vroeger slechts een zwakken volkstam waren. Ten laatste sneuvelde Sai Tutu op een Vrijdag, door de Akims bij Coromanti geslagen, en sedert is Meminda Coromanti (bij den Vrijdag van Coromanti) de zwaarste eed, dien een Ashantijn zweren kan. Men zegt, dat de tegenwoordige Koning dien eed gezworen heeft, dat hij de Engelschen uit Elmina verdrijven of drie jaren beoorlogen zal. De opvolger van Sai Tutu was zijn broeder Apu Ku, die de Akims onderwierp en een opstand van den adel, die zijn magt wilde beperken, onderdrukte. In 1824 regeerde Sai Tutu Quamina, toen de eerste oorlog met de Engelsehen losbrak. De gouverneur van Cape Coast Castle, sir Charles M'Carthy, trok tegen de Ashantijnen op en sneuvelde met bijna alle Enropesche officieren bij Esmacow. Ilunne hoofden werden afge sneden en als zegeteekenen medegenomen naar Commassie. Bij groote feesten drinkt thans nog de Jvoning uit den schedel van sir Charles. De tegenwoordige Koning Koffi Calcalli kwam in 1867 aan de regering. Hij is niet van geestesgaven misdeeld en staat bekend om zijn mildheid en gastvrijheid. Hij heeft meer van een moor dan van een neger. Hij heeft verscheidene vrouwen. De meest begunstigde heet Sappou en bezit grooten invloed. De hoogste in rang onder alle vrouwen is de Koningin-moeder. Zij is de eenige, die zich met staatszaken bemoeijen mag. Zij mag ook ongesluijerd gaan. Zoo echter een Ashantijn een der vrouwen des Konings ziet, moet hij sterven. Dezen worden gestreng in een afzonderlijk gedeelte van het paleis door 150 eunuchen bewaard. De vrouwen der overige Ashantijnen gaan vrij rond. De voor naamste ministers zijn Bossumul 'i'ia en Appiab. Het opperbevel over het leger, dat thans tegen de Engelschen strijdt, was eerst aan Amanguah Pia opgedragen, die gouverneur is van de Ban- tummah, dat is het versterkte huis, waar de graven der Koningin, de kleinoodiën der kroon en de oorlogsmagazijnen zijn. Hij is een beroemd veldheer, wien de grijze Assa Maguantah, de von Moltke der Ashantijnen, trouw ter zijde staat. Adelu Baffu heet een ander generaal, die om zijn wreedheid berucht is. Hij heeft op eene expeditie twee Duitsohe zendelingen, een Fransche en de vrouw van een der twee eerste gevangen genomen en naar Com- massi gebragt. Adumu is een soort van minister van Oorlog. De Koning stelt zich gewoonlijk niet aan het hoofd van zijn leger, maar als hij dat doet, begeleiden hem al zijne grooten met hunne vasallen. De Koning gaat nooit blootvoets, maar draagt altijd met juweelen bezetten sandalen en wordt op reis in een hangmat ge dragen. De dragers worden altijd uit denzelfden stam in het

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 1