1873. N°. 109. Woensdag 10 September. 31 Jaargang. Zijn wij gereed? HELDERSCHE EN VIEIWEDIEPER COURANT. „Wij huldigen het goede." j Verschijnt Dingüdag-, Donderdag-en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Uit g' ever A. ABAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS Naar Oost-lndië: via Triëat 16 Sept. 's avonds 6 u. 25 m. „nu Marseille 11 Sept., 's avonds 6 u. 25 m. Brindisi 22 Sept., 's avonds 6u. 25 m. Curar.ao en Suriname, 16 Sept... 's morg. 6 u. 25 m. i, Kaap de Goede Hoopvia Southampton: 13 Sept., 's morg. 6 u. 25 m. Niet enkel meer uit het oosten, uit Duitschland, ook uit het zuiden dreigt de choleraelk oogenblik kan zij, bij het zoo levendig en versneld verkeer met het buitenland, onze grenzen overschrijden, om talrijke slachtoffers te maken en het geluk en de welvaart van velen te vernietigen. Zijn wij gereed om haar te ontvangen, zijn alle maatregelen genomen om den vijand af te weren, om zijne verwoes tingen zooveel mogelijk te beperken, kunnen wij hem met bedaardheid afwachten, overtuigd van alles te hebben gedaan wat in het menschelijk vermogen is om de gevreesde ziekte te voorkomen of hare kracht te breken? IJdel pogen, meenen sommigen, die de cholera als eene straffe Gods beschouwen, waaraan men te vergeefs tracht zich te ont trekken, die oordeelen dat men zich aan dit kwaad, als uit Gods hand komende, onderwerpen moet. Maar er zijn er meerderen die gelooven, dat het geen weerstreven dei- Voorzienigheid is, te trachten om rampen en kwalen te verhoeden, maar dure plicht om onze geestvermogens daartoe aan te wenden; dat de oorzaken der volksziekten moeten nagespoord en zooveel mogelijk weggenomen worden, dat dit werkelijk tot zekere hoogte kan geschieden. Ten bewijze daarvan wijzen zij op tal van steden, waar, door doel treffende maatregelen, de algeineene gezondheids-toestand zeer verbeterd en het jaarlijksch sterftecijfer aanzienlijk verminderd is, waar men er in geslaagd is, de kracht van epidemiën te breken, zelfs om ze geheel te weren, zooals in die Engelsche stad, welke bij de eerste verschijning der cholera hevig geteisterd, maar na het ernstig besluit der burgerij om alles te doen tot vermijding van eene herhaling dezer ramp, niet weder door haar bezocht werd. De ondervinding heeft geleerd hoe verzamelplaatsen van vuil en onreinheid, hoe slecht drinkwater de uitbreiding der cholera bevorderen, hoe gunstig daarentegen het ver wijderen van in staat van ontbinding verkeerende stoffen, het verschaffen van goed drinkwater werkt. Ten aanzien van het laatste deed dr. Winkler onlangs in de Haarl. Courant de merkwaardige mededeeling, dat in eene geen ;oed water bezittende buurt te Haarlem, welke vroegere ;eeren zeer door de cholera geteisterd was, bij eene latere verschijning, nadat zij inmiddels eene kraan der duinwater leiding bekomen had, slechts enkele gevallen voorkwamen; terwijl in eene andere, mede zeer geteisterde buurt, de cholera verminderde en spoedig verdween, nadat men, door bet eerstgenoemde feit opmerkzaam gemaakt, haar desgelijks van eene kraan voorzien had. Spoedige afzondering der lijders, wanneer de ziekte mocht ontstaan zijn, en voldoende zuivering of des noods ver nietiging van de voorwerpen welke door hen besmet zijn, kunnen, nevens bevordering van reinheid en verschaffing van goed drinkwater, zeer bijdragen tot het beperken der epidemie. Maar wat ook goed of noodig moge zijn, het is duidelijk, dat men met de maatregelen tot voorkoming der ziekte niet moet wachten tot zij ons overvallen heeft, en dat die tot hare bestrijding in tijds voorbereid en niet tot hare komst uitgesteld mogen worden. En daarom is het niet overbodig te achten, als wij ons zei ven afvragen: zijn wij gereed? Is er overal gezorgd voor het verwijderen van mest- ipen uit de nabijheid der woningen, voor het zuiveren van riolen en privaten, voor het verschaffen aan behoeftigen van de middelen om hunne huizen te reinigen, voor het beschikbaar stellen van goed drinkwater, voor het aan wijzen en inrichten van localiteiten tot afzondering en ver pleging der lijders, voor het voorhanden hebben van de Doodige desinfectie-middelen, voor het tegengaan van den verkoop van onrijp ooft, voor het benoemen van commis- siën van deskundige en geschikte personen, belast om al datgeen te heramen en uit te voeren wat de omstandig heden eischen? Wanneer dat alles geschied is, dan zal de cholera ons liet onvoorbereid vindendan mogen wij hare verschijning net kalmte verwachten, in de overtuiging niets verzuimd te hebben tot vrijwaring van ons en de onzen. Maar zou het ook niet goed zijn ons te voorzien van geneesmiddelen, die ter bestrijding der cholera worden aanbevolen, b. v. die van het voorschrift, dat onlangs de rondte in de dagbladen heeft gedaan? Dat voorschrift heeft geen ander gebrek, dan dat geen apotheker het, zooals het daar ligt, gereed kan maken. Men neme er dus liefst, evenmin als van andere panacea, eenige notitie van, maar wende zich, zoo dra zich verschijnselen der ziekte voordoen, tot zijnen geneesheer en stelle vertrouwen in diens kunde. Voor sommige lieden is het heerschen der cholera eene reden om zich zeer te beangstigen; zij bederven zich door het gebruik van overbodige geneesmiddelen en zijn bevreesd dat deze of gene spijs en drank hun nadeelig zal zijn. Dat zij zich spiegelen aan de artsen, die bij vorige epide mieën zich verkwikten aan vruchten, zoo goedkoop als ooit, omdat niemand ze durfde koopen, maar ze ge bruikten met matigheid. En daarop komt het aan. Wie gewoon is aan eene geregelde, matige levenswijze, wijke niet daarvan af, maar boude zich aan datgeen, waarbij hij zich doorgaande wel bevindt. Onmatigheid is steeds scha delijk, en het is zulks in dubbele mate tijdens het heerschen der cholera; drinkebroêrs bevinden zich meestal onder de eerste slachtoffers. Matigheid en werkzaamheid, die de vrees uit de ge dachte bant en alzoo het zenuwgestel voor verstoring bewaart, mogen, ook als eene epidemie woedt, door ieder betracht worden. Wij willen er: hulpvaardigheid nevens schrijven. Gelukkig is cholera niet eene besmettelijke ziekte in dien zin, dat er reden zou kunnen zijn om de lijders te schuwen en misschien hulpeloos aan hun lot over te laten. Zij plant zich niet, zooals de pest, voort door aan raking, de weinige gevallen onder de oppassers in de hospitalen doen dit althans vrij stellig vermoeden, maar, naar het schijnt, door de smetstoffen, die zich ontwikkelen uit de uitwerpselen der lijders, en door de lucht en vooral door het water voortgeplant en in de lichamen van andere personen overgebracht worden. Dit leidt tot de gevolg trekking, dat geen bezwaar ons weerhouden mag om aan de lijders hulp en bijstand te verleenen, en dat wij met de stoffen, waardoor de uitbreiding der ziekte bevorderd wordt, niet te voorzichtig kunnen zijn, en ze moeten onschadelijk maken alvorens ze, ten schade van anderen, te verwijderen. Wij gaan de dreigende epidemie eenigszins beter gewa pend te gemoet dan vorige, omdat het openbaar gezag thans gesteund wordt door de wet van 4 December 1872 en alzoo noodige maatregelen nemen kan, waartoe het vroeger, om bijzondere belangen niet te krenken, niet kon of mocht overgaan. Zal die wet aan haar heilzaam doel beantwoorden, dan dienen de gemeentebesturen krachtig de hand aan haar te houden en ook de ingezetenen tot hare goede uitvoering mede te werken, door zich, in het alge meen belang, aan hare, zij het soms ook lastige, bepalingen te onderwerpen. Misschien blijven wij, hij het vorderen van het jaargetijde, voor het tegenwoordige nog van de cholera verschoond, misschien zal zij gedurende'den winter toeven om ons in het volgende voorjaar te bespringen. Verslappe onze waakzaamheid daardoor niet, neen, zijn wij veeleer bedacht om, nu en ten allen tijde, onze steden en dorpen zindelijker en gezonder en alzoo ons zelf en anderen gelukkiger te maken. Binnenland. HELDER en NIEUWEDIEP, 9 September. Naar de Indiër verzekert, zou het opperbestuur er op aandringen, dat de nieuwe expeditie tegen Atsjin, om poli tieke redenen, in het begin van October a. s. zou aanvangen. Door eene vriendelijke hand werden we dezer dagen in de gelegenheid gesteld den zilveren gedenkpenning te bezigtigen, indertijd geslagen ter herinnering aan Alkmaar's victorie in 1573. Deze penning, de vroedschapspenning genaamd, werd door den beroemden Romein de Hooge ontworpen. Alkmaar wordt aan de voorzijde voorgesteld als eene amazone in wapenrustiug, staande op de verwonnen stormbrug; twee lauwerkransen versieren haar degen. De knods des gewelds en de sabel der ongeregtigheid liggen aan hare voeten, naast de mutsers van de brandstapels der inquisitie, onder eene- wapentrophee, waarbij het veroverde vaandel met het Bourgondische kruis ligt. Aan de trophee zijn ook gehecht de ordeteekenen van 't Gulden Vlies. Aan de regterzijde is een altaar, waarop de bijbel met een lichtende kaars er boven, terwijl de vrijheidshoed tussclien twee Brutus- zwaarden, het teeken der republiek, op den voorkant des altaars is afgebeeld, met de inscriptie: „Alcmaria victrix." Aan de keerzijde prijkt het wapen der stad, gedekt door een paar gekruiste pijlbundels, waartusschen de weegschaal der geregtigheid, omgeven door een lauwerkrans. Links houdt het beeld der overwinning het wapen geklemd, omvattende in de regterhand een krans, in de linker den hoorn des overvloeds. Ter regterzijde van 't stadswapen staat het beeld van den koophandel, dragende den palmtak des vredes en den hoorn des overvloeds; vóór het wapen nemen een leeuw en eene leeuwin eene verdedigende houding aan. De beeldspraak, in deze voorstelling vervat, behoeft geene verdere verduidelijking. De letters S. C., ter weerszijden van laatstbeschreven allegorie geplaatst, heteekenen: Senatus Consulto, dat is: bij besluit van den Raad. Door Z. M. den Koning is aanvaard het aanbod der boogschutterij St. Sebastiaan te Alkmaar, om bij H. D. verblijf in die gemeente op 8 Oct. a. s. als eerewacht dienst te doen. In het jaar 1842, toen Koning Willem II die stad bezocht, vervulden die boogschutters dezelfde functie. Op Maandag 15 dezer zal de vergadering der Staten- Generaal, met inachtneming van het gebruikelijke ceremo- niëel, door Z. M. den Koning geopend worden. H. M. de Koningin zal zich den 27 dezer naar het buitenland begeven. Blijkens een van den minister van Binnenl. Zaken ontvangen schrijven, is door het bestuur der Mobiele Sociëteit te Amsterdam het verzoek gedaan, dat eene ver zameling wapens, uniformen, insigniën, enz. gedragen door officieren en minderen in do jaren 1830 en 1831 en bijeen- gebragt door wijlen den heer Roosdorp, door het Rijk moge worden overgenomen en met de thans overal ver spreide vaandels van de toenmalige vrij- en andere schut- ters-korpsen vereenigd moge bewaard blijven, als eene herinnering aan hetgeen in die jaren is verrigt. Aan het eerste gedeelte van het verzoek is voldaan en de verzame ling, door den heer Roosdorp bijeen gel) ragt, in de Kon. Milit. Akademie geplaatst; ten aanzien van het tweede gedeelte heeft de commissaris des Konings in deze provincie dè gemeentebesturen verzocht te doen nagaan, of zich soms bij de schutterij dergelijke vaandels bevinden, en of men bereid zou zijn, die ten behoeve van meergemelde verza meling af te staan. Bij de plannen tot droogmaking van een gedeelte der Zuiderzee stuit men bij de Hooge Regering steeds op het belang van een 700tal visschersgezinnen, uitmakende een zielental van ruim 2500 personen, die door de droogmaking broodeloos zouden worden. Dat dit belang niet uit het oog verloren wordt, blijkt o. a. ook uit het verslag der groote zeevisscherij over het vorig jaar, waarin de wensch wordt geopenbaard, om voor de visschers en den talrijken schippersstand te Harderwijk eene voldoende haven uit te leggen. Naar men verneemt heeft het bestuur van denNeder- landschen Vredebond zich den 11 Aug. tot den minister van Buitenlandsche Zaken gewend, en 's ministers aandacht gevestigd op het gewigtig, op 8 Julij jl. door het Britsche Huis der Gemeenten, op voorstel van den heer Ilenry Ricbard, genomen besluit, strekkende om aan de regering van de Koningin van Groot-Brittannië het nemen van maatregelen aan te bevelen tot verbetering van het volkeu- regt en in het bijzonder tot het vestigen van een algemeen en duurzaam stelsel van internationale arbitrage. De minister van Buitenlandsche Zaken heeft aan voormeld bestuur geantwoord, dat, zoo van de zijde van Groot-Brittannië eenig voorstel in dien zin tot 's Konings regering mogt worden gerigt, dit door hem, minister, met de meeste zorg in overweging zal worden genomen. Het Vaderland meldt, dat de Khedive de voorstellen van de ingenieurs van den waterstaat, die naar Egypte zouden vertrekken, niet heeft aangenomen en dat dus voor eerst van het vertrek van Hollandsche ingenieurs voor het maken van nieuwe werken aan den Nijl niets zal komen. Bedankt voor het beroep naar Wilp door ds. M. Wassenaar te Oude Schild. De beide aftredende wethouders, de heeren J. G. A. Verhoeff en P. A. van der Drift, zijn door den gemeente raad te Alkmaar als zoodanig herbenoemd. De begrooting dier gemeente voor 1874 bedraagt in ontvangst en in uitgaaf f 152,668. De hoofdelijke omslag bedraagt f 30,000. De opcenten op de personele belasting zijn van 25 op 50 gebragt. De uitgaven voor onderwijs zijn geraamd op f 25,352, die voor armwezen op f17,659. Ter herdenking aan den 300 jaren geleden gele verden roemrijken slag op de Zuiderzee, onder bevel van den admiraal Cornelis Dirksz, burgemeester van Monnickendam, zal in die gemeente in October a. s. feest worden gevierd. Tot dat einde is onlangs eene talrijk bezochte vergadering gehouden, waarin eene feestcommissie is benoemd. Door de directie der Amsterdamsche Kanaalmaatschappij werd jl. Zaturdag in haar bureau, bij enkele inschrijving, in het openbaar aanbesteedliet uitbreiden en vernieuwen of verbeteren van acht paal- of remmingwerken, bewesten en beoosten de Oranjesluizen. Minste inschrijvers de bh. E. H. Brokmeier en B. van den Bos, te Schellingwoude, voor de som van f 158,400. Tengevolge van het door den voorzitter der Holl. Maatschappij van Landbouw, dr. A. H. van der Boon Mesch, wegens redenen van gezondheid genomen ontslag,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 1