Benoeming-en, enz.
STATEN-GEiMERAAL.
Buitenland.
België.
gename v.'ijze waarop hij de vergadering geleid had, werd
deze gesloten.
In de N. Rott. Crt. waarschuwt een oud-officier van
gezondheid ouders tegen het achteruit laten rijden van
kinderen in kinderwagens.
De heer Auguste Wils, broeder van den gesneuvelden
Ignace Marie, vertrekt, volgens de Rott. Crt., met een
20tal Rotterdammers naar België, met verdere bestemming
naar Spanje, om aldaar dienst te nemen in de gelederen
der- Carlistische zouaven.
Mevrouw de wed. Wils, te Rotterdam, heeft van de
officieren van het Carlistische zouaveu-korps, waarvan haar
diep betreurde zoon Ignace in leven kolonel-kommandant
was, een in de Spaansche taal geschreven brief van eondo-
leantie ontvangen, van welke hier eene vertaling volgt:
/Mevrouw Er zijn oogenblikken, waarop de pen niet
vermag weer te geven, wat het hart gevoelt, voornamelijk
dan, wanneer het droevige, noodlottige gebeurtenissen geldt.
Onze onverschrokken aanvoerder, uw zoon, heeft zijn
leven aan eene driewerf heilige zaak opgeofferd. Wij, die
't geluk hadden aan zijne zijde en onder zijne hoogst ervarene
leiding te strijden, wij kunnen niet nalaten immer dat
gevoelig verlies te beweenen. Immers mevrouw, het is ons
zoet te zeggen: als vriend aanbaden wij hem, als soldaat
bewonderden wij hem. Het zouavenkorps bezit een altijd
durend aandenken van uw zoon. De banier, die hij,
met zijn eigen bloed geverfd, in de laatste oogenblikken
zijns levens ten hemel hief, roept ons aanhoudend onzen
heldhaftigen aanvoerder voor den geest, en onder de be
scherming van zoo heilig een standaard, gaan wij ter over
winning, in 't volle bewustzijn, dat hij uit den hemel ons
aanschouwt en God bidt voor de wedergeboorte van ons
vaderland.
„Sta dan toe, dat wij uwe smart met de onze vereenigen,
opdat uw zoon aldus onsterfelijk zij in het zouaven-korps
De noodzakelijkheid gebiedt ons zoo droevig eene ge
beurtenis u in het geheugen terug te roepen, maar verschoon
ons tevens, zoo onze woorden op nieuw uw hart verscheuren;
in ieder onzer zal uw zoon een graf bezitten, dat geen tijd,
geen gebeurtenissen vermogen te schenden.
Spanje heeft een held, het zouavenkorps een vader ver
loren. Aanbidden wij de beschikking van Gods voorzienig
heid en bidden wij voor zijn eeuwig geluk.
En gij, mevrouw, ontvang de meest opregte uitdrukking
onzer hoogachting en deelneming in uwe moedersmart,
welke de officieren der Carlistische zouaven u uit het
innigst der harten toezenden.
Hoofdkwartier van Cataluna, 12 Augustus 1873."
(Volgen 16 handteekeningen.)
De algemeene vergadering der Holl. Maatschappij
van Landbouw zal in het volgende jaar te Dordrecht
worden gehouden.
Te Pordrecht is één persoon aan Aziatische cholera
overleden.
Te Utrecht is in den stal van M. P. de Meijer een
stier vertoond, die 1700 kilo's weegt. Dit kolossale dier
trok veler aandacht, niet alleen door zijne zwaarte, maar
ook door zijn schoonen bouw.
De heer P. Haagsma, te Arnhem, heeft vervaardigd
een militair Atsjinlied en dit opgedragen aan de strijders
tegen Atsjin. De opbrengst is ten voordeele van het Roode
Kruis. De prijs is 3 cents met zangpartij en 25 cents
met piano-begeleiding. x
Men schrijft uit Harderwijk, dd. 28 Sept. jl.
„Spoedig zal ten tweeden male de strijd tegen Atsjin
een aanvang nemen en te hopen is het, dat de afloop beter
moge zijn dan met den torenbouw van Babel, en waarlijk,
veel overeenkomst heeft nu reeds van onze zijde de oorlog
tegen Atsjin met den mislukten torenbouw.
Was spraakverwarring in Babel de oorzaak der misluk
king, onze koloniale trbepen behoeven ook niet te roemen,
elkander goed te kunnen verstaan.
Alle talen hoort men hier spreken, doch het Fransch
wordt verreweg het meeste gehoord, veel meer zelfs dan
het Hollandsch.
Een paar Denen, die zich ook voor Indië geëngageerd
hebben, waren voor de heeren officieren een doorn in het
oog, daar niemand die taal magtig was en alles dus door
gebaren moest duidelijk gemaakt worden, waardoor belag-
chelijke tooneelen ontstonden.
Vérder vindt men hier een paar Engelsclien, waaronder
een clown uit het circus Mijers, zoo ook Duitschers, die
den oorlog 187071, velen zelfs als officier, hebben mede
gemaakt en met het IJzeren Kruis op de borst een goede
sier maken.
De eendragt onderling laat nu veel te wenschen over,
wat vroeger, toen het meest Hollanders waren, niet het
geval was. Vechtpartijen zijn nu aan de orde van den
dag, voornamelijk tusschen Franschen en Belgen, die
elkanders krachten beproeven, waarvan gewoonlijk het
einde is, dat er een paar gewonden naar de infirmerie
worden gebragt en de overigen hunne kameraden in de
provoost gezelschap houden, waar zij als gepakte haring
zitten.
De kroeghouders maken nog steeds goede zaken en
vermeerderen dagelijks." (N. A'rnh. Crt.)
De aftrek van turf uit de veenen te Steenwijkerwold
staat in goede verhouding tot de verkregen hoeveelheid.
Dagelijks komen aldaar Friesche schepen ter lading. Voor
goede sponturf wordt f 3.75 tot f 4.- per 1000 besteed.
De weersgesteldheid was gedurende het veensaizoen zóó
gunstig, dat alle beschikbare terreinen konden verveend
worden.
Berigten uit Batavia, loopende tot 16 Aug., luiden o. a.:
„De onlusten in het Bekassische zijn zonder bloedver
gieten onderdrukt. De derwaarts gezonden troepen zijn
heden te Meester Cornelis teruggekomen."
„Naar het Alg. Dbl. v. N.-I. verneemt, zijn gisteren
ochtend op vrije voeten gesteld de drie Arabieren, die
onlangs gearresteerd zijn, omdat zij verdacht werden, zende
lingen van den Sultan van Atsjin te zijn."
1 Berigten uit de Straits, loopende tot 23 Aug., mel
den het volgende:
Men zegt, dat 30 Nederlandsche soldaten door Atsjinezen
in stukken zijn gehakt op eene plaats, Tullah Samowaij
genaamd, terwijl zij bezig waren met houtkappen.
-Uit een particulier schrijven, het Utr. Dagbl. welwillend
ter inzage verstrekt, ontleenen we omtrent de Atsjinesche
zaken het volgende:
De uitslag van de enquête te Batavia is ons nog niet
bekend, maar er schijnt te zijn gebleken dat eene compagnie
soldaten van ons zijn doorgedrongen tot in een gedeelte van
den kraton, dat niet bezet was; de bevelvoerende officier
moest er op hooger bevel dadelijk weer uittrekken. Zijn
beweren, dat dit een gedeelte van den kraton was, hielp
niets en met tranen in de oogen moet hij zijn teruggemarcheerd.
Van andere zijden hebben we gehoord, dat toen de onzen
naar het strand terugtrokken, de vijand uit den kraton de
bergen introk en dit de reden is geweest, waarom de Hollanders
niet bemoeijelijkt zijn bij het embarkeeren.
Volgens den Gids van het Plantenrijk, verlangt de
Keizer van China een tuinman in dienst te nemen, tot
vervorming van de keizerlijke tuinen naar Fransch model;
de aangeboden jaarwedde bedraagt 60,000 francs.
Internationale bestrijding der maatschappe
lijke drinkgewoonten. Deze vereeniging draagt in
het Engelsch den naam: The independent order of good
Templars" letterlijk in onze taal„De onafhankelijke orde
der goede Tempeliers." De naam, zinspelende op het oor
spronkelijke doel der stichting van de orde der Tempe
liers bij de kruistogten, is even als het woord „teetotalisme"
uit het volk ontstaan, en krachtens dit ontstaan populair
geworden. Men mogt het woord „teetotalisme" in Enge
land onzin vinden; prof. Miller mogt het door een
woord van bijbelschen oorsprong „Nephalisme"(lThes.V:5-8)
zoeken te vervangen; vergeefs. Het kreeg aan beide
zijden van den oceaan burgerregt en heeft nu in alle nieuwe
woordenboeken zijne plaats. Zoo is er en wordt er geredekaveld
en over den naam „Good Templarism!" en over den vorm,
dien deze internationale beweging heeft aangenomen. Maar
ook zij heeft, zooals zij heet en is, ieder gebied waar Engelsch
gesproken wordt, veroverd, en ieder, die aan eene „Inter
nationale" beweging zich wenscht aan te sluiten, moet nu
wel haar magtig geworden banier volgen.
Hoe men beroemd wordt. De eigenaar directeur
van een café-chantant zat in zijn bureau het affiche voor
den avond op te stellen, toen men hem het bezoek van
een jong meisje aankondigde.
„Hoe ziet zij er uit?" vroeg hij zijn bediende. „Mager,
nietig, maar een helder oog, mooije tanden, zwart haar...."
„Ik heb op het moment niemand noodigzeg haar, dat ik
bezig ben." „Dat heb ik gezegd, maar ze houdt aan
en wil u volstrekt spreken." In godsnaam dan, laat ze
binnen komen."
Het. portret van het jonge meisje, losjes door den bediende
geschetst, was juist, maar hare kleeding was arm, zeer
armen mijnheer Paimboeuf vroeg dan oók zeer uit de
hoogte, terwijl hij zich weer aan het werk zette
„Wat wilt ge, kleine?" „Mijnheer, ik hoor, u zocht
eenige figuranten voor uw concert, en ik kom mij daarvoor
aanbieden." „Als figurante! gij? Uw wandel-costuum
geeft geen hoog denkbeeld van uw avond-toilet." O,
ik heb een frissche witte japon, mijnheer, en dan kan ik
een weinig achteraf gaan staan. Ik heb zoo dringend
eenig geld noodig om mijne arme...." „Wat ik bidden
mag, spreek mij niet van uwe familie; ik wil van die
praatjes niet hooren."
Het jonge meisje sloeg hare oogen neer en een traan
rolde langzaam over hare wangen. Paimboeuf zag het,
hij was ruw, maar niet hardvochtig.
„Kom, kom, schrei maar niet, ik engageer u tegen drie
kwartjes den avond. Neemt gij dat aan? „O mijnheer,
ik kan u niet zeggen hoe dankbaar ik ben„Nu
goed, goedJa, dit moet ik u nog zeggen: wanneer de
eerste chanteuse, FVancesca, op het tooneel is, dan geen
gefluister met uwe kameraadjes, en gij luistert naar haar
met de grootste attentie!" Heel goed, mijnheer."
„Nu pas op uw tijd, of gij wordt beboet."
Des avonds kwam de kleine Camille op het concert, en
verschool zich achter de andere figuranten, die, zooveel
mogelijk gedecolleteerd, haar, om haar hoog kleedje, uit
lachten. De zaal was vol. Francesca zou dien avond een
nieuwe chanson voordragen, die, te oordeeleu naar den meer
dan dubbelzinnigen titel, den smaak van het publiek zou
streelen. De „garyons" maakten behendig gebruik van de
algemeene opgewondenheid, en haalden de half ledige
kannen bier voor den neus der bezoekers weg, om die door
andere, half gevulde te vervangen. Men luisterde naar het
eerste couplet met gespannen aandacht, en toen het geëin
digd was, daverde de zaal van de toejuichingen. Het tweede
couplet had minder succes; een ongelukkig „kwak" ver
koelde de geestdrift. Sommige kenners evenwel zagen hierin
eene geïmproviseerde point d'orgue, die de attentie op den
laatsten regel moest vestigen, en begonnen op nieuw te
applaudiseren. Een student veroorloofde zich toen luide te
roepen: „Die domooren! Nu gaan ze waarlijk de eenden
ook toejuichen!" Een herhaald: „st! st! noodzaakte den
criticus te zwijgen. Ongelukkig voor Francesca, schampte
hare stem bij het derde couplet weder uit. Ditmaal was
het niet mogelijk, de zaak te verbloemen, en in plaats van
applaus, begroette gelach en gefluit het oor der veront
waardigde zangeres.
„Nu, wat heb ik gezegd?" liet de student op nieuw zich
hooren, „Francesca heeft vandaag te veel gegeten."
De artiste, steeds door het publiek gevierd en vertroeteld,
kon zich niet langer bedwingen„Denkt gij misschien,"
barstte zij los, „dat het gemakkelijk is te zingen in zulk
een rook van stinkende sigaren? Ik -wou jelui wel eens in
mijn plaats zien, lomperts!"
Dit was te veel: „Maak excuser! maak excusesklonk
het als uit één mond.
„Excuses?" antwoordde de woedende zangeres. „Vraag
knollen, die kunt gij krijgen." En te gelijk maakte zij met
hare vingers op den neus een welsprekend gebaar.
In een oogenblik was nu het tooneel bedekt met allerlei
voorwerpen die geen bouquetten waren. Zangeras en
figuranten zochten een goed heenkomen, behalve Camille,
die bang was, zoo zij vlugtte, haar salaris te zullen ver
beuren. Hare rustige houding te midden van de algemeene
stoornis, kalmeerde eindelijk het publiek, en een grappen
maker riep haar toe: „Komaan, zing gij eens iets."
Zonder te aarzelen treedt het jonge meisje, zedig en
bevallig, voor op de estrade en geeft te kennen, dat zij
bereid is te zingen. Plotseling werd het weer stil in de
zaal en Camille zong, zonder begeleiding, met eene- stem
als kristal het bekende lied van Blangini:
Appelez-moi, je reviendra."
Het meer dan eenvoudig toilet, de kalme manieren, de
lieve reine melodie, vormden zulk een sterk contrast met
Francesca en haar chanson, dat het publiek de jonge vir-
tuose met de bouquetten overdekte, voor de andere
gekocht. Men vroeg nog een lied. Camille liet zich niet
bidden, en toen zij niet minder dan zes malen had gezongen,
had het wispelturig publiek haar tot zijn lieveling uit
verkoren.
"Het gordijn viel, mr. de Paimboeuf vloog op haar toe
en greep haar bij do hand. „Zijt gij tevreden vroeg
Camille hem, vermoeid, maar gelukkig en opgewonden.
„Tevreden, kind? Gij hebt mij gered. De reputatie van
mijne concert-zaal ware anders verloren! Ik engageer u
tegen 50 gulden per avond en een aandeel in de winsten.
Zijt gij tevreden?"
Zij was verrukt en hare moeder ook. Mlle. Camille, (de
directeur vernam toen eerst haar naam) lokt nu Parijs naar
„Ie café-hurlant," zonder in de keus van hare stukken ooit
af te wijken van den goeden smaak. (UtrechtschDagblad.)
Met ingang van 1 dezer is de heer A. H. van der Boon Meseh,
hoogl. in de faculteit der wis- en natuurk. aan de Hoogeschool
te Leiden, emeritus verklaard.
Met ingang van 1 dezer is benoemd tot ofï. mach. 2de kl. de
mach. 1ste kl. in het vaste corps J. A. van der Meer.
Tweede Kamer.
Het onderzoek in de afdeelingen over de Indische begrooting
voor 1874 is geëindigd.
Jl. Dingsdag is een aanvang gemaakt met dat van de Staats-
begrooting vóór het volgende dienstjaar.
Aan de Kamer is aangeboden de begrooting wegens den arbeid
der gevangenen voor 1874. Zij wordt voorgesteld op een bedrag
van f 263,455. Uit een in de memorie van toelichting gevoegde
opgave blijkt, dat zich op 1 Julij 1873 in de gevangenissen be
vonden: 965 crimineel veroordeelden, 1994 correctioneel veroor
deelden, 288 ongevonnisden en 176 niet veroordeelde meisjes en
jongens, ingevolge art. 66 van het strafwetboek te Montfoort en
Alkmaar geplaatst. In 1869 beliep het gezamenlijk getal 3550;
in 1870, 3320; in 1871, 3173; in 1872, 3255 en in 1873, 3423.
Op 1 Julij 1873 was het aantal gevangenen dus hooger dan op
dezelfde dagteekening in de drie voorgaande jaren, doch lager dan
op 1 Julij 1869.
Men meldt uit Brussel dd. 29 Sept. jl.
„De instructie van den diefstal op het buitenverblijf van
de familie Penaranda gepleegd, wordt met den meesten
ijver voortgezet. Het blijkt nu, hoe vreemd het ook
schijnen moge, dat een geheele bende jongelieden uit de
roornaamste kringen niets minder dan het plan beraamd
had, om in den omtrek van Brugge verscheidene diefstallen
van gelijken aard te plegen.
De kleine stad Mechelen is geheel in rep en roer. De
arrestatiën van eene dame en hare dochter en de vlugt
van den zoon van een der volksvertegenwoordigers, burg
graaf de K., hebben daar een niet te beschrijven opschud
ding veroorzaakt."
De correctionele regtbank te Verviers heeft jl. Vrijdag
uitspraak gedaan in eene regtszaak, die de aandacht in
België in den laatsten tijd nog al heeft tot zich getrokken.
De burgemeester van Verviers heeft onlangs ter zake van
een in den gemeenteraad tusschen hem en een nog jeugdig
raadslid, den heer Loslever, opgerezen geschil, aan dezen,
na den afloop der zitting en nadat het raadslid geweigerd
had eenige voor den burgemeester beleedigende woorden in
te trekken, een klap in het aangezigt gegeven. De heer
Loslever heeft al zijne bedaardheid behouden en den ont
vangen hoon geregtelijk vervolgd. Zijn eisch was eene
schadevergoeding van 3000 francs. De regtbank echter,
in aanmerking nemende, dat de daad des burgemeesters
niet gepleegd was staande de zitting van den raad, en de
beleediging derhalve niet was ondergaan onder de uitoefening
van dienstpligten, maar gedurende een personeelen twist,
is van oordeel geweest dat hier geene aanleiding tot het
opleggen van zulk eene belangrijke schadevergoeding bestond,
en heeft den heer Ortmans-Hauzeur, den burgemeester,
tot eene boete van 15 fr. en in de betaling der kosten ver
wezen. De twee in de zaak betrokkenen waren tevens
staatkundige tegenstanders, en de liberale burgemeester
heeft dan ook bij het verlaten van het geregtsgebouw eene
ovatie van de lieden zijner partij ontvangen, terwijl vele
clericale bladen er zeer over ontsticht zijn, dat den heer
Loslever, hun staatkundigen en kerkelijken geloofsverwant,
zulk eene geringe voldoening voor zijne gekwetste eer en
voor zijne betoonde zelfbeheersching geschonken is.