Buitenland.
Het monster-exemplaar, dat aan de leden werd vertoond,
woog 41 halve kilogrammen, andere vruchten waren van
7, 27, 25, 5 en (twee van) 45 halve kilo.
Zooals men zich, nadat het kleine exemplaar was in
stukken gesneden, proefondervindelijk kon overtuigen, is
aan de raauwe vrucht niet veel bijzonders. Als komkommers,
of wel als meiknollen, of bloemkool toebereid, moet zij echter
goed smaken. De voedingswaarde beteekent niet veel, maar
wordt toch als toespijs veel gebruikt. Eene andere vraag is
of men de bladen der zoo weelderige plant ook zou kunnen
gebruiken voor den landbouw, tot bemesting, veevoeder, enz.
In een ingezonden stuk in het Weekbl. v. h. Regt
komt een lid van den Maastrichtschen gemeenteraad op
tegen hetgeen aan den raad ten laste is gelegd, ter zake
van het verbod aan jongelui, die het gymnasium en de
hoogere burgerschool bezoeken, om te rooken en in koffij-
huizen te gaan. Hij verhaalt aldus:
„Bij een brief, gedagteekend 18 Aug. 1873 en gerigt
aan burgemeester en wethouders, klaagde dr. Zickwolf,
directeur der hoogere burgerschool, zeer over het gedrag
der leerlingen buiten de school.
Hij vond het toevoegen van een nieuw lid aan het
reglement dier school noodzakelijk, „om te beletten, dat
leerlingen hun tijd in koffijhuizen of dergelijke plaatsen
verkwisten en aldaar, door hun gedrag, aanleiding tot
schandaal geven." Bij zijn brief was gevoegd een ontwerp
van supplement tot het reglement der school.
Reeds vroeger had er te dier zake tusschen den waar-
nemenden rector van het gymnasium en voornoemd collegie
eene briefwisseling plaats gehad.
In die brieven werd echter niet alles gezegd.
De toestand was erger: De professoren klaagden bij
monde over zaken, die bezwaarlijk in een officieel stuk
konden worden nedergelegd.
Zoo wezen zij er op, hoe jongelieden geregeld de koffij
huizen bezochten, zelfs die, waarin zij, professoren, gewoon
waren te komen; hoe op de vrije namiddagen (Dings-
dag en Donderdag) de leerlingen zich van 2 tot 9 k 10
ure des avonds, zonder tusschenpoozing, in de twee voor
naamste koffijhuizen met het billardspel onledig hielden,
daarbij veel geraas maakten en zich aan een onmatig ge
bruik van allerlei drank overgaven.
Bovendien klaagden die heeren over het onwelvoegelijk
gedrag der leerlingen buiten de schoolgebouwen. Immers,
die jongelieden ontzagen zich niet, met de brandende sigaar
tot aan de deur van het schoolgebouw te komen en den
voorbijgangers, even als den professoren, den rook in het
aangezigt te blazen.
Sommigen zelfs, die hierdoor meenden een blijk van
onafhankelijkheid of zelfstandigheid te geven, dreven de
onbeleefdheid zoover, hunne meesters niet eens te groeten.
Aan een en ander meenden professoren, dat eindelijk
paal en perk moest gesteld worden. Om daartoe te geraken,
moesten de art. 38 en 39 der plaatselijke verordening op
het gymnasium en de hoogere burgerschool van 9 Dec.
1864 worden herzien, en wel in dier voege, dat achter
gezegde artikelen toegevoegd werd„zoowel buiten als
binnpn de gebouwen der school staan de leerlingen van
alle klassen onder toezigt van den rector, directeur en
professoren. Ten allen tijde zijn zij hun gehoorzaamheid
en eerbied verschuldigd."
Die wijziging nu is door den raad aangenomen, en zie
daar alles, wat de raad te dier zake heeft verordend."
Het verschil tusschen deze en de vroegere relasen schijnt
dus hierop neêr te komen, dat niet de raad het bedoelde
verbod heeft uitgevaardigd, maar dat hij eene bepaling heeft ge
maakt, waardoor het mogelijk werd en die ten doel had
mogelijk te maken, dat zoodanig verbod in een huishoude
lijk reglement werd opgenomen.
De Arnh. Crt. kan niet zeggen, dat de zaak daardoor
verbetert. „Volgens de eerste lezing wisten de jongens,
waar zij „er mede af waren;" geen koffijhuis of schouw
burg bezoeken en niet rooken. Volgens deze „verbeterde"
lezing zullen zij geheel aan het bon plaisir van de profes
soren zijn onderworpen en ook, wanneer zij met hunne
betrekkingen in den schouwburg zijn, kunnen verwijderd
worden. Als zij wandelen, zal de leeraar hen naar huis
kunnen zenden en als zij spelen, hen kunnen gelasten hun
spel te staken.
Madama Trebelli Bettini annonceert, dat zij in Januarij
1874 een kunstreis door Nederland zal maken.
Een nieuw staaltje van reclame der Amerikanen
levert de volgende aankondiging in een New-Yorksch
Dagblad: De opening van het Théatre-Grant zal plaats
hebben met een even angstwekkend als voor het geheele
publiek hoogstbelangrijk feit. Onze uitstekende lyrische
troep zal de „Ballo in machera" van Verdi ten tooneele
voeren. Op een oogenblik, als niemand er op verdacht
zal wezen, zal eensklaps de wanhoopskreet: brand! brand!
weerklinken. Onmiddelijk zal een gordijn van amiant alle
gemeenschap tusschen de zaal en het tooneel afsluiten;
tezelfder tijd zullen de stoombrandspuiten van de heeren
Webster Co. over de loges, de galerijen en het orkest
een stroom van 300,000 liters water uitstorten. Het effect
zal overweldigend wezen en zal het publiek overtuigen, dat
men in het Théatre-Grant voor alle brandgevaar beveiligd is.
In de Vereenigde Staten van Noord-Amerika wordt
de inlandsche haver meer en meer door de Noorweegsche
verdrongen. Een enkele korrel, onder eene lading erwten
verdwaald, trok in 1854 door zijne buitengewone grootte
de aandacht van een bekwaam landhuishoudkundige te
Yermont. Hij gaf daaraan eene plaats in zijn tuin, en het
groot aantal halmen, de spoedige wasdom daarvan en de
vroegrijpheid van den korrel gaven hem aanleiding om de
genomen proef op grooter schaal te herhalen, waartoe de
buitengewone opbrengst (2785 graankorrels) hem de gele
genheid aanbood.
Reeds in het derde jaar had hij graan genoeg om het
verbouw van Noorweegsche haver als gevestigd te kunnen
beschouwen, en de uitkomst, door hem zoo wel als door
anderen verkregen, komt op het volgende neer: het zaad
ontwikkelt zich snel, slaat diepe wortels en geeft vaak meer
dan 20 halmen, die een lengte van 4| tot 6 voet bereiken
de aar is 10 tot 12 duim lang, het blad van tot 1 duim
breedde oogst bedraagt het dubbele van dien van gewone
haver. De korrel is goed gevuld en het meel helder wit.
Bij het uitzaaijen met de hand heeft men schepel per
morgennoodig; metde zaaimachine kan men met i schepel toe.
Men denkt er thans ernstig over om het oude zaad geheel
op te geven en tot de algemeene invoering van Noorweegsche
haver over te gaan. Daar de Vereenigde Staten en Canada
jaarlijks gemiddeld voor 200 millioen dollars aan haver
opleveren, zou de invoering van de Noorweegsche haver die
opbrengst tot 400 millioen dollars kunnen doen stijgen.
Een geestelijke, in wiens gemeente het de vorige week
kermis geweest was, trad aldus op: „Geliefde gemeente,
wat hebt gij u te buiten gegaan aan liederen en liederlijkheid!
Mijn stille pastorie heeft weêrgalmd van 't gezang„O 1
moeder die zeeman!" God geve, dat gij in deze week
zingen moogt„O 1 vader, die zonden, die zonden, zij doen
mij den doodsteek aan."
Benoeming-en, enz.
Benoemd tot inspecteur-generaal der registratie en loterijen bij
het departement van Financiën, de heer W. Lee, thans directeur
der registratie en domeinen in Zuidholland.
Acten van leerling-apotheker zijn o. a. uitgereikt aan mej. G. N.
Hartog, te Boveukarspel en N. de Groot, van Zaandijk; aan de
heeren C. Kuijt, te Purmerende; A. G. L. Pilger, te Broek in
Waterland; W. Buijs en D. K. van Ingen, te Alkmaar; en J. F.
Brust, te Nieuwediep. Acten van vroedvrouw aan mej. M. Nuijens,
echtg. van Fr. Hille, te Grootebroek en mej. J. H. M. Orbous,
eek tg. van J. G. Kollmeijer, te Hoorn.
De luits. ter zee 2de kl. W. H. Tromp en J. A. Kloek, dienende
aan boord van Zr. Ms. wachtschip te Hellevoetsluis, worden met
den laats ten dezer op non-activiteit gesteld.
Aan den off. van gez. 2de kl. bij de landmagt J. K. Stakman
Bosse is vergunning verleend tot het aannemen en dragen der
Duitsche medaille voor niet-strijdenden, ingesteld ter belooniug voor
vrijwillig bewezen diensten, bij de verzorging van gewonden en
zieken, tijdens den Fransch-Duitschen oorlog in 18701871.
België.
In de Internationale Juridische Conferentie, die te Brussel
gehouden wordt, is, na eene lange discussie, waaraan voor
namelijk de heeren Montague-Bernard, H. Richard, Mancini
en Bluntschli hebben deelgenomen, de volgende conclusie
aangenomen ten opzigte der kwestie van een internationaal
scheidsgeregt. „De Conferentie verklaart, dat zij het scheids-
geregt beschouwt als een regtvaardig, redelijk en zelfs
verpligt middel om de verschillen tusschen de natiën te
beslissen, wanneer de onderhandelingen geen resultaat
hebben opgeleverd. Dat dit middel in alle gevallen zonder
uitzondering kan worden aangewend, verzekert de Confe
rentie niet. Maar zij gelooft, dat de uitzonderingen zeldzaam
zijn, en zij is er stellig van overtuigd, dat geen enkel
twistgeding onoplosbaar moet worden geacht zoolang men
niet het punt in kwestie zeer naauwkeurig heeft bepaald,
een behoorlijken tijd van uitstel verleend, en alle vrede
lievende middelen van schikking aangewend heeft.
De redactie van deze conclusie is van den heer Mon
tague-Bernard, behalve het woord „verpligt" obligatoire
Hij heeft echter de opneming daarvan goedgekeurd. Vele
andere leden verschilden in de opvatting van dat woord
eenigen verklaarden het in juridieken, anderen in zede
lijken zin.
Frankrijk.
De krijgsraad te Versailles heeft jl. Maandag, bij een bij
verstek gewezen vonnis, den afgevaardigde Ranc ter dood
veroordeeld. In de acte van beschuldiging worden hem de
volgende feiten ten laste gelegd: 1. deelneming aan een
complot tot omverwerping of verandering der regering; 2.
deelneming aan een complot ten doel hebbende het aan
stoken van den burgeroorlog, door de burgers tegen elkander
te wapen te roepen; 3. uitoefening van een bevel over
gewapende benden tot vermeestering van bijzondere woningen,
van aan den Staat behoorende versterkingen en tot het
plegen van verzet tegen de openbare magt; 4. medeplig-
tigheid, door aanmatiging en misbruik van gezag in het
bewerken van de gevangenzetting der gijzelaars, aan den
opstand van Maart en April 1871; 5. medepligtigheid, in
Mei 1871, door hulp en bijstand, aan de plundering met
geweldpleging van de in de woning van den beer Thiers
aanwezige goederen.
Een schrijven uit Parijs van 13 dezer luidt: „Mac
Mahon amuseert zich met de jagt en de heeren Rothschild,
die ook den Keizer en andere vorsten, op Ferrières hebben
ontvangen, bieden er thans den maarschalk-president gast
vrijheid en overvloed van wild ter dooding aan. Dat had
Thiers bepaald tegen zich als president van de republiek,
als hoofd van den Staat, dat hij noch jaagde, noch te
paard kon zitten, noch van eenig ander ridderlijk vermaak
kon genieten. Hij was te burgerlijk, en wel trachtte hij
dit te vergoeden door nu en dan naar schietoefeningen te
kijken en te doen alsof hij er magtig veel verstand van
had, maar zijn herhaald oogengeknip, als er schoten gelost
werden, bewees maar al te duidelijk, dat hij nog nooit kruid
geroken had."
Gelijk thans beweerd wordt, bevindt zich wel niet de
gewezen dictator Garibaldi te Parijs, maar is zijn zoon
Menotti Garibaldi aldaar jl. Donderdag avond aange
komen. Sommige Parijsche berigtgevers geven den wensch
te kennen, dat het gouvernement de gangen van dien
gewezen hoofdofficier van het Ooster-leger naauwkeurig
moge gadeslaan, daar, volgens in omloop zijnde geruchten,
zijne komst in verband zou staan met een ontwerp der
revolutionaire partij om in Nizza en Savoye eene nieuwe
separatistische beweging te verwekken, ten einde die gewesten
zoo mogelijk door een coup-de-main weder van Frankrijk
los te scheuren. Velen kunnen niet wel gelooven, dat
Menotti Garibaldi, indien hij werkelijk dit plan koesterde
of ondersteunde, te Parijs aanhangers of geldelijke onder
steuning daarvoor zou komen zoeken.
Gedurende de maand Sept. worden er in de 'Vendée
en in Gascogne nog dienstbodenmarkten gehouden, die als
overblijfsels kuDnen beschouwd worden van de slavenmarkten,
welke in oude tijden te Rome plaats hadden.
Deze bijeenkomsten zijn altijd zeer luidruchtig. In Gas
cogne hebben ook markten plaats, waar de vrouwen en
mannen, die zich slechts voor het oogstsaizoen willen ver
huren, naar toe gaan, genen met een korenaar op de borst,
dezen met ditzelfde kenteeken op de pet. Diegenen, welke
zich voor het gansche jaar willen verhuren, houden een
eikentakje in de hand.
De eigenaars of pachters, die dienstboden noodig hebben,
komen zich op die markten voorzien, en de verhuring
wordt op het midden der straat, onder het rumoer mon
deling, zonder eenig schrift aangegaan. Het gegeven woord
is voldoende, en zelden wordt aan dit woord te kort
gedaan. De dienstboden, die slechts voor den oogsttijd
worden gehuurd, betaalt men doorgaans met graan en niet
met geld.
Somtijds geven deze dienstbodenmarkten aanleiding tot
hevige vechtpartijen. Men danst onder de groote hoornen
van het marktplein; de herbergen zijn met drinkers opge
vuld, de hoofden worden verhit, er ontstaan twisten en niet
altijd is de gendarmerie sterk genoeg om de orde te
handhaven.
In de Vendée hebben deze markten een geheel ander
aanzien; de dienstboden rangschikken zich aldaar in lange
rijen langs de huizen; daar komen de meesters hen onder
zoeken, beschouwen hun handen en armen, laten hen zich
omkeeren en loopen. Als zij dan iemand hebben gevonden
naar hun zin en de voorwaarden wederzijds zijn aangenomen,
geeft de meester den godspenning aan den knecht of de
dienstmeid, die hij heeft gehuurd.
Op verschillende plaatsen bestaan er markten van deze
soort. In het Oosten van Frankrijk heeft men de markt
der wagenmakers en der landbouwers; in het departement
van de Rhöne die der wijngaardeniers. In de omstreken
van Parijs heeft men de wijnoogstersmarkt van Argenteuil,
welke als zeldzaamheid voor geen enkele andere behoeft
te wijken.
Engeland.
Aangemoedigd door de resultaten der laatste bede
vaarten naar Parayle-Monial (die evenals de pleiziertreinen
zeer in de mode schijnen te komen) wordt in de catholieke
kringen te Londen het plan gevormd, om tijdens de aan
staande jaarlijksche groote vasten zulk een bedevaart naar
Palestina te doen. Mgr. Capel, die onder de leiding van
eene invloedrijke commissie zich aan 't hoofd der bede
vaartgangers wil stellen, zou reeds de goedkeuring van
bisschop Manning verkregen hebben. Het reisplan is als
volgt: De bedevaartgangers zullen met extra-treinen naar
Rome gaan, daar den zegen des H. Vaders ontvangen en
zich daarna te Brindisi inschepen, om den goeden Vrijdag
bij het heilige graf te kunnen doorbrengen.
Ouitschland.
De Keizer en Koning heeft van den Paus een brief
ontvangen, luidende als volgt:
„Op het Vatikaan, 7 Augustus 1873.
Majesteit! Al de maatregelen welke gedurende eenigen
tijd door Uwer Majesteit regering ggnomen zijn geworden,
hebben meer en meer de vernietiging van het katholicismus
ten doel. Wanneer ik hierover met mij zeiven te rade
ga, om te weten aan welke oorzaken deze zeer harde
maatregelen te wijten zijn, dan beken ik dat ik niet in
staat ben gronden er voor te vinden. Van een andere
zijde wordt mij medegedeeld dat Uwe Majesteit de handel
wijze van uwe regering billijkt en de hardheid der
maatregelen tegen de Katholieke kerk niet goedkeurt.
Indien het echter waar is dat Uwe Majesteit het niet
goedkeurt - en de brieven welke Hoogstdezelve vroeger
tot mij heeft gerigt strekken om voldoende te bewijzen
dat gij hetgeen gebeurt niet goedkeuren kunt, indien,
zeg ik, Uwe Majesteit het niet goedkeurt dat uwe regering
op den ingeslagen weg voortgaat, de strenge maatregelen
tegen de godsdienst van Jezus Christus steeds verder uitbreidt
en deze laatste hierdoor zwaar benadeelt, zal dan Uwe
Majesteit niet tot de overtuiging geraken, dat deze maat
regelen geen andere uitwerking kunnen hebben dan den
troon zeiven van Uwe Majesteit te ondermijnen? Ik spreek
met vrijmoedigheid, want mijne banier is waarheid, en ik
spreek om een mijner pligten te vervullen, welke daarin
bestaat aan allen de waarheid te zeggen, ook aan diegenen
welke niet-Katholieken zijn, want ieder die den doop ont
vangen heeft behoort in eenigerlei opzigt of op eeniger-
lei wijze, welke te dezer plaatse niet gevoegelijk is op te
geven behoort, zeg ik, aan den Paus. Ik heb de
overtuiging dat Uwe Majesteit mijne beschouwingen met
de gewone goedheid zult ontvangen en de maatregelen zult
nemen welke in het gegeven geval vereischt worden.
Terwijl ik Hoogstdenzelve de uitdrukking van mijne toe
genegenheid en van mijnen eerbied aanbied, bid ik God
dat Hij Uwe Majesteit en mij met de banden van dezelfde
barmhartigheid omvatten moge. Pius."
Hierop heeft Zijne Majesteit het volgende geantwoord;
„Berlijn. 3 September 1873.
Ik verheug mij dat Uwe Heiligheid mij weder, als
vroeger, de eer bewijst, aan mij te schrijven, en dat tf
meer daar mij hierdoor gelegenheid wordt gegeven verkeerde
voorstellingen te verbeteren, die, gelijk ik uit Uwer Heiligheid's
schrijven van 7 Augustus meen te mogen opmaken, moeten
voorgekomen zijn in de berigten, welke men u omtrent de
Duitsche toestanden heeft doen toekomen. Wanneer die
berigten slechts waarheid hadden bevat, zou het niet mogelijk
zijn geweest dat Uwe Heiligheid op 't vermoeden kwam,
dat mijne regering een weg bewandelt, waarmede ik geen
genoegen neem. Volgens de constitutie van mijne Staten