1873. F. 127.
Woensdag 22 October.
31 Jaargang.
's Lands Geldmiddelen,
Uitgever
innenland.
EI
ELftERSC
„Wij huldigen het goede,"
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- on Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal 1.30.
franco per post - 1.65.
l. A. B A K K E 11 Cz.
nrean: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën V»n 14 rogels 00 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Naar Oost—lndiê:
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS
via Triest 28 Oct. 's avonds 6 u. 25 m.
y Marseille 23 Oct., 's avonds 6 u. 25 m.
a Brindisi 3 Nov., 's avonds 6 u. 25 m.
Curagao en Suriname, 1 Nov., 's morg. 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop, via Southampton: 23 Oct.,
's morg. 6 u. 25 m.
Bij de indiening der Staatsbegrooting voor 1874 heeft
de minister van financiën zijn jaarlijksch overzicht van
den toestand van 's Rijks geldmiddelen gegeven. De natio
nale feestvieringen in naburige steden, die onze tegen
woordigheid of onze aandacht vorderden, beletten ons tot
hiertoe, onze lezers met dat, ons aller gemeenschappelijke
huishouding betreffend, overzicht bezig te houden. Wij
willen liet thans doen, en daartoe in de eerste plaats
eenige cijfers uit de rede des ministers mededeelen.
Het tekort over 1871, aanvankelijk op 2.8 miljoen en
ten vorigen jare nog op 6.4 ton geraamd, verminderde
door hoogere ontvangsten en lagere uitgaven, door toevoe
ging van het batig slot van 1869 en van de restanten dei-
Indische bijdragen over 1868 en 69 aan de middelen van
genoemd jaar tot f 458,525. Dat over 1872, in December
van dat jaar geschat op 4.4 miljoen, zal vermoedelijk nog
geen 2 miljoen bedragen, al gebiedt de voorzichtigheid om
het op 2.2 te ramen; hieraan te danken, dat de uitgaven
ton beneden het vroeger geraamde bedrag bleven en de
middelen niet minder dan 8.86 miljoen boven de raming
opbrachten. Alzoo is er op beide dienstjaren een ongedekt
nadeelig verschil van f 2,658,525, terwijl bij de vaststelling
der begrootingen voor die jaren de tekorten geraamd waren
op ongeveer 18 miljoen, te dekken door de uitgifte van
schatkistbiljetten, van welk hulpmiddel evenwel geen ge
bruik gemaakt werd, al werden ook 16 miljoen tot aanleg
van spoorwegen en 4£ als voorschot en leening aan de
Amsterdamsche Kanaal-maatschappij uitbetaald.
Van de uitgaven over 1872 a 109 miljoen aftrekkende
ruim 23 miljoen, wegens buitengewone amortisatie, spoor
weg-aanleg, buitengewone uitgaven voor het departement
van oorlog en buitengewoon voorschot en leening aan de
Kanaal-maatschappij, blijkt er voor de overige uitgaven
van meer gewonen aard 86.1 miljoen te zijn besteed; en
aangezien de gewone middelen, zonder eenige bijdrage uit
de Indische geldmiddelen of uit het fonds voortspruitende
uit de koopprijzen der domeinen, 86| miljoen opbrachten,
mocht de minister met groote voldoening er op wijzen,
dat voor het eerst sedert 1814 in de gewone behoeften
door de gewone middelen voorzien was. Wij wenschen
hierop straks terug te komen. De hervatting der sedert
1866 gestaakte buitengewone amortisatie, door daartoe 10
miljoen uit de Indische geldmiddelen te bestemmen, mocht
mede als eene verblijdende omstandigheid aangemerkt worden.
Voor het loopende dienstjaar 1873 zijn de uitgaven hij
primitieve en suppletoire hegrootingen geraamd op 109.77
miljoen, waarvan aan renten van de waarborgkapitalen dei-
muntbiljetten en aan andere posten vrij zullen vallen 1|
miljoen. De middelen werden geraamd op 91.37 en aan
gevuld met de afkoopsom der onvervreemdbare rente ten
laste van België a 8.9 miljoen terwijl men reeds veilig
mag aannemen, dat de opbrengst der middelen de raming
zal overtreffen met 5| miljoen. Alzoo is een tekort te
wachten van nagenoeg 2| miljoen, hoezeer 6 miljoen is
aangewezen voor de Staatsspoorwegen en 3 miljoen voor
het laatste gedeelte der leening aan de Kanaal-maatschappij.
Voor 1874 zijn de uitgaven geraamd op 99.8, de mid
delen op 93.7 miljoen, zoodat er een geraamd tekort zal
bestaan van 6.1, maar aangezien onder de uitgaven 6|
miljoen begrepen zijn tot voortzetting van den aanleg dei-
Staatsspoorwegen, en het billijk is om daarin, blijken de
gewone middelen ontoereikend, door buitengewone te voor
zien, kan de begrooting geacht worden een overschot aan
te bieden van bijna 4 ton.
De eigenlijke belastingen, de inkomsten der domeinen,
posterijen, telegrafen en de loodsgelden zijn 2.7 miljoen
hooger geraamd dan voor 1873 is geschied, maar niettemin
bijna 3 miljoen beneden de opbrengst van het zeer gunstige
jaar 1872. De Indische bijdrage is uitgetrokken tot een
bedrag van f 10,560,250, of f 132,555 hooger dan in het
loopende jaar. Tot voorziening in het tekort wordt wederom
machtiging gevraagd tot uitgifte of beleening van schatkist
biljetten, hoogstens tot een bedrag van 6| miljoen. Bij de
aanwezigheid van belangrijke saldo's der Indische begroo-
De mindere ontvangst ter zake dezer rente zal door rente
besparing tengevolge der amortisatie uit de afkoopsom worden
opgewogen.
tingsrekeningen, zal het hoogstwaarschijnlijk ook in 1874
niet noodig zijn van deze machtiging gebruik te maken.
Op ultimo Augustus was in 's Rijks kas ruim 33 miljoen
voorhanden, hoewel in de laatste 12 maanden 14| miljoen
meer dan in de 12 voorafgaande naar Indië was gezonden
om de kassen aldaar van betaalmiddelen te voorzien, hoe
wel in eerstgemeld tijdvak de schuld van 10 miljoen aan
de Handel-maatschappij afgelost en 2.7 miljoen op rekening
der leening aan de Kanaal-maatschappij betaald was. Op
grond dezer kasruimte worden geene renten of kosten voor
de schatkistbiljetten op de begrooting gebracht.
Onder de voor het loopende jaar toegestane 109.77
miljoen komen ruim 13 miljoen voor wegens onderwerpen,
waarvoor thans geene of lagere sommen worden aange
vraagd (amortisatie, leening aan de Kanaal-maatschappij,
premiën voor den aanvoer van vrije arbeiders in Suriname,
enz.): voor 1873 blijft dus over 96.6 miljoen, zoodat voor
1874 3.26 miljoen meer wordt aangevraagd, waaronder 3
ton voor de verbetering van het Hellegat, 5 ton voor den
aanleg van Staatsspoorwegen, bijna 2 ton voor onderwijs,
1.3 miljoen voor het departement van marine (f 110,000
voor het loodswezen), 2-J- ton voor de uitvoering der wet
tot herziening van de belastbare opbrengst der gebouwde
eigendommen, f 277,440 tot verbetering Yan de bezoldiging
van tnindere ambtenaren der belastingen en van landmeters.
Ook wanneer er voor den oorlog tegen Atchin ettelijke
miljoenen worden gereserveerd, zullen er van de Indische
saldo's tot en met 1872 nog ongeveer 10 miljoen over
blijven, waarvan op de een of andere wijze zou zijn partij
te trekken.
De minister vleide zich, dat zijne mededeelingen en de
inzage der verschillende begrootingen de overtuiging zouden
geven, „dat inderdaad de gesteldheid onzer financiën gun
stig is te noemen en dat wij in dit opzicht in de laatste
jaren zeer vooruitgegaan zijn."
Waarlijk, er is reden tot tevredenheid; van 1852 tot
1868 had men aanzienlijke overschotten, maar uit de Indi
sche batenzelfs voor onze meest gewone behoeften waren
wij afhankelijk van Java. Maar de opbrengst der Indische
producten verminderde en meer en meer werd de ver
plichting erkend om in de behoeften onzer koloniën te
voorzien en den Javaan beter voor zijn gedwongen arbeid
te betalen, in 1868 stonden wij voor een tekort van 4
ton. Niettemin trachtten wij de op onze staatsbegrooting
gebrachte bijdrage uit Indië allengs tot 10 miljoen te be
perken, welke som hoofdzakelijk voor spoorwegen en
amortisatie bestemd werd, en, terwijl wij in 1867 nog ruim
10, in 1868 bijna 8 miljoen op onze gewone huishouding
te kort kwamen, bedroegen de tekorten in 1870 slechts 4,
in 1871 niet meer dan 2.4 miljoen, en konden wij in 1872
onze gewone uitgaven uit de gewone middelen betalen.
Wel sloot het jaar met een tekort van 2.2 miljoen, maar
daar tegenover stond een voorschot van 3| miljoen aan de
Kanaal-maatschappij
In 1872 was derhalve een lang gewenscht doel bereikt,
n.1. dit om uit eigen middelen te kunnen voorzien in onze
gewone behoeften, eene wijze van huishouden welke voor
buitengewone behoeften, indien de koloniën ons geene
buitengewone middelen boden, het aangaan van leeningen
alleszins zou wettigen. Toch valt hierbij op te merken,
dat het jaar 1872, bij de groote verlevendiging van den
handel na den geëmdigden oorlog, een hij uitstek voor-
deelig jaar was te noemen, dat niet onbepaald als maatstaf
voor volgende jaren mag genomen worden; alsmede, dat
er op de onderscheiding in gewone en buitengewone uit
gaven wel wat valt af te dingen. Buitengewone noemt
men afloopende uitgaven, die niet terugkeeren; maar elk
jaar brengt er weêr nieuwe en andere mede, zoodat men
ze, voor een deel althans, onder de gewone dient te be
grijpen, zal men niet bedrogen uitkomen, of, indien de
koloniën eens niet bijsprongen, jaar op jaar tot leeningen
moeten over- en dus gedurig meer en meer achteruitgaan.
Zoo zijn de uitgaven voor onze spoorwegen en die tot
verbetering onzer verdediging slechts in betrekkelijken zin
buitengewoon te noemen, en zullen zij nog menig jaar
aanzienlijke sommen vorderen. Werden zij over 1872 als
gewoon aangemerkt, dan zou dat, wat de ontvangsten
betreft zoo voordeelige, jaar met een tekort gesloten hebben.
Zijn wij dus werkelijk in onze financiën meer onafhankelijk
van Indië geworden dan te voren, de voorzichtigheid dringt
om het in dit opzicht nog verder te brengen.
Schijnbaar gaan wij in het loopende jaar terug. Immers
de minister raamt het tekort op 2| miljoen; maar wij
mogen niet vergeten, dat onder de uitgaven 3 miljoen als
voorschot aan de Kanaal-maatschappij begrepen zijn, en
dat de minister, als bedachtzaam financier, de uitgaven wat
ruim, de verhooging van de inkomsten geenszins ruim
berekent, en het alzoo te vermoeden is, dat het jaar 1873
geen slecht figuur nevens zijn voorganger maken zal.
Voor 1874 schijnt de kans volgens de ingediende be-
grooting slechter te staan; wel wordt de Indische bijdrage
weder geheel voor buitengewone zaken bestemd, maar na
aftrek van deze buitengewone ontvangst en de zoogenaamd)
buitengewone uitgaven, blijkt er op onze gewone behoeften
6.1 miljoen te kort te komen.
Moesten wij niet vermoeden, dat de minister ook ditmaal
de uitgaven lioog en de middelen laag geraamd had, dan
zouden wij vreezen hij de 2 vorige jaren achteruit te gaan.
De tekorten van 1868 tot 1871, ruim 7 miljoen bedra
gende, zijn uit de Indische baten gedekt en ook de nog
aanwezige zullen door die steeds mild vloeiende bron ge
delgd worden; maar zorgeloos mag ons deze voordeelige
omstandigheid niet maken, 't Is zeer goed te verdedigen,
dat liet batig slot van het koloniaal beheer (waarvoor ook
de Nederlandsche begrooting merkelijk bezwaard wordt)
ons maar eerst als in alle behoeften van Indië behoor
lijk voorzien is voor buitengewone behoeften ten goede
komt; maar wij moeten ons inspannen om in onze gewone
zonder hulp van huiten te voorzien. Zoolang wij voor deze
eene Indische bijdrage van p. m. 10 miljoen op de begroo
ting brengen, is de toestand niet zuiver; immers, trekt
men de 6i miljoen voor spoorwegen van de begrooting
voor 1874 af, dan sluit zij met een klein overschot, maar
dit zou niet het geval zijn zonder eene Indische bijdrage
van 10s miljoen.
Verbetering van het belastingstelsel blijft daarom wen-
schelijk; nemen de opbrengsten op verblijdende wijze toe,
de behoeften vermeerderen in nog grooter evenredigheid.
De bezoldigingen van vele lands-ambtenaren (de minister
is thans slechts op enkele categoriën bedacht geweest)
eischen dringend verbetering; de toestand van sommige
lands-gebouwen (thans in de hegrooting niet genoemd)
werd reeds ten vorigen jare aangemerkt, als geen uitstel
kunnende lijden; het hooger onderwijs wacht sedert lang
op zijne reorganisatie, het muntstelsel zal aanzienlijke uit
gaven vorderen, om van de kostbare verbetering van ons
vestingstelsel maar niet te spreken.
Wij hebben reeds veel gewonnen, maar zijn onze finan-
ciëele moeilijkheden nog niet te hoven; althans wij ver-
keeren niet in zulke omstandigheden als voor een rijk en
handeldrijvend volk het geval kon zijn. Onze staatsschuld
vereiseht nog eene jaarlijksche uitgaaf van 27 miljoen, als
droevige erfenis van vroeger dagen, toen al te gemakkelijk
tot het middel van leeningen werd overgegaan. Dat bindt
ons de handen en veroorzaakt, dat wij in het financiëele
moeten achterstaan bij andere volken, die zonder het bezit
van koloniën in de behoeften hunner staats-huishouding
voorzien.
MELDER en NIEÜWEDIEP, 21 October.
De mailboot Jason is den 19 dezer in den besten toestand
te Batavia aangekomen; alles wel.
De mailboot Koning der Nederlanden, van hier naar
Batavia, den 19 dezer 's morgens (e Aden aangekomen,
was des avonds van daar vertrokken.
De mailboot Borneo is jl. Vrijdag het kanaal van Suez
gepasseerd. Aan boord was alles wel.
De mailboot Prins van Oranje zou vermoedelijk den 29
dezer van Batavia vertrekken.
Met het oog op den hevigen storm van gisteren avond,
gepaard aan bliksem en hagelslag, verwijzen wij belangstel
lenden naar de opgaven der weerkundige waarnemingen.
Ook alhier is dezer dagen, even als te Scheveningen,
door vissehers aangebragt een plank, met duizendtallen
zoogenaamde eenden-mossels bedekt. Een gedeelte van
dezen balk is gisteren in een vat zeewater door de heeren
den Duik en von Oterendprp opgezonden naar Natura
Artis Magistra te Amsterdam.
De commissie, belast met liet afnemen der examens
voor het lager onderwijs in Noordholland, heeft de hulp
onderwijzers-acte toegekend aan den heer P. G. Appel
boom, kweekeling aan de Normaalschool alhier.
Begunstigd door schoon herfstweder, werd eergisteren
op het schietterrein nabij Kijkduin een huishoudelijke schiet
wedstrijd gehouden door het Heldersche Artillerie-Vrijkorps.
De uitslag van dit concours was ajs volgt
Op 200 passen: 1ste prijs, een vergulde pendule, behaald
door den majoor-kommandant mr. D. P. H. Aberson, met
46 punten; 2de prijs, een sigarenstandaard, behaald door den
sergeant-majoor P. J. Bussing, met 41 punten; 3de prijs,
een terra-cotta, behaald door den 2den luit. W. K. Feith,
met 39 punten4de prijs, een kristallen beker, behaald door
den sergeant D. V. van Hoolwerff, met 38 punten.
Op 100 passen: 1ste prijs, een petroleumlamp, behaald
door het werkend lid R. C. de Vroom, met 40 punten
2de prijs, een tafelflacon, behaald door het werkend lid