1873. N°. 130.
Woensdag 29 October.
31 Jaargang.
BEKENDMAKING.
Afschaffing van Belastingen.
Uitgever
A. A. BAKKER Cz.
Binnenland.
HELDERSCHE
U IIlUWEIIEfEi COIHANT
,,W ij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65,
B c r e a n
MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Ad vertes tiën Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS:
Naar Oost-lndië: via Triest 11 Nov. 's avonds 6 u. 25 rn.
t Marseille 6 Nov., 's avonds 6 u. 25 m.
art Brindisi 3 Nov., 's avonds 6 u. 25 m.
t Curagao en Suriname, 1 Nov., 's morg. 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop, via Southampton: 3 Nov.,
's morg. 6 u. 25 m.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER,
brengen ter openbare kennis, dat door hen voorloopig vastgesteld
en gedurende de eerstvolgende 14 werkdagen voor een ieder ter
Secretarie ter lezing is nedergelegd, HET TWEEDE SUPPLETOIR
KOHIER VAN DEN HOOFDELUKEN OMSLAG, dienstjaar 1873.
Bezwaren tegen dit Kohier moeten binnen 14 dagen schriftelijk
aan den Raad worden ingediend.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
L. VERHEY, Secretaris.
In de rede, door den minister van Financiën bij de
indiening der Staatsbegrooting voor 1874 gehouden, wordt
ook verlichting van belasting besproken. De minister had
de hoop gekoesterd, dat de rentebesparing, te verkrijgen
door tijdelijke kasbelegging der aanzienlijke saldo's van
vroegere Indische diensten en de stijgende opbrengst der
belastingen hem vrijheid zouden hebben kunnen geven om
op enkele punten verlichting aan te brengen, zonder aan
de andere zijde nieuwe lasten op te leggenmaar de oorlog
tegen Atsjin, waardoor een geduchte aanval op de goed
voorziene kas noodig werd, deed die hoop in rook ver
vliegen.
In het voorloopig verslag van het onderzoek der Tweede
Kamer wordt over dit onderwerp breedvoerig gehandeld.
Verlichting van lasten heeft voor alle belastingschuldigen
te zoeten klank, om niet kortelijk na te gaan wat de Ver
tegenwoordigers daaromtrent van gevoelen waren. Aan de
eene zijde stonden er eenigen, die meenden, dat, in weerwil
van hetgeen door den krijg in Indië van de voorhanden
miljoenen gevorderd wordt, zonder wezenlijk gevaar voor
het verbreken van het evenwicht tusschen ontvangsten en
uitgaven tot het afschaffen van enkele drukkende belas
tingen kon worden overgegaan, en wel zonder equivalent.
Zij voerden aan, dat sedert 1865 de toeneming der gewone
middelen 6 miljoen grooter was geweest dan die der uit
gaven voor de algemeene dienst, en dat er bij zulk een
blijkbaren financiëelen vooruitgang wel een deel van het
Staatsinkomen tot verlichting van de lasten des volks kon
worden aangewend. Men moest geen zwaarder belasting
opleggen dan volstrekt noodig was, en werd bij afschaffing
zonder equivalent het sluiten der begrooting moeilijk, men
moest niet vergeten, dat er nog aanzienlijke kassaldo's
waren, en dat de uitgaven voor aanleg van spoorwegen en
amortisatie van schuld niet nit de gewone inkomsten be
hoefden gevonden te worden. De Kamer-leden, die dit
gevoelen voorstonden, verschilden echter onderling over de
belasting die wel in de eerste plaats zou moeten vallen, de
accijns op de zeep of die op het zout. De voorstanders
van vrije zeep voerden terecht aan, dat de zeepzieders door
den accijns zeer in hun bedrijf belemmerd en benadeeld
worden, dat surrogaten, waarvan de grondstoffen onbelast
en gemakkelijk te verkrijgen zijn, meer en meer in gebruik
komen, en dat de opbrengst der belasting in weerwil der
toenemende bevolking en welvaart stationair blijft,
gronden waarop dan ook het voorstel tot afschaffing van
den vorigen minister van Financiën, in verband met die
van het patentrecht en vervanging van beide door eene
inkomstenbelasting, was gebaseerd. Zij, die het zout van
accijns wilden ontheffen, noemden het bedrag daarvan,
bijna het drievoud der waarde, uitermate hoog en meer
bepaald de mindere standen drukkend, die, wegens minder
vleeschgebruik, meer zout dan de meervermogenden zouden
behoeven. In België was men tot de afschaffing over
gegaan; in Duitschland was men er niet vreemd van om
het ook te doeD, en geschiedde dat, dan zou het schier
onmogelijk worden hier te lande de accijns te handhaven.
Nog waren er leden, die een lans braken voor de afschaffing
der belasting op de azijnen, waarvoor de geringe opbrengst
zeer schijnt te pleiten.
Aan de andere zijde stond de groote meerderheid, bii
welke deze denkbeelden geen bijval vondenzij prees het
ip den minister, dat hij onder de tegenwoordige omstan
digheden huiverig was tot eenige afschaffing van belastingen
over te gaan. Hoe betrekkelijk gunstig de ingediende
begrooting do toestand van 's lands geldmiddelen ook doet
aanzien, zij sluit niettemin met een tekort van verscheidene
miljoenen, dat, zelfs bij voortdurende toeneming van de
opbrengst der gewone middelen niet zoo gemakkelijk zal
aangevuld worden, te meer, dewijl de tot nu toe tot aan
vulling gebruikte kassaldo's belangrijk verminderen en de
gebeurtenissen in Indië in dit opzicht geen gunstig uitzicht
openen. Al liet men den oorlog met Atsjin geheel buiten
rekening, toch moest men bedacht zijn op verschillende'
groote uitgaven hier te lande, zoodat het volstrekt onraad
zaam zou zijn, den Staat van eenig middel van inkomst te
berooven. De zeep-accijns, waartegen men de bezwaren
niet ontkende, bracht nog altijd 13 a 14 tonnen gouds per
jaar aan de schatkist op, en de zout-accijns was nagenoeg
de eenige thans nog bestaande belasting, waarin het geheele
volk deelde, zonder dat iemand zich er aan onttrekken
kan; de mindere man, die geene groote inslagen doet, zou
de verlichting van druk al zeer weinig gevoelen en de
schatkist een bedrag van 2 a, 3 miljoen missen. Landbouw
en nijverheid hebben hunne bezwaren tegen de zoutbelasting
sedert lang door het restitutie-stelsel zien wegnemen of
matigen.
De voorstanders van afschaffing gaven het tegenover
deze bedenkingen evenwel niet op, en meenden, dat, indien
het loslaten van zeep- of zoutaccijns zonder equivalent
onraadzaam ware, men een equivalent behoorde te zoeken,
h. v. door eene verhooging van den accijns op het gedistilleerd
en misschien oók op de bieren.
De lezers van ons vorig artikel, waarin wij den toestand
van 's lands geldmiddelen nagingen, zullen begrijpen hoe
wij het, ten opzichte van afschaffing van belasting zonder
equivalent, geheel eens zijn met de meerderheid der Kamer.
Zoolang onze financiën rusten op den wankelen grond
slag van koffie-oogst en koffie-prijzen, en dit is inderdaad,
een enkel buitengewoon jaar uitgezonderd, het geval zoo
lang onze gewone inkomsten niet voldoende zijn om onze
gewone uitgaven, veel min dezulke die voor buitengewone
doorgaan maar inderdaad wei onder de gewone begrepen
mochten worden, te dekken, zou het roekeloos zijn,
door afschaffing van belasting de inkomsten der schatkist te
verminderen. Veeleer dient men op vermeerdering bedacht
te zijn, en daarom is het te betreuren, dat ons belasting
stelsel geen element bezit, waardoor onafhankelijk van den
wil of de luim der belastingschuldigen, doch in dadelijke
verhouding tot ieders geldelijke krachten en dus tot den
nationalen rijkdom, zonder oplegging van nieuwe lasten de
Staatsinkomsten in evenredigheid tot dien steeds toene-
menden nationalen rijkdom vermeerderen.
Is afschaffing zonder equivalent dus onraadzaam, her
vorming van belasting is wenschelijk, zoowel tot verzekering
eener in verhouding tot de welvaart en tot de klimmende
behoeften van den Staat stijgende opbrengst, als tot betere
verdeeling van den druk, zoodat de personen en kapitalen,
die thans, in strijd met de rechtvaardigheid en in strijd met
de grondwet, het voorrecht van vrijdom van belasting
genieten, naar behooren bijdragen in de kosten der alge
meene huishouding, en geene anderen zuchten over de voor
hunne inkomsten veel te zware lasten. Het verworpen
voorstel-Blussé was een belangrijke stap in die goede
richting; maar de Tweede Kamer, te onderling verdeeld en
te gehecht aan allerlei opvattingen om een grooten maat
regel tot stand te kunnen brengen, hielp de eenzijdige en
onbillijke belasting op de beroepen en bedrijven in stand
en de kapitalen in portefeuille van belasting vrij houden,
zij bestendigde het privilegie der geldbezitters.
Geen wonder, dat de nieuwe minister van Delden, hoe
hervormingsgezind hij zich ook als lid der Kamer betoond
had, tot nog toe huiverig was in het voorstellen van
gewensclite maatregelen, waarvan de goedkeuring, blijkens
de door zijnen voorganger opgedane ondervinding, hoogst
twijfelachtig was. Hij moge, welke ook de uitslag zijner
pogingen moge zijn, begrijpen, dat zijne taak meer is dan
te administreeren en de zaken te laten zoo als zij zijn;
dat de natie, erkennende dat groote hervormingen thans
geen kans van slagen hebbende, zijne voorstellen tot her
ziening van bestaande belastingen, tot wegneming van
onbillijkheden, tot vergemakkelijking van nijverheid en
verkeer met dankbaarheid zal begroeten.
HELDER en NIEUWEDIEP, 28 October.
Volgens berigten, hij het Departement van Marine
ingekomen, was het schroefstoomschip Djambi, onder bevel
van den kapt. ter zee J. F. Koopman, na beoosten de
Kaap de Goede Hoop gedurende zeven etmalen hevige
stormen doorgestaan te hebben, ter voorziening in eenige
averijen, voornamelijk in het tuig, op den 10 Sept. jl. te
Port Elisabeth (Algoabaai) binnengeloopen. Op den 15
daaraanvolgende zoude de reis naar de Simonsbaai worden
voortgezet. Aan boord was alles wel.
Zr. Ms. schroefstoomschip Deli, is jl. Zondag morgen
van hier naar zee gestoomd, met bestemming via Suez,
naar Atsjin. Genoemde bodem zal in de Roode Zee Djedda
aandoen, ter installatie aldaar van den nieuw benoemden
consul, den heer W. Hanegraaff. Het état-majoor is zamen-
gesteld als volgt: P. Swaan, luit. ter zee lste kl., kommau-
dant; H. J. de Wal, luit. ter zee 2de kl., lste officier;
J. V. Wierdsma; luit. ter zee 2de kl.; G. J. Sluijterman
en H. J. E. van Gogh, adelh. lste kl.; F. H. L. Roessing
van Iterson, off. van gez. 2de kl. en B. H. de Ronde Bresser,
off. van adm. 3de kl.
De mailboot Conrad, van Batavia naar hier, kwam
jl. Vrijdag avond te Aden aan en vertrok vandaar Zaturdag
morgen ten 3 ure; alles wel.
De mailboot Borneo, van hier naar Batavia, is den
24 dezer Aden gepasseerd; alles wel.
De mailboot Celebes, kapt. Bakker, is te Port-Saïd
aangekomen; alles wel.
De mailboot Ariadne, is den 21 dezer te Padang
gearriveerd met 40 stoomdagen van Cardiff. Alles wel
aan boord.
De passagiers van de in de Roode Zee verongelukte
mailboot Prins Hendrik zijn allen over Engeland in Neder
land teruggekeerd. De kapt. en de equipage bevonden
zich eenige dagen geleden nog te Suez. Aan redden van
goederen viel niet te denken, zoodat alles in het schip moest
worden achtergelaten.
De eerste nacht werd onder den blooten hemel door-
gebragt, des morgens werd het bivouac opgebroken en
begaf men zich naar Kosseir, een plaatsje aan de Egyptische
kust. Door de bevolking aldaar, werden de schipbreukelin
gen zoo goed mogelijk ontvangen; zij werden in leemen hutten
gehuisvest, terwijl tevens droog brood en water aan hen
verschaft werd. Twaalf dagen moesten zij te Kosseir
verblijven, toen een Turksch schip, door den Onderkoning
van Egypte afgezonden, hen afhaalde en naar Suez over-
bragt. Voor de equipage werden tevens door den Onder
koning jassen en laarzen toogezonden.
Van Suez spoorden de passagiers in twaalf uur over
Cairo naar Alexandrië, van waar zij over Engeland naar
Nederland terugkeerden.
Dat het ongeluk niet eerder bekend werd, schrijft men
toe aan de slechte toestand van het telegraafwezen, waar
door het van Kosseir afgezonden telegram verminkt werd
overgebragt.
Van slechts drie der passagiers waren de aan boord zijnde
goederen verzekerd. (D. v. 's Gr. en Zh.)
Eergisteren avond ontstond er brand in een winkelhuis
op 't Molenplein. Door behulp van eene der gemeente
spuiten werd het gevaar gestuit. De winkelgoederen, tabak
en sigaren, zijn voor een groot deel beschadigd.
De zangvereeniging Cecilia gaf eergisteren avond eene
buitengewone vergadering in Musis Sacrum. De verschillende
nommers van 't programma werden flink uitgevoerd.
In den nacht tusschen Zondag en Maandag jl. is in
een huis aan de Weststraat bij de Windsteeg poging tot
inbraak gepleegd door een matroos der marine. De vrouw
des, huizes heeft den dader aangehouden en aan de politie
overgeleverd.
-Wij maken belangstellenden attent op de expositie
van oleographiën in het lokaal 't Centrum. Deze tentoon
stelling moet niet minder schoon zijn als die, welke aldaar
in Junij jl. plaats had.
Met 1 Nov. a. s. zal hij liet Departement van Financiën
de afdeeling registratie en domeinen in tweeën worden
gesplitst. Aan het hoofd van de afdeeling registratie komt
te staan de heer W. Lee, voor eenige dagen benoemd tot
inspecteur-generaal der registratie en domeinen; van de
afdeeling domeinen mr. P. H. Holsboer, referendaris. (Her
plaatsing wegens eene misstelling). (Het Vaderland).
Beroepen tot predikant te Maasland ds. D. Rijnders,
te Alkmaar.
Op het strand te Texel zijn aangespoeld: een half
lijk; een naambord, smal, geel geschilderd, waarop met
ingesneden vergulde letters: „Gertieied to Accomodate 2
seames"; een groote hoeveelheid spieren, balken en deelen,
gemerkt A. M.
Met den laatsten stormvloed heeft, naar men ver
neemt, het eiland Vlieland geducht geleden, vooral aan de
havenwerken. De loeijende N. W. wind joeg de branding
gedurig over den liavendijk heen, en heeft dien bijna geheel
vernield, terwijl in den Zuiderdijk vier groote gaten geslagen
werden. De burgemeester wist, door een aantal burgers
geholpen, een algeheele vernieling te voorkomen, door de
gaten met rijs en zeilen te beschutten. Inmiddels koesterde
men veel vrees, dat 't geheele telegraafkantoor, benevens
de daaraan grenzende havenkeet, een prooi der ziedende