Benoemingen, enz.
STATEX-GEXEKAAL.
Frankrijk.
Engeland.
den middag van den 12den en kwamen na eene voorspoedige
reis 's avonds van den 24sten te Southampton aan, waar
een deel van de lading gelost werd en eenige passagiers
afstapten, 's Namiddags van den volgenden dag werd de
reis naar Bremen voortgezet met een loods aan boord. Het
weder was ons ook nu gunstig en wij dachten reeds den
volgenden dag Bremerhaven te zullen bereiken, toen
Woensdag avond 6 uur onverwacht een wel niet zeer
hevige stoot werd waargenomen, die echter voldoende was
om het schip op zijde te werpen. Er ontstond natuurlijk
eene algemeene verwarring, te meer daar niemand de oorzaak
van den stoot kende. Dadelijk kwamen de kapitein en de loods
op de brug; de machine werd gestopt en de zeilen inge
nomen. Men beproefde met de machine het schip achteruit
te doen gaan, maar te vergeefs. Het schip bleef vast en,
terwijl inmiddels het weder zeer stormachtig was geworden,
kwamen onophoudelijk stortzeeën over 't schip heenrollen
en begon dit hevig te kraken, als wilde 't uit zijn voegen
springen. Tegen 4 uur 's morgens werd aan elk der
passagiers een kurken reddingsgordel uitgereikt en werden
wij aangemaand ons op zwemmen voor te bereiden, wat
natuurlijk den angst, met name van de vrouwen, nog ver
meerderde.
Later zagen wij twee stoombooten, die te vergeefs
beproefden ons te naderen, de zee ging te hoog. Bij 't
aanbreken van den dag werden alle passagiers op het dek
geroepen. Het land lag op een geweerschot afstands voor
ons en de kustbewoners stonden in digte schare op het
vlakke, zandige strand, wij koDden duidelijk elke beweging
onderscheiden en zagen ook, hoe men te vergeefs trachtte
booten te water te brengen. Op het schip werden herhaalde
pogingen beproefd door 't uitwerpen van tonnen met
lijnen met het land in verbinding te komen. Van het land
uit geschiedde hetzelfde door middel van raketten, maar
alles vruchteloos. Om 8 uur kwam eene groote Neder-
landsche boot uit zee aan. De König Wilhelm I gaf het
noodsignaal, waarop geantwoord werd, dat men hulp zou
zenden. Het schip verwijderde zich in de rigting van den
Helder, welks lichttoren wij zagen.
Na eenigen tijd naderde dan ook een sleepstoomboot tot
op ongeveer 100 schreden van ons en voerde een bemande
reddingboot op sleeptouw. Een tweede klein vaartuig volgde
met roeijers bemand, die moedig zich door de branding
zochten heen te werken, Toen duurde het nog langer dan
een uur, voordat het gelukte met de booten zoo nabij te
komen, dat de pogingen tot redding konden beginnen. Op
bevel van den eersten officier was een groote zak uit zeil
doek gemaakt, waarin na elkander eerst de vrouwen en de
kinderen en daarop de mannelijke passagiers gestoken en
door middel van de scheepskraan in de beide elkander aflos
sende booten neergelaten werden. Eene vrouw, die haar
10 maanden oud kind krampachtig omklemd hield, was eene
der eersten, die het schip op deze wijze verliet, en eerst na
verloop van onderscheidene uren waren alle passagiers 75
in getal aan boord van de hulpstoomboot. Waren de af
scheidsscènes aan boord van de König Wilhelm verschrikkelijk
geweest, het wederzien aan boord van de hulpboot, in 't gevoel
aan een groot gevaar ontsnapt te zijn, was hartverheffend.
Mannen en vrouwen vielen elkaar in de armen en tranen
van vreugde stonden den raeesten in de oogen. Wij hadden
niets kunnen meenemen en redden dan slechts ons leven en
de kleeren, die wij aanhadden. Slechts weinigen zullen hun
geld bij zich gehad hebben, daar alle kostbaarheden gewoonlijk
in de koffers gepakt worden.
Het was reeds donker, toen wij te Nieuwediep landden,
waar wij door eene deelnemende menigte werden ontvangen.
Wij ondervonden veel gastvrijheid, en werden in de gele
genheid gesteld onze kleedèren te droogen en ons door
een verkwikkenden slaap voor de verdere reis naar Bremen
te sterken, waarvoor ieder van den Amerikaanschen consul
f 17 J reisgeld ontving. Kapitein en manschap van de
König Wilhelm hebben zich gedurende de ramp brave zee
lieden betoond en dag en nacht rustelooi aan onze redding
gearbeid. Bijzonderen dank verdienen ook de mensch-
lievende bemoeijingen van de Hollandschereddingsmanschap,
die gedaan hebben wat in 's menschen vermogen was en onver
moeid steeds op nieuw hun reddingswerk aanvingen. Ook
de bewoners van Nieuwediep boden ons welwillend hunne hulp.
Het vergaan van de „Ville du liavre."
Het was in den nacht van den 22 Nov., dat de Ville du
Havre zich op de hoogte van de Azorische eilanden bevond.
Dit schip, dat vroeger Napoleon III heette, was sedert
1866 tusschen New-York en Havre in de vaart en had in
Maart jl, te Shields een belangrijke vernieuwing ondergaan,
bij welke gelegenheid hare raderen door een schroef werden
vervangen. Zij had een lengte van 128 meter, een inhoud
van 5400 ton, machines van 1200 paardenkracht, en was
na hare herschepping eene der fraaist ingerigte booten van
de lijn. Zij stond in de boeken der Transatlantische Maat
schappij voor eene waarde van 4,750,000 fr. genoteerd, maar
was slechts voor een bedrag van 3,500,000 fr. verzekerd.
De bemanning van het schip bestond uit 172 koppen, en
de boot had 89 eerste klasse, 19 tweede klasse en 33 derde
klasse passagiers aan boord. De meeste eerste klasse pas
sagiers waren rijke Amerikanen, die met vrouw en kin
deren den winter gingen doorbrengen in Frankrijk. Sinds
zijn vertrek uit New-York had het schip een digten mist
gehad, welke op den avond van den 20sten wat was gaan
opklaren. Vrijdag nacht toonde een helderen sterrenhemel;
do passagiers waren voor het eerst gerust naar bed gegaan,
en de kapitein, die het dek niet verlaten had sinds zijn
vertrek uit New-York, ging om 12 uur naar zijn hut. Om
twee uur des nachts werden allen opgewekt door een ver-
schrikkelijken schok. Mannen, vrouwen en kinderen snelden
naar het dek, waarover ze den boegspriet van een groot
schip zagen uitsteken, terwijl ze het water hun eigen schip
hoorden binnenstroomen. De Loch Earn, een schip uit
Glasgow, had de Ville du Havre aan stuurboordzij mid
scheeps geraakt, een gat borende van 12 voet diep en 30
voet ijzeren platen wegslaande. De panische schrik, welke
zich meester maakte van de passagiers, verhinderde elke
poging om hen te redden. Bovendien waren door den
schok de groote mast en de bezaansmast over boord ge
slagen, in hun val de twee groote booten verbrijzelende en
een menigte passagiers doodende. Iedereen voelde het
schip onder zijne voeten wegzinken en toen de overtuiging
zich van allen had meester gemaakt, dat zij reddeloos ver
loren waren, werd er geen ander geluid meer gehoord dan
het murmelen van gebeden. Een plegtige kalmte heerschte,
en ieder wachtte zwijgend den dood af, welke niet te ont
wijken was. Twaalf minuten na de aanvaring zonk de
Ville du Havre met haar 301 opvarenden, met uitzondering
van den tweeden luitenant, die er in geslaagd was de aan
zijn zorg toevertrouwde „walvischboot" in zee te krijgen,
en van een paar matrozen, die de giek van den kapitein
hadden weten neer te laten. De talrijke passagiers, die in
hutten den dood hadden afgewacht, verdronken onmiddelijk.
Van hen, die op het dek waren, kwamen de meeste naar
boven. Velen hadden zich vastgesjord aan ledige vaten,
aan stukken hout of aan reddinggordels.
De Loch Earn was op een Engelsche mijl afstand bijge
draaid en had vier booten gezonden om te redden wat te
redden was. De tweede luitenant had zijn „walvischboot"
spoedig gevuld. De door hem geredde matrozen roeiden
de boot naar de Loch Earn, van waar zij onmiddelijk
terugkeerden om een nieuwe boot vol te redden. De eerste
en tweede kapitein werden gered, na twee uur lang
beurtelings gezwommen en op hun rug gedreven te hebben.
De eerste luitenant zwom naar de Loch Earn, een
afstand van een mijl. Tien dames werden gered. Zij
hadden bij de drie uur rondgedreven op stukken hout, en
waren bewusteloos van koude, toen zij gered werden. Dus
werden 87 personen gered, waaronder 23 eerste klasse
passagiers (10 dames en 13 heeren). Slechts één tweede
klasse passagier (eene dame) werd gered en drie derde
klasse passagiers (mannen). Van de 15 officieren van 't
schip werden zes gered en van de bemanning 54. Al de
geredden waren in hun nachtkleederen en eenigen zwaar
gewond. De moed en tegenwoordigheid van geest, door
velen getoond, was bewonderingswaardig. Vele Amerikanen
vermaanden tot kalmte. Eenigen riepenLet us die nobly
as die we must,,. (Laat ons op edele wijze sterven, daar
we sterven moeten). Onder al die helden was er een,
wiens naam ons niet wordt medegedeeld, doch die een
voorbeeld gaf van pligtgevoel en heerlijke zelfverzaking,
welke het hart van ieder mensch sneller zal doen kloppen.
Hij was een Fransche priester. Hij stond op het dek
te midden der stervenden en gewonden, die door den
mast verpletterd waren, juist op het oogenblik dat ze in
de booten gered zouden worden. Geen oogenblik verloor
hij zijn zelfbeheersching, te midden van de ontzettende
wanhoop en het nameloos lijden dat hem omringde. „Geen
enkele gelegenheid miste hij zoover ik zien kon," zegt een
der geredden, „om te troosten, om te vergeven, om te
zegenen, om moed in te spreken aan hen, die weldra sterven
zouden. „Zijt gij een catholiek?" hoorde ik den priester
zeggen tot een passagier naast hem, op het oogenblik dat
de golven over het dek sloegen. „Ja vader" was het
antwoord. „Heb dan berouw over uwe zonden, en ik zal
u in den naam van God uwe zonden vergeven."
Deze waren zijne laatste woorden. Het schip zonk en
de eerwaarde priester verdween onder de golven. De
passagier, dien hij stervende zegende, werd gered. Wij
gelooven, dat er geen mensch zoo hardvochtig zal zijn,
die dezen edelen christen niet bewondert, en die der
roomscbe kerk niet geluk wenscht met het bezit van zulke
heilige priesters. Dichters en kunstenaars kunnen moeije-
lijker een ridderlijken held verheerlijken, dan deze een-
voudigen Franschen priester, die, terwijl anderen zich
vastsjorren aan hout en tonnen, enkel denkt aan troosten
en zegenen. Onze innige bewondering drukken wij voor
dezen christenheld uit.
Nooit behoeft men van een ontzettend ongeluk als dit
melding te maken, of men zag, den hemel zij dank, tevens
verhalen van vele daden van zelfopoffering en edele doods
verachting. Enkele vaders zwommen een half uur rond,
een teedergeliefd kind ophoudende, eindelijk liever met hun
zoontje of dochtertje verdrinkende, dan het te laten zinken,
om hun eigen leven te redden. Mannen bonden hun vrouwen,
hun zusters aan stukken hout, zonder voor zich zeiven te
zorgen, en zelf verdrinkende, nadat zij hun geliefden in zee
hadden laten springen, om te verhinderen, dat ze door het
zinkende schip werden medegesleept.
Dus werden vrouwen gered, die man en 4 kinderen voor
haar oogen hadden zien verdrinken.
Wij melden de wijze, waarop enkele passagiers gered
werden.
Mevrouw M. M. Buckley, van New-York, zonk met het
schip, dreef op een stuk van het want gedurende een uur,
toen zij gered werd door een Engelsche boot. Zij verloor
haar eenige dochter.
Mevrouw Henry Stafford, van Chicago, zonk met het
schip, dreef een uur rond, zich vastklemmende aan een
stuk hout. Zij werd gered door een Engelsche boot. Zij
verloor haar drie kinderen.
Mejufvr. Mary Hunter, van Newport, zonk met het schip,
werd gered na een uur te hebben rondgedreven, ondersteund
door een stuk van een houten trap. Zij verloor haar vader,
moeder en zuster.
Twee dames Mixter, van Boston, werden op dezelfde
wijze gered. Zij verloren vader, moeder, grootvader en
twee zusters.
Al deze vrouwen konden min of meer zwemmen.
De heer Théophile Lorrian, van Parijs, had inderhaast
een klein vlot weten zamen te stellen, waarop hij ronddreef
totdat hij gered werd.
De heer Alfred Barban<;on, van Brussel zwom, zonder
ondersteuning, een uur rond, totdat hij gered werd.
Al deze geredde passagiers en manschappen, die op de
Loch Earn gered werden, zijn allen, met uitzondering van de
ewonden, op de Tremontain (een Amerikaansch schip dat
juist voorbijvoer) overgescheept, omdat de Loch Earn (een
ijzer schip) zwaar beschadigd was, de boeg geheel was
ingestooten en het schip alleen boven water gehouden werd
door het waterdigte schot in het voorste gedeelte van het
schip, zoodat de reis naar New-York niet kon worden
voortgezet en het schip naar Queenstown zal zeilen, om
gerapareerd te worden.
De luit. ter zee 2de kl. H. van der Sande, behoorende tot de
rol van het wachtschip alhier, is met den 5 dezer op non-aetivi-
teit gesteld.
Tweede Kamer.
Zitting van Donderdag 4 December. De beraadslaging over
het hooger onderwijs is afgeloopen. De minister kon niet toegeven
aan den aandrang van sommige sprekers om het gymnasiaal onder
wijs partieel te herzien met het oog op de toegezegde wet op het
hooger onderwijs. Het amendement van den heer van Catwijk,
strekkende tot algemeene verhooging van de bezoldigingen der
hoogleeraren, is door dezen ingetrokken en diens amendement, om
die verhooging als memoriepost uit te trekken, verworpen, evenals
de amendementen van Kuyk en Bereh van Heemstede tot gedeel
telijke verhooging. De beraadslaging over het middelbaar onderwijs
is aangevangen. De heer van Baar wil toenadering op het gebied
van onderwijs.
Zitting van Vrijdag 5 December. In deze zitting is de
beraadslaging over het middelbaar onderwijs voortgezet. De
volgende punten zijn besproken: de al of niet gunstige resultaten
van het middelbaar onderwijs, in verband tot den aandrang of de
ontrading tot wijziging; de noodzakelijkheid der bevordering van
landbouwkundig onderwijs; de materialistische strekking werd
evenals gisteren aangevoerd en betwist, terwijl sommigen meerdere
concurrentie voor bet bijzonder onderwijs inriepen, omdat weten
schappelijk en vooral natuurkundig onderwijs en dat in geschiedenis
niet neutraal kan zijn, allerminst op de hoogere burgerschool. De
heer van Baar heeft zijne rede van gisteren verduidelijkt en hulde
gebragt aan de rede van den heer C. van Nispen. Daarna was
de minister aan het woord.
Het afdeelingsverslag over het voorstel Tak e. a. over het houden
van een enquête omtrent den toestand der Nederl. koopvaardijvloot
is heden verschenen.
De meerderheid der commissie van rapporteurs heeft ten slotte
gemeend, het honden der enquête te moeten aanraden, niettegen
staande de meesten harer leden van de daardoor te verkrijgen
resultaten geen groote verwachtingen koesterden.
Buitenland.
Het getuigenverhoor in de zaak van den maarschalk
Bazaine is jl. Maandag eindelijk afgeloopen. Dingsdag is
in Groot-Trianon te Versailles geene teregtzitting gehouden.
Woensdag heeft de regerings-comraissaris, die de functie
van het Openbaar Ministerie bij den Baad vervult, gene
raal jPourcet, een aanvang gemaakt met het uitbrengen
van zijn requisitoir. De voorlezing van dit uitvoerige stuk
is dien dag niet ten einde gebragt kunnen worden, maar
in de volgende teregtzitting voortgezet.
De correspondent van de Daily News geeft een ver
makelijke beschrijving van de inlandsche vrouwen van de
Goudkust. Volgens den correspondent is één vrouw aldaar
meer waard dan vijf mannen. Zij hebben meer moed, zijn
sterker en oneindig meer voortvarend en ijverig. In den togt
tegen de Ashantijnen zijn de vrouwen alleen van nut. Zij
zijn goed gedisciplineerd en vormen de achterhoede, daar
zij de levensmiddelen en ammunitie voor het expeditiekorps
dragen.
Met honderdtallen bieden zij zich aan als recruten, en
het schijnt een indrukwekkend schouwspel te zijn, twee
compagniën Afrikaansche vrouwen in volkomen goede
orde vier aan vier te zien optrekken. Zij dragen allen
een kind op de heup en een doos ammunitie boven op 't
hoofd. De negerinnen krijgen zes stuivers per dag en zijn
oneindig minder lastig en aanmatigend dan de mannen. Zij
klagen, niet maar werken. Haar voornaamste eisch is, dat
zij en niemand anders de negers mogen geeselen, die zich
lafhartig hebben getoond in den strijd of die weigeren
tegen den nationalen vijand, den Ashantijn, op te trekken.
Terwijl in Engeland, volgens den Ecomonist, de prijs
der steenkolen f 3.60 per ton is gedaald, berigt men uit
Henegouwen, dat ook aldaar de kolen voor huiselijk ge
bruik met f 1 a f 2 per ton zijn afgeslagen. Het schijnt
dus dat de lang voorspelde daling is aangevangen.
De districts-regtbank van Middlesex veroordeelde
jl. Maandag een verkooper van de zedigheid kwetsende
boeken en photografiën tot achttien maanden dwangarbeid
en een boete van 200 p. st. (f 2400), en om gevangen te
blijven tot de boete betaald is. De regter deed deze zijn
uitspraak voorafgaan van de aankondiging dat hij trachten
zou door de gestrengheid van het uit te spreken vonnis,
zulk eenen schromelijken handel als die welke de aange
klaagde bedreven had, te stuiten. De veroordeelde legde
de grootste verbazing over het vonnis aan den dag, en zal
er denkelijk op terug komen, indien hij deelname vindt.
Vijftien honderd werklieden, in dienst bij de firma
John Brown and Co., staalfabrikanten te Sheffield, zijn door
hun patroons aangezegd dat hun loon 10 pet. vermindering
zal ondergaan, ten gevolge daarvan dat de fabrikanten op
het vasteland hun waren 10 pet. beneden de Engelsche
markt verkoopen.
In de Simonsbaai was het Engelsche oorlogschip The
Challenger aangekomen. Op den overtogt van Bahia had het
Tristan d'Acunha aangedaan en de omliggende eilanden
groep bezocht. Daarbij hadden zij het geluk gehad twee
Duitschers te kunnen redden, die reeds bijna twee jaren
op die eenzame groep hadden doorgebragt.