1873. N°. 153. Zondag 21 December. 31 Jaargang. Een Nederlandsclie Bazaine. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: BOLENPLEIN, fl°. 163. Binnenland. KELDERSCHE EX MEliWEDIEPER COURANT. „Wij huldigen het goede.' Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en ZVruiiUG namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalƒ1.80, franco per post - 1.65. Prij» der Advertentiën Van 14 regel'B '60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS I Naar Ooat-lndië: via Triest 23 Dec. 's avonds 6 u. Marseille 1 Jan., 's avonds 6 u. v Brindisi 29 Dec., 's avonds 6 u. Cura?ao en Suriname, 1 Jan., 's morg. 6 u. Kaap de Goede Hoop, via Southampton: 23 Dec., 's morg. 6 u. VERGADERING van den RAAD der gemeente ANNA PAULOWNA, op Dingsdag den 33 December 1873, des voormiddags ten 10 ure. Anna Paulowna, 19 December 1873. De Burgemeester, C. E. PERK. Onderwerpen ter behandeling J. Vaststelling suppletoir kohier Hoofd. Omslag, dienst 1873. 2. Benoeming leden Burgerlijk Armbestuur. 3. Vacature plaatselijk geneesheer. 4. Mededeeling ingekomen stukken. NOU HENS OVER DEN MINISTER VAN MARINE. Een oud Latijnscb spreekwoord zegt, dat elke vergelij king mank gaat. Onze lezers zijn dus gewaarschuwd tegen de opvatting, als zouden wij het leven en de daden van den Nederlandschen minister Brocx, die door de Kamer werd doodgestemd, willen gelijkstellen met die van den Franschen maarschalk, over wien de krijgsraad zulk een hard oordeel sprak. Die vergelijking zoude zeker zeer mank gaan. Het opschrift, dat wij boven dit artikel schreven, kan alleen dan voor den Nederlandschen minister van marine een passende aanwijzing zijn, indien wij uitsluitend het oog vestigen op beider uiteinde. Beider uiteinde is een sterven op 't papier, de stemlijst van de Tweede Kamer en het vonnis van den krijgsraad hebben geen voor 't leven gevaarlijke gevolgen. Verder gaat de vergelijking niet; een minister die valt behoudt ongeschonden zijn naam en eer, een maarschalk, die ver oordeeld wordt, is in wettigen zin, in veler oogen, als hij valt zoo als Bazaine, ook moreel onteerd. Wij hebben dan ook, tusschen den Nederlander en den Franschman een paralel trekkende, iets anders op het oog; wij zien meer overeenkomst in de wijze en de reden van hun val, dan in hun aftreden van 't tooneel zelf. Het langdurige debat voor den krijgsraad gevoerd heb ben de meesten onzer in de dagbladen gevolgd, deels uit belangstelling in den persoon van Bazaine, den grooten krijgsman uit Algerië en Mexico, en meer nog opdat dit debat ons de voorvallen van het veelbewogen oorlogsjaar weêr één voor één in het geheugen riep. Er waren er, die op de veroordeeling van Bazaine rekenden; ons heeft die met vele anderen verwonderd en pijnlijk aangedaan. Niet omdat wij hem geheel vrij van schuld rekenden. Hij had waarschijnlijk meer kunnen doen, dan hij gedaan heeft; hij is meer tronw gebleven aan de dynastie van Napoleon, dan aan Frankrijkhij was niet opgewassen voor de taak op zijne schouders gelegd; hij heeft een leger willen be waren voor Frankrijk en te laat een onvergefelijk misdrijf in een bevelhebber! gezien, dat hij zijn leger alleen spaarde om het in handen te doeu vallen van den vijandte laat bemerkt, dat zijne voorzigtigheid de grootste onvoorzigtigheid is geweest. Dit zij toegegeven. Maar indien iets door getuigenverhooren en schrifturen duidelijk is gemaakt, dan is het dit, dat Bazaine niet de eenige schuldige, niet de hoofdschuldige is geweest. Dan is het gebleken, dat Frankrijk den oorlog onvoorbereid is be gonnen, dat het materieel ontoereikend was, de discipline verzwakt, de banden van tucht onder hoogere ën lagere militairen op gevaarlijke wijze wareh verslapt, dat de bevelhebbers bijna zonder uitzondering onvoorbereid waren voor hun moeijelijk werk. Dan is het gebleken, dat óp het oogenblik, toen Napo leon te Sédan met zijn zwaard het lot van Frankrijk uit de handen gaf, de geheele natie; althans allen, die iets te bevelen hadden of zich op den voorgrond stelden, het hoofd verloren hadden; dat niemand, noch Gambetta, die met papier en inkt de Duitschers bestreed, noch Thiers, die Europa bereisde, noch de generaals, die legertjes van vrijwilligers verzamelden, nöch de legerhoofden binnen Metz, een juist inzigt hadden in den toestanddat niemand, vóór de Commune geweldadig de oogen der blinden opende, zag hoe los alle maatschappelijke banden in Frankrijk waren geworden, hoe alle eenheid en alle eerbied voor het gezag ontbrak, hoe de glans van het Napoleontische tijdvak, de materiëële welvaart, een afgrond van onkunde, van onwetendheid, van zelfzucht en eigenbelang verborg. Bazaine is veroordeeld op getuigenissen van mannen, die, als Canrobert, gebleken zijn meer weenende raadslieden, dan handelende leiders te zijn geweest; die, als Coiffinières, de militaire pligt der gehoorzaamheid miskendendie, als Jules Favrê, minder dan hij waren opgewassen voor de rol, die zij op zich namen; Bazaine is veroordeeld op ge tuigenissen, die minder zijne schuld, dan wel Frankrijk's schuld bewezen. Daarom hadden wij voor ons zijne vrijspraak verwacht. Wij hadden gewenscht, dat de krijgsraad achter Bazaine de groote schuldige: het Frankrijk van het Napoleontische tijdvak, zoude hebben onderscheiden. Blijkbaar heeft zich die overtuiging ook aan de leden van den raad trachten op te dringen. Men leze slechts het verzoekschrift om gratie, door hen bij den president ingediend voor den man, dien zij zoo even onteerden en veroordeelden. Men begrijpt zicli naauw, hoe die uitspraak en dat verzoekschrift bijna gelijktijdig werden opgesteld door dezelfde personen. In dat laatste stuk zijn „de bijzonder moeijelijke omstandig heden", waaronder Bazaine het opperbevel aanvaardde beter gezegd Frankrijk's zedelijke en materiëele toestand in 1870 de hoofdschuldigen. Maar toch kon de krijgsraad dien man niet vrijspreken. Frankrijk eischt een slagtoffer, een zondebok, die uitge zonden moet worden in schande en dood om de zonden te dragen van de natie. Men durft in Frankrijk niet zeggen, dat Frankrijk iets anders zoude kunnen zijn, dan de eerste de beste, de edelste, de onoverwinnelijkste onder de volken. En als dan de geschiedenis een tijdperk aanwijst, toen het volk onwetend en bijgeloovig, de leiders onbekwaam en zelfzuchtig, de natie regeringloos en bandeloos, en Frankrijk overwonnen en verslagen was, dan- eischt die diepe wonde, Frankrijk's eigenliefde geslagen, een offer, dan moet er iemand gevonden worden, op wien het Fransche volk dien last van rampen, van onverstand, van dwaasheid en mis drijf kan werpen, omdat het den zedelijken moed mist, die noodig is, om het bewustzijn van eigene schuld te dragen. Daarom is Bazaine, die niet schuldiger was dan vele ande ren, die niet eene eereplaats in het leger en in de verte genwoordiging bekleeden, gevallen. En nu de toepassing voor Nederland, en de vergelijking? Zij liggen voor de hand. Wij hadden een minister van marine, die zes jaar dien titel voerde, een fabelachtigen ouderdom voor eene Nederlandsche portefeuille. Hij was een minister naar het hart van de meerderheid van de Kamer, omdat hij een goedkoop minister was. Hij kwam als goedkoop minister, en daarom bleef hij. Zijne collega's voor oorlog, hij zag er velen, vielen, omdat zij meer geld vroegen en kostbare plannen hadden, maar de goedkoope marine-begrooting zeilde telken jare triumphantelijk door de vertegenwoordiging. De Kamer was vol zachte attentiën voor dien minister, zoo zeldzaam als eene blaauwe dahlia, een goedkoop minister van marine. Tout est pour le mieux dans le meillieur des mondes. Nu komt Atsjin. De marine doet haar pligt, en zelfs op schitterende wijze, maar na tuurlijk blijkt nu, dat eene goedkoope marine hare schaduw zijde heeft, dat eene beter voorziene begrooting meerdere schepen, betere schepen, een sterker bemande vloot in het leven vermag te houden, dan eene begrooting van een minder millioenen—cijfer, 't Blijkt, dat onde schepen ver gaan zijn, en er minder nieuwe en bruikbare zijn dan men thans niet noodig heeft, maar noodig zoude kunnen hebben. Nu slaat de angst de Kamer om het hart; zij, die vroeger hun: „de marine is in verval!" met een grafstem-solo voordroegen, zijn thans plotseling de aanvoerders geworden van een koor vrijwillige mede-zangers, die door hard roepen willen doen vergeten, dat zij vroeger zwegen, of, erger nog, een goedkoope marine eischten. Nu is 't, alsof al de gevolgen van een laag budget, geene active marine, eentoonige dienst op kustvaartuigen en ramschepen, lang durige dienst van dezelfde bodems in tropische gewesten, 't varen met schepen totdat zij af zijn, en 't stoken onder ketels totdat zij lek zijn, al te gaar zaken, die d« bekende en noodzakelijke gevolgen zijn van een bezuinigingsstelsel, zelfs wanneer dit niet a outrance wordt toegepast, voor 't eerst zich voordoen aan de verschrikte blikken der ver tegenwoordiging. Nu doet men den minister vragen, die getuigen van angst en naïviteit. Wat zult ge doen, als deze expeditie mislukt, en gij een nieuw blokkade-escader noodig hebt? vraagt de naïve; kunnen uwe stoomschepen nog drie maanden zee bouwen? vraagt de angstige. Hebt gij wel masten en zeilen voor uwe schepen, en wel schepen voor uwe masten en zeilen? vraagt de verwarde; waarom staan er geen nieuwe ketels in een fregat (de Zeeland waarin er oude zitten? vraagt de naauwkeurige, en de minister antwoordt veel en gebruikt vele woorden, maar zegt eigenlijk niet veel anders dan: wat verwijt gij mij, dat ik uw zin deed? mijn goedkoop stelsel was zes jaar lang uw stelsel, myne zonden zijn uwe zondenMaar de Kamer neemt steenen op en steenigt, dat wil zeggen: stemt. De minister valt. Ook in Nederland schijnt men een zondenbok te behoeven, den zedelijken moed te missen, die tot erkenning van eigene schuld noodig is. Maar geloof niet, o, onschuldige in de politiek! geloof niet, oningewijde in de geheimen der menschelijke zwak heid 1 geloof niet, dat Frankrijk, nadat Bazaine veroordeeld is, eene ernstige, minder ijdele natie zal worden; maar geloof voor alles niet, dat de Tweede Kamer, die Brocx deed vallen, nu aan een opvolgend minister een hooger budget zal toestaan. Met het volgende jaar komt een volgende zondenbok en de woestijn is groot. (j) HELDER en NIEUWEDIEP, 20 December. Op het Raadhuis is gisteren aanbesteed: 1". het onder houden van de gemeente-gebouwen, bruggen, riolen, enz., gedurende het jaar 1874, en 2°. de levering van school boeken en schoolbehoeften voor de openbare lagere scholen. Voor no. 1 waren inschrijvingsbilletten ingekomen van de heeren: J. van der Woude, ad f 5900; W. Rippens, f 5880; Gebrs. Moorman, f 5800; D. de Vries, f 5610; P. Spruit, 5500; S. Gooien, 5490; P. Verbey, f 5468; W. van der Wooning, f 5400; Gebrs. Korff, f 5300. Aan de laagste inschrijvers gegund. Voor no. 2 van de heerenJ. J. Honigh, te Schagerhrug, ad f 1100; W. P. Kooij, alhier, f 895. Aan den laagsten inschrijver gegund. Gisteren avond werd in het lokaal Tivoli alhier de tweede volksvoordragt in dit saizoen van wege het plaatselijk departement der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen gehouden. Spreker was de heer C. Fogteloo, van Alkmaar, die eene door hem vervaardigde novelle voordroeg, getiteld „Leiden in 1574." Eenige belangwekkende tafereelen uit het tweede beleg van Leiden werden door den schrijver en spreker romantisch ingekleed; op de hem eigene wijze voorgedragen, werden ze door de talrijke aanwezigen blijkbaar met groote aandacht gehoord, 't Was of allen die bange dagen in Leiden mede doorleefden, of allen deelgenooten waren van de vreugde, toen het Leiden ontzet door de straten dier stad weerklonk. Naar wij vernemen is deze novelle bestemd om tegen liet 3de eeuwfeest van die gebeurtenis te worden in 't licht gegeven. Ten slotte werd door leden van de onderofficiers-ver- eeniging „Vaderland en Oranje" ten tooneele gevoerd het blijspelSnorken is 't Consigne, dat door eene flinke uit voering een aangenaam einde bezorgde aan dezen zoo wél» doorgebragten avond. De volgende volksvoordnagt is bepaald op Vrijdag 16 Jan. 1874. Zooals bekend is, zijn met den laatsten Dec. dezes jaars de muntbilletten van 1845 en 1849 geheel van onwaarde. Velen bezien thans met zeker wantrouwen elk muntbillet, dat zij ontvangen, men kan echter gerust zijn-; die, welke vervallen, verschillen in uiterlijk geheel van dé meest bekende en missen de vrouwenfiguren ter regter- en linkerzij. Bovendien zijn er zóó weinige in otaloop, dat de ontvangst er van eene groote zeldzaamheid is. (Arnh. Crt.) Gisteren heeft aan het Departement van Justitie de aanbesteding plaats gehad van het bouwen van werkzalen bij het huis van verbetering en opvoeding voor jongens te Alkmaarminste inschrijvers de heeren J. de Graaf en F. Vester, aldaar, ad f 17,996; het onderhouden van en het doen van herstellingen aan genoemd gebouw; minste inschrijvers dezelfden ad f 1410; idem aan het huis van arrest aldaar; minste inschrijvers dezelfden ad f 1275; idem aan het huis van arrest te Hoorn; minste inschrijver de heer M. God vliet, aldaar, ad f 1218; idem aan het regtsgebouw aldaar; minste inschrijver dezelfde ad f 1218; het gedurende 3 jaren op de diepte houden van de gracht ten noorden van het huis van correctie te Hoorn; minste inschrijver de heer J. Zeijlemaker, aldaar, ad f197. Beroepen te Hem (cl. Hoorn) ds. de Griend Dreux, pred. te Scharwoude; te Zierikzee ds. J. II. A. Michelsen, pred. te 's Hertogenbosch. Tweetal (ter electie) te Hoogeveen: J. Kraijenbelt en D. Rijnders, beiden te Alkmaar. Bedankt voor het beroep naar de Doopsgez. gemeente te Vlissingen door ds. IJ. le Cosquino de Bussy, pred. te Wormerveer. Voor de „vervolgde" priesters in Zwitserland is hier te lande nagenoeg f 7000 bijeengebragt. Men schrijft uit Texel, dd. 17 dezer: „Onze visschers deelden gisteren het loon van hun arbeid in het bergen der lading van de bij Kijkduin gestrande stoomboot König Wilhelm I. De som was zeker niet onbelangrijk en ieder visschersdorp genoot zijn aandeel, als:

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 1