Binnenland. Benoeming-en, enz. Buitenland. Frankrijk. Engeland. Duitschland. Oostenrijk. antwoord luidde, dat liet eene praauw van Passei was en I dat de opvarenden te Paduwa-ketjil te huis behoorden, dat er vrouwen aan boord waren, die op het naderen van de sloep hevig beangst hadden geschreeuwd, dat de mannen, dom als zij waren, daarop hunne wapens hadden getoond en dat de anachoda, die aan boord was ontboden, was gevlugt. Er werd besloten de komst van den radja of de rijksgrooten af te wachten, ten einde de zaak beter te onderzoeken. Dit leidde echter tot niet veel; allerlei uit- vlugten werden verzonnen en oude half zinkende praauwen als de schuldige aangewezen; de bemanning was gevlugt en kon niet gevonden worden, enz. De commandant drong bij den radja op onderzoek der zaak aan en vertrok daarna den 24 Aug. om de noordwest ten einde de Coehoorn af te lossen, blijvende tot den 30sten kruisen tusschen Diamantspunt en Edi, voor welke plaats op dien datum geankerd werd. Tot den 5 Sept. werd nu voor deze plaats post gevat, om, zoo noodig met het intusschen aangekomen stoomschip Koopman, assistentie te verleenen wanneer werkelijk een aanval van Tjoet Lamba, waarvoor de radja van Edi vreesde, mogt plaats vinden. Aangezien niets van dien aard geschiedde en daaromtrent niets naders vernomen werd, vertrok op bovengenoemden datum de Timor om de noord, ten einde behoeften en verversching aan de Siak voor Joloh en de Bommelerwaard te Telok Samoi te brengen. Terugkeerende, werd Joloh 6 Sept. op nieuw aangedaan en voor de rivier geankerd. De commandant ging in persoon met de stoombarkas de rivier in tot voor de kampong Kloempang, ongeveer 2 kabellengten binnen de riviermonding op den regteroever gelegen. De aanleiding tot dien togt was de ontvangst van een brief van het hoofd van die plaats, die betuigde vredelievend te zijn en koe beesten te koop aanbood. Van een aanbod om aan wal te komen werd geen gebruik gemaakt, doch op verzoek van den commandant kwamen een paar hoofden in sampans op zijde der barkas en had met hen een onderhoud plaats. Van het aanbod tot verkoop van koebeesten zou bij gele genheid gebruik worden gemaakt en verder werd gewezen op de proclamatie en de voordeelen, die er voor hen in gelegen waren, zoo zij zich van vijandelijkheden tegen ons onthielden. Ofschoon aan wal veel heen en weder werd geloopen en, zooals gewoonlijk, bijna iedereen gewapend was, was de houding volstrekt niet uittartend of oorlogzuchtig. HELDER en NIEUWEDIEP, 3 Januarij. Het vertrek van Zr. Ms. schroefstoomschip het Loo, commandant kapt.-luit. C. A. B. D. Rijk, is bepaald op den 21 dezer. De bestemming is West-Indië. Ook de luitenant Scboemaekers is bij de laatste gevechten tegen Atsjin gesneuveld. Het alhier gestrande stoomschip König Wilhelm I is verkocht aan een Hulsche maatschappij voor f 180,000. Hebben we den 21 dezer weder eene voorstelling te wachten van het zoo gunstig bekende tooneelgezelschap onder directie van de heeren Albregt en van Ollefen, eerstdaags wacht ons ook (wanneer de deelneming genoeg zaam blijkt te zijn) eene uitvoering van het, wij mogen wel zeggen, wereldberoemde Florentijner kwartet van den heer Jean Bekker. We twijfelen niet of elk muziekliefhebber zal medewerken om genoemd kwartet-gezelscbap ook hier te liooren. De heer Twiss heeft zijn ontslag aangevraagd als procureur-generaal te Paramaribo. Aangenomen het beroep naar de Evang. Luth. gemeente te Zierikzee door ds. J. H. A. Michelse, pred. te 's Bosch. In het jaar 1873 zijn te Anna Paulowna geboren: 76 jongens en 63 meisjes, te zamen 139. Overleden zijn: 71 personen, waarvan 44 van het mannelijk en 27 van het vrouwelijk geslacht. In de gemeente hebben zich gevestigd 345 en haar verlaten 221 personen. De bevolking, die op 31 Dec. 1872 bedroeg 2607, telde op 31 Dec. jl. 2799 personen, en vermeerderde alzoo met een getal van 192 personen. Het getal der huwelijken bedroeg 16; echt scheidingen werden niet ingeschreven. Naar de onderscheidene godsdienstige gezindheden is de bevolking verdeeld als volgt: Nederd. Hervormden 2218, Evang. Lutherschen 18, Herst. Lutherschen 11, Doopsge zinden M7, Remonstranten 2, Christel. Gereformeerden 152, Roomsch-Catholieken 246, B. Clerezy 4. Reeds is gemeld dat uit de gevangenis te Hoorn, gisteren een man moest ontslagen worden, S. A., in 1795 geboren, een bijzonder specimen, in de klasse der misda digers. Van de 79 jaren welke hij doorleefd heeft, zijn bijna 50 door hem in de verschillende gevangenissen van ons land, (en vóór 1830 ook in België) doorgebragt. Hij heeft slechts bij tusschenpoozen van hoogstens 1 jaar de vrijheid genoten. 8 vonnissen van langen en 4 van korte- ren duur zijn hem in de jaren 1816, 18, 20, 24, 27, 31, 34, 39, 45, 54, 60, 64 en 71 opgelegd geworden, allen ter zake van opligting, die hij soms op groote schaal bedreef. Hij heeft zijn denkvermogen nog goed behouden en zijne zintuigen zijn nog in volle werking. De listen, vroeger door hem uitgedacht om zich van het eigendom van ande ren meester te maken, waren vele en sluw. In de laatste dagen, van zijn verblijf alhier werd hij ernstig ziek, zoodat er vrees voor zijn leven bestond; maar zijn betrekkelijk nog krachtig gestel heeft ook deze ziekte overwonnen, zoo dat hij gezond en zoo wij hopen, eindelijk met betere voor nemens bezield, de maatschappij weêr intreedt. Opmerkelijk is het, dat deze voor de algemeene veiligheid zoo gevaarlijk gebleken persoon zich altijd en vooral in de laatste jaren voorbeeldig, ondergeschikt en werkzaam heeft gedragen. Jl. Donderdag ochtend werden door de diligence, die ten 101 uur van Hoorn vertrekt, op het Breed eene vrouw en" kind overreden. Het kind, hoewel onder paarden en rijtuig doorgegaan, was ongedeerd; doch de vrouw schijnt ernstig bezeerd te zijn. De centrale commissie te Amsterdam voor 't kinder geschenk aan den Koning heeft een schrijven aan de arrondissements-comité's verzonden, waarin wordt mede gedeeld, dat zij zich tot verschillende kunstkenners, o. a. tot den heer Ch. Rochussen gewend heeft, en dat ten gevolge van zijn advies de heer F. Stracké, hoogleeraar aan de Rijks-academie van beeldende kunsten te Amsterdam, een ontwerp zal modeleren, waarvan later een afbeelding aan het oordeel der comité's zal worden onderworpen. Het denkbeeld is: een zilveren gedenkstuk, voorzien van een uurwerk. In het Dagblad komt een ingezonden stuk voor van den heer P. J. R. Laan, ontvlugt krankzinnig verklaarde, waarin hij niet alleen verzekert, dat hij zelf niet krankzinnig is, maar ook dat in Utrecht en Meerenberg vele personen opgesloten zijn, welke eveneens ten onregte krankzinnig zijn verklaard. In een ingezonden stuk in den Omaha Republican, ook toegezonden aan het Dagbl., schrijft dr. A. W. de Klerck den finantiëlen nood van eenige Amerikaansche spoorwegmaatschappijen toe aan de Fransclie leening der 5 milliards, waardoor het goud zich in Duitschland op hoopte en in massa's uit Amerika werd getrokken. De Europesche bankiers konden daarom de Amerikaansche maatschappijen niet te hulp komen. Deze moeijelijkheden zullen, naar schrijver verwacht, slechts tijdelijk zijn en verscheidene maatschappijen zullen haar betalingen van coupons kunnen hervatten, vooral ook daar er geen uitgifte van land door de regering meer geschiedt, en de prijzen dus op den duur moeten stijgen. Als solide maatschappijen noemt schrijver de Chicago North Western, Chicago and Rock Island en de Union Pacific. Voorts vestigt hij de aandacht van landverhuizers op de vruchtbare gronden en rijke aderen van steenkool en metalen in Jowa, Nebraska en Kansas, waar zich meer Neder landers moesten vestigen, die thans bijna allen naar Minnesota worden getrokken, hoewel het klimaat daar veel kouder is. Naar men uit Zeist meldt, heeft de verleden week te Wageningen in hechtenis genomen Duitscher bekend, dat hij met zijn poging om den spoortrein te doen ontsporen ten doel had de stationskas te berooven. Te Koevorden heeft men weêr een dollen hond gehad. Een correspondent der Dr. Crt. vraagt, of misschien ook de Drentsche honden dol worden van 't misbruik, dat van hen als karnhonden wordt gemaakt. Uit Meppel is sedert ruim een week de griffiej? van 't kantongeregt voortvlugtig. De jonge man, djp> onlangs een erfenis van wijlen zijn vader had ontvangen, schijnt de weelde niet te hebben kunnen dragen. Men vreest het ergste. In de Kunstbode wordt in zake de kunst in Neder land onder 't motto„Eene natie zal van brood alleen niet leven," gevraagd: „Wat zijri kunstenaars?" en daarop dit antwoord gegeven. Volgens Z. M. den Koning zijn het: „Mannen met hart en hoofd, die diep gevoelen en helder denkendie den roem van mijnen kleinen Staat handhaven ih het buitenland en binnenslands onvermoeid de hand houden aan den ploeg der beschaving, waarvan het ijzer dikwerf verstompt in den zwaren kleibodem." Volgens den minister van Binnenl. Zaken„Lastige menschen, die volstrekt niet denkende aan de groote sommen voor spoor wegen benoodigd, somwijlen de onbeschaamdheid hebben om stipendiums te vragen van het rijk!" Volgens de leden der Tweede Kamer, als deze ingenieurs zijn„Men schen, die bijna niets weten van mathesis of algebra," zijn 't geen ingenieurs„Daarvan staat niets in de grond wet." Volgens de ambtenaren en wethouders belast met het toezigt over kunst en wetenschap: „Pretentieuse indi- viduus die zich dikwerf empareren van decoratiën, waarvan onze rok, ofschoon van veel fijner laken, nimmer jouis- seert!" Volgens de bezitters van kabinetten: „Ja hm!.... menschen die.... hun best doen.... hm!.... Maar de vreemdelingen staan veel hooger....hmVolgens het publiek: „Schilders en paardrijders! Beeldhouwers (Bouw kunstenaars komen bij ons niet meer in aanmerking'; men kent slechts timmerlui en metselaars), en koorddansers! Muziekanten en paljassen! 't Is wel aardig om te zien, wat zij doenTen slotte roept de schrijver uit„Arme kunstenaars Ik beklaag u: zoo weinig begrepen zoo weinig gewaardeerd, omdat zoo weinigen in staat zijn de kunst te erkennen als een noodwendige, onmisbare, zedelijke kracht in de maatschappijToch om Gods wil, houdt moedBetere dagen moeten aanbreken, en dan zal zelfs de nietswaardigheid gevoelen, hoe gij haar een onmisbare meerderheid zijt." De eigenaars van steenkolenmijnen beginnen verlegen te geraken. De voorraad kolen aan de mijnen in Engeland, België en Duitschland wordt zeer groot en de afzet ver mindert voortdurend, zoodat er ernstig aan het verminderen van den kunstmatig opgedreven prijs moet gedacht worden. Engeland is reeds voorgegaan en België, dat veel aan Frankrijk leverde, moest volgen; reeds is daar den mijn werkers aangezegd den arbeid te staken of zich tevreden te stellen met een vermindering van 15 percent op hun loon. Met het oog op den opgestapelden voorraad, hebben zij zonder morren het laatste gekozen. Uit Luik en andere Belgische plaatsen meldt men, dat aldaar sedert kort de naar de methode-Raymaekers bereide nieuwe brandstof (steenkolen, met aarde en soda vermengd), aan de huizen, in den vorm van ballen, tegen de helft van den prijs van gewoon steenkolengruis wordt rondgevent, en dat deze waar, onder de mindere klasse vooral, veel aftrek vindt. Een gift a la Peabody verdient, om hare zeldzaamheid, te dezer plaatse vermelding. Baron de Hirsch, oprigter en voorzitter van den raad van bestuur der Ottomanische spoor wegen, heeft te Konstantinopel een millioen francs ter beschikking van de Vereeniging l' Alliance Israélite universelle het algemeen Israëlitisch verbond) gesteld, als fonds ten behoeve van de uitbreiding van het onderwijs onder de Israëlitische bevolking van het Ottomanische Rijk. De som moet in 5pct. Fransche rente belegd worden. Dat men zijn handschoenen, zijn stok, zijn parapluie, zijn hoed, des noods zijn overjas vergeet, kan er nog door, maar dat men zijn vrouw vergeet, is tot nog toe niet gebleken uit de politie-aankoudigingen van vermiste voor werpen. Op het groote beurshal te Brussel vonden de bedienden, belast met het uitdooven der lichten, een dame in diepen slaap op een der sofa's. Wakker gemaakt, her innerde zij zich, dat haar man zijn overjas enz. was gaan halen en een rijtuig bestellen. Waar was de man echter gebleven? Na goed zoeken vond men hem in een der zalen in druk gesprek met zijn vrienden, onder een stevig glas wijn. Men zeide hem dat er nog een goede kennis in de groote zaal was. „Hemel, dat is waar ook, ik had mijn vrouw vergeten!" Tot ott'. v. gez. 1ste kl. bij de zeemagt zijn bevorderd de olï. v. gez. 2de kl. J. J. Borst, C. H. Schröder, J. O. Ilarthoorn, G. Karssen, I. Meijers, D. Matak Fontein en M. C. Buyze. Tot 1ste luit. bij het corps mariniers zijn bevorderd de 2de luits. C. H. Pilaar, H. A. J. Batteké, J. W. van Biel, II. J. Jolles, H. B. van Blijjn, J. J. Beeringh en H. J. Bomeny. Zr. Ms. adj. in buitengew. dienst, gen.-maj. M. D. graaf van Limburg Stirum, van den grooteu staf, is op pensioen gesteld, onder betuiging van 's Konings dank voor de vele, hoogstgewig- tige en langdurige diensten, door hem aan het leger eu den lande bewezen. Op de jl. Donderdag te Parijs gehouden Nieuwjaars receptie heeft de heer Buffet, de voorzitter der Nationale Vergadering, den maarschalk-president Mac Mahon volgen derwijs toegesproken: „Door u mijne gelukwenschen aan te bieden, bied ik ze aan Frankrijk aan." De maarschalk president heeft daarop geantwoord„Aan Frankrijk moeten wij allen ons toewijden." Er zijn geene redevoeringen uitgesproken. Op Oudejaarsavond, die te Parijs wat den aard en de drukte betreft gelijk staat met onzen St. Nikolaas-avond, waren ten 10 ure reeds 86 zakkenrollers in arrest. Daar onder was de feniks in het vak, de befaamde Engelsche pick-pocket James Knigt, die telkens weder stoutmoediger en behendiger uit de gevangenis te voorschijn komt. Hij werd nu gegrepen op het oogenblik dat hij de gravin de Meray, terwijl zij uit het beroemde magazijn van Sirandin in haar rijtuig zou stappen, een kostbare bonbonniére met een uurwerk ontfutselde. Voor de politie-regtbank te Greenwich, bijgestaan door twee speciaal voor dat doel door den Board of Trade aangewezen zee-kapiteins, is de openbare behandeling aan gevangen van het onderzoek naar de zaken, die de aanvaring tusschen de Ville du Havre en de Lockhearn ten gevolge hadden. De Transatlantische maatschappij is niet vertegen woordigd. De heer Hamer, die het onderzoek zal leiden, deed opmerken, dat het doel van dat onderzoek niet was om de ekwipage van een der beide schepen te beschuldigen, maar om de oorzaken der aanvaring op te sporen, ten einde zoodoende de herhaling van dusdanige rampen te voorkomen. De Bürger und Bauern Zeitung, welke te Tilsit ver schijnt, deelde indertijd mede, dat de Duitsche consul Szczesny, bij gelegenheid dat de Keizer van Duitschland en Prins Bismarck Kowno passeerden, laatstgenoemde de hand had gekust. De consul had zich daardoor beleedigd gevoeld en een klagt tegen den redacteur ingediend. De beklaagde verdedigde zich en nam aan, de waarheid van zijn berigt te bewijzen door getuigen. De consul verklaarde zich slechts diep gebogen te hebben. Twee getuigen a décharge verzekerden,/ dat hij zich zoo diep gebogen had, dat naar hun oordeel de lippen van den consul de hand van den kanselier hadden aangeraakt. Zij hadden echter niet het klappen van een kus gehoord. Het Openbaar Ministerie hield nu op grond van dit getuigenis den laster voor bewezen en eischte de veroordeeling van den beklaagde tot eene geldboete van 50 thaler of 3 weken gevangenis straf. De verdediger betoogde, dat de handkus in een salon in de groote wereld altijd slechts bestond in een vlugtige aanraking van de hand met de lippen, en niet in bevochtigen, dat met klappen gepaard ging, welk laatste eer als een ligchamelijke beleediging ware op te vatten. Hij concludeerde dus tot vrijspraak of eventueel verhoor van Prins Bismarck voor het stadsgeregt te Berlijn. Tot dit laatste is besloten. Te Weenen heeft groote sensatie gemaakt de arrestatie van den heer von Ofenheim, directeur-generaal van den Lemberg-Czernowitzer spoorweg. Sinds lang, tot nog slechts zeer kort geleden, behoorde hij, zoowel in de finantiële als in de voorname maatschappelijke kringen, tot de aanzien lijkste en meest geachte personen. Hij had onderscheidene ridderorden, waardigheden en titels, leefde op zeer grooten voet en de hoogstgeplaatste ingezetenen, tot zelfs de ministers, zag men als het ware dagelijks bij hem in- en uitgaan. En diezelfde man bevindt zich nu in de gevangenis, onder beschuldiging van bedrog. Hij wordt in strenge afzondering gehouden, en ten zijnen huize is alles verzegeld. Te gelijk met hem zijn twee hooge beambten in hechtenis genomen, en naar men zegt, hebben eenige leden van den raad van toezigt hetzelfde te wachten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 2