Binnenland. Benoeming-en, enz. STATEN-GENERAAL. B u i te n I a n d. Frankrijk. andaard uitnemende dapperheid en de beste gezindheid aan den dag. Om het geleden verlies te dekken, was eene halve brigade van Padang ontboden. Uit een kort na het vorenbedoelde van den gouverneur- generaal ontvangen telegram, gisteren namiddag ten 12 ure 30 m. te Buitenzorg aangeboden, blijkt (naar aanleiding van een telegrafisch verzoek om opheldering), dat hij de tuchtiging van Pedir niet 90, maar 9 schepelingen gewond werden. Aan een telegram vanwege den luit.-generaal van Swieten, te Singkel aangeboden, ontleent de gouv.-generaal eene mededeeling, waaruit almede van het nemen der missigit op den 6 dezer blijkt en volgens welke twee stoomers naar Padang waren vertrokken met gekwetsten aan boord en bestemd om het 2de bataillon naar Atsjin over te bren gen. Tevens blijkt daaruit, dat de gezondheidstoestand beter is. Uit Penang wordt door Keuters Agentschap het volgende geseind van den 10 dezer: Luidens berigten uit goede bron, hebben de Nederlanders de moskee hemagtigd en wordt de kraton met 12 kanon nen van groot kaliber en 4 houwitsers beschoten. Men verwachtte, dat de stad zich spoedig overgeven zal. De gezondheid der troepen was verbeterd. Een gisteren namiddag ontvangen telegram van Keuter, dd. Penang 12 Jan., luidt als volgt: De Hollanders werden tweemalen teruggeslagen voordat zij den missigit innamen. Hun verlies bedraagt 240 dooden en gekwetsten, waaronder 12 officieren. De Atsjinezen vechten als razenden. HELDER en NIEUWEDIEP, 13 Januarij. Op den 31 Dec. 1872 bestond de bevolking der gemeente Helder in 10521 mannen, 9558 vrouwen, totaal 20079 zielen. In den loop van 1873 werden geboren 422 m., 365 v., totaal 787. Van elders hebben zich in dat jaar in de gemeente gevestigd 829 m., 689 v., totaal 1518. Overleden zijn 253 m., 190., totaal 443. Naar elders hebben zich begeven 1257 m., 611 v., totaal 1868. De bevolking der gemeente was alzoo op 31 Dec. 1873: 10262 m., 9811 v., totaal 20073; hieronder zijn gerekend 280 personen behoorende tot de landmagt, en 1276 behoo- rende tot de zeemagt met inbegrip van het korps mariniers. Er werden gesloten 199 huwelijken, als 157 tusschen jongmans en jonge dochters, 19 tusschen jongmans en weduwen, 11 tusschen weduwenaars en jonge dochters, en 12 tusschen weduwenaars en weduwen. Getal echtschei dingen 3. De staat der betrekkelijke sterfte wijst aan, dat 1 op de 45 inwoners is overleden. In de afgeloopen week kwam alhier slechts een Maasche sloep aan, die circa f 1000 besomde. Enkele schokkers echter, die zich uit hun winterkwartier losgemaakt hadden, kozen driemaal zee en hadden de voldoening eene flinke vangst te maken die tot een enorm hoogen prijs van de hand werd gezet. De aanbrengst was 3000 schelvisschen en de prqs f 60 a 77 de 100 stuks. Eene schuit besomde in drie schoten f 410, zijnde meer dan soms in vier weken wordt gemaakt. vestigen op het romantische verleden. Is u nog niet te binnen geschoten dat Schiller zegt: „Nog geen dagreize van Vaueouleurs verwijderd isEn wij zijn niet het vierde gedeelte eener dagreis van Vaueouleurs verwijderdWelaan, wilt ge met mij een uit stapje doen naar Dom-Remy?" „Och, het voorstel is op zich zelf niet kwaad, maar Dom-Remy ligt nog ver achter Vaueouleurs en overste Sontheim zal ons daartoe geen verlof geven." „Om het huis van de maagd van Orleans te zien?" viel de overste in. „Wat een idéé! Gelooft ge dan aan die oude ver telsels, Daveland?" „Ik geloof aan Schiller." „Aan Schiller, nu ja. Ik geloof aan Goethe, die ergens heel bedaard zegt: de gebeurtenissen verliezen door de lengte des tijds hunne geloofwaardigheid. Dat is een eminent zeggen. In die woorden vindt ge den geheelen Strausz, Bauer, Renan, enz. op de kortste en eenvoudigste wijze uitgedrukt. Op „la Pucelle" zal men deze woorden even goed kunnen toepassen. Als echter uwe romantische gezindheid en de aan groote geesten eigene begeerte om te bewonderen er u met geweld heendrijven.... nu, ga derwaarts 'tis mij wel, maar wij moeten eerst weten hoe ver het van Void verwijderd is. Het is te hopen, Hartig, dat ge voor de aardrijks kunde ook „goed" gekregen hebt, en dat ge ons dus nu kunt zeggen...." Overste Sontheim werd hier in zijn rede gestoord door het luide geratel van een in de diep gelegene straat onder hen zich snel bewegenden wagen het was een lichte opene jachtwagen met een mooi span paarden er voor; een jong man in het grijs gekleed zat op een een weinig verhoogde zitplaats op de voorste bauk en bestuurde de paarden, twee mooie stevige vossen; een oudere heer en een jonge dame zaten op de tweede bank. Daveland boog zich, een weinig op zijne ellebogen steunende, over den muur heen; hij kreeg het opvallend schoone gezigt der jonge dame in het oog en veranderde plotseling van kleur; hij verslond deze fijne licht blozende trekken, die zich zij had de opene bruine parasol over haar schouder een weinig achterwaarts gehouden met de nitdrukking eener openhartige kinderlijke nieuwsgierigheid naar hem toegewend haddeneen kleine blauwe hoed met geele bloemen bedekte hare donker bruine lokken, de linten fladderden heen en weer op een kleed Van geele ongebleekte zijde. Het was inderdaad een gelaat van zoo in het oog loopende bekoorlijkheid, zoo betooverend, als Daveland het zich in zijne verbeelding had voorgesteld, want zonder eenigen twijfel was zij de onbekende, het origineel van het lichtbeeld. In bare oogen, zooals zij die tot Daveland opsloeg, lag voor dezen iets, dat hem weder aan Schiller herinnerde, aan het „Vuur der Goden, dat treft en zengt." Zoo kwam de wagen aan en was reeds juist ouder de plaats genaderd waar de jonge man zich bevond, toen voor dezen plotseling het gezigt, waarin hij zich verlustigde, niet weinig ver gald werd. De krachtig werkende betoovering, waarin hij zich zoo plotseling geworpen zag, werd op een zeer onverwachte en pijnlijke wijze ten einde gebracht. De heer op de voorste bank had met zijn langs rijzweep den rug der paarden even aangeraakt en tilde haar nu met een snelle krachtige beweging weder in de hoogte I ■- Naar wij vernemen bestaat het plan bij eenige Amsterdamsche heeren om alhier een droogdok te maken, en wil men zulks doen op den Zuidwal inet een doorgang van den steenendain in de haven. Dat een particulier dok alhier in een dringende behoefte zal voorzien, wordt algemeen erkend en ook bestaan er alle vooruitzigten dat zulks een winstgevende onderneming is. De totale opbrengst van den spoorweglijn Helder UitgeestZaandam bedroeg over Sept. jl. f 28,243.83 en over Oct. f 33,137.43. Het schip Sourabaya Packet, kapt. Kolff, alhier binnen, is 14 Mei naar Java vertrokken en heeft dus de uit- en thuisreis binnen de 8 maanden volbragt. Ter aanvulling van het berigt in ons vorig nummer molden wij nog, dat voor het kindergeschenk aan Z M. den Koning bij den heer P. J. Bouma te Oosterend op Texel in zijne school is bijeengebragt f 8. Blijkens eene in de Staatscourant van 9 Jan. voor komende opgave zijn in 1873 voor de eerste maal neder- landsche zeebrieven uitgereikt aan 39 binnenslands gebouwde schepen (metende 3273 lasten) en 21 buitenslands gebouwde (metende 11,225 lasten); in 1872 aan 39 binnenslands gebouwde (merende 50021 lasten) en 16 buitenslands gebouwde (metende 7172| lasten). Totaal in 1873 60 schepen, metende 14,498 lasten, in 1872 55 schepen, metende 12,175 lasten. Den 31 Dec. 1872 bedroeg de bevolking der gemeente Callantsoog 296 m. en 281 vr. totaal 577. In 1873 zijn geboren: 16 m. en 8 vr. totaal 24, en komen inwonen: 21 m. en 28 vr. totaal 49, te zamen 37 m. en 36 vr. totaal 73. In 1873 zijn overleden3 m. en 7 vr. totaal 10 en vertrokken 33 m. en 28 vr. totaal 61, te zamen 36 m. en 35 vr. totaal 71. De bevolking is dus vermeer derd met 1 m. 1 vr. totaal 2, en bedroeg den 31 Dec. 1873 297 m. en 282 vr. totaal 579, in de onderscheidene godsdienstige gezindheden zich verdeelende als volgt506 Ned. Hervormden, 6 Doopsgezinden en 67 R. Catholieken. 7 Huwelijken zijn voltrokken. Uit zee zijn 3 mannelijke en 1 vrouwelijke drenkelingen aangespoeld. Het besluit van den Raad der gemeente Zijpe, waar bij het tractement van den nieuw te benoemen hoofdon derwijzer aan de Schagerbrug is bepaald op f 800.en alzoo gelijk aan het tractement van de andere hoofdonder wijzers in die gemeente, is door Gedeputeerde Staten goedgekeurd. Voor eenige dagen zegt het U. D. had te Oudorp, bij Alk maar, 't volgende plaatsEen timmerman aldaar had met zijne echtgenoote en kroost, zijne woning verlaten, en zich tijde lijk gevestigd bij zijn schoonvader te Oterleek. Ongeveer 4 a 5 weken later zou hij zich naar zijne vroegere woning begeven, om verschillende benoodigdheden te halen. En wat gebeurt er? Vreeselijk ontsteld kwam de eigenaar thuis; niet alleen waren de beste kleedingstukken en sie raden niet meer aanwezig, maar ook was ruim f 70 ontvreemd. Tevens waren er genoegzame bewijzen voor handen, dat er poging tot brandstichting was gedaan. De eigenaar gaf van het gebeurde kennis aan den burgemeester van Oudorp, en wendde alle pogingen aan om den dader te ontdekken. Verschillende gissingen werden reeds gemaakt, tot de eigenaar, na slechts korten tijd, bekende, dat niemand dan hij zelf de dader was geweest. Van tijd tot tijd had hij eenige goederen naar den lombard gebragt, maar hij deed het 7.00 ongélukkig ot zoo onhandig, dat de punt van het koord in het linker oog van Daveland terecht kwam. Met een zachten, onwillekeurigen uitroep van smart hield hij de hand voor zijn oog. Hoofdman Sontheim, die zich uit een openstaand venster van het pavilloen voorover gebogen had om den wagen te zien voorbijrijden, was getuige van het ongeluk geweest en riep hen in hetzelfde oogenblik alle Fransche vloeken na, die hij zich maar kon te binnen brengen. De beide andere jonge mannen ijlden naar buiten om naar de kwetsure van Dave land te zien, terwijl Sontheim zijn gebalde vuist naar den wagen uitstrekte. Een paar soldaten van de compagnie kwamen de straat op- loopenzij zagen de dreigende gebaren van hun officier en wendden zich naar den wagen, alsof zij hem wilden tegenhouden. De man op de voorste bank dreef met zijn zweep de paarden aan, maar de oudere heer achter hem deed alle moeite om ze in te toornen en hield zijn arm steeds tegen; de jonge dame was op gestaan en zag, druk sprekende, rugwaarts naar het terras; zij scheen dadelijk bemerkt te hebben, hetgeen er gebeurd was. „Is uw oog gewond? is het erg?" riep Sontheim naar hem toekomende uit, terwijl de geleerde van de troep reeds in huis was gegaan om koud water te halen. „Ik weet niet," antwoordde Daveland, „of het oog gewond is, ik denk het niet, het zal wel niets om het lijf hebben, maar het doet mij verschrikkelijk veel pijn." „Die verduivelde Franschen," zeide Merwig, „ik wed dat die kerel het met boos opzet gedaan heeft." „Dan laat ik als commandant van Void het geheele gezelschap, wegens een aanval op de Duitsche troepen, fusilleeren," zeide de overste, half in ernst en half in scherts. Hartig kwam met een schaal vol water uit huis aanloopen, de mooie waardin volgde hem met een doek. Daveland haalde zwaar adem toen hij over de schaal gebogen, met het verkoelende vocht de pijnlijke plaats bevochtigde. „Wie zijn die menschen, die daar voorbij reden?" vraagde Sontheim de waardin. „Het zal een ongeluk zijn," antwoordde Nicaise schielijk, „een onschuldig ongeluk, mijn God, zoo iets kan zoo gemakkelijk ge beuren als men niet zeer goed oppast, zoo gemakkelijk." „Ziet ge, kleine slang, gij denkt ook, dat er veel meer behendig heid dan onhandigheid bij het gebeurde in 't spel is en verheugt er u misschien in stilte nog wel over. In ieder geval wilt ge uwe landslieden verontschuldigen. Maar beantwoord mijn vraag: Wie zijn zij?" „O mijnheer!" antwoordde Nicaise op den toon der deugdzame verontwaardiging, „ik mij verheugen, ik zie toch ook welk een pijn die arme heer heeft!" „Zoo doende weet ik altijd nog maar niet wie die menschen zijn," vervolgde de overste. „Daar is de heer, die het u voorzeker zelf wel mededeelcn zal," zeide Nicaise op den ouderen heer wijzende, die naast de dame in het rijtuig gezeten had, en die op dit oogenblik haastig uit de billartzaal tredende op den groep officieren kwam toeloopeu. Wordt vervolgd.) of op eenige andere wijze uit den weg geruimd. De bedrieger is daarop in verzekerde bewaring gesteld. Van den toestand zijner vrouw, die zeer braaf en oppassend is, zal men zich gemakkelijk een denkbeeld kunnen vormen. Jl. Zaturdag te een uur is in een der nevenzalen van het „Paleis voor Volksvlijt," in tegenwoordigheid van den burgemeester van Amsterdam en een aantal genoodigden, de door den heer Geesink georganiseerde tentoonstelling van kunstindustrie geopend, hoofdzakelijk bestaande uit datgene wat uit Nederland, op de wereldtentoonstelling te Weenen was geëxposeerd. Na de openingsrede van den heer Geesink, werden de deuren te drie uren voor het publiek opengesteld. In aanmerking genomen dat het de eerste dag der expositie was, werd van die gelegenheid door een vrij talrijke menigte gebruik gemaakt. Een verschrikkelijke brand is jl. Zondag namiddag in de Joden-Houttuinen te Amsterdam uitgebroken. De pakhuizen met bovenwoningen Q 124 en Q 123, toe be hoorende aan mej. de wed. M. E. Content, werden vernield, het tegenoverliggende pakhuis „de Hoop" deelde hetzelfde lot. Eerst in den loop van den nacht gelukte het met behulp van veertien brand- en twee stoomspuiten de vlammen meester te worden. Ten kwartier over drie ure werd men de vlam gewaar, en reeds een uur later stortte de gevel van perceel Q 124 regtstandig in de naauwe straat in, en bedolf onder het puin den heer L. van Asdonk, sectie-brandmeester in de eerste sectie, Casparis Hartland, een sjouwer, en Morpurgo, een assistent-pijptneester. De lijken van beide eerstgenoemden werden dadelijk, die van den pijpvoerder eerst in den loop van den nacht uit het puin tevoorschijn gebragt. Nog wordt naar het lijk van een vierden persoon gezocht, dien men vermoedt dat onder het puin is bedolven. Het instorten van den gevel geschiedde op het onverwachtst, zoo zelfs dat de burgemeester en andere op het terrein aanwezige autoriteiten slechts te naauwernood aan het gevaar ontkwamen. Omtrent de oorzaak is niets bekend. Naar men verneemt, zijn op eenige plaatsen in Noord holland, met name te Amsterdam, sedert eenigen tijd valsche guldens, halve guldens en kwartguldens in omloop, die met groote naauwkeurigheid zijn nagemaakt. De Hagenaars worden gewaarschuwd voor eene vrouw „van zeer bleek uitzigt," die hen met gebreide goederen tracht te bedriegen. De veekooper J. Rozenthaal uit Rittershausen verloor jl. Vrijdag morgen te Zwolle zijn zakboekje met f 3000. De eerlijke vinder M. Meijer, uit Zwolle, gaf het aan den eigenaar onmiddelijk terug. Jl. Vrijdag morgen passeerde een rijtuig, waarin zich 1 man en 2 vrouwen, eene hoogbejaard, bevonden, de Wirdumerpoortsbrug te Leeuwarden, toen juist op de brug de streng brak. De wagen stootte daarop tegen de leuning, bleek tegen den schok niet bestand, zoodat het rijtuig met de 3 personen van eene belangrijke hoogte in de stadsgracht viel. Door onmiddelijk aangebragte hulp slaagde men er in de 3 personen, met veel moeite, te redden; de oude vrouw vooral was meer dood dan levend en heeft veel van het ongeval geleden. Het paard, door de gebroken streng vrij geworden, bleef zonder letsel op de brug staan. Onder de curiosa omtrent den oorlog met Atsjin behoort het onder inlanders circuleerend verhaal, dat bij de aankomst der expeditievloot op de reede van Atsjin de Sultan van dat rijk den onzen gelast heeft quarantaine te houden. Een eenvoudige methode om vervalsching van wijn aan te toonen en te onderzoeken, wordt in le Temps aan gegeven. Men werpe in een proef een stukje potasch. Indien geen neerslag wordt gevormd en de wijn een groene tint aanneemt, dan is hij niet kunstmatig gekleurd. Indien er echter een violet neerslag ontstaat, dan zijn vlier- of moerbeziën gebruikt; indien het neerslag rood is, dan bestaat de vervalsching uit suikerwortelen; violet rood, campèchehout; violetblaauw, heesterbessen; helderblaauw, dan is hij met zekere kleurstoffen, uit zonnebloemen ver vaardigd, vervalscht. Tot burgemeester der gemeente St. Maarten is benoemd de heer W. Schermerhorn; tot regter in de arr. regtbank te Alkmaar jhr. mr. M. A. Wichers, thans regter in de arr. regtbank te Appingadam. Tot lid der plaatselijke schoolcommissie te Zijpe is benoemd de heer P. Sijbecarspel en zulks ter vervanging van den heer J. F. Bakker, naar elders vertrokken. Tot eerste hulponderwijzeres aan de school voor meer uitgebreid lager onderwijs voor meisjes, te Hoorn, is benoemd mej. G. L. M. van der Horst, hulponderwijzeres te Gorinchem. De gepensioneerde kapt. ter Zee M. H. Jansen is benoemd tot lid van den Raad van State. De kapt. W. Jarman, van het 7de regiment infant., is op pen sioen gesteld. Eerste Kamer. Zitting van Maandag 12 Januarij. De Kamer heeft hare werk zaamheden hervat. Zij heeft, op voorstel van den heer van Twist, besloten, Dingsdag morgen ten elf ure een aanvang te maken met de beraadslaging over de staatsbegrooting voor 1874. In Parijs worden dagelijks 400 kunstoogen vervaar digd. De uitvoer van dat artikel strekt zich tot de Indien ja, tot de Sandwichs-eilanden uit. In een magazijn aldaar bevindt zich een eenoogige bediende, die altijd gereed is om zich het kunstoog, dat uitgekozen wordt, in te laten zetten, om te laten zien hoe het staat en het loopend publiek van de goede bewerking te overtuigen. Een reeks misdaden, die aan Troppman herinneren, en door de dagbladen als „de acht moorden van Angervilliers" besproken worden, verspreidt in het departement Seine-et- Oise een algemeene paniek. In een jaar zijn acht personen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 2