Binnenland. weder was waarschijnlijk oorzaak dat de ziekte betrekkelijk toenam. Athans weldra waren er een paar honderd ge vallen. Gelukkig bleef de marine, behoudens enkele, gespaard. Van hare zijde werd dan ook alles aangewend om buiten besmetting te blijveD. Neemt men in aanmerking dat het leger, met zijn nasleep van koelies, bedienden enz. buiten gemeen sterk was en verdeeld op achttien schepen, dan heeft men reden te zeggen dat alles goed is afgeloopen, hoewel nu nog enkele gevallen voorkomen terwijl de troepen aan land zijn. Zoodra de generaal kwam werden de voorbereidende maatregelen genomen en verkenningen langs de kust ge daan. Nadat men zich goed van alles ter zake dienende had overtuigd, werd besloten dat in den nacht van 9 op 10 Dec. de landing zou geschieden, indien het weder dit toeliet. En het weder was ons gunstig! Had ik hier tijd en gelegenheid, ik zou den liist niet kunnen wederstaan om uitvoerig het tooneel te beschrijven dat de reede van Atsjin in den avond van 9 Dec. opleverde. Stel u voor, den schoonsten sterrenhemel zonder een enkel wolkje; een spiegelgladde zee omgeven door hooge eilanden in het noorden en westen, en door laag geboomte aan de zuid zijde, waarachter zich hier en daar trotsche bergen ver heffen. In lange rijen ziet men eene menigte lichten daar tegen afsteken, sommige onbewegelijk, andere laag bij. het water voortsnellende. De eerste wijzen de plaatsen aan van de liniën oorlogschepen en transportstoomers, die nog in ruste zijnde anderen zijn van de stoombarkassen en roeisloepen of paardenvlotten, elkander kruisende om hunne plaatsen op te zoeken. Allengs gaan eenige lichten uit, voor den oningewijde als bij toeval. Voor hem die weet wat er gebeuren moet, is het geen geheim, dat de twaalf rookkolommen, die omstreeks 1 uur na middernacht lang zaam naar Poelar Way schijnen te trekken, 4 oorlogschepen en 8 troepenschepen zijn, die met het aanbreken van den dag even bewesten Pedro-punt 2000 man tegelijk, in meer dan honderd sloepen aan wal zullen zetten, na met hun geschut de kust schoon geveegd te hebben. Ten 3 ure vertrekken weêr 8 stoomers, die met den dag voor de Kwalla Gighen zulleu zijn. Ten 5 uur volgt de rest in alle stilte, en de vijand, die ons reeds lang had zien wurmen en werken en heen en weêr varen, en die in de over tuiging was dat wij bij de Atsjin-rivier, waar hij goed versterkt is, zouden landen, wordt eensklaps verrast met een bombardement op den oostelijken uithoek zijner positie. Het gevecht leverde een prachtig schouwspel op. De vijand beantwoordde het algemeen bombardement slechts flaauw. Geen wonder, want hij was op de ontvangst van zulke enorme brokken ijzer, hem op zóó grooten afstand toege worpen, niet verdacht. Het was te verwonderen zelfs dat hij nog tegenstand bood. Weldfa hielden de schepen bij Pedro-punt op en nu zag men 9 gewapende sloepen en evenveel barkassen in een lange linie de kust naderen, gevolgd door een zwerm van kleine vaartuigen met soldaten beladen. Achter den lagen dpinrand stegen kleine rook wolken op. De sloepen lieten ze ook uit hunne 12-duims houwitsers komen. Dit spel duurde misschien tien minuten. Toen ging 'het met vaart naar het strand, en nu was het een gekrioel van donkere figuren, die langs het witte zand de kust opjoegen. Weldra hadden zij de kruin van den duinrand bereikt, en nu gingen zij ook op hunne beurt rookwolkjes maken. Ge zult begrijpen wat ik bedoel! In een schier ongeloofelijk korten tijd was de landing volbragt, en zag men de troepen opgesteld in lange liniën van halve bataillons-kolonnes, voorafgegaan door geheele zwermen tirailleurs. De vijand maakte beenen, en raakte nu en dan niet weinig in het naauw door de granaatschoten van de oorlogschepen die bij Gighen hadden post gevat. De oor logschepen, waarvan ik nu gesproken heb, waren de Citadel reeds te vallen en Wij moeten naar ons korps terugkeeren," zeide Hartig. „Dan blijft er niets anders over dan dat ge morgen op een vroeger uur hier terugkeert, opdat wij voor het eten de wandeling daar heen kunnen doen. Belooft gij dat, mijne heeren?" Max Daveland zag naar Valentine's oogen en daar hij daarin niets anders las dan den wenseh dat hij aan die uitnoodiging gehoor zpu geven, antwoordde hij: „Als ik niet bevreesd was u door zulk een spoedige herhaling van mijn bezoek lastig te vallen, zou ik niets liever doen dan u mijne belofte te geven." „De belofte is gegeven en aangenomen," riep de huisheer uit, terwijl hij, daar miss Ellen, die de honneurs scheen waar te nemen, de tafel opgehevenhad, opstond en Max de hand schudde. Een kwartier later zaten de beide mannen weder in het zadel en reden naar den straatweg, die ,als koorde van den grooten bocht, dien j de Maas hier naar het noordoosten maakt, regelrecht over een bergrug naar Void voert. Hartig had reeds terstond, zoodra zij de plaats verlaten .hadden, uitgeroepen: „Maar Daveland, bij alle door u verradene goden der Cheruskers, zeg me nu toch, waarom gij ons oud Saksisch bloed verloochent en deze Eranschen voorgelogen hebt, zeggende, dat wij in zulk een achterhoek der wereld tehuis behoorden?" Max antwoordde niet dadelijk. Eenige oogenblikken later zeide hij: „Wilt gij mij belooven, de oorzaak daarvan te verzwijgen „Zeker." „Nu goed dan, dan zqlt gij die eens vernemen. Voor dit oogen- blik kan ik u slechts zeggen, dat de oorzaak van mijn zeggen aan d'Avelon in verjaagd staat mft een kleinen ring, dien. ik aan den vinger van jufvrouw Valentine gezien heb." „O, hoe geheimzinnig klinkt datmet een ring?" „Ja, met een ring." „Dat wil zeggen," zeide Hartig droogjes, „dat gij om dezen ring wilt stryden.... gij zijt door jufvrouw Valentine betooverd.... maar wenscht niet dat men naar uw afkomst vraagt. Is daarin dan iets gelegen, dat gij noodzakelijk dient te verbergen?" „Voor deze menschen, ja," antwoordde Max. „Dat is curieus! Waarom? Inderdaad zulk een rijke Fransch- man geeft zijn dochter slechts aan iemand, die evenveel heeft als hij zelf. De echt is bij hen een zeer eenvoudig rekenvoorstel. En nu wilt ge, hoewel gij arm zijt, dit meisje toch veroveren Wezen lijk, Daveland, gij maakt op mij den indruk, alsof gij plotseling krankzinnig zijt geworden. Deze aardige Fransche, want aardig is zij, mooi zelfs, als ge wilt. dat is niet te ontkennen, maar hoe is het mogelijk door zulk een schoonheid dadelijk in zulk een graad zijn veratand te verliezen?" van Antwerpen, de Watergeus, de Banda en de Amboina, onder bevel van den overste Bunnik, die met het debar- keren belast was. De troepen bestonden uit de 1ste brigade onder bevel van generaal Verspijck. De gewapende sloepen waren onder bevel van een luitenant ter zee 1ste kl. Het dekkings-eskader, zooals ik zeide, bestond uit de Riouw, Zeeland, Metalen Kruis, Koopman, Soerabaya, Borneo en van Kinsbergen, allen onder de onmiddelijke bevelen van kolonel van Gogh. Dié schepen vuurden, ten anker lig gende. De Riouw deed het onder stoom, om telkens gereed te zijn de kust te naderen, en stopte op 1200 a 1300 meter, uit lange 13-duims stukken, zijne puntgranaten in de vijandelijke versterkingen. Alles ging voortreffelijk. Het' geheele debarkement, anders een zoo gevaarlijke manoeuvre, heeft slechts drie gewonden gekost. Het geheel maakte den indruk van een schoone excercitie, en gelijk men bij een spelletje in den huiselijken kring wel eens om een kwart cent speelt, zoo schenen ook hier slechts de enkele kogels die ons bereikten, te moeten dienen alleen dm aan te toonen, dat het „heusch gemeend,, was. De troepen trokken nu naar Gighen. Allengs zag men de roode Atsjinesche vlaggen, die op de versterkingen gestaan hadden, verdwijnen. Nieuwe troepen werden aan wal gezet, batterijen, artillerie op vlotten, bij twee bespannen stukken te gelijk, cavalerie, ambulance, vivres, koelies, kortom, men deed alsof'men te huis Was. De ont scheping was geslaagd. Des nachts betrok de troep het bivouak nabij Gighen; de oorlogschepen lagen in een lange linie langs de kust en alleen hét herhaald gekletter der geweren op de voorposten bewees dat men in 's vijands land was. Ook van boord werden nu en dan gedurende den nacht granaten geworpen. De volgende dagen was het steeds vuren, verplaatsen van schepen, debarkeeren, enz. Op 14 Dec. is er een hevig gevecht geleverd. 15 Dec. waren de troepen meester van de rivier, en de communicatie is dus veel gemakkelijker. De marine-landingsdivisie maakte dien dag eene verkenning tot nabij het steenen fort. De sloepen voeren de rivier op en beschoten de kampong. Heden, 16 Dec., werd des morgens de kampong Babi aangetast, en naar ik hoor, genomen. Men zegt, dat te Baba het hoofdkwartier geves tigd, en van daar nog een ultimatum aan den Sultan gezonden is. Aan wal heb ik mij met eigen oog kunnen overtuigen, dat de vijand hard en goed in de aarde gewerkt heeft. Van Pedro Toewan tot Pedro-punt is een bijna onafge broken lijn van verschansingen zeer digt aan het strand, uit zee niet altijd zigtbaar, en op andere punten zijn loop graven gemaakt, uit zee totaal onzigtbaar." Denk echter nu niet, dat er onder de troepen groote neerslagtigheid heerscht, naar aanleiding der cholera (meldt een correspondent) of dat er zich teeken en van moedeloosheid openbaren; integendeel, het is alsof de soldaten de overtuiging met zich ronddragen, dat zij /het hoofd moeten ophouden om later nog wel grootere gevaren te kunnen trotseren. Klinkt mij de hoornmuziek pf het gezang der soldaten in de ooren van schepen, die de quarantaine-vlag in top en de dood-vlag aan de gaffel vperen, dan word ik koud van aandoening en moet ik onwillekeurig hulde brengen aan dien echten krijgsmansgeest! De ooren worden ons (zoo meldt men o. a. na de landing) op de schepen half doof gëschoten, maar 't is anders interessant te zien, de 9000 man zich als mieren, maar gelijkmatig en aaneen gesloten te zien bewegen. Die menschen- massa kronkelt zich als een slang door boschjes tusschen de struiken en over het land; Atsjinezen ziet men niet veel; die houden zich schuil achter bentings en aarden wallen en wachten het gunstige oogenblik af om na de „Heb ik inderdaad mijn verstand verloren?" „Als ge het mij niet kwalijk neemt, dan moet ik ronduit zeggen: ja. Ik heb u in mijn leven nog nooit zoo opgewonden gezien, zoo welsprekend, zoo vol geestdrift, als van daag. Eu daardoor hebt gij natuurlijk den tijd niet gehad één enkele opmerking omtrent onze nieuwe vrienden te maken." „Ik verliet mij in dat opzicht op den ledigen tijd, dien uw zwijgen u daartoe liet, Hartig!" „Dank dan ook God, dat ik van dien ledigen tijd een goed gebruik gemaakt heb." „En wat hebt gij dan nu al zoo opgemerkt?" „Dat. men ons in den beginne, met eeu zeer koele, ja vijandige gezindheid ontving; dat met name mijnheer Gaston de Bibeaupierre, die, daar hij zooveel jonger is dan mijnheer d'Avelon, niets anders zijn kan dan een eandidaat naarde hand van Valentine, ons alle mogelijke ongelukken toewenschte. Dat men «ver het algemeen déze gezind heid ook niet verborg, totdat er op een oogenblik een merkwaardige omkeering plaats had wij schoolmeesters noemën dat een peripetia. Men zag plotseling dat gij met eeu ongetoofelijke snelheid smoorlijk verliefd geworden waart op jufvrouw Valentine. Daarop ging mijnheer d'Avelon naar den salon terug, miss JEllen, ik zag het door het venster, ging naar hem toe en zij hielden samen een krijgsraad. Daarin is zonder eenigen twijfel besloten gebruik te maken van uwe zwakheid, u door Valentine te lokken en wanneer wij ons zeer veilig waanden, bij een passende gelegenheid, mijnheer Gaston de Bibeaupierre met zijne franc-tireurs te laten optreden, (jij hoordet toch, niet waar, hoe mijnheer d'Avelon de betrekking van zijn toekomstigen schoonzoon met de franc-tireürs verried? Hem dus met zijne bende te laten optreden om Duitschland te berooven van dengene zijner officieren, die het best Fransch spreekt en van den voortreffelijkste zijner philologen, de wereld van al de gerechte hoop, die zij in ons stelt, met één woord om ons ellendig te ver moorden en onze lijken in het diepe meer in de grot van Jeanne d'Arc te storten, waar geen sterveling ons zou kunnen vinden. Dat heb ik opgemerkt." Max lachte even, maar een weinig gedwongen. „Kunt gij loochenen, dat jufvrouw Valentine een waren Sirenen- rol speelde? vervolgde Hartig „dat de dringende uitnoo diging om terug te komen zeer in het oogloopend was?" „Gelooft gij wezenlijk, dat die heer de verloofde van Valentine is?„ was het eenige wat Max kon antwoorden. „Dat is dus het eenige, van al wat ik waarschuwend zeg, dat indruk op u maakt? Zeker is hij haar verloofde." Max zette zijn paard in een snellen draf en zoodoende kwam aan het gesprek - een einde. Wordt vervolgd.) geweren afgevuurd te hebben, met den klewang op onze soldaten in te loopen, namelijk als ze eerst geschoven hebben en door de hadji's (priesters) aangezet zijn, om den hemel te gaan verdienen. HELDER en NIEUWEDIEP, 22 Januarij. Zr. M. schroefstoomschip het Loo, is gisteren van hier naar Cun^ao vertrokken. Het état-major is zamen- gesteld als volgt: C. A. B. D. Rijk, kapt.-luit. ter zee, kommandant; K. A. Stakman Bosse, luit. ter zee 1ste kl., lste officier; jhr. J. C. F. Westpalm van Hoorn, C. R. A. van Osenbruggen én J. Wentholt, luits. ter zee 2de kl.; G. L. Aalbertsberg, off. van gez. 2de kl.; J. J. van den Berge* off. van adm. 2de kl. De mailboot Prins van Oranje; kapt T. J. Aukes, vertrok gisteren ochtend ten 11 uur van Southampton, via Napels, naar Batavia. In 1873 zijn aan 's Rijks Telegraafkantoor alhier ont vangen 2 2,540 en verzonden 31,472 berigten, te zamen 54,012. Nog onder den indruk van al het schoone, gisterenavond genoten, maken wij in 't kort melding van de bij uitstek goed geslaagde uitvoering van. het Florentijnsch Strijkkwartet, dat zich gisteren avond in Musis Sacrum deed hooren. Wij weten niet wat meer te bewonderen i>f de enorme tècbnische vaardig heid dezer eminente artisten öf de reinheid van den toon óf de gelijkheid waarmede zij hunne klassieke nummers voor dragen. De roem en hooge lofspraak die wij van deze artisten aanhoudend vernamen zijn zij in onze achting dub bel waard. Vooral de heer Jean Becker muntte uit door zijn prachtig spel en gaarne hadden wij 't Scherzo, van Mendelssohn en den Traum, van Haydn, juweelen van compositie, nogmaals gehoord. De algemeene stilte onder het spel en het daverend applaus zullen voor de heeren van het strijkkwartet teekenen zijn geweest dat de aan wezigen geheel onder den indruk van hun spel waren en waardeerden welk groot genot zij gesmaakt hebben. Tot dit concert heeft de heer B. H. Polak door zijne bemoeij- ingen veel bijgedragenwe mogen dit niet onvermeld laten. Te Texel bedroeg de bevolking op 31 Dec. 1872 3150 mannen en 3232 vrouwen. Geboren in 1873 112 m., 108 v., totaal 220; gevestigd 56 m., 51 v., totaal 107; overleden 58 m., 68 v., totaal 126; vertrokken 116 m., 99 v., totaal 215; verminderd met 6 m., 8 v., totaal 14; totaal 31 Dec. 1873 3144 m., 3224 v., totaal 6368; levenloos aangegeven 3 m., 3 v., totaal 6; tweelingen 3, 2 m., 4 v.; getal huwelijken 57, alsjongmans en jongedochters 49, jongman en weduwe 1, weduwenaars en jongedochters 2, weduwenaar en weduwen 5. Naar de verschillende gezindheden was de bevolking ver deeld als volgt: Hervormden 3898, R. Catholieken 1218, Doopsgezinden 1164, Christ. Afgesch. 73, Israëlieten 15, Evang. Lutherechen 9, Remonstrant 1. De laatste trein van den spoorweg van Alkmaar naar Haarlem had op den 15 dezer een ongeluk, dat lig- telijk tot ernstige gevolgen had kunnen leiden. Door een gebrek aan den zuiger bij de locomotief, bleef de trein eensklaps staan en kon niet verder komen dan het Heiloër- bosch in de nabijheid van Alkmaar. Eerst door het afzenden van een locomotief van Uitgeest, waarmede meer dan een uur verliep, konden de reizigers ter bestemder- plaatse komen. In de nabijheid van Beverwijk ontstond nog een ander inconveniënt in een wagen, namelijk een Egyptische duisternis, door het uit gaan der lamp. Reizigers voor Schiedam, met den laatsten trein van Alkmaar ver trokken, kwamen daar eerst te middernacht aan. Van wege de afdeeling Haarlemmermeer derHollandiche Maatschappij van Landhouw zal in Februarij of Maart 1874, binnen den kring van bovengenoemde afdeeling, een wedstrijd gehouden worden met zaaiwerktuigen. Voor de poort van de cellulaire gevangenis te Amsterdam ligt sedert ongeveer twee maanden een hond wiens meester daarbinnen is opgesloten. Het dier, dat honger en dorst, koude en regen trotseerde om op zijn meester te wachten, laat zich niet verwijderen. Naar men zegt, heeft de geneesheer van dat gesticht het trouwe beest van een mat en een kleedje tot ligging voorzien en hem voedsel verstrekt. Bij de jl. Dingsdag gehouden herstemming voor een lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal te Gouda zijn 2770 stemmen uitgebragt, waarvan 2756 geldig. Géko- zen is dr. A. Kuyper met 1504 stemmen. De heer van der Loeff had er 1252. Een schipper te Gouda, wiens vrouw dezer dagen de cholera kreeg, weigerde haar in het gasthuis te doen opnemen, doch deed haar moeder overkomen, om haar op te passen', welke echter in den nacht van Zondag op Maandag ook die ziekte kreeg. Toen deed hij midden in den nacht pogingen om beiden in het gasthuis te krijgen. Bij het overbrengen zijner vrouw beviel deze van een levenloos kind, welk kind zij in hare smart buiten de draagmand schijnt te hebben gewoeld, althans het werd bij het aanbreken van den dag in de nabijheid van het gasthuis op straat gevonden. De geneesheer had twee dagen te voren reeds opgegeven, dat het kind dood was. Maandag is de vrouw en in den nacht daarop de moeder overleden. (D. v. Z. H.) In de jl. Dingsdag te Utrecht gehouden vergadering van den Nederl. Weerbaarheidsbond is besloten aan Z. m! op den dag van 12 Mei een bescheiden bewijs van belang stelling aan te bieden. Tot den 5de Nat. schiedwedstrijd in dit jaar te houden zou men pogingen in het werk stellen. Ter Veenendaalsche bijenmarkt (de eenige in Nederland) waren aangevoerd omstreeks 4200 stokken of korven. De markt werd voornamelijk bezocht door bijentelers uit de oostelijke provinciën. Ten gevolge van bet zachte winterweder zijn in de provincie Friesland de veldmuizen zoo menigvuldig, dat van het winterkoren weinig of niets meer overblijft. Uit het noorden des lands wordt gemeld, dat zoowel

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 2