1874. N°. 16. Vrijdag 6 Februarij. 32 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. VERORDENING OP HET BOUWEN. BER1GTEN BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJIN. HELDERSCHE EN N1EUWEDIEPER COURANT „Wij huldigen het goede." Veriekijnt Dingmdag-, Donderdag- en Zaturdag mmiiUag. A.lionnemeat«prij« per kwartaal 1.80. franco per po»t 1.65. Buren: MOLENPLEIN, N°. 163, Prijs der Advertentiën Yai 1—4 regelt 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of rignctten worden naar plaatsruimte berekend. VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS Naar Ooet—Indiê: via Triêst 17 Febr. 's avonds 6 u. Marseüle 12 Febr., 's avonds 6 u. h Brindisi 9 Febr., 's avonds 6 ii. Curafao en Suriname, 10 Febr., 's tnorg. 6 u. Kaap de Goedé Hoop, via Southamptoli: 13 Febr., 's morg. 6 u. •bi/oil oiodtov nca asga 3 pa '-!| n® 1,3 BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER, Gelet hebbende dat bij het bouwen van huizen in deze gemeente, de verordening op het bouwen niet altijd even stipt wordt opge volgd, meer bepaald wat betreft art. 7, waarin de hoogte der ge bouwen van den beganen grond of straat tot aan de benedeneijde der Ijst, of de halve lengte der tijdop 3.50 meter wordt vastgesteld. Hebben gemeend de Ingezetenen aan het opvolgen van de voor schriften dier verordening te moeten herinneren. Krachtens art. 31 dier verordening hebben Burgemeester en Wethouders, op grond van art. 180 der gemeentewet, de bevoegdheid tot het des noods ten koste der overtreders doen wegnemen, beletten of verrigten van hetgeen in strijd met die verordening wordt daar- gesteld, ondernomen of nagelaten. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Helder, STAKMAN BOS3E, Burgemeester, den 2 Februarij 1874. L. VERHEY, Secretaris. De weinige tegenstand bij de landing en in de eerste dagen daarna deed vermoeden dat de vijand reeds ontmoedigd was. Weldra echter zou men ontwaren dat dit niet alleen 't geval niet was, maar dat men met een moedigen en beleidvollen vijand te doen bad, en hoewel onze troepen nergens verslagen werden, iedere sterkte die aangevallen werd in hunne handen viel, toch bereikten zij dikwerf hun doel niet en behoorden er groote moed en volharding toe om stand te houden. Een correspondent in de N. R. Crt. deelt dienaangaande bijzonderheden mede, waaraan wij het volgende ontleenen: Men wist dat tegenover den kraton eene ruime open vlakte bestond en wilde die bereiken, misschien wel om daar een nieuw bivak op te rigten. Eene sterke afdeeling van verschillende wapenen werd Dc diamanten van Grootmoeder. {Vervolg.) Nauwelijks een kwartier later was Valentine weder op la Ferme d'oeil. Alles verkeerde schijnbaar in de diepste rust, evenals toen zij met Max was heengegaan. Zij deed bet venster, dat Max opengelaten had, weder toe en ging met zachte en onhoorbare schreden over het terras terug naar den salon, waarvan de glazen deur nog op een kier stond. Zij sloot en grendelde deze achter zich en ging vervolgens door de donkere kamers den trap op en den corridor langs. Hier zag zij een flauwe lichtstreep onder de deur van miss Ellen's kamer. Zij moest dus tot het besluit komen, dat miss Ellen nog wakker was, licht op had en de dingen afwachtte, die deze nacht brengen zou. Valentine, meende, dat zij iets hoorde ruisehen, even als of er een blad van een boek werd omgeslagen; zou zij in zulk een uur van verwachting en spanning nog rustig kunnen lezen? Maar misschien las zij, in haar Engelséhen bijbel. Toen zij ifi haar slaapkamer aangekomen was, begon zij zich van haar natte klèederén te ontdoen en nadat zij hare doornatte schoenen met pantoffels verwisseld had en bezig was haar morgen japon aan te trekken en deze juist vast wilde maken, hield zij verschrikt op; zij hoorde duidelijk aan de andere zijde van het huis spreken, daarbij een geluid alsof men aan een deur trok en rammelde. Haar hart klopte stormachtig; toen zij haar licht opnam en op het punt stond buiten haar kamer te gaan, hoorde zij, dat de deur van miss Ellen's kamer geopend werd. In liet volgende oogenblik was zij öp den corridor en stond vink tegenover miss Ellen, die op haren weg naar den trap verrast, stil bleef staan en toen zij Valentine zag plotseling van kleur verwisselde. «Gij hier, Valentine?" riep zg uit, „en dat nog wel gekleed, wat gebeurt er?" „Datzelfde zou ik u kunnen vragen; ik hoor buiten stemmen, het schijnt, dat men het voornemen heeft dit huis binnen te dringen, ga met mij mede om te zien wat dit beduidt, als gij het ten minste niet weet." Zij ging moedig vooruit met haar licht in de rechter hand, ook miss Ellen droeg haar licht. Toen zij beneden gekomen waren, hoorden zij dat er aan de hoofddeur, die uit den tuin naar binnen leidde, aan het slot getrok ken en gerammeld werd; miss Ellen wilde er heengaan, als om de deur te openen, Valentine echter wenkte haar en fluisterde: „Kom meê naar de glazen deur, daar kunnen we door de ruiten zien, wie verlangen binnengelaten te worden." In den salon gekomen haastte Valentine zieh haar licht weg te zetten en het luik van de glazen deur open te doen, vervolgens zag zij, haar gelaat dicht tegen de glazen van de deur aandruk- gezontlen om die vlakte te verkennen. Daar aan de over zijde der rivier nog versterkingen waren, moest men een omweg maken, eerst oostwaarts marcheeren, om dan zuid te wenden! Reeds wist men uit eene kleine verkenning van den vorigen dag, dat men op dien weg een kampong zou aantreffen, maar kolonel Wiggers meende door dien kampong het gezochte punt te zullen bereiken. Zonder aarzelen rukte onze infanterie vooruit, behoorlijk door het artillerie-vuur ondersteund en na een kort vuur gevecht rukten onze troepen den kampong binnen, die op sommige plaatsen met zeer veel oordeel versterkt was door een 1 M. dikke en 1.2 M. hooge borstwering van aarde, waarvan de stormvrijheid door een kunstmatig aangebragte doornbamboe zeer werd verhoogd. De stelling van den vijand mogt inderdaad prachtig genoemd worden, daar zijne juiste plaats door het kreupelhout voor ons oog werd verborgen en de uitwerking van het Beaumont-geweer aanzienlijk werd verminderd. Het doorbreken der vijandelijke linie kostte ons dan ook menig offer, waaronder kolonel Wiggers behoorde, die door een geweerkogel in de dij werd gewond. Generaal Verspijck, die inmiddels met versterking was komen opdagen, drong verder in den kampong door, ónder een onafgebroken vuur met den vijand, die gedeeltelijk in oostelijke rigting en gedeeltelijk door de rivier naar den kraton ontweek. Het gevecht, dat meer dan 1| uur duurde, kostte ons 6 dooden en 70 gewonden, onder welke 1 officier gesneuveld en 6 gewond. Wij waren dus meester van den kampong, maar eene poging van majoor Cavaljé, om naar de open ruimte tegen over den kraton door te dringen, moest wegens het hevige vuur van den vijand worden opgegeven. De verliezen, door den vijand geleden, zijn moeijelijk op te geven, daar gewonden in liet geheel niet worden gevonden en zelfs de gesneuvelden zooveel mogelijk worden meegevoerd. Het aantal doode Atsjinezen, dat daar gevonden werd, bedroeg niet meer dan eèn dertigtal. Het schijnt, dat de vijand ons langs dien weg verwachtte, althans de vrij breede weg, die van Pedro-punt door kampong Lemboe naar de waadbare plaats ten zuiden van den kraton voert, was over 5 a 600 pas lengte geheel met doornbamboe versperd, terwijl hij bovendien van den linker oever der rivier bestreken werd. kende naar buiten. Zij zag, terwijl zij een kreet van schrik uitte, dadelijk in de oogen van Gaston de Ribeaupierre, die juist zijn gezicht aan den anderen kant tegen de ruiten aanhield om naar binnen te zien. „Het is Gastonriep op hetzelfde oogenblik miss Ellen, die naast haar stond, uit, „er zijn inenschen bij hem, maar laten wij hem open doen." „Ja, doe hem open," zeide Valentine nauwelijks hoorbaar, „dat is beter, dan dat die troep mannen achter hem met hunne ver dachte aangezichten met geweld inbreekt zooals zij voornemens schijnen te zijn." Miss Ellen opende de deur van den salon, Gaston trad binnen, achter hem drongen er nog vier of vijf mannen in smerige blouses gekleed, binnen, waarvan er een paar met revolvers, die zij in de hand' droegen, gewapend warende overigen hadden zich van zware knuppels voorzien. Men zag dadelijk aan hunne zwarte handen en gezichten, dat het werklieden uit de ijzerfabriek waren. Gaston's eerste woord was een uitroep van toorn. „Wat doet gij hier, Valentinet Wie riep u? Miss Ellen gij hebt uw woord niet gehouden." „Mijn God, Gaston! zijt gij aanvoerder van een rooverbende geworden?' riep Valentine. „Wat beduidt dit? Waarom komt gij hier? Wak moeten deze menschen?" „Iets wat u in het geheel niet aangaat, ga naar boven Vrlentine, ik verzoek het u, het is beter voor u; ga naar boven." „Een zonderling Verzoek! Moet ik naar boven gaan, terwijl gij hier bezit neemt van ons huis?" „Uw luid spreken zal er slechts toe dienen om uw vader te wekken en hem hierheen te doen komen," vervolgde Gaston, „en wij hebben hem thans evenmin noodig als u, het is voor hem ook veel beter dat hij dezen nacht rustig doorslaapt." „Komt gij inderdaad om ons uit te plunderen?" „Neen om het vaderland een dienst te bewijzen, om één zijner vijanden onschadelijk te maken." „Gij komt dus niet als roovers, maar slechts.... als moordenaars." „Valentine, ik bid u, matig uwe uitdrukkingen een weinig! Gij verkeert in een toestand van opgewondenheid, waarin gfj niet weet, wat gij zegt. Gij zult ons echter niet verhinderen te doen, wat onze plicht jegens Frankrijk ons gebiedt." „Wilt gij met zulke phrasen deze eerlijke mannen tot zulk een afschuwelijke daad verleiden?" Gaston schoof, ten hoogste vertoornd, Valentine op zijde en ging deD salon verder binnen. Miss Ellen, die ademloos luisterende, achter Valentine gestaan had, haastte zieh haar licht, dat op een tafel stond, te nemen, als om te vluchten. De arbeiders, die eerst, zonder veel op de woorden die tusschen Gaston en Valentine gewisseld werden, te letten, nieuwsgierig overal hadden rondgezien, gingen ook vooruit. De geheele troep nam zijn weg door de eet- Hoewel nu de vijandelijke positie was genomen, was het doel der verkenning niet bereikt en den volgenden dag werd de beweging voortgezet. Generaal Yerspijck bereikte met de troepen uit kampong Lemboe den oever der rivier, maar werd uit de tegenover liggende versterkingen bij den kraton zoo hevig beschoten, dat men zou gemeend hebben een met achterladers gewapenden vijand tegenover zich te hebben. Hij kon langs de rivier de vlakte tegenover den kraton niet bereiken, en verloor 5 officieren, van welke 1 gesneuveld, en een öütal manschappen; onder de gewonde officieren behoort ook majoor van Lith, die door een kogel in beide beenen getroffen werd. Ook een kolonne, die van het bivak evenwijdig van dé rivier de troepen onder generaal Verspijck zóu te gemoet Hekken, kon haar doel wegens het Vuur van den vijand niet bereiken, 't Eenige wat nien met dezen verkenningstogt bereikte, was, dat men thans naauwkeurig met de ligging van den kraton bekend werd. Deze gevechten hadden plaats gedurende de Kersdagen en die er aan deelnamen^zullen ze niet gemakkelijk vergeten. Dat de Atsjinezen bij verschillende ontmoetingen geduchte verliezen leden, bleek o. a. ook bij de bewegingen der onzen, om zich tneester te maken van de rivier en den daaraan gelegen kampong. Den 14den werd deze met sterke magt van onze zijde aangevallen en werden dé onzen met een lievig vuur ont vangen. Dit bleek te wordèii gegeven uit eene lange' aardenlinie, die door een bijna aaneengesloten paggér werd verborgen. Na eene korte besehieting door dé artillerie ging de infanteriö vastberaden voorwaarts, en weldra kon men uit het' snelvuur der achterladers bemerken, dat het gevecht warm was. Maar ook dat vtiur duurde niet lang en een half uur nadat de aanval begonnen was, stormde de infantërié óver de geheele linie tegen 's vijands vuur in, en weldra namen de niét gedoode vijanden de ringt. Ongelukkiglijk vóór hen''liep óp een paar honderd passen achter hunne positie oen 120 el breede stroom, eri als overtogttóiddelen hadden de Atsjinezen niets dan eene zeer gebrekkige smalle brug en een praauw. Onze troepen bereikten bijna tegelijk met de vlugtenden den dezerzyd- schen oever en vuurden op alles wat nog in hun bereik was. De praauw werd door een granaatschot in den grond geboord en over de brug bereikten slechts weinigen den overkant. Nog denzelfden dag werden meer dan 80 doode Atsjinezen begraven; gewonden werdén niet door ons zaal, waar Gaston nu de eigenlijke huisdeur open deed, die naar de deur van de kamer geleidde, waar Max geslapen lmd. Gaston klopte aan die deur, hij rammelde aan het slot; maar er kwam van binnen geen antwoord; de deur bood weerstand aan alle pogingen om haar te openenzij was van binnen gegrendeld en er kwam geen hand om de grendels weg té schuiven. Valentine was den binnendringenden troep gevolgd. Gaston fluisterde in zich zelveu: „Wij zullen ons wel weten te helpen," eri hij maakte plaats voor één der arbeiders, die met een kort maar stevig breekijzer, dat hij van onder zijn blouse te voorschijn had gehaald, aankwam. Valentine dit ziende zeide: „Gij kuilt het veel gemakkelijker hebben, het is volstrekt niet noodig slot en grendels te laten springen én de deur te vernielen. Klim er van den tuin af in; het venster staat open en de luiken ook." „Het venster en de luiken staan open!" riepen nu verscheidene mannen, die juist door dé huisdeur van den tuin, die door Gaston geopend was, binnen kwamen. „Klim er dan van den tuin af in," gaf Gaston ten antwoord. „Of," vervolgde hij, zieh haastig tot Valentine omkéerende, „is de vogel gevlogen en hebben wij dat aan u té wijteri; Valentine?" Hij werd bij deze woorden tot over het voorhoofd en achter de ooren afwisselend bleek en rood van ergernis. „Dat hebt gij aan de waakzaamheid en voorzichtigheid van hem dien gij zoekt, te danken. Gaston, die soort van menschen, het schijnt zoo, laten zich niet vangen door, u." Zfj zeide dit met zulk een bitterheid en zulk een sarcasme, dat Gaston moeite had zich te bedwingen. „Breek de deur openriep hij met een vloek den arbeider die naast hem stond toe. „Wij zullen toeh zien of het waar is." De man zette zijn breekijzer tusschen de deur, maar dat was nauwelijks gebeurd of de deur opende zich als van zelve'; zij werd van binnen opengemaakt door de arbeiders van Gaston, die reeds van uit den tuin het opene venster waren doorgeklommen. „Er is niemand in, hij is ontsnapt, hij is naar den duivel, die slimme Pruis, welk een verraad!" riepen de arbeiders door elkander ten hoogste opgewonden, evenals of zij wel lust hadden zich met hunne zwarte ijzerwerkersvuisten op de bewoners vsiu la Ferme d'oeil te wreken en op alles wat zij rondom riiöh zagen. Inderdaad begonnen zij onder bet voorwendsel van te zoeken, zich op een onrustbarende wijze in de naaste kamers te verspreiden. Gelukkig kwamen nu door den tuin heen de door het geraas wakker gewordene bedienden en van boven hoorde men nu ook mijnheer d'Aveion aankomen. Deze bleef op het perron staan en zag ten hoogste verwonderd het nachtelijk tooneel daar beneden aan, die donkere, woeste en bij het zwakke licht nog dreigender en rooverachtiger uitziende gestalten, die zijne, hun zonder vrees

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 1