1874. N°. 20.
32 Jaargang.
Zondag 15 Februarij.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BERIGTEN BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJIN.
Binnenland.
Reg-ering-s-telegram Atsjin 10 Februarij.
„Sedert 7 Febr. niets bijzonders voor
gevallen en g eene verandering- in den stand
van zaken.
De blijken dat het volk den oorlog-
moede is en zich overwonnen acht, namen
echter toe, ofschoon de hoofden zich van
toenadering- onthielden en het volk door
g-eweld verhinderden betere gezindheid te
toonen. Vermits deze toestand voor het
volk niet lang houdbaar is, werd verwacht,
dat de tijd hierin verandering zal brengen.
De keus van een Sultan werd niet be
vestigd en nu een ander kandidaat genoemd.
De cholera was nog sporadisch."
iELDERSCHE
M \IEi;WEDIEPER COURANT
,,Wij huldigen het goede.'
Bureau: MOLENPLEIN, W". 1S3.
Vwichijat Ding*daö-, Donderdag- en Z aturdag namiddag.
A.bo**«meatiprij$ per kwartaal1.30.
frauao p«r po«t - 1.65.
Prij» der Adverteutiën Van 14 regels 60 cent,
•Ike regel meer 15 cent.
Qroote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
De VOORZITTER van den RAAD der gemeente HELDER
brengt ter openbare kennis, dat DE RAAD ZAL VERGADEREN
óp DTNGSDAG den 17 PEBRUA&IJ 1874, des AVONDS
ten ZEVEN ure.
Helder, De Voorzitter voornoemd,
den 1+ Februarij 1874. STAKMAN BOSSE.
PONTEN TER BEHANDELING:
1. Aanbeveling benoeming Gemeente-Apotheker.
Brief suppletie subsidie Weeshuis.
8. Brief lokaal onderwijs Gymnastiek.
4. Aangelegenheden, verpachting mèstinzameling.
5. Geldelijke aangelegenheden.
6. Mededeeling van ingekómen stukken.
VERGADERING van den RAAD der gemeente TEXEL,
op Vrijdag SO Februarij 1874.
Punten van behandeling
Ingekomen stukken.
Tarief Hoofdelijken Omslag.
Verordening heffing Schoolgelden en invordering derzelve.
De Burgemeester,
D. C. L O M A N.
Aan de correspondentie van een officier der Atsjinesche
expeditie, voorkomende in de Arnh. Crt., ontleenen wij o. a.
nog de volgende regelen:
„Den 25sten was de generaal Verspyck op verkenning
uitgezonden aan het hoofd van twee halve bataillons, twee
sectiën artillerie, een compagnie sappeurs en een peloton
artillerie. Niet ver van het bivak lag eene uitgestrekte
sawah, waardoor de weg in kwestie moest loopen; maar
nu was die verdwenen. Op circa 2500 passen verder ont
waarde men een groote kampong, die versterkt is en ver
dedigd wordt. Spoedig vertoonde de vijand zich aan de
oostzijdeeen groot aantal Atsjinesche tirailleurs verspreidden
zieh in de vlakte, gevolgd door een gesloten massaOnze
tirailleur-linie kwam evenwel niet dadelijk met hen in
aanraking, daar zij eene omtrekkende beweging maakte,
met plan den zuidelijken rand der kampong aan te tasten.
Van beide zijden was nog geen schot gelost; toen echter
onze tirailleurs tot op 75 passen van de kampong genaderd
waren, barstte eensklaps een geweldig geweervuur los.
Ddilr sneuvelde de 1ste luit. Schoenmaekers, en werd de
D« diamanten van Grootmoeder.
[Vervolg.)
Het zal ongeveer een uur na middernacht geweest zijn, toen,
zooals we zagen, Gaston de Bibeaupierre door mijnheer d'Avelon
uitgeleid, la Ferme d'oeil had verlaten. Hij was in een moeielijk
te beschrijven stemming heengegaan, zijn hart was vervuld met
wrok en woede. De woorden, die Valentine hem in het aange
zicht geslingerd had, hadden meer zijn toorn opgewekt, dan dat
hij geloofde, dat zij onherroepelijk waren. Valentine was de zijne,
de zijne door alle omstandigheden, die in Frankrijk een huwelijk
kunnen tot stand brengen en daaraan kon door de plotselinge
hevige drift van een meisje niets veranderd wordendaarin kon
slechts verandering gebracht worden door dien verwenschteu jongen
Duitscher, als hij met zijne aanspraken Toor den dag kwam en
Valentine van datgene beroofde, wat de eerste voorwaarde was
van de verbindtenis, die Gaston de Ribeaupierre met haar wilde
sluiten. En deze vèrwenschte jonge Duitscher, wien hij zoo spoe
dig en zoo volkomen onschadelijk had willen maken, was hem
ontsnapt. Toen Gaston met zijn troep uitrukte, was hij zóó zeker
van zijn zaak, zóó zeker, dat Max von Daveiand dienzelfden dag
nog als gevangene der franc-tireurs te Neufchateau uitgeleverd
zou worden om van daar naar het zuiden gezonden en daar ergens
ouder dak gebracht te worden, zoodat hij noch ooit zelf weder
naar zijn vaderland terugkeeren, noch gelegenheid hebben zou zijne
ontdekking aan de zijnen mede te deelen. Gaston had bij zich
zeiven de middelen en de wijze om Max voor altijd te doen
zwijgen, reeds overlégd.... en nu was zijn vangst hem ontgaan
door Valentine zelve, die daarbij niet vermoedde wat zij deed; dat
was dan toch genoeg om lijn bedaardheid er door te verliezen.
En dit was nog des te erger, omdat hij Valentine niét eens
daardoor straffen kon, dat hij haar de redenen van zijn mislukten
aanslag mededeelde en haar openbaarde wat zjj eigenlijk gedaan
had. Deed hij dit, dan zou er groot gevaar zijn, dat Valentine,
wanneer zij de daad van haar vader, en de aanspraken van den
Duitschen officier vernam, in een opwelling van bovenmatige en
dwaze edelmoedigheid afstand zou doen van hare geheele erfenis,
ten gunste van dezen gehaten Duitscher. Neen, Valentine mocht
niét vermoeden, Wat Gaston eigenlijk bewogen had om zoo te
handelen. Het was goed, dat Gaston zich zoo volkomen verlaten
kon op miss Ellen, die bij zijn vertrouwen geschonken en tot
helpster in deze zaak genomen had. Daar deze zich voor de toe
komstige echtgenoot van mijnheer d'Avelon hield, had zij evenveel
reden alB hij, om voor zulk een edelmoedigheid van Valentine te
vreezen en tegenover haar een onbescheidenheid te begaan. Tegen
over d'Avelon kon zij het in alle gevallen gerust doen; wanneer
hét haar goeddacht door toespelingen op zulk een geheim nog
meer invloed op d'Avelon te verkregen, dan zij reeds had, mocht
kolonel "W. van Kercliem geblesseerd. Spoedig was de
geheele kolonne in gevecht, doch zonder veel te avanceren.
Die stand van zaken naar het hoofdkwartier gerapporteerd
zijnde, zond generaal van Swieten eerst het half bataillon
van majoor Romswinckel, daarna dat van majoor Knoote
ook de artillerie werd van eene sectie tot op batterij
gebragt. Eindelijk, na twee uur strijdens, die de overtuiging
gaven dat door kanon- en geweervuur de vijand niet uit
zijne versterkingen was te Verdrijven, ging het regter halve
3de bat. tot de bestorming over, het vaandel vooruit, de
bajonet geveld. Het drong door de bamboe-doerie en
beklom de borstwering. Drie man plaatsten het vaandel
daarop, alleen de vaandeldrager bleef ongedeerd maar
in een oogwenk was men die versterking meester. In
eene der naauwe bastions, waarin een granaat was gevallen,
vond men 23 lijken! Ik heb die niet gezien, maar zij zijn
geteld. Van alle kanten drong men nu in de kampong,
die voet voor voet verdedigd werd; overal waren hinder
nissen aangebragt en borstweringen opgerigt; eerst na een
hardnekkigen strijd van verscheidene uren was de vijand
teruggedrongen tot over de rivier, die op dat punt door
waadbaar was. 54 lijken van Atsjinezen bleven achter, geen
enkele gewond. Ons kostte die overwinning 8 dooden en
80 gewonden, waaronder 7 officierenzij werd dus duur
gekocht. De weg van Penajong naar den kraton vond men
in de kampong terug; het was nu duidelijk dat de vijand
zich onze werkeloosheid ten nutte had gemaakt door met
de grootste krachtsinspanning, niet alleen den weg, dien
de kolonne moest volgen, onbruikbaar te maken, maar ook
de kampong, welke dien weg beheerschte, in een geduchten
staat van tegenweer te brengen.
Kolonel Schultze bezette de kampong, en de troepen,
die den ganschen dag in het vuur waren geweest, keerden
naar het bivak van Penajong terug.
Lang duurde de rust evenwel hiet; want den volgenden
dag werd op beide oevers der rivier geopereerd, om de
vlakte op te sporen, waarop de altijd nog onzigtbare kraton
stond. Kolonel Schultze ging tot dat einde op den linker
oever over, generaal Verspyck bleef op den regter ageren,
terwijl gewapende sloepen de gemeenschap onderhielden.
Zonder tegenstand te ontmoeten, opereerde kolonel Schultze
Waarschijnlijk zijn het deze drie braven, die reeds liet ridder
kruis ontvingen. De Red. Arnh. Crt.
zij dit van Gaston vrij doen. Hijzelf was bij voorkomende gele
genheden, wanneer het later misschien tusschen hem en mijnheer
d'Avelon eens tot oneenigheid over wederzijdsche belangen mocht
komen, volstrekt niet van voornemen om het wapen, dat Max von
Daveiand hem tegenover den ouden heer in handen bad gegeven,
ongebruikt te laten.
Maar waarheen had Valentine dezen ongelukkigen Duitscher, die
door een grillige beschikking van het noodlot nu juist hier geko
men was, gebracht? Zij had verraden, dat zij de bezetting van
den weg naar Void door eenige arbeiders bemerkt had. Dan had
zij hem toch zeker niet- dien kant uitgebracht. Hij had er in het
geheel niet aan kunnen denken, den grooten weg vermijdende,
rechtuit over het land naar .Void te gaan om het aldus te bereiken.
Dat was over dag bij helderen zonneschijn licht mogelijk geweest,
in zulk een donkeren en regenachtigen nacht was het geheel en
al onmogelijk. Of had hij zich den anderen kant uit, naar het
zuiden, het Maasdal verderop, trachtten te redden? Ook dat kon
men niet veronderstellen. Dan zou hij hoe langer hoe dieper in
een geheel vreemde landstreek gekomen zijn, in eenen gedurende
den nacht hoogst erbarmelijken toestand, die met het aanbreken
van den dag nog erbarmelijker zou geworden zijn, wanneer hij
zich ver van de zijnen, zonder gids en geheel alleen midden in
een vijandelijk land zou bevinden. Neen, het was veel waarschijn
lijker, dat Valentine hem een schuilplaats had aangewezen niet
op de hoeve zelve, want Gaston had uit de vochtigheid van haar
haar opgemerkt, dat zij geruimen tijd in den regen geloopen had,
maar ergens anders. Zij had hem zeker, bet vermoeden lag zoo
voor de hand, dat het niet anders kon of Gaston moest het zoo
opvatten, naar de grot der jonkvrouw gebracht. Gaston bleef
staan, toen dit vermoeden bij bem oprees, sloeg de armen over
elkander en dacht na. Wat te beginnen, als dat zoo was? Zou
hij zich haasten om de reeds lang teruggekeerde arbeiders weder
te verzamelen en hen tot een nieuwe poging aansporen om hun
voornemen ten uitvoer te brengen.... of zou hij zelf eerst naar de
grot gaan om zich te overtuigen, dat zijn vermoeden gegrond
was... vervolgens misschien den Duitscher overreden hem naar
Givres te volgen en dan
Zijn gedachtengang werd hier afgebroken door bet gedruisch
van een lichten, snellen tred, dien hij boven op den straatweg
hoorde. Deze tred kwam nader en nader en was eindelijk zoo
nabij, dat Gaston in de duisternis een gestalte onderscheiden kon
en tegelijk zag, hoe deze nu ook hem zag en een oogenblik staan
bleef, maar vervolgens weder naderde, tot hij nogmaals staan blij
vende, in het Franseh riep:
„Wie is daar?"
„O, zijt gij het mijnheer von Daveiandriep Gaston ten hoogste
verwonderd uit, dadelijk naar hem toegaande, „...gij komt....
van de grot der jonkvrouw?"
Gaston zeide deze woorden langzaam, als het ware onder
in zuidelyko rigting en rapporteerde, dat hij den kraton
had gezien. Op den regteroever daarentegen, waar liet
terrein digt begroeid was, werden de avancerende troepen
met een moorddadig vuur ontvangen; binnen een halfuur
waren twee officieren en 34 man gewond. Drie kolonnes
trachten niettemin de versterking te bereiken, die geheel
aan hét oog was onttrokken; eindelijk bleek het dat het
vuur van de overzijde der rivier kwam. De verliezen
namen zóó toe, dat het raadzaam werd geacht dón troepen
eene achterwaartsche stelling te geven, in afwachting van
nieuwe orders van het hoofdkwartier. Die orders kwamen,
en luidden dat alle korpsen haar het bivak van Penajong
moesten terugtrekkenook de kampong, die den vorigen
dag met zooveel moeite was genomen, werd weder verlaten.
Ook de 26ste was een warme dag geweestons verlies
bedroeg 15 dooden, waaronder de kapitein Lafors van het
Hollandsche leger, en 64 gewonden, waaronder de majoor
van Lith en nog 3 andere officieren."
HELDER en NIEUWEDIEP, 14 Februarij.
Het volgende telegram, bij de Redactie ontvangen, hebben
we voor ons bureau ter lezing gesteld
zoekende en onzeker; des te sneller echter antwoordde
Max bem:
„Weet gij dat?"
„Zeker weet ik dat, Valentine heeft het mij gezegd," riep Gaston,
die nu in een oogenblik begreep, wat hem te doen stond. „Valehtine
heeft mij van Givres laten roepen, ten hoogste bezorgd voor u, en
nadat ik haar deze bezorgdheid ontnomen had, heeft zij mij opge
dragen u uit uw ongenamen toestand te bevrijden en u naar Givres
te brengen om daar het overige gedeelte van den nacht veiliger en
gemakkelijker door te brengen."
„Inderdaad?" Nu gij ziet, dat ik reeds zelf een einde aan mijn
onaangenamen toestand gemaakt heb, die mij daarenboven een wei
nig belachelijk begon toe te schijnen. Het kwam mij voor dat
de donkere, vochtige grot al een zeer slecht nachtkwartier was
en hoe dankbaar ik ook mejufvrouw Valentine's bezorgdheid voor
mij erken, gaf ik er toch de voorkeur aan, zoo goed ik kon den
terugweg te zoeken. Ik ben door het dal, of de spleet, waarin ik
mij bevond, verder gegaan; daar ik de richting van den straatweg,
waarop wij ons nu bevinden, zoo ongeveer kende, wist ik, dat ik
hem zoo zou bereiken, en toen ik ongeveer tien minuten meer naar
boven den straatweg wezenlijk bereikt had, was ik voornemens eerst
naar de hoeve te gaan en daar te zien of ik mijn paard Weder
machtig kon worden om vervolgens naar Void te gaan of mij anders
te voet daarheen te begeven. Dat zou zeker wel moeielijk geweest
zijn, maar in zulk een donkeren nacht loopt men op een derge-
lijken tocht volstrekt geen gevaar. Het is geheel en al onmoge
lijk iemand, die zich verborgen houden wil, te zien en al had ik
ook geheele bataillons van uwe beminnelijke franc-tireurs van
Neufchateau ontmoet, toch zouden zij mij niet gekregen hebben
ik zou in ieder boschje een schuilplaats gevonden hebben, een
schuilplaats even goed als die romantische grot van de maagd
van OrleaUs."
„Gij kunt volkomen gerust zijn, mijnheer von Daveiand," ant
woordde Gaston. „Er is niemand, die uwe veiligheid bedreigt en
het allerminst de franc-tirenrs van Neufchateau. De geheele
bende, die uw slaap gestoord heeft, en daarbij ook de mijne, is
niets anders dan een herschenschim. Een half uur van la Ferme
d'oeil ligt een ijzerfabriek, waarin ongeveer dertig arbeiders wer
ken. Ongelukkigerwijze heeft Valentine, toen gij reeds naar bed
gegaan waart, van een harer meiden vernomen, dat er een der
knechten van de hoeve nog laat naar deze fabriek gegaan wa».
Hare meisjesachtige verbeelding heeft daarin een complot gezien,
met het voornemen om de woeste en ruwe ijzerwerkers te hulp te
roepen, om u op te lichten of zelfs om het leven te brengen; zij
heeft een bode naar mij gezonden om mij, als patroon dezer arbei
ders, tot bescherming bij de hand te hebben en is in haar angst
zelfs zoover gegaan, u tot de vlucht aan te sporen en u in dat
hol te verbergen. Dit is alles dwaasheidMijne arbeiders denken
er niet aan, la Ferme d'oeil als roovers te overvallen en liggen