1874. N°. 29.
Zondag 8 Maart.
32 Jaargang.
KENNISGEVING.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
AANGIFTE VOOR DE ZEEMILITIE.
Staatstoezicht op het bijzonder
hooger onderwijs.
BERIGTEN BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJIN.
Binnenland.
HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
,Wy huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Ziturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal f 1.30.
franoo por pott - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, !Y°. 163.
Prijs der Advertentiën Van 14 regel» 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS
Naar Oost-lndiê: via Triest 17 Maart 's avonds 6 u.
u u Maraeüle 12 Maart, 's avonds 6 u.
Brindisi 9 Maart, 's avonds 6 u.
Curafao en Suriname, 16 Maart, 's morg. 6 u.
Kaap de Goede Hoop, via Sonthampton13 Maart,
's morg. 6 u.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER noodigen bij
deze uit, de Lotelingen van de ligting van dit jaar, die verlangen bij de Zee
militie te dienen, om zich daartoe vóór den eersten April aanstaande
ter Secretarie dezer gemeente aan te melden, op een werkdag, tusschen des
voormiddags van 9 tot 1 are.
De Zeemiliciens ontvangen vier jaren na den dag hunner inlijving een bewijs
van ontslag uit de dienst, en worden, wanneer zij een behoorlijk paspoort hebben
ontvangen, in tijd van vrede van de dienst bij de Schutterij vrijgesteld.
De Zeemilitie wordt besterad tot bemanning van de verdedigings-vaartuigen
voor de binnenlandsche dienst en langs de kusten. Zij wordt niet naar de Koloniën
en Bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen gezonden, tenzij, ingeval van
zeer buitengewone omstandigheden, eene nadere wet daartoe magtiging verleent.
Aan hen, die verlangen na volbragten oefeningstijd in werkelijke dienst te
blijven of te komen, zonder zich als vrijwilliger te verbinden, wordt zulks vergund.
Aan hen, die zich met verlof bevinden, wordt in gewone tijden vergunning
tot uitoefening van de Buitenlandsche Zeevaart en Visscherij verleend.
Aan Lotelingen die vóór hunne inlijving bij de Landmilitie, hun beroep van
de Buitenlandsche Zeevaart maakten, en zich voor de Zeemilitie hebben aange
boden, doch daarbij niet hebben kunnen worden aangenomen, wordt, wanneer
zij zich met verlof bevinden, mede in gewone tijden vergunning tot uitoefening
van de Buitenlandsche Zeevaart verleend.
In gewone tijden knnnen de manschappen der Zeemilitie vergunning bekomen
tot het aangaan van een huwelijk, wanneer zij hun derde dienstjaar hebben volbragt.
Voor Lotelingen die hun beroep van de Buitenlandsche Zeevaart maken, is
het alzoo van belang dat zij zich op den boven bepaalden tijd voor de Zee
militie aanmelden, omdat zij anders bij de Militie te land ingelijfd worden en
gednrende hun diensttijd geene vergunning verkrijgen om hun beroep uit te oefenen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE, Bargemeester.
den 2 Maart 1874. L. VERHEY, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente ANNA
PAULOWNA brengen ter kennis van de belanghebbenden, dat
door hen voorloopig vastgesteld en gedurende de eerstvolgende
veertien werkdagen, op de gewone kantooruren, van des morgens
9 tot 1 ure, ter Secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing
is nedergelegd bet VOLJAARSKOHIER van den HOOEDELIJKEN
OMSLAG, voor het dienstjaar 1874.
Binnen dien tijd kan elk op het kohier aangeslagene tegen zijn
aanslag bij den Raad bezwaren inbrengen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Anna Paulowna, C. E. PERK, Burgemeester.
den 3 Maart 1874. A. J. DE JONGH, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente ANNA
PAULOWNA brengen ter kennis van de ingezetenen, dat de
LIJSTEN, aanwijzende de personen, die bevoegd zijn tot het kiezen
van leden voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van de
Provinciale Staten en van den Gemeenteraad, op heden zijn vast
gesteld, aangeplakt en gedurende veertien Werkdagen op de Secre
tarie der gemeente, van des morgens 9 tot 1 ure, voor een ieder
ter inzage zijn nedergelegd.
Bezwaren tegen gemelde lijsten moeten bij verzoekschrift, door
de noodige bewijsstukken gestaafd, binnen 14 dagen na dato aan
den Gemeenteraad worden ingediend.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Anna Paulowna, C. E. PERK, Burgemeester,
den 7 Maart 1874. A. J. DE JONGH, Secretaris.
Artikel 194 der grondwet zegt: „Het geven van onder
wijs is vrij, behoudens het toezicht der overheid, en boven
dien, voor zoover het middelbaar en lager onderwijs betreft,
behoudens het onderzoek naar de bekwaamheid en zedelijk
heid des onderwijzers; het een en ander door de wet te
regelen." Voor het hooger onderwijs dus niet de eischen
van bekwaamheid en zedelijkheid der onderwijzers, maar
eene mate van vrijheid, welke aan het middelbaar en lager
onderwijs niet vergund isalleen aan het toezicht der over
heid vermag het zich niet te onttrekken. Aan de univer
siteiten zal het voortdurend worden uitgeoefend door de
ook met het beheer belaste collegiën van curatoren, over
alle andere, openbare en bijzondere, scholen van hooger
onderwijs zal het opgedragen worden aan een of meer
inspecteurs. Deze zullen den vrijen toegang hebben tot
alle dergelijke scholen en kunnen van schoolbestuurders j
en leeraren alle inlichtingen vorderen, weigering van
toegang of inlichting wordt met eene boete van f 25 en
bij herhaling van f 50, in het laatste geval met of zonder
gevangenisstraf van een tot drie dagen bedreigd. Het
regeerings-toezicht over de bijzondere scholen omvat ook
de kennisneming hunner reglementen of statuten, waarvan
de niet inzending binnen zekeren termijn met f 25 boete
en, na twee vruchtelooze aanmaningen tot herstel van het
verzuimde, met sluiting der school kan worden gestraft.
,/Grooter vrijheid zoo lezen wij in de Memorie van
Toelichting dan hier aan het bijzonder hooger onderwijs
is toegekend, zal volgens de grondwet wel niet mogelijk
zijn. In verband met art. 76 (het openstellen der inrich
tingen voor en het verstrekken van inlichtingen aan de
inspecteurs) zal moeten worden erkend, dat de wet het
toezicht, bij de grondwet geëischt, voor het bijzonder
hooger onderwijs zoo min mogelijk drukkend maakt." In
derdaad, het was met het oog op het grondwettig voor
schrift niet mogelijk het toezicht meer te beperken dan in
het aanhangige wetsontwerp voorgesteld is. En als schroomde
de minister, dat hij het toezicht nog te breed had opgevat,
voegt hij er nog vergoelijkend bij: „Het bijzonder hooger
onderwijs behoeft echter aan dat voortdurend geregeld toe
zicht der inspecteurs niet te worden onderworpen. De
regeering liebbe de bevoegdheid dat toezicht te doen uit
oefenen zoo dikwijls zij dat in elk speciaal geval noodig
acht."
Zelfs met de meeste eerbiediging der vrijheid van het
bijzonder hooger onderwijs zou het toezicht- strenger kun
nen zijn. Als men echter bedenkt welke inrichtingen, al
worden ze in het wetsontwerp of in de Memorie van Toe
lichting niet genoemd, tot het hooger onderwijs zullen
behooren, o. a. de seminaria tot opleiding van geestelijken,
dan zal men zich kunnen verklaren, waarom de regeering
zich in deze wenscht te houden aan het allerminste waartoe
de grondwet haar verplicht. Wenschelijker zouden wij het
achten als de regeering niet de minste notitie van de
kweekscholen ter opleiding van godsdienstleeraars behoefde
te nemenhare houding kan niet anders dan eene passieve
zijn, waardoor het onderwijs volstrekt niet gebaat wordt;
zij schijnt alzoo slechts lastige dwarskijkerij en loopt zelfs
gevaar als bemoeizieke inmenging beschouwd te worden.
Maar nu het toezicht niet te vermijden is zoolang onze
tegenwoordige grondwet van kracht blijft, is het zeker te
billijken, dat de regeering het toezicht daar, waar het bij
eenige strengheid met onwil begroet worden en misschien
wel aanleiding tot zeer onaangename botsingen geven zou,
waar het naar onze begrippen van de vrijheid der kerk
genootschappen zelfs niet te pas komt, niet verder heeft
uitgestrekt dan de letter der wet haar verplicht. De catho-
lieken, die meer dan anderen naijverig zijn op de regeling
va* al wat hunne Kerk betreft buiten eenige bemoeiing
van de wereldlijke macht, zullen vooral met het wetsont
werp ingenomen en er de regeering erkentelijk voor zijn,
het dagblad de Tijd althans laat zich er zeer gunstig
over uit, en doet hulde aan het streven des ministers, om
de vrijheid te eerbiedigen, welke aan het bijzonder hooger
onderwijs verzekerd is.
Van bepalingen als in Pruisen, waar het wetenschappe
lijk gehalte der aanstaande geestelijken van Staatswege
voorgeschreven en gekeurd wordt, hopen wij in Nederland
verschoond te blijven. Het blijkt ons niet, dat zij den
inwendigen vrede, het vertrouwen tusschen regeering en
volk bevorderen. Wij loopen met het aanhangige wets
ontwerp geen gevaar, den Pruisischen weg op te gaan,
moge het daarom tevredenheid wekken met den zoo veel
vrijeren als wij hier te lande bewandelen, en bij hen, die
't anders mochten meenen, de overtuiging, dat het libera
lisme in Nederland de kerkgenootschappen niet vijandig,
maar jegens alle verdraagzaam en billijk is.
Het Dagbl. van Zh. en Gr. bevat eene particuliere correspondentie
uit het bivak bij Penajong, dd. 18 Jan., van een officier die tot
den staf van kolonel de Roy van Zuidewijn heeft behoord, bij de
operatie van 6 Jan., waarbij van eene magt van 1100 man 230
man gedood en gewond werden, meest allen door kogels.
Van 't gebeurde op dien dag, geeft de bedoelde officier het
volgende verhaal: „De kolonel, die pas van Padang was aange
komen ter vervanging van den gewonden kolonel Wiggers van
Kerchem, heeft zich bijzonder kranig gehoudenzonder hem hadden
wij nooit den missigit met omliggende versterkingen genomenzijn
personele moed, zijn voortvarendheid, zijn élan heeft ons de over
winning bezorgdhet paard werd onder hem doodgeschoten, terwijl
de kogel, dwars door het paard gaande, in zijn regter onderbeen
even boven den enkel bleef zitten; trots die wonde heeft hij toch
het commando blijven voeren en te voet de troepen tegen de borst
weringen aangevoerd en voorgegaan. Ik had de eer verschillende
orders van den kolonel gedurende het gevecht over te brengen. Op
het oogenblik, dat de troepen onzerzijds begonnen te weifelen
wegens de zware verliezen, zijn wij onder een hoerah de troepen
voorgegaan: met dit gevolg, dat we den vijand verdreven: van de
7 stafofficieren van den kolonel werden er 5 gewond, de kapitein
der artillerie Schneiter kogel in den regteiarm, verbrijzeling van den
elleboog, waarom de arm denkelijk moet geamputeerd worden
kapitein van Lier, half matte lillakogel tegen den rag, die zware
inwendige kneuzing heeft veroorzaakt, tengevolge waarvan veel
gevaar voor zijn leven bestaat; luitenant ten Bosch, schampschot
regter-bovenarm, terwijl ook zijn paard twee schampschoten bekwam;
kapitein van Daalen (die een verduiveld kranige kerel is) en da
lste luitenant de Jongh, matte kogels, die trouwens weinig te
beduiden hadden. Met veel moeite ben ik te paard door restes van
bamboe-doeri gedrongen en verder de versterking in, waar ik
echter moest afstijgen, om de borstwering, die ik voor mijn neus
kreeg; daarop ben ik gerend naar de oostzijde van den missigit,
die ik niet gesloten waande door een muur, doch slechts door een
kleine borstwering, waarover ik heensprong en van die zijde dan
ook de eerste was, die in den missigit kwam; een 50tal flankeurs
waren echter reeds van een andere zijde in de versterking ge
drongen, waarop de vijand de vlugt had genomen. Ziedaar in korte
trekken, wat er met mii op 6 Jan. is gebeurd en vlei ik me, dat
je over me tevreden zult zijn. Dien dag werden 12 officieren gewond,
luitenant Comfurius kreeg een vreeselijk schot door beide oogen, totaal
blindverder vrij ernstig kapitein von Mauntz, schot in den buik
luitenant Hemmes schot door regterheup.
HELDER en NIEUWEDIEP, 7 Maart.
Men deelt ons mede dat dezer dagen 11 conducteurs
en 2 hoogere beambten van de Holl. Spoorweg-Maat
schappij in hunne betrekkingen zijn geschorst en wel naar
wij vernemen wegens het dubbel gebruik maken van kaarten.
De zaak is in handen der justitie. Ter vervanging van den
laatstfungerenden stationschef te Alkmaar is als zoodanig
benoemd de heer K. F. Caron, chef aan het zeestation alhier.
Voor de 147- plaatsen als kadet aan de Koninklijke
Militaire Academie te Breda hebben zich tot nu toe slechts
28 sollicitanten opgedaan.
Eergisteren is te Schagen een koedrijver midden op
den weg dood gebleven.
Jl. Maandag geraakte te Noordscharwoude een
jeugdig meisje in het water en zonk dadelijk naar den
grond. De heer Hulst, med. dr. te Alkmaar, die in deze
streek zijne patiënten kwam bezoeken, was juist getuige
van dit ongeval en haaste zich ter hulp. Het gelukte
hem het kind uit het water te halen en met hulp van
den geneesheer Jongeneel slaagde hij er in, de bijkans
uitgedoofde levensgeesten van het kind, na langdurige
pogingen, wêer op te wekken.
De aardappelenoogst, zoo meldt men dd. 5 dezer uit
Oosterblokker, was in ons district en in geheel Noordholland
in 't vorig jaar zoo goed, dat de verbouwers groote hoeveelheden
hebben kunnen kuilen. Er is alzoo vooruitzigt, dat spoedig,
als de kuilen geopend worden, de prijzen, hoewel deze
ditmaal niet buitengewoon hoog waren, zullen dalen.
Te Enkhuizen is voor het nationaal geschenk op 12
Mei a. s. bijeengebragt de som van f 460, en te Grootebroek
de som van f 176.
Dingsdag den 10 dezer zal voor het prov. geregtshof
in Noordholland teregt staan J. D. H. Francino, oud 46
jaar, geboren te Rotterdam, beschuldigd van poging tot
opzettelijke brandstichting in een gebouw in de Spuistraat
te Amsterdam. Als verdediger van den beschuldigde zal
optreden mr. Ph. A. Haas Az. Francino was tijdens den
brand, die op 6 Dec. jl. in het pakhuis van de firma
Rohliug Co., op den hoek van de Spuistraat en de
Huiszittensteeg aldaar, uitbrak, houder van een publiek
huis, dat aan het verbrande perceel paalde. Uit winstbejag
heeft hij gedurende den brand pogingen aangewend om
dien tot zijne woning uit te breiden, onder den schijn dat
de vlammen daarheen waren overgeslagen. In dat misda
dig voornemen is hij echter tegengewerkt door de bij hem
inwonende vrouwen, die zijn plan aan een politieagent
mededeelden, waarop Francino in hechtenis genomen en
voorloopig gevangen gehouden is. Hij zal zich thans
tegenover de justitie te verantwoorden hebben.
Het uitblijven van berigten uit Atsjin, zegt hetHld.,
moet zeker worden toegeschreven aan het gemis van
belangrijke gebeurtenissen op het oorlogsterrein, waar de
opperbevelhebber waarschijnlijk voortgaat met het versterken
der veroverde positiën, en, ten einde het leger zooveel
mogelijk te sparen, afwacht, dat het vijandelijk land allengs
door gebrek aan hulpmiddelen tot onderwerping komt.
Intusschen hopen wij weldra omtrent de krijgsverrigtingen
in het verre oosten en den toestand onzer troepen heugelijke
berigten te vernemen.
Naar de Amst. Crt. verneemt, heeft de heer E. P.
de Monchy, president van de Nederlandsche Handelmaat
schappij, ontslag uit deze betrekking gevraagd tegen 30
Junij e. k.
De gemeenteraad van Amsterdam heeft benoemd tot
professor in de regtsgeleerdheid aan het Athenaeum mr.
C. Pijnacker Hordijk.