Benoeming-en, enz. Buitenland. Frankrijk. Burgerlijke Stand. Gemeente Helder. Marine-Haven Nieuwecliep. Ik heb alles gedaan wat in mijn vermogen lag om dien nood te ontgaan, doch kon niet anders handelen. Ik gaf daarom den last de stad te verbranden en het paleis te verwoesten; eerst was het mijn voornemen om ook de Bantoma, waarin de gewijde over blijfselen van vroegere Koningen worden bewaard, te doen ver woesten, doch de uitvoering van dit voornemen, zou mij vele uren hebben opgehouden en ik vreesde, dat, bij den hevigcn regenval, de rivieren, welke ik overtrekken moest, zóó zeer zouden kunnen zwellen, dat de terugtogt zeer lang en moeijelijk werd. Ik achtte het beter de gezondheid mijner troepen niet meer te wagen, be dreigd als die reeds was door het vochtige weder. Het paleis is volkomen verwoest. Naar hetgeen ik vernomen heb, meen ik te mogenaannemen,datdoorhetgebeurdehetj»resfiye en de militaire magt van Ashantijn eene vermindering heeft ondergaan, welke bijna met eene vernietiging van het rijk gelijk staat. Voor het oogenblik meende ik de vernietiging van Ashantijn te moeten vermijden, omdat het niet is te voorzien, welke inlandsclie staat de plaats van Ashantijn te midden der zwakke volksstammen op deze kusten innemen kan. Uwe excellentie kan overtuigd zijn, dat er nooit eene meer afschuwelijke regering op den aardbodem heeft bestaan, dan die, welke thans, welligt voor altijd, ten val is gebragt. De hoofdstad was een knekelhuis; de godsdienst des volks een mengelmoes van wreedheid en verraad; hare politiek maakte een deel van die godsdienst uit en kwam er mede overeen. Ik houd het er voor, dat, welk lot ten slotte aan de bevolking dezer kust moge beschoren zijn, de geheele vernietiging van zulk een rijk, wanneer zij plaats had, nooit eene reden tot onvermengd leedwezen zou kunnen zijn. In elk geval meen ik, dat het voornaamste doel mijner expeditie volkomen is bereikt. Onze bezittingen ter Goudkust zullen niet meer worden bedreigd door den oorlogzuchtigen geest van dit rijk. Ik kan hierbij voegen, dat de Engelsche vlag voortaan in geheel westelijk Afrika met ontzag zal worden bejegend, eene behande ling, welke zij in de laatste jaren in het geheel niet bij alle volks stammen plagt te ontvangen." Het British Medical Journal heeft uit de officiële depêches van sir Garnet Wolseley opgemaakt, dat van de troepen der landmagt, die aan de expeditie tegen Ashantee hebben deelgenomen, officieren, onder-officieren en soldaten, zijn gesneuveld 8 man; gewond: ge vaarlijk 12, zeer zwaar 9; zwaar 77 en ligt 163. De marine-bri gade is hierbij niet in rekening gekomen. De Engelsche bladen bevatten het volgende verslag van de uit- keering der duizend onsen goud door Ashantee aan de Engelschen. Den 13den Februarij verscheen een persoon, die als waarborg voor de goede bedoelingen van den Koning, de 1000 onsen goud bragt, welke van hem waren geëischt. Het was een schilderachtig tafereel dat men aanschouwde in eene hut nabij die van den gene raal, waar het goud zou geleverd en gewogen worden. De rijks ontvanger van Cape-Coast was overgekomen om zijn ministerie te verleenen. Hjj was aan de eene zijde gezeten, het goud ontvangende, terwijl tegenover hem een zes- of zevental Ashantijnen waren ge plaatst, voor wie een groot wit tafellaken was gespreid, waarop schotels, figuurtjes, armbanden, knoopen, maskers, belletjes, kake beenderen, schedels, platen, gesneden voorwerpen, alles van het zuiverste kostbare metaal, van allerlei vorm en gewigt, waren neer gelegd. In elk van die voorwerpen was een gaatje, om er een koord te kunnen doorhalen en het als keten of armband te kunnen dragen Voorts vond men er versierselen van deuren, gouden spijkers en eene menigte andere voorwerpen onder, die in de verwarring eener overijlde vlugt uit het paleis waren medegenomen Benoemd zijn: tot subst. off. v. just. bij de arrond.-regtbank te Hoorn mr. H. van Manen, thans subst.-griffier bij de arrond.- regtbank te Amsterdam; tot griffier bij het kantong. te Edam mr. E. A. E. van der Kemp, thans idem te Ommen; tot schoolopz. in het 8ste-schooldistrict van Noordholland mr. J. Gerdenier, te Hoorn; tot hulponderwijzer te Hoogwoud de hr. L. van Zelm, te N.-Niedorp. Pensioenen zijn verleendaan den afgetreden minister van marine L. G. Brocx van f 4000aan den gewezen inspect. van financiën bij het loodswezen bij het depart. van marine jhr. H. P„ F. Hooft, van f 1939. De luit. ter zee 1ste kl. J. Spanjaard wordt met den 1 April a. s. geplaatst in de rol van het wachtschip alhier. De dirig. off. v. gez. dr. F. J. van Leent, geplaatst bij het hospitaal der marine alhier, wordt met den 30 April a. s. op non activiteit gesteld. De off. v. gez. 2de kl. H. Moermans en P. C. Buijze, respect, geplaatst aan boord van den monitor Heiligerlee en gedetach. bij het hospitaal der marine alhier, worden met den 31 dezer op non- act. gesteld, terwijl met den 1 April worden geplaatst: bij het hospitaal der marine alhier de off. v. gez. 2de kl. W. H. Visscher van Aalst, aan boord van den monitor Heiligerlee de off. v. gez. 2de kl. M. Steensma, in de rol van het wachtschip alhier de off. v. gez. 2de kl. A. Pieters en der 3de kl. G. P. J. Theunissen, en gedetach. respect, aan boord der oefeningsvaartuigen Vulkaan en Ternate. De off. van adm. 1ste kl. J. C. L. K. van Wely, geplaatst bij het Kon. Inst. voor de Marine alhier, en de off. van adm. 2de kl. J. Beijer, dienende aan boord van het ramschip Buffel, worden met den 30 April a. s. op non-act. gesteld en met den 1 Mei vervangen resp. door den off. van adm. 1ste kl. J. C. Coops en dien der 2de kl. F. Hora Adema. Aan den klerk bij de directie der marine te Amsterdam J. Ruwers is eervol ontslag verleend, met toekenning van pensioen. Bonnard, een gewezen loodgieter en Pelata, de zoon van 6én voormalig sergeant de ville van Toulouse, zijn als medepligtigen in den moord gepleegd op Vincenzini (26 Febr. 1871) in ons vorig nummer breedvoerig vermeld, ter dood veroordeeld. Ofschoon door den Parijschen gemeenteraad, op voorstel van den prefect van politie, den heer Léon Renault, aan de weduwe van den brigadier Vincenzini een jaargeld van 800 fr. is toegelegd en de Figaro haar uit eene ten behoeve der slagtoffers van de Commune geopende algemeene inschrijving in 1872 8000 fr. heeft toegelegd, is de mee warigheid met het lijden en het lot dier vrouw door de hartverscheurende bijzonderheden, welke het regtsgeding heeft aan het licht gebragt, andermaal in eene sterke mate gaande gemaakt. Onder anderen heeft het Bonapartistische orgaan 1'Ordre eene nieuwe inschrijving voor de nageblevenen van Vincenzini geopend. Naar men thans meldt, heeft Keizerin Eugénie daarin voor 500 fr deelgenomen. Evenals in ons land, is ook in Frankrijk in de laatste dagen veel sneeuw gevallen. Te Parijs heeft het jl. Dingsdag en Woensdag gesneeuwd en Donderdag ijzelde het zoo sterk, dat 's morgens van 9-12 uur niet minder dan 157 paarden vielen. De optogt van de waschvrouwen, die jaarlijks bij halfvasten plaats vindt, kon niet doorgaan, omdat de „Koningin der waschvrouwen," toen zij op den eerewagen wilde klimmen, uitgleed en zich zoo ernstig aan den voet bezeerde, dat zij naar huis moest gedragen worden. Het Fransche regeringsblad deelt eenige bijzonderheden mede omtrent de door den heer Pertuiset georganiseerde expeditie naar Vuurland, die bij het Fransche Aardrijks kundig Genootschap van het consulaat van Frankrijk te Valparaiso ontvangen zijn en dus als authentiek kunnen worden beschouwd. Het blijkt daaruit, dat de expeditie gelijk reeds eenige weken geleden ter loops is gemeld op hare bestemming is aangekomen. De ontscheping op de kust van Vuurland heeft den 7 Dec. jl. plaats gehad. Ondanks het ongunstige weder heeft de betrekkelijk kleine groep avonturiers oumiddelijk, „van het hoofd tot de voeten gewapend", den togt van de kust naar het binnenland aan gevangen. Hunne eerste ontdekking is geweest een meer van 20 a 25 'kilometers in omtrek, 't welk in eene bekoor lijke streek gelegen en met eenden, ganzen en andere watervogels bedekt was. Dit meer is naar den aanvoerder der expeditie genoemd. Aan het zuidelijk uiteinde van dezen uitgestrekten plas stuitte de expeditie op eene groep Vuurlanders, die oumiddelijk op de vlugt gingen. Eene vrouw met twee kinderen, die zich in het hooge gras ver scholen hadden, vielen den Europeërs in handen. Uit het kermen der gevangenen liet zich afleiden, dat zij vreesden afgemaakt te zullen worden. Hunne droefheid verkeerde evenwel spoedig in uitgelaten blijdschap toen de aanvoerder de vrouw, die minder afzigtelijk was dan de vroegere exemplaren van het Vuurlandsche ras, die men in de verte aanschouwd had, eenige versnaperingen en snuisterijen liet geven. „Ik vaardigde schrijft de heer Pertuiset eene voorhoede van vijf man, onder aanvoering van den kapitein Marguin en den burggraaf Bourguet, naar de Vuurlanders af om een vredesverdrag met hen te sluiten, doch, naar de talrijke vuren te oordeelen, die zij op alle punten ontsteken, twijfel ik er zeer aan, of zij ons wel vriendschappelijk zullen willen bejegenen. Ik zal echter niet dan in den uitersten nood tot geweld mijne toevlugt nemen." Men had bij het afzenden der berigten nog slechts eene enkele inlandsche hut aangetroffen. Deze was verlaten, en het eenige opmerkelijke, dat zij opleverde, was het overgroote aantal doode ratten, die men er in bijeenvond. Engeland. Het regtsgeding van den valschen Tichborne heeft een jong echtpaar een uit velen welligt! op tragische wijze te gronde gerigt. Als welgezeten lieden begonnen ze hun huishouden, toen do echtgenoot, in weerwil van de tegenkanting zijner vrouw, zich. liet verleiden om veertien duizend p. st. te beleggen in aandéelen der leening, door den „eischer" tot het voeren vaf> zijn geding aangegaan. Na 't laatste verhoor van dezen begon de jonge man den moed te verliezen, sloeg aan 't kwijnen en stierf van verdriet. Te Portsmouth en in andere havensteden worden reeds toebereidselen gemaakt om de dapperen, die als over winnaars van de Goudkust terugkeeren, op regt feestelijke wijze te ontvangen. Bijna alle troepen, dus heet het in eene dépêche van Garnet Wolseley, zijn thans ingescheept. De aanvoerder zelf evenwel moet eerst den 27 Febr. II. zich hebben geëmbarkeerd. Ook onder het Engelsche volk gaan krachtige stemmen op, om in plaats van lijken te begraven die te verbranden. Sir Henry Thompson vooral ijvert voor die zaak, die zooveel minder gevaren zou opleveren dan het gewone begraven, waarbij door de langzame ontbinding stoffen geboren worden, die in gasvormigen toestand lucht, aarde en water bederven. Hij heeft door proeven gezien, dat in korten tijd een lijk kan worden verbrand, niets anders nalatende dan een weinig asch. De hitte, waaraan de het lijk bevattende metalen cylinder wordt blootgesteld, bedraagt 20Ó0 gr. F. In een tweedeu oven worden de ontwikkelde gassen verbrand. Eene snelle, reuklooze verteering treedt dus in de plaats van eene langzame verrotting en alle besmettende en nadeelige invloeden van het lijk worden vernietigd. Bij de drangredenen van sir Henry Thompson voegen zich ook die van honderden anderen, voornamelijk van geneesheeren, allen overtuigd van de wenschelijkheid om de Cremationin te voeren. Reeds binnen betrek kelijk korten tijd ziet men het verrijzen van voor die ver branding geschikte gebouwen te gemoet. Een telegram uit Chislehurst van gisteren luidt: Er zijn 6200 toegangkaartjes voor de receptie op Cambdenhouse afgegeven, alleen wat de Franschen betreft. In het antwoord, door den keizerlijken Prins op den toe spraak door den hertog van Padiia gegeven, betuigde hij er zijne erkentelijkheid over, dat de nagedachtenis des Keizers in Frankrijk zoozeer in eere wordt gehouden. De Prins meende verder te kunnen constateren, dat, ondanks het vertrouwen, hetwelk de loyauteit van den maarschalk Mac Mahon inboezemt, de openbare denkwijze in Frankrijk zich tot een beroep op het volk geneigd toont. Hij verklaarde voorts bereid om in de beslissing des land te berusten, hetzij de meerderheid zich ten gunste van de bestaande orde van zaken verklaarde, hetzij de naam Napoleon voor de achtste maal uit de nationale stembus te voorschijn rees. Opgave van af Zaturdag middag tot Dingsdag middag. ONDERTROUWD en GETROUWD: Geene. BEVALLEN: J. Jongebloed, geb. Selderbeek, (D.). A. J. P. Calkoen, geb. Verborst, (D.). H. Grunwald, geb Schrijver, (D.). J. F. Baak, geb. van Engelen, (Z.). H. Koole, geb, Bekink, (D.). OVERLEDEN: E. M. Bosch, 2 maanden. A. M. Lindemann, geb. Muhlhaus, 72 jaren. W. H. Hodde, 2 maanden. H. Bakker, 11 weken. M. C. Kruk, 11 jaren en 6 maanden. W. Sprang, geb. van der Meijden, 43 jaren. A. D. N. Scholten, 19 maanden. P. Troost, 45 jaren. G. Droog, geb. Middelie, 72 jaren. Weerkundige Waarnemingen te Helder (Landskeet) Weersgesteldheid: 15 Maart 12 u. Ligi Maart. II Uren. Windrigting' en Kraeht.| Barometer mm. Thermometer C. Vochtigh. procent. Toestand van de zee. Stand. Afw. Stand. Afw. 15 12 notn. 0.5k. 767.43 f 5.95 5.6 - 0.2 0.85 Vlak. d 16 12 wzw. 1.2„ 767.81 f 6.31 7.5 f 1-5 0.94 Slecht. 17 8 zw. 10„ 764.29 t 2.77 7.3 f 3.0 0.91 Golvend. 17 12 zw. 8„ 764.54 t 3.02 8.1 t 1-8 0.92 v tbewolkt, mooi. 16 Maart 12 u. Ligtbewolkt, beneveld, mooi. 17 Maart 8 u. Digtbewolkt, winderig. 17 Maart 12 u. Digtbew., beneveld, winderig. Zeilklaar liggende en vertrokken Schepen Groote Vaart. Aankomst. Vertrek. Schip. Gezagvoerder. Bestemming. 8 Maart. Bestevaer. C.v.d.Plas. Batavia. 11 Electra. P.H.Landweer. Batavia. 13 Albatros. H. H. Koek. Suriname. 11 Febr. 16 Maart. Sliedreoht. L.M.Willemse. Cardiff. 15 Maart. Bérónice. H. Rutters. Lissabon. Binnengekomen Koopvaardijschepen Groote Vaart. Binnenk. Schip. Gezagvoerder. Cargadoor. Herkomst., 14 Maart. Julius. K. Wijtsma. Duinker&Goedk. Suriname. 14 Lada. C. Medanich. ZurMühlen&Co. New-York' 14 Charitas. Z. Olivier. Hoogl.&v.Herw. Jamaica.;': 17 Reichstag. H. Ilanschildt. ZurMühlen&Co. Samarang. Binnengekomen Schepen bestemd hunne lading in de Buiten- of Binnenhaven te lossen. Schip. Gezagvoerder, Herkomst. Lading. Cargadoor. Elizabeth. J. Hassel. Newcastle. Steenk. Duinker&Goedk. Irene. J.H.Meijer. Reval. Graan. ZurMühlen&Co. LATRRE BERIGTEK. Aan een particulier schrijven uit het bivak Penajoeng, dd. 28;, Jan. aan de N. Rott. Crt., ontleenen wij o. a. Er is geen bres geschoten, ook is men niet met de loopgraven tot den muur of wal des kratons genaderd, de vijand heeft ons de poorten niet geopend tengevolge van een bombardement, ook zijn wij niet bij verrassing binnengedrongenin 't kort de kraton is niet in onze handen gevallen volgens een der gewone wijzen waarop vestingen genomen worden, maar in het volle daglicht zijn onze manschappen, zonder één sehot te doen, naar binnen gemar cheerd, toen men vermoedde dat de sterkte door den vijand ver laten was. Eene volledige beschrijving te geven van het oude verblijf des Sultans is mij niet mogelijk; zeker hadden weinigen hem gedacht zóóals hij waarlijk is. Gelukkig zijn eenige photografische gezigten in de binnenruimte genomen, die wel in den handel verkrijgbaar zullen worden gesteld en die beter dan de beste beschrijving een denkbeeld zullen geven van den chaos binnen de hoofdomwalling. 1 De laatste bestaat uit een regthoekige borstwering, hoog 4 a 5 m., van boven slechts 1 m. dik, maar voorzien van een walgang en een groot aantal traversen, scherfweeren, parados, enz. Alleen de Noord- en Westface en een gedeelte der Zuidface waren tot verdediging ingerigt, de zijden naar de rivier en het binnenland waren niet bewapend. Op de face tegenover de missigit telde men een 20tal vuur monden, van de meest uiteenloopende soort eu op de zonderlingste wijzen in batterij gebragt. Slechts 2 kanonnen stonden op oude veldaffuiten, de overige op rolpaarden of wel, en deze vormden het meerendeel, zij lagen eenvoudig op den walgang, terwijl er 2 geheel in de borstwering waren ingegraven, met de monding buiten en het zundgat binnen de borstwering, zoodat de kanonniers naar buiten moesten gaan om te laden. Vóór de borstwering liep een 6 m. breede gracht, gedeeltelijk nat, gedeeltelijk droog, en vóór de gracht en tusschen deze en den wal stonden heggen of paggers, grootendeels uit bamboe-doeri of andere doornstruiken bestaande, die eene bestorming bepaald onmo gelijk maakten. De verbazende hoogte dier heggen en de wildernis in en om den kraton zijn oorzaak geweest, dat men op zoo korten afstand er bij kon komen, zonder hem te ontdekken. In 't geheel zijn 52 vuurmonden in den kraton gevonden en daaronder zelfs een ijzeren achterlaadkanon van zeer oude constructie, blijkbaar niet gebruikt. Het best geconserveerde stuk was een soort houwitser {de luxe) van 61 cm. kaliber en slechts 21 cm. metaaldikte; het droeg het wapen van- Engeland en daaronder Jacobus Rex 1617. Het was ter halve dikte in den grond gezakt, en natuurlijk ook niet gebruikt, hoewel er een paar steenen kogels bijlagen. 't Gebrek aan projectielen is zonder twijfel de oorzaak geweest, dat wij van al die vuurmonden zoo weinig letsel hebben gehad. De vijand schoot met de scherven onzer projectielen of met niet gesprongen granaten (van ons) van 8 a 12 cM. In de binnenruimte van den bovenbeschreven hoofdwal, zag men bij den eersten oogopslag niets dan wildernis, stukken muur, ge wone inlandsche huizen en begraafplaatsen. Met de vroeger uit gereikte schets in de band kon men zien, dat binnen den aarden hoofdwal twee muren hadden gestaan op 60 a 6 0 pas van den wal en van elkander. Die muren waren nergens hooger dan 3 meter en hadden 1 meter dikte ongeveer. Door het midden van den kraton stroomt de Koerong Dalam. Veel interessants was er niet te vinden. De woning van den Sultan was uiterlijk door niets te onderscheiden van die van een gewoon Inlander en de arbeiders in Nederland hebben meestal een steviger huis (n. 1. van steen), al is het dan ook kleiner dan dat van den Sultan. Het was te herkennen aan een kist met brieven, welke was achtergelaten, en waarin o. a. een brief van Louis Philippe vhn 2 Jan. 1843. Verder vond men in een klein bijgebouw eene 3raderige velocipède. Het hechtste gebouw was het buskruidmagazijn, dat ongeschonden gebleven was, niettegenstaande daarom heen een groot aantal grana ten van 20 cm. waren neergekomen. Wel is waar was het nooit direct geraakt, maar de goede toestand waarin het verkeerde, en de piramidale vorm van het dek gaven mij de overtuiging, dat dit steenen gebouw tegen granaten van genoemd kaliber voldoende bestand was. De begraafplaatsen leveren misschien voor oudheidkenners veel aantrekkelijks, ik voor mij kon er niets bijzónders aan ontdekken. Het geheel droeg het kenmerk van groot verval en had meer het voorkomen van eene uitgestrekte wildernis, dan van een vorstelijk verblijf.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 3