1874. N°. 34. Vrijdag 20 Maart. 32 Jaargang. BER1GTEX BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJ1N. M HELDERSCHE «1 E\ NIÊUWEDIEPER COURANT. ,,Wij huldigen het goede." Yerichijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zattjrdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30, franco per post - 1.65. vertrekdagen der brievenmails Naar Oost-lndiê: via Triest 31 Maart 's avonds 6 u. tas Marseille 26 Maart, 's avonds 6 u. s s Brindisi 23 Maart, 's avonds 6 u. t Curagao én Suriname1 April, 's morg. 6 u. Kaap de Goede Hoop, via Southampton: 27 Maart, 's morg. 6 u. Den 24sten Jan. des middags ten 12 ure, zoo meldt men o. a. van particuliere zijde, rukten de troepen den kraton in, die alzoo zonder stormen en zonder een aantal menschenlevens te kosten, in onze handen gevallen is; tegen aller ver wachting was er niets van een paleis of zoo iets van den Sultan te zien en bestond de heele kraton in eene groote, door eenige muren omringde ruimte, met een aantal vuile bamboehuizenhet was er zelfs zóó onzindelijk, dat men het er niet kon uithouden van den stankdrie doode paarden lagen in verregaanden staat van ontbinding en daarbij waren de laatste dagen de heeren Atsjinezen er gele gerd geweest; een staaltje dus van hunne zindelijkheid. Zondag 25 was een feestdag; er was order gegeven aan de schepen om te vlaggen en het saluut, dat de Zeeland den vorigen dag op het eerste berigt had gedaan, werd door alle schepen herhaald; 's avonds werden de hooge autoriteiten en de kommandanten der oorlogschepen bij den opperbevelhebber geïnviteerd. „Nog moet ik u melden, zoo schrijft men o. a. aan de Haarl. Crt. dat den 31 Dec. door de marine eene geïso leerde onderneming is gedaan tegen eene voorname kam pong op Pedir-punt, waarvan het Hoofd 1500 man assis tentie naar den kraton had gezonden. Versterkingen en kampong werden beschoten en vernield en daarop werd eene landing beproefd. Aanvankelijk rukten wij verder, maar al spoedig werden wij door zulk eene massa vijanden geattaqueerd, dat men zich moest te vreden stellen met eene eervolle retraite. Men zegt van deze onderneming, dat het resultaat schooner had kunnen zijn. Het is hier de plaats er op te wijzen, dat reeds vroeger meermalen bij de 1ste expeditie en nu weder bij deze affaire de marine- landingsdivisien als infanteristen aan wal getoond hebben Een Reisverhaal. I. Reeds lang was het mijn voornemen om aan West-Friesland, doch vooral aan onze beroemde zeehaven hét Nieuwediep, een bezoek te brengen. Is in het barre wintergetij de de koude zeelucht niet animerend, ook laehl het niet toe, als de zon de dijken en duinen blakert en zelfs van het spiegelend water een gloed op ons schijnt af te werpen, ook laten het niet altijd zaken of omstandigheden toe, zoodat het mij aangenaaam was, dat ik nu daarvoor den tijd had en de barre winter nog niet gekomen was om mij in de kluis te houden. Het snelle stoompaard bragt mij dan ook door Kenne- merland naar het gewenschte doel. In mijn geest toefde ik op die plaatsen, door Hofdijk in zijne balladen bezongen, en ik stemde met de beschrijving van dien dichter in, die zegt: „Waar woud en weide zich ontmoeten, Een ènkle kerktöp aan 't verschiet Hét zwijgend landschap overziet; Half in de graauwe dampgordijnen De duinen van het west verdwijnen, En aan hèt oost een beukengaard Den bleeken hemel scheidt van de aard." In het oogenblik dat ik daar voortjoeg door de streken, waar wij ons Velzen voorstellen èn graaf Floris, de Egmonden, en zooveel personen, die ons met belangstelling vervullen; zelfs zweven ons even snel al de omgevende geesten voorbij, aan Wié door de sage leven gegeven was. Tot het meer hedendaagsche keeren wij terug, als we even een blik werpen op dé we'rkéh van het kanaal, waaraan reeds schatten besteed zijn en dat de verwachting van velen gespannen houdt, de vereeniging van de hoofdstad met de Noordzee. Doch gelegenheid ontbreekt mij om ditmaal daarover meer na te gaan, en voorwaarts gaat het voorbij Alkmaai, ó'ok zoo belangrijk in onze geschiedenis, tot wij ongemerkt door dë meer vlakke streken van West-Friesland heensnellen. Wij merken weldra op, dat een nieuw aangelegde streek door bus beschouwd wordt, waar nog de spade niet lang is werkzaam geweest en de kleine Woningen het bewijs géven in den laatsten tijd verrézen te zijn'; of zè onze goedkeuring wegdragen wordt niet gevraagd, maar zeker is het, dat niet uit een hygiënisch oogpunt die lage verdieping gebouwd is, en de (linke vrouw, die in Zondags- De volgende regelen ontvangen wij op ons verzoek ter plaat sing. Wij zeggen op ons verzoek; omdat er zooveel in voorkomt, dat onze plaatsgenooten met genoegen zullen lezen, hebben wij de toestemming tot opname verzocht. Wij zijn den geachten schrijver dank verschuldigd voor zijne welwillendheid, en vooral daar, waar hij blijken geeft van zijne ingenomenheid met Helder's jufferschap, ontvangt hij bij dezen ili het bijzonder een woord van dank. Red. Uitg-ever A. A. BAKKER Cz. Bureau; SOL li X P LI! I N, flf*. 163. gewaad ons voertuig, vóór hare woning, een blik toewierp, moet zich buigen om de lage deur weder in te gaan. Het schijnt mij iutussclien, dat ze er niet zwak uitziet en de buitenlucht dubbel vergoedt wat de woning aan, volgens deskundigen, noodzakelijke ruimte onthoudt. Na drie uren sporens van Amsterdam, af, en dat is een belangrijke zit in niet zeer comfortable wagons tweede klasse, zie ik eindelijk aan de duinen en de masttoppen daar achter, dat ik het eind van mijn togt nader en wanneer ik ook duidelijk den vuurtoren ontwaar heeft de trein opgehouden en hoor ik het welkom mij van het perron toeroepen. Wij haasten ons om huiswaarts te gaan en werpen en passant een blik op het station en omgeving, dat ons zeer meevalt en de namen van Bellevue en Musis Sacrum geven ons te kennen, dat Schoonheid en Kunst hier hare aanbidders tellen. In de woning van mijn vriend, hij woont digt bij het strand en wel aan het verste punt. is het mij gegeven een heerlijk panorama te genieten over het Marsdiep, en al is het niet verlevendigd op dit oogenblik door de zeilen van tal van schepen, de rustig voort gestuwde watermassa is voor mij een aangenaam gèzigt, het dóet denken aan den voortsnellenden tijd, alles bedekkende, zelfs wonden heelende, die eerst ongeneeslijk schenen. Snel dan voort, gij water vloed en neem in uwe golven op de tranen en het leed van die treuren in ons Vaderland en breng met den klimmenden vloed blijde tijding, ruime voorraad, die dankbaarheid en vreugde geeft. Van uit onze woning begaven wij ons langs de flinke zeewering van den Helder naar het Nieuwediep; de oude plaats toch, hoewel een gedeelte met het nieuwe vormende, wordt steeds de Helder genoemd, en zoo ge voorbij lange rijen van woningen voortwandelt, meerendeels van eene verdieping hoog, zult ge u verbeelden in een groote arbeiderskolonie te zijn; doch hierover nader, nu houden wij den zeedijk en bewonderen de kolossale zeewering, die met de reusachtige keijen in staat is het bulderend elemènt in bedwang te houden. Zag ik reeds uit mijn logies, dat vestingwerken de mon ding van het Marsdiep bestrijken, ook zie ik hier de Oost,- Louise- en Wier-batterijen met zwaar geschut gewapend, gereed om onge- noode gasten op afstand te houden, de zware achterladers met stapels kogels in de nabijheid, waarvan een enkel schot circa f 100 kost, de mortieren achter den dijk bij de Louisebatterij schijnen mij toe minder aangenaam te zijn om liefkozingen van die dame te ontvangen en voorzeker zullen velen met mij wenschen, dat het onnoodig is de geharnaste dame verbolgen te maken; wij weten toch dat een Kenau Hasselaar en Trijn van Leemput geen vrouwtjes waren om mede te spotten. Aan de marinehaven ligt het keurige wachtschip „Kortenaar" en alles ziet er uit alsof hèt schip vereerd zal worden met een hoog bezoek, zoo fraai glimt het koper, zoo geregeld is alles. De ram- torenschepen, thans rustige buren, zien er uit als wisten ze van de wereld geen kwaad, en met de grootste bedaardheid wandelen de jonge dames voorbij die geduchte beschermers onzer zeehavens. Wij slaan een blik op het zoogenaamd Paleis, waar de comman- Prij« der Adverteatién Vsn 1i regel» 00 cent, elke regel meer 15 cent. j Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. dant der zeemagt alhier zijn verblijf en bureaux heeft en daarnaast op het etablissement, waar onze zeeofficieren worden gevormd. Voor ditmaal strekken wij onzen togt niet verder uit, er. na een kjjkjè op het Wierhoofd zetten wij ons een oogenblik in het hfltcl den Burg neder. II. Na onzè korte rust begeven wij Ons weder op weg om een blik te werpen op de uitgebreide établissementen der Marine. Hoewel alles grootendeels onder de regering van Koning Willem I is aan gelegd, is het aan Napoleon te danken, dat daarmede een aanvang werd gemaakt en had deze groote plannen met deze zeehaven in het noorden van Frankrijk. De prachtige haven geeft ons een tal van koopvaardijschepen te zien, die door reusachtigen bouw en netten vorm de aandacht verdienen. Wij zien het stoomschip de Koning der Nederlanden, teruggekomen van de laatste reis en nog daarvan de kenteekenen dragende, hoewel alles er uitnemend uitziet; en na een coup d'oeil over de fraaije en ruime aanlegplaats gerio'- men te hebben, begeven wij ons voorbij de binnenhaven, waal- onderscheidene vaartuigen thans onttakeld liggen, om nu weder voor een nieuwe onderneming gereed gemaakt te worden. Het is een vreemd gezigt, een aantal mannen bezig zijnde om met werk in den bodem van het geheel op den kant liggende schip allé naden te breeuwen, (digt te maken.) De om de binnenhaven liggende huizen geven het bewijs, dat er velen van wensehen te profiteren om het Janmaatgemakk<;lijkte maken, de ontvangen gage wat te dunnen, en menige verkeerde baak is oorzaak dat het schip mét lading en al verongelukt. Langs verschillende grachten bereiken wij het Centrum, een koffijhuis dat zeer gezien is en waar onderscheidene verkoopingen plaats vinden. Het flinke ruime lokaal, waarin ook een paar nette billarten staan, staat niet achter bij koffijhuizen in groote steden'. Wij zien dat ook de voornaamste dagbladen hier eene plaats viudètt, en na daarin terloops tijdingen uit Atsjin gelezen te hebben, zetten wij onze wandeling voort. Overal nieuw aangelegde straten, waar van nog vele zonder plaveisel, en afperkingen voor nieuwen aanleg, geven het bewijs, dat deze zeeplaats nog vooruit gaat in bevolking langs de zeekanten en rivieren van Overijssel en Friesland. Langs de Weststraat, door 't publiek achter de rasters genoemd, en den Kanaalweg gaan wij voorbij de R. C. kerk, die der Doöps'- gezinden en Israëlieten en keftèn van de Hervormden, alsmede eenige inrigtingen van liefdadigheid en komen zoo weder van het Nieuwediep aan den Helder. Het nette stadhuis mag wel gezien worden. Sommige woningen zijn alhier nog voorzien van groen geverwde bovengevels, die ons doen denken aan de plaatsen langs de zeekusten en rivieren van Overijssel en Friesland. Ons diner en garijon geeft gelegenheid met een blik op het fort Erfprins de militaire zaken nader te bespreken en de inrigting Van dat fort, waar eene ruime kazerne en andere gebouwen' zijn. Dat fort maakt met de batterij Kaaphoofd en de forten Kijkduin en Admifaal Dirck» een belangrijk verdedigingspunt van die zeehavèn uit. Op zeer weinig waarde te hebben. Dit is echter niet te wijten aan de menschen. Minder courage dan de soldaten hebben zij niet. In den regel winnen zij het van deze in physieke kracht, vlugheid en handigheid. Maar zoowel bij officieren als matrozen ontbreekt de noodzakelijke oefening en er is daardoor totaal gebrek aan onderling vertrouwen en ver trouwen op het wapen, waarmede zij gewapend zijn. Hoe uitstekend het tegenwoordige achterlaadgeweer ook is, waar mede ook de marine geheel gewapend is, in de handen van een ongeoefende verliest het veel van zijne waarde. De marine moet in zijn element blijven. Als artilleristen hebben ze getoond behoorlijk op de hoogte te zijn. In het debarkeren, het dekken van debarkementen, het trans porteren van vivres enz., het sjouwen met zware lasten bewijzen zij uitstekende diensten, maar om ook nog als infanterist op te treden moet men ze oefenen en ik behoef u niet te zeggen, dat, na eene blokkade gedurende p. m. 8 maanden van eene vijandelijke kust en dat nog met ver scheidene schepen die zoo kersversch uit Holland kwamen, met veel onbevaren volk aan boord, er wel wat anders te doen was dan het houden van infanterie-exercitiën; trou wens de gelegenheid ontbrak geheel. Alsbewijs vanhet boven staande diene het volgende: Bij den coup de inain tegen Djoloh (oostkust Sumatra) door eene marine-landingsdivisie van p. m. 120 geweren hadden de onzen, nadat zij de schoone kampong geheel vernield hadden, eene attaque te doorstaan van den in het eerst verrasten vijand. Het hevige, doch minder juist gerigte snelvuur van de onzen belette niet, dat sommige Djolonezen met het blanke wapen tot in het gelid drongen. Een van hen deed een slag met zijn klewang naar een in de voorste rijen staanden matroos, die den slag pareerde met zijn geweer, maar zoo onhandig, dat hij een houw over den arm ontving. Zijn wapen viel hem uit de hand, maar ook den Djolonees ontviel door de hevigheid van den slag zijn klewang. De laatste bukte snel om het weder op te rapen, maar de matroos gunde hem daartoe den tijd niet. Hij trok zijn mes (kortjan) wierp zich op zijnen tegenstander en sneed hem na een korte worsteling den nek af. Die matroos had juist geen gebrek aan moed, maar wel gebrek aan oefening in de behandeling van zijn wapen. Wanneer hij dat gehad had, dan zou de Djolonees reeds lang vóór dien tijd een lijk geweest zijn," Het Utr. Dagbl. ontleent aan een particulieren brief uit Atsjin, dd. 27 Jan., eenige niet zeer geruststellende bijzonderheden „De schrijver verhaalt o. a. d at op den 20 Jan., den dag waarop het 2de bat. uit Padang werd ontboden, onze mflgt door dooden, gewonden en cholera zoo was ingekrompen, dat er slechts 3100 strijdbare mannen overbleven. Al is de kraton genomen, hij meent dat er nog heel wat te vechten zal vallen; 24 uur gaans verder, schrijft hij, nioet een veel betere en sterkere kraton liggen van Panglima Polim. Als de troepen daar naar toe moeten, hebben ze vooreerst nog wat te doen, natuurlijk door onge baande één-mansvoetpaden of misschien door de wildernis. De cholera was ook weer verergerdhonderd man waren in de laatste drie dagen, vóór het afzenden van dien brief, nog aan die ziekte gestorven." Wij willen hopen dat wij hier te doen hebben met een pessimist, die door een vergrootglas ziet. Volgens schrijven van kapt. H. Dienske, gezagvoerder van de Kosmopoliet III, van de reede van Atsjin, dd. 17 Jan., had hij den 14 Dec. de eerste gewonden aan boord gekregen, en wel twee Atsjinezen. De eerste was zwaar aan het hoofd gewond en stierf drie uren nadat hij aan boord werd gebragt. De ander was aan het been gewond, maar had zich letterlijk dood laten hongeren. Hij wilde volstrekt niets gebruiken, zoodat hij den vijfden dag overleed. Het Hoofd-Comité van het Eoode Kruis ontving dezer dagen een schrijven van het Centraal-Comité te Batavia van 31 Jan. jl., ten geleide van een afschrift van eéh brief van den militairen opperbevelhebber, tevens civiel regerings-commissaris bij de 2de expeditie tegen Atsjin', aan bedoeld Centraal-Comité gerigt en waaraan men het volgende ontleent „Het Centraal-Comité van het Eoode Kruis in Nederl. Indië verdient in hooge mate de erkentelijkheid van dè expeditionaire zee- en landmagt, strijdende in de wateren of op den bodem van het Atsjinesche rijk. Wij roemen vooral de goede keuze uwer gedelegeerden, die met ware menschenmin hun taak begrijpen, en die volbrengen met een moed en een volharding, die onze bewondering heeft opgewekt, hetzij dit plaats heeft aan de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 1