BIJVOEGSEL, behoorende tot de
Heldersche en Nieuwedieper Courant
van Woensdag 1 April 1874, No. 39.
BERI6TEN BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJIN.
Verslag der verrigtingen door de aeesnagt ia dc
wateren van Atsjin van 18 Mov. tot 31 Siec. iS?3.
Nadat bepaald was, dat de vijandelijkheden te land tegen
Atsjin einde Nov. hervat zouden worden, werden de sche
pen van het blokkade-eskader, met uitzondering van die,
welke de oostkust geblokkeerd hielden en Edi beschermden,
tegen 23 Nov. naar Groot-Atsjin opontboden, ten einde de
operatiën van de zeezijde te ondersteunen.
Ter oostkust bieren achter de Timor, Bommelerwaard,
Maas en "Waal, Briel en Coehoorn; de station werd uit
gebreid tot Agoem-Agoem ter n. kust en het bevel met
2 Nov. opgedragen aan den luit. ter zee 1ste kl. P. H.
Bogaert. Middelerwijl was het eerste schip der transport-
vloot, de Sloet van de Beele, 22 Nov. ter reede Atsjin
gearriveerd en bleek bij onderzoek de cholera daar aan
boord uitgebroken te zijn. Ter voorkoming van verdere
besmetting besloot de commandant der maritime middelen,
in overleg met de geneeskundigen, de troepen in de baai
aan de n. w. zijde van Poeloe-Nassi, die in dit jaargetijde
het veiligst en daarenboven beneden 's winds van de reede
gelegen is, te doen debarkeren.
Zr. Ms. stoomschepen Watergeus, Riouw en Sumatra,
onder bevel van den kapt.—luit. ter zee K. C. Bunnik,
werden aangewezen de landing te beschermen, terwijl de
Banda post zou vatten nabij den w. hoek van het eiland,
ten einde voorloopig een wakend oog te houden, dat geene
vijandelijke vaartuigen van den vasten wal onze troepen
zouden overvallen en de gemeenschap tusschen die schepen
en de reede open te houden.
Den 24sten 's morgens vertrokken genoemde schepen
met eenige debarkements-middelen op sleep en gevolgd
door de Sloet van de reede en kwamen te 11 u. 30 min.
in de aangewezen baai ten anker. Aldaar werd een uit
gestrekt strand met ligt begroeid terrein en klapperboomen,
gunstig om te debarkeren, aangetroffen. Eene kampong
werd er echter niet gevonden, wel eenige verspreide hui
zen bij de ladangs.
Evenwel werd order gegeven om te debarkeren. De
stoombarkassen met de sloepen vol soldaten, beschermd
door eene gewapende barkas van ieder schip, verlieten
spoedig de Sloet; de schepen haalden zich dwars en had
den de landingsplaats op circa 1 a 2 kabellengten onder
schot. Zonder den minsten tegenstand echter landde de
geheele magt, hetgeen vlug en ordelijk onder bevel van
den luit. ter zee 1ste kl. G. J. Buyskes te 2 ure was
afgeloopen, begunstigd door schoon weder en weinig
branding.
De ontscheping der zieken, goederen enz. had daarop
plaats en met regen-tenten en andere artikelen der schepen
werden de gedebarkeerden geassisteerd.
Aan den wal werden verkenningen gedaan en te 4 u.
30 min. ontving de commandant mededeeling van den majoor
Cavaljé, commandant der troepen, dat een vrij goed bivak,
ook met betrekking tot een afgezonderd lazareth, zonder
tegenstand was gevonden. Gedurende den nacht werden
de beide stoombarkassen op brandwacht gelegdniets bijzon
ders had echter plaats. Den volgenden dag werd voort
gegaan met het versterken van het kampement en wer
den de Sumatra en Banda naar Atsjin teruggezonden.
Dienzelfden dag, 24 Nov., kwamen ter reede Atsjin de
Baron Mackay met het Nederlandsche koopvaardijschip
Nancy en de Willem Kroonprins der Nederlanden.
Aan boord der schepen was de gezondheidstoestand
gunstig.
Op den voormiddag werd van de Citadel, die 2600
meters van de Atsjin rivier lag, gezien, dat de vijand aldaar
bezig was aan het arbeiden aan versterkingen. Onmidde-
lijk werd order gegeven dit met granaatvuur tegen te gaan.
Verscheidene schoten werden door de Citadel spoedig en
juist op den wal gerigt, waarop de vijand aftrok en het
vuren gestaakt werd. Met geen enkel schot werd het
vuur beantwoord.
De cholera op de Willem Kroonprins der Nederlanden
weder uitgebroken zijnde, werd dit vaartuig den volgenden
dag naar Poeloe-Nassi gedirigeerd onder escorte van
Zr. Ms. stoomschip Banda.
Nog kwamen dien dag ter reede de ingehuurde particu
liere stoomers Holland, Chancellor en van Swieten; deze
laatste met 2 stoombarkassen op sleep. De beide eerstge-
noemden hadden cholera-gevallen aan boord gehad en
werden op de reede in quarantaine gehouden. Den vol
genden dag, 26 Nov., arriveerden de particuliere stoomers
Madaloni, Ariadne en Scotland; de eerste en laatste in
quarantaine.
Een gedeelte der troepen van de Kroonprins debarkeerde
op Poeloe-Nassi. De station werd aldaar door de Water
geus overgegeven aan de Riouw, terwijl eerstgenoemd vaar
tuig, evenals de Banda, naar de reede Atsjin terugkeerde.
Den 27sten Nov. kwam de Jason ter reede en werd
onder quarantaine gesteld.
De Riouw werd den volgenden dag door de Schouwen
vervangen en verder arriveerden ter reede de Alexander,
aan boord waarvan zich de opperbevelhebber bevond, zoo
mede de John Bramall onder quarantaine. De Chancellor
werd naar Poeloe-Nassi gedirigeerd tot evacuëring der
zieken.
Op de H. W. van den 29sten kwam Zr. Ms. stoomschip
Sumatra ter reede terug met het ingehuurde particuliere
stoomschip Sumatra op sleeptouw; welk vaartuig later naar
Poeloe-Nassi werd gedirigeerd tot evacuëring zijner zieken.
Nagenoeg tegelijkertijd kwam ook de Koningin Sophia ter
reede en werd de Jason uit quarantaine ontslagen. De
Scotland stoomde naar Poeloe-Nassi tot supplering van
water en werd geconvoijeerd door Zr. Ms. stoomschip
Riouw, dat des avonds echter ter reede terugkeerde.
Naar aanleiding van besprekingen met den opperbevel
hebber, had de commandant der maritieme middelen de
Amboina order gegeven om in den vroegen morgen van
dien dag naar de baai van Knrang Raba te stoomen en
aldaar opname te doen, ten einde den vijand in den waan
te brengen, dat eene landing van die zijde zou beproefd
worden, terwijl de Banda en de Gouvernements-stoomer
Bronbeek belast werden met een verkenningstogt beoosten
de Atsjin-rivier tot Pedro-punt. Met den chef van den
Staf embarkeerde aan boord van die flottille de kapt.-luit.
ter zee Binkes, aangezien deze door zijne gemaakte ver
kenning van dat gedeelte der kust welligt nuttige inlich
tingen zou kunnen geven.
Op de hoogte van Koeala Gighen werden beide sche
pen met vuur uit eene benting van den wal begroet,
zonder echter letsel te ondervinden. Het vuur werd dooi
de schepen beantwoord.
Te 10 ure ankerden beide stoomers weder ter reede.
Met den avond kwam de Amboina terug. Ook dit stoom
schip was bij aankomst in de Karang-Raba-baai beschoten
geworden, eerst met geweer-, daarna met lilla-vuur, dat
mede geene schade veroorzaakte en spoedig tot zwijgen
werd gebragt.
Nadat de vlaggestok aan den wal was neergeschoten en
geene vijanden meer zigtbaar waren, stoomde de Amboma
naar de reede terug.
Den 30sten Nov. verstoomde de Madaloni naar Poeloe-
Nassi om zieken te evaeuëren en water te suppleren, waar
toe den volgenden dag ook de stoomwaterschuit derwaarts
gezonden werd. 2 Dec. werd de John Bramall uit quaran
taine ontslagen en deed de Bronbeek een togt naar Poeloe-
Nassi, waarvan zij den volgenden dag terugkeerde. Deze
togt, zoomede eenige andere van dat vaartuig naar Poeloe-
Nassi, hadden plaats met den generaal-majoor Verspijck
en andere militaire autoriteiten aan boord tot opneming
van den toestand enz. aldaar.
Ook vertrokken dien dag nog eenige particuliere stoomers
naar Poeloe-Nassi tot evacuëring van zieken, het over
brengen van vivres, supplering van water enz., welke echter
allen in den loop van dien en volgende dagen terugkeerden,
terwijl eene dieiftt geregeld werd om dagelijks de cholera-
lijders van de schepen derwaarts over te brengen.
Ten einde de blokkade zoolang mogelijk effectief te doen
zijn, werden tot het maken van een kruistogt den 5den
December de Borneo langs de n. kust tot Telok-Samoi en
de Banda langs de w. kust gezonden. Beide vaartuigen
keerden ter reede Atsjin terug, zonder iets bijzonders op
hunnen togt ontdekt te hebben. Handelsvaartuigen werden
nergens aangetroffen, behalve een van Tampat-Toeam bij
Analaboe. dat proclamatiën rondbragt en deze volgens zeg
gen reeds te Soesoe en Rigas had afgegeven. Bij Pasangan
op de n.-kust werden slagt-ossen en gevogelte te koop
aangeboden. De tijd ontbrak echter om handelsbetrekkingen
aan te knoopen.
Op 5 Dec. was tevens van de reede vertrokken Zr. Ms.
stoomschip Amboina, tot het doen van een verkennings
togt aan de n. o. zijde van Poeloe-Nassi.
Daartoe embarkeerden aan boord van dien bodem de
kapt. der infanterie von Baluseck met drie opnemers en
een gids. Er werd koers gesteld naar de z. o. punt van
het eiland en van daar langs den wal tot in de n. der
beide baaijen, welke op de o. kust van dat eiland liggen
en aldaar in 7 vm. water geankerd. Het rif, dat zich
vooral langs het strand uitstrekt en met laag water bijna
droog valt en tusschen hetwelk en den wal weder dieper
water wordt aangetroffen, deed den met gewapende sloepen
naar den wal vertrokken kapt. onverrigter zake terugkeeren,
waarop de landing in de z. baai plaats vond, nadat het
stoomschip derwaarts vertrokken was. De landing ging
hier zeer gemakkelijk; de sloepen kwamen tot vlak tegen
het strand en er stond met flaauwen o. wind volstrekt
geene deining of zee. Nadat de vereischte opnemingen
gedaan waren, werd naar de reede teruggekeerd. Goed
drinkwater werd aangetroffen en slechts eenige huizen, die
verlaten waren, bij de bebouwde velden onderzocht.
Den 7 Dec. werd aan al de zich op Poeloe-Nassi be
vindende transportschepen order gegeven in den loop van
den dag naar de reede Atsjin op te komen. Alhoewel de
weersgesteldheid steeds ongunstig bleef en zware regens
vielen, besloot de opperbevelhebber tot het debarkement
op vijandelijken bodem over te gaan. De min gunstige
toestand aan boord van sommige transportschepen was
vooral eene reden om het debarkement niet langer te ver
tragen en in verband met dat voornemen waren op den
8sten al de schepen van Poeloe-Nassi ter reede Atsjin
teruggeroepen en werd de landing op den 9den bepaald.
Te 12 ure 's nachts van dien dag ligtte het landings
eskader, bestaande uit Zr. Ms. schepen Citadel, Watergeus,
Banda en Amboina, benevens de Gouvernements-stoomers
Hertog Bernard, Siak en Bronbeek, het anker en stoomden,
gevolgd door de aangewezen transport-stoomschepen en de
zeilschepen gesleept, tot bij kampong Tjankoel, namelijk
iets bewesten Pedro-punt, alwaar de oorlogschepen te 3
ure 15 min. in eene linie evenwijdig met den wal in 5 vm.
water ten anker kwamen op 11 kabellengte afstand en dezen
met den dag beschoten, terwijl op de transportschepen alles
in gereedheid gemaakt werd om eene brigade te debarkeren.
De luit. ter zee 1ste kl. Six was benoemd tot comman
dant der 1ste flotille gewapende sloepen van het landings
eskader; nog behoorden daartoe 2 gewapende sloepen van
Zr. Ms. fregat Zeeland, 1 van het Metalen Kruis, 2 van
de Soerabaija en 2 ongewapende van de Hertog Bernard,
welke als ambulance-sloepen dienst zouden doen.
Met het bevel over de transport- en debarkements-mid
delen was belast de luit. ter zee 1ste Mercier, aan wien
4 luits. ter zee 2de kl. waren toegevoegd, die ieder als
commandant eener stoombarkas belast waren met het slepen
der debarkements-vlotten, aan elk van welk verder eene
Noordsche vlet was toegevoegd.
Verder waren nog aanwezig eene stoombarkas voor ieddr
der genoemde luits 1ste kl. eene voor den commandant
van het landings-eskader en eene voor de ambulance-dienst
bij de gewapende sloepen-flotille.
De Bronbeek, Siak, Ardjoeno en Hertog Bernard waren
bestemd voor het verrigtten van sleepdiensten en om na
den afloop tot het openhouden der communicatie tusschen
het landings-eskader en het fregat te dienen.
Het vuur van het landings-eskader werd bij het positie-
nemen van den wal flaauw beantwoord. Te 8 uur 30 min.
gingen de schepen onder stoom en ankerden de Citadel en
Banda op de regter en de Watergeus en Amboina op de
linker flank tot dekking der te debarkeren troepen en om
tevens de ruimte te geven om het strand te naderen.
Te 1 uur 30 min. staken de gewapende sloepen van
boord, die met een vrij levendig vuur van den wal ont
vangen werden, dat echter zonder eenig verlies aan onzen
kant spoedig tot zwijgen werd gebragt.
Intusschen waren de sloepen der transportschepen, zoo
veel doenlijk, volgens de daartoe beraamde orde gerang
schikt, en naderde daarmede de infanterie der 2de brigade
de landingsplaats, waarop te 10 ure de eerste troepen aan
den wal sprongen en weldra de geheele brigade gedebar-
keerd was.
Deze rukte dadelijk in westelijke rigting op, voorafge
gaan door de Citadel en de Banda, die, langzaam langs
de kust stoomende en het vuur rigtende op de kleine ver
sterkingen, die hier en daar waren opgeworpen, den vijand
daaruit verdreven. De schepen die niet tot het landings
eskader behoorden, Zeeland, Metalen Kruis, Soerabaija,
Koopman, Borneo en Riouw, vertrokken te 3 ure in dien
morgen van de reede en vatten post beoosten en bewesten
Koeala-Gighen, alwaar een hevig en wel ingerigt vuur op
den vijand werd geopend en den geheelen dag onderhou
den, tengevolge waarvan de troepen met weinig moeite
konden oprukken. Slechts uit éene benting werd terugge-
vuurd, doch de kogels konden te naauwernood het schip
bereiken.
Naarmate de troepen voortrukten, werd ook het vuur
der schepen meer westwaarts gebragt totdat het met het
donker gestaakt werd.
Door de Zeeland alleen waren een 500tal projectielen
op den wal geschoten.
Beoosten Koeala-Gighen betrok de 2de brigade het bivak
en rejoigneerden de schepen alstoen het overige gedeelte
van het eskader.
In den namiddag debarkeerde de 3de brigade en sloeg
haar bivak langs het strand, iets meer oostelijk, op.
Met het aanbreken van den volgenden dag, 10 Dec.,
werd het vuur wederom geopend op kampong Gighen, in
verband met het operatieplan van den opperbevelhebber.
Aan de oostzijde der Koeala lagen nu geposteerd de Zee
land, Citadel, Watergeus, Borneo en Banda, terwijl Meta
len Kruis, Soerabaija, Koopman en Riouw aan de west
zijde geankerd waren. Tengevolge van het voortrukken
onzer troepen om de w. kregen eerstgenoemde schepen
order, alleen te vuren bewesten Koeala-Gighen, welk vuur
volgehouden werd tot 10 ure 50 min., toen het, ten einde
de bewegingen der troepen niet te hinderen, geheel ge
staakt werd.
Te 2 ure 30 min. werd berigt ontvangen, dat de marine
landings-divisie, die beschikbaar was gehouden om aan de
operatie deel te nemen, niet noodig was. Tot oefening
vereenigden alle gewapende sloepen zich nu bij de Water
geus om onder den commandant van dien bodem te exer
ceren en op het strand te debarkeren.
De Siak verrigtte sleepdiensten, artillerie, koelie's en
vivres werden gedebarkeerd. De Kinsbergen deed dienst
als aviso.
Te 6 ure 30 min. van 11 Dec. kregen het Metalen
Kruis en de Koopman order het anker te ligten en positie
te nemen bewesten de schepen, om daar de sterkte te
beschieten, terwijl de Soerabaija, Riouw en Borneo order
kregen om een matig vuur op den vijand te onderhouden.
De Watergeus vatte post tusschen de Riouw en het Me
talen Kruis; de Zeeland stoomde meer om de w., ankerde
bewesten het Metalen Kruis en opende vuur op zigtbare
vijandelijke versterkingen tot 12 uur, toen het vuur bij
aanwezigheid van troepen ter plaatse gestaakt werd.
Ook nu had de vijand van den wal niet op de schepen
teruggevuurd.
Te 3 ure verstoomde de Zeeland weder iets meer" om
de w. en opende tot zonsondergang haar vuur op eene
aldaar zigtbare versterking.
Door de Soerabaija werden gedurende den nacht enkele
schoten gedaan om den vijand te verontrusten, evenals
zulks den voorgaanden nacht was gedaan door de Borneo
en de Riouw. De commandant der maritieme middelen
zond nog 's avonds de Kinsbergen naar alle oorlogschepen,
ten einde, alle Noordsche vlotten te requireren om de
hoofdmagt den volgenden morgen vroegtijdig bewesten de
Koeala-Gighen te kunnen brengen.
Dit laatste geschiedde op verzoek van den opperbevel
hebber. Met het aanbreken van den dag van 12 Dec.
deed de commandant der maritieme middelen sein matig
vuur te openen op de vijandelijke versterkingen tusschen
z. en w., in verband met het plan van den opperbevel
hebber, om langs het strand met de hoofdmagt op te ruk
ken tot de versterking Moesapi.
Te 9 ure 45 min. werd verzocht de vlotten en sloepen
naar Koeala-Gighen te laten slepen, ten einde de artillerie
op de w.-landtong te brengen. Beproevende de Koeala
te doorwaden, had men daar meer water gevonden dan
verwacht werd, met het ongelukkig gevolg, dat 1 artillerist
met 2 paarden verdronken waren. Dadelijk werd. order
gegeven aan de Kinsbergen om, in overleg met den luit.
ter zee 1ste kl. Mercier, de noodige assistentie'te verleenen.
Volgens ontvangen sein van het Metalen Kruis, waren te
8 ure 45 min. de troepen reeds bewesten het bivak land
waarts ingetrokken.