1874. N°. 48. Woensdag 22 April. ,fc 32 Jaargang.
BEKENDMAKING.
Binnenland.
HELDERSCHE
EV NIEUWEDIEPER COURANT.
..Wij huldigen het goede."
Yeriehijït Dim«sdio-, Domdbïiho- Zjtumig namidd»*. I
Abonnemeataprija per kwartaal1.30.
frames per post - 1-65.
VERTREK GAGEN DER BRIEVENMAILS
Naar Oast—lndië: via Triest 28 April 's avonds 6 u.
Marseille 23 April, 's avonds 6 a.
„au Brindisi 4 Mei, 's avonds 6 u.
Curafao en Suriname, 1 Mei, 's morg. 6 u.
Kaap de Goede Hoop, via Southampton: 23 April,
's morg. 6 u.
De BURGEMEESTER der gemeente HELDER maakt ter voor
koming van ongelukken aan de ingezetenen bekend, dat de practisclie
schietoefeningen op de Hors met het geschut van Zr. Ms. oefenings
vaartuig „Vulkaan," weder op den 1 Mei e. k. zullen aanvangen.
Telkens één uur vóór den aanvang van de oefeningen, zal van
genoemd vaartuig een los schot worden gedaan en eene roode
vlag van den voortop worden geheschen, en zal de Hors alsdan
voor vaartuigen, personen en vee, in de rigting van de door piket
palen gemerkte schootslijn, tot op 4000 meters van af paal O
en ook in eene zijdelingsche rigting van ongeveer 600 meters
onveilig zijn. Bij het eindigen der schietoefeningen wordt de roode
vlag ingehaald.
Verder wordt in herinnering gebragt, dat het verboden is, de
projectielen en verdere materialen, welke op gemelde plaats liggen,
op te zoeken en zich toe te eigenen, zullende deze handelwijze
worden beschouwd als ontvreemding van 's Rjjks goederen, en
degenen die zich onverhoopt hieraan mogten schuldig maken, als
zoodanig worden vervolgd.
Helder. De Burgemeester voornoemd,
den 17 April 1874. STAKMAN BOSSE.
HELDEE en NIEUWEDIEP, 21 April.
Een jl. Vrijdag avond bij het Departement van Koloniën
ontvangen telegram van luit.-generaal van Swieten, gedag-
teekend Atsjin 14 dezer, behelst het volgende:
Van de Staten aan de Oostkust was nog geen enkel
berigt ontvangen. Aan de Noordkust had, behalve Gighen,
ook Endjoeng de Nederlandsche souvereiniteit erkend.
Den 11 dezer heeft de vijand een sedert lang aan-
gekondigden aanval op onze legerplaats gedaan, waarvan
hij zich veel succes en onze verdrijving had beloofd. Wanneer
dit de maat moet zijn van 's vijandc agressieve kracht voor
de toekomst, dan is zij zeer gering.
is
Praatjes over Landbouw.
XII.
Toen ik in Maart met mijn landwerk begon, had ik een veel
belovend „plan de bataille." Ik ging eens netjes uitrekenen wat
er al zoo te doen was voor Mei en of ik voor den eersten dier
maand met mijn werk gereed zou komen, 't Slaat als een bus,
hoor! Eerst dat stuk: zóóveel dagen ploegen, zóóveel mestrijden,
eggen; mooi op zijn tijd bezaaid; dan weêr een ander stuk,
dito dito, vervolgens een derde, enz. O jé, gemakkelijk vóór Mei
klaar. Nu, 't is niet kwaad een dag of wat over te hebben; de
grond is eens te nat of te hard bevroren, en dat kan dan nu ook
eenig oponthoud lijden. Ik was in mij zeiven zoo blij of het werk
reeds achter den rug was. O, domoor, die ik benHeb ik dan nu
niet jaren lang, ieder voor- en najaar dezelfde meer of minder
schoone berekening gemaakt, en is het mij niet telkens, op eene
groote uitzondering na, gebleken, dat de berekening verkeerd uit
kwam
„'t Is of het werk uit den grond barst!" zei me van daag
een confrater, en dat zie ik telkens, als ik aan den gang kom.
Maar toch geloof ik dat het beter is slecht te berekenen dan in
het geheel niet. Van dit laatste verdenk ik er velen en bij hen
sluit de rekening (of eigenlijk de niet-rekening) dan nog slechter,
dat geloof ik vast. De verkeerde berekening maakt mij in ieder geval
een beetje voorzigtiger en van jaar tot jaar komt ze dan ook wat
beter uit. Als ik tijd van leven heb, hoop ik er dus nog eens
te komen.
Als een bouwboer een weinigje met zijn beurs te rade wil gaan,
dient hij wel degelijk vooruit met zijn werk rekening fe houden,
't Is geen kunst om vroeg gereed te zijn, twee zeer gemakkelijke
middelen liggen daartoe voor de hand, overvloed van gespan of
schrale bewerking van het land, maar bepaald voordeelig zijn die
middelen zeker niet. Paarden zijn zeer dure gasten in de boeren
huishouding, en hoe duur eene slechte bewerking van den grond
te staan komt, zullen we maar niet uitpluizen. Eene juiste ver
houding van het aantal beschikbare trekdieren tot het aanwezige
werk in eene bepaalde tijdruimte, in verband met de voedering
der paarden en de best mogelijke bewerking van den grond, 't is
werkelijk niet zoo heel gemakkelijk te bepalen, en wel zeer de
moeite waard om eens over te denken en te praten. Hoeveel
ik ook van paarden houd, ik beschouw ze in zeker opzigt al»
machines, slijtage en onderhoud zijn er ten minste aan verbonden,
dat durf ik verzekeren. Eene deugdzame machine, die goed
gesmeerd wordt, kan dagelijks loopen en veel en goed werk leveren;
Uitgever A. ABAKKER Cz.
Bureau: HOLE XP LEIS, SI*. 163.
Ofschoon door de vijandige hoofden alle krachten zijn
ingespannen, was de opkomst niet sterker dan ongeveer
twee honderd man. Do aanval werd gemakkelijk afgeslagen
met een verlies bij den vijand van 25 dooden, terwijl aan
onze zijde slechts 3 ligt gekwetst werden. De onderwerping
bleef nog ontbreken, al schijnt de massa van het volk het
vechten moede. Het logies voor de achterblijvende inagt
is bijkans voltooid. De hoofdmagt zal einde van April of
begin van Mei op Java zijn.
Het Hbl. wijst bij de mededeeling van dit telegram ook
op de omstandigheid, die daaruit blijkt, dat de oorlogs
partij der Atsjinezen slechts over eene geringe magt te
beschikken heeft. „De voorzigtige handelingen van den
opperbevelhebber," zegt het blad naar aanleiding daarvan,
„die zijne troepen niet aan een moeijelijken togt naar het
binnenland wilde blootstellen, maar met den val van den
kraton den strijd in hoofdzaak beslist achtte, wordt door-
deze gebeurtenis op nieuw en op schitterende wijze geregt-
vaardigd. De geheele onderwerping schijnt dan ook veilig
aan den tijd te kunnen worden overgelaten. Over weinige
weken zal het gros des legers naar Java terugkeeren en
zal aan de sterke bezetting, die in het hoofdland achter
blijft, en aan de vloot het verdere worden overgelaten.
Tegen den tijd, dat het krooningsfeest gevierd wordt, zal
dus de tweede expeditie tegen Atsjin zijn afgeloopen en
op eene wijze, welke de geestdrift hij de viering van dat
nationale feest slechts kan verhoogen."
De Staatscourant deelt weder eene nominatieve staat
mede van de Europesche onderofficieren en soldaten, die
gedurende de tweede expeditie tegen Atsjin gesneuveld,
gewond of overleden zijn, voor zooverre daaromtrent tot
den 11 Maart 1874 bij het Departement van Oorlog in
Nederl. Indië kennisgave is bekomen. Onder de gewonden
vinden we o. a. de marinier 3de kl. K. Dekker; schamp
schot aan de linkerzijde van den hals.
De mailboot Warrior, Zaturdag nacht te Southampton
aangekomen, is Zondag ochtend om acht uur weder van
daar vertrokken Alles wel.
De mailboot Holland, kapt. Hoefman, is jl. Zaturdag
ochtend van Port Saïd naar hier vertrokken. Alles wel
aan boord.
Konden wij in ons vorig berigt melding maken van
betrekkelijk groote aanbrengst van visch, in de afgeloopen
week was deze minder groot. Het weder was zeer onge
stadig, en daarbij maakte men zich op de plaatsen, waar
men de vorige maal 200 schelvisschen ving, thans slechts
van 20 a 30 stuks meester. De geheele aanbrengst be
stond uit: 4800 schelvisschen van f 13 tot 16 per 100,
eindelijk komt hij eens bij den smid teregt, nu, dat spreekt van zelf.
Maar als de smid haar dan weder in orde heeft gebragt, gaat het
weder even lustig van voren af aan. Evenzoo is het met onze
werkpaarden gesteld; goede paarden die goed voêr krijgen leveren
dag in dag uit veel en goed werk, ze worden langzamerhand wel
wat magerder, welnu dan komt er ook een tijd dat het werk zoo
goed als stilstaat en dan staan of loopen de dieren ook stil en
groeijen weer, en zijn dan, dewijl ze goed voêr hebben gehad onder
't werk, soms nog spoediger op nieuw voor den arbeid gereed dan
de machine bij den smid, want een smid heeft het nog al eens
„druk" en hij kan toch ook „alleman niet te gelijk helpen." Doch
laat ik niet van mijn a propos raken, ik heb het over de paarden en
niet over de smeden.
Ik wilde maar zeggen, dat het voor onze berekening noodig is
om te beginnen met ons ten doel te stellen (ik althans meen dat
dit bet voordeeligst is) er goede paarden op na te houden en die
ruim te voederen. Dan gaan we aan den gang: ploegen, zooveel
bunders (hectaren meen ik) dat stuk tweemaal, dat driemaal, enz.,
zamen zooveel bun.... hectaren, dan zooveel span a zooveel opper
vlakte daags is zooveel dagen; eggen, mestrijden, enz., dito, dito,
en dan ten slotte in 't geheel zooveel dagen werk voor zooveel
spanvan daag hebben we den zooveelsten dus den(denk
om de Zondagen en om slecht weêr alsjeblieft!) zooveelsten, 't
werk bered. Sluit onze rekening nu in den regel zóó, dat we
altijd heel vroeg gereed zijn, dan hebben we of te veel paarden,
of te weinig hart voor het bouwlandzijn we gewoonlijk laat met
ons werk, dan hebben we te weinig gespan. Knap op zijn tijd
alles in den grond en na afloop de paarden een weinigje „gezond
maar mager", (niet te erg natuurlijk) dat moet in dezen, geloof ik,
zoo ongeveer ons ideaal zijn. En als we berekenen en nog eens
berekenen, zullen we daartoe langzamerhand wel ongeveer komen.
Verscheidenheid van gewassen op eene bouwboerderij, daargelaten
het nut daarvan, met het oog op de voordeelen in ruime vrucht
wisseling gelegen, vergemakkelijkt ons werk zeer, als we ons
bijvoorbeeld op een bepaald gewas te veel toeleggen, dat vroeg
gezaaid behoort te worden, dan komt het uit den aard der zaak,
voor een deel te laat in den grond. Evenzoo als we nagenoeg
alleen gewassen hebben, wier beste zaaitijd in April valt, dan
hebben we in Maart te weinig en in April te veel drukte. Dit
laatste en passant, maar ik heb nog wat te vertellen dat bij het
maken van de berekening, door mij hierboven bedoeld, behoort in
aeht genomen te worden. Als ik mijne vroeg te zaaijen gewassen
met inspanning op den voorgenomen datum in den grond had
gekregen en aan de stukken zou beginnen die later bezaaid konden
Prij» der AdverteBtiën Van 1i regel» 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
210 kabeljaauwen a 50 cents, 650 roggen van 19 tot 38
cent, en 36 tvigtjes kleine scliol van f 5 tot 6. Tongen,
tarbot en groote schol bleven geheel uit. Ook voor Ame
land en Terschelling is de visscherij zeer schraal. Vele
Volendammers en Urkers, die anders gaarne daar visschen,
kwamen allen naar hier, om te beproeven of hunne moeite
hier beter beloond wordt. De haringtrekkerij is zoo goed
als geëindigd; men maakt thans ijverig jagt op de geep,
waarvoor f 30 a 36 per tal betaald wordt.
-Met zekerheid kunnen wij thans mededeelen dat door
de Loge Willem Frederik Karei alhier in de Koningstraat
tegenover het lokaal Koningskroon terrein is aangekocht
om aldaar een gebouw op te rigten voor hare bijeenkomsten.
Eergisteren is een bijna vijfjarig kind, dat tussclien
de spaken klom van een op de Molenbrug rijdend rijtuig
deerlijk gewond.
Op het drietal voor hoofdonderwijzer te Asperen,
komt voor de heer E. Havinga, alhier.
Bij Kabinets-order is bevel gegeven om, waar Z. M.
de Keizer van Rusland arriveert op H. Ds. reis van de
grenzen naar Amsterdam, overal saluutschoten te lossen
en door de muziekcorpsen het Russisch volkslied te doen
spelen.
Beroepen te Elden bij Arnhem, ds. Margadant, van
Ravenswaaij.
Aangenomen het beroep naar 's Hage, door dr. J.
A. Gerth van Wijk, pred. te Groningen.
Ds. Meyboom deelt in de Vrijheid mede, dat hij
getuige is geweest te Londen van eene goochel-voorstelling
van Maskelijne en Cooke, waar alle vertooningen, die
gewoonlijk aan het spiritisme worden toegeschreven, als
goocheltoeren werden vertoond. Maskelijne is lid vau het
comité geweest, dat de vertooningen van gebr. Davenport
indertijd onderzocht heeft, en verklaarde toen, dat wat
spiritisme genoemd werd, niets was dan behendige gooche
larij. Daar dit hevig tegengesproken werd, heeft hij zoo
lang gewerkt, tot hij in staat was zelf gelijke stukjes te
laten zien. Daarin is hij nu geslaagd en trekt met zijn
vertooningen veel publiek.
Bij het afbreken van een huis, te Oosterland op
Wieringen, zijn onder den grond gemetselde kelders gevon
den, gevuld met menschenbeenderen.
De inschrijvingen voor het zilveren krooningsfeest
bedragen te Alkmaar f 665.
Door de kiezersvereeniging Vaderland en Koning, te
Alkmaar is, wegens het bedanken van den heer J. Conijn
te Egmond aan Zee, tot candidaat gesteld de heer mr.
D. F. van Leeuwen, officier van justitie aldaar.
worden, is het mij wel eens gebeurd dat ik leelijk op mijn neus keek.
Ik bad bij het maken der algeheele rekening op schoon land
gerekend en er niet genoeg aan gedacht dat, terwijl ik aan de
vroege gewassen al mijn tijd besteedde, de later te bezaaijen stukken
fraai groen begonnen te worden. Om zoo'n stuk land, dat door
eene of andere omstandigheid, met of buiten onze schuld, niet al
te zuiver is, nu op 't laatst voor 't bezaaijen, één twee drie schoon
te ploegen, dat gaat niet-, daarvoor is eenige tijd en droog weder
noodig. Wat te doen? 't Land bezaaijen vuil en wel op zijn tijd,
of wel, het onbezaaid laten maar schoonmaken? Als het land niet
al te ruil is, kan men er, door het laat te bezaaijen, nog eene
kleine oogst van trekken, maar als het bepaald vuil is, dan maat
niet geaarzeld en de ploeg er in, den geheelen zomer door. Ik
beu een grooten vijand van braakland, 't is duur, duur en nog
eens duur in alle opzigten. Een boer, die zijn zaken goed bestuurt,
behoort nimmer, (misschien bij groote uitzondering) braakland te
hebben. Maar zoolang als wij boeren, evenals vele andere zaken,
nog onvolmaakt zijn, is het oneindig beter een vuil stuk land,
zonder oogst, zuiver te maken, dan er een halve oogst van te
trekken, door het zaad met het onkruid te laten opgroeijen. Dat
is heelemaal achterop! Dan is het een halve en blijft het een
halve oogst en eindelijk wordt het een oogst van onkruid.
Deze laatste redenering, alias gebabbel, komt eigentlijk op eene,
naar ik meen, goeden raad neder, waarvoor het thans juist nog
tijd is om ze hier of daar in praktijk te brengen. Deze namelijk:
als wij een vuil stukje land hebben, dat we hadden willen hezaaijen,
(ik weet wel dat we daar niet op hadden behooren te rekenen,
maar een mensch rekent zoo gaarne naar zich toe) laat ons dan
oppassen dat de zuinigheid de wijsheid niet bedriegt. Kom, geen
praatjes, waarmee we ons zeiven tot ons nadeel paaijen; „ja er zit
wel een kweekje in, maarenz., maar 't kind bij den naam
genoemd, dat is verstandiger, dan is er afdoende verbetering in te
brengen, en dat geeft voordeel en daar is 't ons om te doen.
Ik ga morgen nog eens goed en onpartijdig mijn bouwland
bekijken en ik beloof u, dat ik eerder, als ik een vuil stukje tegen
kom, zal zeggen ,,'t barst van de kweek," dan „het schikt nog
al." Tot uw voordeel, doe mij dat na, waarde lezer en confrater!
Als we van onze inspectie thuis komen en zeggen kunnen: „ik
kan het alles gerust bezaaijen, dan feliciteer ik u en mij zelven, en
als we tot de conclusie gekomen zijn: „ik ga dat eene stukje toch
braken en waag er het halve schoofje aan, want zóó kan er op den
duur toch niets van komen," dan wensch ik u en mij zelven even
eens geluk. We kunnen dus gerust de wandeling maken, zooals
gij ziet, het eind is en blijft eene felicitatie.