Binnenland.
worden; de mogelijkheid niet buiten rekening laten, dat
de nieuwe voorschriften niet voldoende zijn om den tegen
stand der domkapittels tegen de wet te buigen, en daarom
den Staat vergunnen, het beheer van het bisdom te stellen
in handen van een in het bijzonder daarvoor te benoemen
commissaris.
't Is waarlijk naief, zooals de regeering de mogelijkheid
veronderstelt, dat de nieuwe voorschriften den tegenstand
der domkapittels niet zullen breken; zij zal zich nog wel
meermalen tegenover deze en allerlei nog niet gedachte
mogelijkheden gesteld zien, die weêr nieuwe wetten of
aanvulling van de bestaande vorderen; en hoe verder zij
den weg van dwang betreedt des te meer moeilijkheden
voor haar zullen oprijzen, op hoe ernstiger verzet zij stuiten,
en hoe meer ontevreden onderdanen en vijanden zij maken
zal. Terwijl de voorgedragen wetten nog op de goedkeuring
van den Landdag wachten, heeft zij reeds bij den Bondsraad
een ander ontwerp ingediend en daarop den bijval dier
vergadering verworven. Het gaat uit van de overtuiging,
dat de bijzondere wetgeving der verschillende Staten niet
voldoende is om de ongehoorzaamheid der bisschoppen te
buigen, en stelt voor om aan de uit hun ambt ontslagen
of wegens onbevoegde uitoefening van ambtsdaden gestrafte
kerkelijke personen het burgerrecht van den Staat, waartoe
zij behooren, te ontnemen, zullende zonder toestemming
van den Bondsraad geen andere Duitsche Staat hun bur
gerrecht of verblijf mogen verleenen, en aan bedoelde
personen, hangende het onderzoek, het verblijf in sommige
plaatsen kunnen aangewezen of ontzegd worden.
(Slot volgt.)
HELDER en NIEUWEDIEP, 23 April.
Door den minister van Koloniën is gisteren middag
in de Tweede Kamer mededeeling gedaan van het volgende
telegram
„Blijkens een heden bij het Departement van Koloniën
ontvangen telegram, gedagteekend Atsjin 17 dezer en
eergisteren namiddag te Singapore aangeboden, was een
sterke patrouille den 16 dezer op een vijandelijke stelling
ongeveer 1500 pas ten zuiden van den kraton gestuit,
werd beschoten en is teruggetrokken. Een versterking,
onmiddelijk tot dekking gezonden, ging verder dan noodig
was, viel de stelling aan, maar werd teruggeslagen met
verlies van 8 dooden en 59 gekwetsten. Onder de laatsten
zijn de kapiteins Bardok, van Poel en Yervloet, luitenants
Begen, Sivers en Kruyt niet gevaarlijk.
Aan de Oostkust heeft Edi de acte van souvereiniteit
onderteekend, zoomede Pasei en Kertai; Tamion had nog
niet beslist. De andere Staten bleven nog vijandig."
Aan de rapporten en het journaal van den opperbevel
hebber der tweede expeditie tegen Atsjin ontleenen wij de
volgende regelen:
„19 Febr. Om 7 ure werd eene groote parade gehou
den op de noordoostelijk van den kraton, .aan de overzijde
der rivier gelegen grasvlakte, met bataillons, eene batterij
en de kavallerie. De kolonel Schultze commandeerde. De
opperbevelhebber, vergezeld van den tweeden bevelhebber,
den chef en de officieren van den algemeenen staf, de chefs
van wapens en diensten en de brigade-commandanten met
hunne staven inspecteerden de parade.
Om 10 uur werd audiëntie verleend aan de officieren
der landmagt. De generaal-majoor Yerspijck voerde het
woord en verzocht namens de officieren van het leger den
opperbevelhebber, hunne gevoelens van gehechtheid en de
Het is karakteristiek: onze anti-militaire landaard komt hier te
voorschijn. Zoolang de Hollandsche marine-officier nog geen overste
is, laat hij zich maar liever noemen als de deftige zwartgerokte
burger, die in Hollands steden wandelt. Het kan ook" een navol
ging der Engelschen zijn, zooals sommige beweren, doch vreemd is
het aanvankelijk. In het bovengenoemde geval is de „meneer" „de
commandant," die als zoodanig eigenlijk moest worden aangesproken.
Na eenigen tijd is de sloep klaar. Geweren met mariniers, ma
trozen met riemen en sabels en een kwartiermeester zitten er in.
Het kanonnetje staat op de plecht en geeft aan het vaartuig een
martiaal uiterlijk. De officier komt rapporteeren: „Meneer, desloep
is klaar." En krijgt order om, ook al zijn het praauwen van
Toenkoh Ibrahim, haar toch hier te brengen. De sloep steekt van
boord en beweegt zich over de spiegelgladde watervlakte naar de
prhauw toe, nu en dan door de deining geheel of gedeeltelijk aan
ons oog onttrokken, Wij volgen haar evenwel met den kijker en
zien haar na ongeveer een half uur roeijens de praauw bereiken.
Spoedig daarop verandert deze haar koers en binnen het half uur
komt de sloep aan boord terug. Na eenigen tijd nadert ook de
praauw en levert eene verrukkelijke aanleiding om eens bedaard en
kalm eenige exemplaren van het Atsjineesch volk te bekijken. Er
nadert een smerig, verweerd, verveloos vaartuig met één mast.
Het tuig is overigens van een fantaisie-model, dat elke poging tot
beschrijving trotseert. Twee ra's liggen gestreken neer. De bovenste
kan geheschen worden, waardoor een groot vierkant zeil gespannen
wordt. Het roer is eene grove plank, die op een onbegrijpelijke
wijze met bamboe en rottang aan den achtersteven is vastgekuoeid.
Een gedeelte van de ruimte van het vaartuig is bedekt. Van
onder dit dek, waaronder de ruimte niet hooger dan 3 voet kan
zijn, zien wij eenige paren voeten uitsteken. Overigens biedt de
inhoud der praauw aan het gezigt eene eentoonig gekleurde chao
tische verwarring van atap, bamboe, oude grijze lappen, asch,
vuilnis en kokosnoten. Op het halfdekje zitten eenige menschen,
bij een smeulend hoopje asch en kolen, teja, wat te doen?....
te grijnzen, te plukken aan hunne haren, beurtelings de oogen
open en digt doende, in een woord te soezen. Vóór het halfdek
staan een 20 a 25 man, alleen gekleed in sarong en hoofddoek.
Daaronder zijn verscheidene flinke gezigten en sommigen vertoonen
zelfs een gelaat met smallen neus en dunne lippen. Doch daaren
tegen zijn er enkele exemplaren, zoo vervaarlijk breed van aangezigt,
dat ge herinnerd wordt aan uw eigen beeld, zooals het zich plagt
te vormen in de groote zilveren ballons, door het schoonheids
gevoel van sommige landbouwers in hunne tuinen geplaatst en
met den hoogdravendcn naam van tuinspiegels bestempeld.
Het zijn kustbewoners en zeelui en deze zijn overal, in Indië
zoowel als in Europa, typen, ja van zeelui en kustbewoners, maar
hulde voor dezen dag aan den voet van den troon te brengen.
ZHEG. wees op do velo wapenbroeders, in dezen strijd
gevallen, op de vele daden van zelfopofferenden moed, die
konden strekken als zoovele bewijzen dier gehechtheid, en
gaf de verzekering, dat ook zij, die daar vereenigd waren,
hun leven voor het heil van Koning en vaderland veil
hadden. Zijne Excellentie verklaarde, dat het hem eene
zeer aangename taak zou zijn, per draad aan Z. M. den
Koning de hulde en de verzekering van gehechtheid der
officieren van het leger op Atsjin over te brengen.
Eenige dagen te voren hadden zich de heeren van Daalen,
Borel, Marinkelle, Albarda, von Bultzingslöwen, van der
Wijck, Kalshoven en de Weijs tot eene commissie veree
nigd tot het organiseren van volksspelen en van een concert,
ten einde vooral den minderen militairen op dezen dag eenige
uitspanning te verschaffen.
Door milde bijdragen daartoe in staat gesteld, slaagden
zij daarin volkomen; op een met tal van vlaggen zeer
smaakvol versierd terrein hadden de volksspelen plaats des
morgens voor twaalven en des namiddags om vier uur; in
de bestaande omstandigheden waren er zeer doelmatige
prijzen, voornamelijk bestaande in ververschingendes
avonds werd door de verschillende muziekkorpsen een
concert gegeven en eenig vuurwerk afgestoken."
Met genoegen vernemen wij dat het Israëlitisch
collegie „Nut en Vermaak," de Meifeesten alhier zal
openen met een tooneel voorstelling in het lokaal Musis Sacrum.
Wij zijn verzocht het volgende te plaatsen:
„De passagiers op het stoomschip Rotterdam, van Rotter
dam naar New-York, den 16 Maart aldaar aangekomen,
verklaren
1. dat zij van het geheele personeel en in het bijzonder
van kapitein Jansen en diens officieren de meeste welwillend
heid hebben ondervonden;
2. dat de lokalen, waarin zij geherbergd waren, voldoende
gelucht en gereinigd werden en overal de meest gewenschte
orde heersclite;
3. dat het voedsel goed en overvloedig was;
4. dat zij, hoewel de meesten hunner met andere lijnen
naar New-York onbekend, deze lijn ten zeerste durven
aanbevelen voor hen, die naar Amerika wenschen te ver
trekken, omdat zij van de personen onder hen, die met
de booten der Allan Lijn en White Star Lijn hebben
gereisd, vernemen, dat zij op die booten noch op zulke
welwillendheid, noch op zulke lokalen, of op zulk voedsel
konden roemen."
De volgende leden der Provinciale Staten van Noord
holland, treden o. a. af met den eersten Dingsdag van
Julij 1874 volgens den rooster: in het kiesdistrict
Helderde heeren S. Keijser Sz. en mr. K. J. C. Stakman
Bossein het kiesdistrict Schagende heeren K. Breebaart
en C. Muller Cz.; in het kiesdistrict Alkmaar: de heer
J. Conijn; in het kiesdistrict Zaandam: de heeren J. C.
van Wessem jr. en C. Korff; in het kiesdistrict Enkhuizen:
de heeren R. Kooijman Pz. en K. de Jong; in het
kiesdistrict Hoornde heer jhr. mr. D. van Akerlaken
in het kiesdistrict Purmerende: do heeren C. Hartog en
H. Stant; in het kiesdistrict Edam: de heer G. J. Versteegh.
Drietal te Amsterdam: de hh. Felix te Utrecht,
Renier te Bergschenhoek en Knotnerus te Dordrecht.
Men schrijft ons van Texel, dd. 22 dezer:
„Een zeer treurig ongeval had heden plaats aan boord
van de stoomboot „Ada van Holland." Een oppassend
jongeling had het ongeluk met den voet in aanraking met
de machine te komen, tengevolge waarvan hij het regter-
been brak. 't Was inderdaad treffend te zien, hoe zich
ieder beijverde om den gekwetste hulp en bijstand te
verleenen."
niet van bet eigenlijke volk, dat in de bergen woont, welke men
van zee uit, zien kan.
Met eeue onbeschrijfelijke langzaamheid en schijnbare ongede-
cideerdheid doen zij het vaartuig door een paar flaauwe spelend
uitgevoerde riemslagen naderen. Men ziet elkander van de beide
schepen aan en daar blijft het bij. Eindelijk zijn zij zoo digt
genaderd, dat hun een eind touw kan worden toegeworpen.
Het vaartuigje komt langs zijde en er klautert een Stal inlanders
aan boord. De eerste is Toenkoh Ibrahim, familie van Toenkoh
Moedin en Kassa, maar van hem weet men niet meer dan van
Toenkoh Ibrahim. Hij is een inlander van middelbare lengte,
p. m. 40 jaar en dus een oud man. Daar hij geen hoofddoek
draagt, hebben wij reeds van verre bespeurd, dat zijn bruine schedel
tamelijk vrij door zijne ordelooze korte haren lieeuschemert. Hij
heeft wel geen smallen neus, doch mist geheel en al in vorm en
uitdrukking van gelaat iets, wat aan Javanen en Maleijers doet
denken, Klingalees ziet hij er ook niet uit. Het meest gelijkt hij
nog op een verwilderden Israëliet. Zijn knevel is uitermate onzin
delijk en onordelijk en hoewel dik en gevuld, gaat deze naar de
wangen toe over in het haar, dat de wangen bedekt en dat vruch
teloos de aanwezigheid van whiskers tracht te doen veronderstellen.
Over een dun, gekleurd katoenen baadje draagt Toenkoh Ibrahim
een net gesneden lakensch jasje van het laatst model, waarin een
onzer het gewezen eigendom van een collega herkent. De jas,
gemaakt voor een persoon van minstens den dubbelen omvang,
hangt hem natuurlijk sluik om de leden, vooral wijl halskraag en
manchetten door hunne afwezigheid schitteren, doch wij zagen
zooeveu de drager met blijkbaar welgevallen zijne dolychodaktylisehe
handen in de taille zetten en zich zoo doende een zeker air geven.
Onder den jas komt een rood geruit katoenen kleedingst.uk te
voorschijn, dat een in pantalon omgesneden Sarong blijkt te zijn,
hetgeen evenwel slechts nu en dan aan den dag komt, aangezien
elke pijp wijd genoeg is, om een 20tal van des Toenkoh's magere
beenen te omspannen. Chaussure, model-Adam, voltooit dit toilet.
Zijne volgelingen, die zich verstout hebben met hem over den
valreep te 'komen, zijn gewoon inlands uitgedost, dat is, behalve
een witte lap, dien zij nu eens in de hand houden, dan eens bij
wijze van burnoe om hoofd en schouders slaan, of er alleen het
bovenlijf inwikkelen, dragen zij slechts een rood katoenen sarong
en dito hoofddoek.
Geen spoor der pligtplegingen en beleefde groeten, in den vorm
van handen vouwen, buigen tot op den grond enz., die wij van
andere inlanders en ook eens van Atsjinesehe krijgsgevangenen
zagen, begeleidt de komst dezer heeren over den valreep. Alhoewel
zij steelsgewijze op bet dek een twintigtal klappernoten neerleggen,
schijnen zij zich in het minst niet als onze minderen te beschouwen.
Te Schagen is de commissie voor de feestviering
zamengesteld uit de volgende heerenG. J. Muller,
president; W. A. Hazeu, vice-presidentjhr. Ph. A. H.
van Bevervoorden, secretaris; F. G. C. J. Heijligers,
penningmeesterH. R. de Meêr, Johs. Denijs, C. de Vries,
C. N. Vlaming, G. Meurs, H. B. Voorman, jhr. S. B.
Spengler, die zich voorstellen om vóór of op Zaturdag den
25 April a. s., in navolging van bestaande commissiën in
andere gemeenten, bij de ingezetenen gelden in te zamelen
om op den 12 en 13 Mei a. s. openlijk blijk te kunnen
geven van gepaste vreugde ter herinnering, na een kwart
eeuw, aan den dag waarop Willem de Derde verklaarde
„dat het een grootsche roeping is Koning van zulk een
volk te zijn."
De commissie, vertrouwende dat de bijdragen voldoende
zullen zijn, heeft reeds een voorloopig programma vast
gesteld. Het luidt als volgt:
Opening van het feest door den president; muziek
uitvoering.
Schoolfeesten
Uitdeeling van brood en wijn aan mingegoeden;
Volksspelen met muziekuitvoering;
Concert van de Harmoniekapel, enz.
Allegorische optogt voorstellende: „Prins Willem de
Derde op den 15/16 Mei 1666 met eenige aanzienlijke
heeren op reis naar den Helder zijnde, wordt als gast van
en door den toenmaligen heer van Schagen met zijn gevolg
te gemoet getrokken en alhier ingehaald."
Vuurwerk.
Men schrijft ons van Alkmaar, dd. 22 dezer:
„Heden zijn alhier ongeveer 100 paarden aan de lijn
geweest. Handel vlug. Prijs f 100 tot f 525."
Jl. Maandag staakte te Amsterdam een der oudste
en meest geachte kassierskantoren J. H. Schuijmer Zoon,
zijne betalingen. De chef, jl. Zaturdag op reis gegaan,
zooals hij zeide voor een paar dagen, is niet teruggekeerd.
Men vreest dat er bitter weinig actief is.
De inrigting der Nieuwe Kerk te Amsterdam voor
het a. s. feest kost p. m. f 14,000 aan de stad. Dat de
Keizer van Rusland aldaar komt is zeker, de juiste dag is
echter nog niet bepaald.
Naar het Handelsblad verneemt, hebben reeds sedert
den aanvang van dit jaar herhaalde bijeenkomsten plaats
gehad van een zeker aantal leden der Tweede Kamer,
behoorende tot de verschillende nuances der liberale partij,
met het doel om eene betere aaneensluiting tusschen de
liberale leden onderling en een naauwer verband tusschen
hen en het liberaalgezinde deel der natie te vestigen. De
bedoeling schijnt te zijn de hoofdbeginselen te formuleeren
in een algemeen programma, dat openbaar zou worden
gemaakt. Zoodanig programma zou dan leiddraad zijn voor
de liberale partij, zoowel wanneer zij „regerende partij"
als wanneer zij „oppositie" is, en tevens den grondslag
kunnen vormen voor een vaster verbond tusschen de
liberalen in ons land.
Jl. Dingsdag had in de groote zaal der sociëteit
„Vereeniging", te Haarlem, de tweede veiling plaats van
ingepolderde en drooggemaakte gronden van het voormalige
Wijkermeer, toebehoorende aan de Amsterdamsche Kanaal
maatschappij. In het geheel zijn geveild 446 heet., 38 aren
en 33 centiaren; daarvan werden verkocht 411 heet., 99 aren
en 69 cent. voor f'794,888, terwijl 34 heet. 38 aren en
64 cent., werden opgehouden voor 54,374. De prijzen
variëerden van f 2750f 650 per hectare.
Jl. Dingsdag middag had op de Middelstegracht te
Leiden een treffend ongeval plaats. Zekere vrouw S., die
even te voren nog een paar emmers water was gaan halen,
proefde bij haar tehuiskomst het over het vuur hangend
^■HwawiuwijflPtrwmiiii iiiwb—wbwwm l ■MataanaiMM—ttj—mi
Met een air van kameraderie, daarbij evenwel met de linkerband
zijne partes posteriores krabbende, komt hij op den commandant
toe en steekt hem en vervolgens de hem omringende officieren,
achtereenvolgens de hand toe. De conversatie is niet levendig,
want Maleisch spreekt hij zeer slecht en inengt het met tal van
woorden, die welligt verstaanbaar zijn voor iemand, die het Maleisch
grondig kent en dus daardoor eenige notie heeft van de oneindige
verscheidenheid der kustdialecten, doch die totaal onverstaanbaar
zijn, voor menschen, die, zooals het meerendeel der marine-officieren,
geene meerdere kennis der Maleische taal hebben, dan noodig is
om zich door bedienden, die jaren met Europeanen verkeerd hebben,
te laten bedienen.
Doch dit is ook niet noodig. Het doel, namelijk om Toenkoh
Ibrahim te doen verstaan, dat men maar zoo niet langs een oor
logschip zeilt, zonder zich te melden, of zonder er eenige notitie
van te nemen, zal wel bereikt wezen. Wil hij in het vervolg een
paar uren noodeloos roeijens uitsparen, dan zal hij zich wel even
in de nabijheid van het schip vertoonen, voor en aleer de rivier
op te gaan. Hij poogt nog iets te vertellen, dat de Hollanders
op Groot-Atsjin winnen, nu dat weten wij al, en slaat daarna een
begeerigen blik door den koekoek naar de in de longroom gedekte
tafel, waarop waarlijk anders niet heel veel aanlokkelijks te zien is.
Men laat een bierglas met rooden wijn komen, hetwelk blijkbaar
met dien smachtenden blik bedoeld was. Deze wordt afgedronken
en Toenkoh verwijdert zich, zooals hij gekomen is. Brissi Betoel
(goed schoonmaken) wordt den Javaanscheu jongen gezegd, die het
glas aanneemt en langzaam glijdt het praauwtje weer over de spiegel
gladde zeeoppervlakte.
Toenkoh Ibrahim, hoe smerig ook, is het hoofd van drie of vier
dergelijke praauwen en telt dus in elk geval een zestig volgelingen.
Men zegt, dat hij ons zijn hulp heeft aangeboden tegen Simpang
Olim, omdat hij hoofd is van een land of landje, welks uitvoer
belet wordt door dat rijk. Waarschijnlijk zou het verkrijgen van een
grooter aantal dergelijke vrienden en bondgenooten, die in dezen
oorlog een gelegenheid zien al hunne persoonlijke „haat"jes en
„vete"tjes te bekoelen, niet moeijelijk zijn, doch nog waarschijn
lijker liep men hard kans, er een oorlogschip afzonderlijk op na te
moeten houden om hen het kijven onderling te beletten.
Ik doe u het verhaal alleen daarom een weinig uitvoerig, opdat
ge daaruit zoudt kunnen opmaken, met hoe weinig afleiding, wij
ons tevreden moeten stellen. Deze praauwensccne, eenige malen
herhaald en de komst van een ander schip voor den tijd van een
paar uur, dat ons brieven, Goddank ook andere dan dienstbrieven,
en slagtvee bragt. ziedaar het eenige, wat er buitengewoons geschied
is na den 4 Nov., toen de affaire van Djolloh plaats had, waarvan
ge natuurlijk in de courant gelezen hebt."