Benoemingen, enz.
Buitenland.
Frankrijk.
Duilschland.
in een bedelaarsgesticht of werkhuis kan telkenmale den
tijd van drie jaren niet te boven gaan.
Veroordeelde landloopers en bedelaars, welke vreemde
lingen zijn, kunnen ten allen tijde op last der regering,
over de grenzen worden geleid."
Bedankt voor het beroep naar Eist bij Amerongen
door ds. J. W. Margadant, pred. te Ravenswaaij.
Op Zaturdag 23 Mei e. k. zal te Schagen, in de
kolfbaan van den heer A. Knikker, gehouden worden de
jaarlijksche vergadering der gewestelijke vereeniging Noord
holland van het Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap.
Onder meer andere onderwerpen van huishouaelijken aard,
zullen deze vraagpunten aan de orde worden gesteld:
a. Wat leert de ondervinding aangaande de voor- en
nadeelen van de glazen afscheidingen in de schoollokalen?
b. Bestaat er behoefte aan eene betere regeling der school
tijden? Zoo ja, welke zou de beste zijn? c. Welke eischen
mag men aan eene lagere school stellen ten opzigte van
de kennis der Natuurlijke Historie? d. Is het houden van
optogten van schoolkinderen bij feestelijke gelegenheden
aan te raden? en e. Welke plaats neemt de Vormleer tegen
woordig op do lagere school in?
Te Amsterdam werd jl. Zaturdag de jaarlijksche
algemeene vergadering van aandeelhouders der stoomvaart
maatschappij Java gehouden. Ook deze jeugdige onder
neming blijkt gunstig te werken. Ruim 8| ten honderd was
ter uitdeeling bestemd.
De heer mr. Bosch Reitz, commissaris, die aan de beurt
van aftreden was, heeft als zoodanig bedankt, met het oog
op zijne betrekking van directeur van onderscheidene inrig-
tingen alhier, die met de scheepvaart in aanraking komen.
Hij wordt vervangen door den heer F. C. Zillesen.
Het Handelsblad zegt omtrent de voorbereiding voor
't koningsfeest te Amsterdam o. a.
Op allerlei wijzen bespeurt men, dat de feesten aanstaande
zijn. De gasfabrieken potten haar gas op en stellen ons
des avonds op half licht om ons Dingsdagavond heel licht
te kunnen geven. Op de grachten en in de straten, langs
welke de in- en optogt trekken zullen, barricadeert men de
huizen met withouten schuttingen, die welligt nuttig, maar
zeer zeker afschuwelijk leelijk zijn. Een grooter aantal
dronkelieden dan gewoonlijk zwieren over straat of bulken
liederen uit, terwijl ze op de een of andere sluis de handen
op elkanders schouders leggen en met dronkemans ernst
elkander met schuddende hoofden aankijken. lederen dag
neemt het aantal dienstmeisjes toe, die verklaren, dat ze
zoo ziek zijn, dat ze volstrekt naar huis moeten om te
genezen.... en feest te vieren. Een groot aantal gezinnen
is zonder dienstboden of met een verminderd aantal, daar
vele dienstmeisjes eerst na de feesten een nieuwen godspenning
willen aannemen. Enkele buitengewoon voorzigtige men-
schen voorzien zich van leeftogt voor een week, daar
zij vreezen niets te zullen kunnen koopen gedurende de
feestdagen, en hier en daar verneemt men geruchten, als
zou geheel Amsterdam een werkstaking van vijf dagen
beginnen.
Men meldt o. a. aan het U. D. uit Amsterdam,
dd. Zaturdag avond:
„Heden avond was een hoogst talrijke menschenmassa
op de been. Van de Willemspoort tot de Botermarkt
was 't één treinop sommige punten was de menigte zelfs
zóó digt, dat 't schier ondoenlijk was den weg te vervolgen.
Sommige winkels muntten uit door een élégante etalage.
Sinkel en Bartels verdienen daarbij in de eerste plaats te
worden genoemd. Tegen morgen is geen rijtuig disponibel.
Den geheelen nacht wordt door duizenden handen gearbeid
om het ontbrekende aan het decoratief te voltooijen. Het
aantal vreemdelingen, dat heden met allerlei middelen van
vervoer arriveerde, is hoogst aanzienlijk en wanneer die
toevoer zoo blijft aanhouden, dan mag men er inderdaad
voor beducht zijn, dat Amsterdam te klein zal wezen.
Gelukkig is het bestuur er op bedacht geweest de menigte
zooveel mogelijk te verdeelen door de .punten van aan
trekking talrijk te maken.
Naar het Vaderland verneemt is in Amerika een
effect aangehouden, dat afkomstig is van de vermoorde
weduwe van der Kouwen.
Jl. Maandag werd op de gemeente-begraafplaats teUtrecht
het stoffelijk overschot bijgezet van een zesjarig kind, dat tot
het gevolg van het circus van den heer Carré behoord had,
maar ten gevolge van de griep aldaar was gestorven. Vóór
het kind begraven kon worden, moest op het bureau van
den burgerlijken stand de herkomst bewezen worden, en
nu werd een Duitsche notariële acte ove/gelegd, waaruit
bleek, dat het kind van eene moeder was aangekocht.
Uit Vlissingen schrijft men aan het U. D.
„Meer en meer begint Vlissingen weder als maritiem
station in zijn ouden luister te stralen. Dank zij de komst
van den Keizer prijken de prachtige havens thans met tal
van oorlogsbodems, met de Nederlandsche en Russische
vlaggen in top. Reeds zijn het Russische keizerlijk jagt
de Livadia, verder de Nederlandsche ramtorenschepen
Buffel en Schorpioen en de drie monitors de Tijger,
Heiligerlee en de Krokodil de havens binneugestoomd.
De Franklin wordt dagelijks verwacht, zoomede nog andere
Russische bodems, terwijl gisteren morgen de Valk, Zr.
Ms. stoomjagt, ook is teruggekeerd uit Hellevoetsluis,
alwaar het was heengezonden om ingerigt te worden tot
logies van HII. KK. KK. den Kroonprins en Prins
Hendrik, die alhier van 12 13 Mei zullen overnachten.
In een daartoe door den heer Picard, decorateur uit België,
prachtig versierde loods, nabij de aanlegplaats der Livadia,
wordt de Keizer gecomplimenteerd door de verschillende
burgerlijke en militaire autoriteiten. Aldaar is opgesteld
een bataillon infanterie van het 3de regiment, met de
muziek van dit regiment aan het hoofd, benevens eenige
Russische troepen.
Op het oogenblik van vertrek van den Keizer worden
de schepen der Ned. Marine door blikvuren verlicht,
wordt door deze gesalueerd en vuurwerk ontstoken, zoodat
onze reede op 12 Mei een prachtig maritiem schouwspel
zal aanbieden.
In de gemeente zelve zal dien dag door het uitsteken
der vlaggen, het bespelen van het klokkespel, parade
maken, soiree musicale en verlichting k giorno van de Markt
worden feest gevierd, dank zij de hulp van de Zuid-
Nederlanders, aangezien twee concert-vereenigingen, een
uit Lier en een uit Gent-Brugge, concerten zullen geven.
Zoodoende zal door den Keizer en de Belgische con
cert-vereenigingen ook voor Vlissingen de 12 Mei een
feestdag zijn, niettegenstaande daar, met het oog op de
benarde omstandigheden der financiën, weinig kans voor
bestond.
Een poging, door officieren van het garnizoen aangewend
om de officieren der Nederlandsche en vreemde oorlogs
bodems door Vlissingen's burgerij en garnizoen een feest te
doen aanbieden, is niet geslaagd: pecuniae causa.
Middelburg heeft zijn feestdag op 13 Mei gesteld met
het oog op de feesten te Vlissingen, ter eere van den
Keizer te geven."
Uit Groningen is een detachement van 30 man
infanterie, onder luit. Mosman, jl. Vrijdagnacht naar Ulrum
vertrokken, om de orde tegenover de 1000 werkstakende
polderwerkers aldaar te doen handhaven.
Aan een korte verhandeling over de koffij, door den
heer Drouyn de Lhuys, voorzitter der Société d'Acclima-
tation in Frankrijk, den 10 dezer voorgedragen, zijn ont
leend de volgende voor ons Nederlanders zeker belangrijke
bijzonderheden:
De koffijboom, die tot de familie der rubiaceeën behoort,
dezelfde die ons de ipecacuanha, de meekrap en de kina
verschaft, is afkomstig uit de vlakten van Abyssinië, van
waar hij naar verschillende tropische landen werd over-
gebragt om in Arabië in de beste hoedanigheid voor te
komen als de ongeëvenaarde Mocca-koffij. Sommigen willen
het gebruik der koffij als drank in den bijbel, anderen
bij Homerus vinden, maar 't is als vrij waarschijnlijk aan
te nemen, dat een mufti van Aden, Djemal-ed-Din genaamd
er omstreeks het begin der 15de eeuw 't eerst zijne land-
genooten mede bekend maakte, bij wie de nieuwe drank
echter niet weinig bestrijders vond, evenals dat latei-
in Europa het geval was, toen hij uit den Levant werd
overgebragt.
De eerste beschrijving van den koffijboom komt voor in
een te Venetië in 1591 gedrukte verhandeling van zekeren
Prosper Alpin, geneesheer te Padua, terwijl en dit is
vooral voor ons Nederlanders belangrijk de beroemde
Boerhaave in een in 1732 verschenen catalogus der planten
van den Hortus Botanicus te Leiden mededeelt, dat de
directeur der O.-I. compagnie, van Hoorn, omstreeks 1690
een kleine hoeveelheid ter zaaijing geschikte koffijboonen
naar Java deed overbrengen en alzoo den grond legde voor
de hoofdbron van inkomsten, die wij uit Java trekken.
Dat de spreker als Franschman bijzonder uitvoerig gewag
maakte van de oyerbrenging van den koffijboom naar de
Fransche koloniën, ligt voor de hand. Het volgende daar
omtrent is voor ons nog een eigenaardige bijzonderheid|:
Van een uit Java aan een lid der bekende familie Witsen
te Amsterdam toegezonden koffijboom, door hem aan den
Hortus aldaar toevertrouwd, waren door middel van zaaijing
nieuwe planten voortgekomen, waarvan een in 1713 aan
den Jardin des Plantcs te Parijs werd geschonken, maar
reeds het volgende jaar doodging. Daarop zond de
Amsterdamsche burgemeester Pancras er een ten geschenke
aan Lodewijk XIV, en deze plant werd de moeder van al
de koffij plantages op de Antillen. De officier, die een der
jonge planten naar Martiniquo overbragt, deelde met haar,
toen er aan boord gebrek aan water was ontstaan, zijn
schraal rantsoen, maar mogt dan ook de voldoening
smaken haar ongeschonden over te voeren. Een eenigzins
dorre opsomming der landen, waar koffij wordt geteeld,
zullen wij liever niet volgen. Alleen zij nog vermeld dat
volgens den spr. Brazilië tegenwoordig alleen bijna even
veel koffij oplevert als al de andere koffijcultiveerende
landen te zaaien.
Een paar regels te wijden aan de acclimatatie-geschiedenis
van een plant, waarvan de boonen zelfs in den Atsjineschen
oorlog een zoo groote rol spelen, zoolang wij de krijgskosten
nog niet kunnen goedmaken uit de Sumatrasche pepertuinen
is zeker geen geheel nutteloos werk.
Aan de Soir wordt uit België geschreven, dat de
medewerking van Henri Rochefort aan een groot blad, dat
te Brussel verschijnt, is toegezegd. Tegen het einde der
volgende maand verwachtte men hem in genoemde stad.
Gisteren na middernacht is het conflict tusschen de
heeren Guillery en Frère-Orban te Brussel in der minne
bijgelegd.
In het glazen paleis te Londen werd jl. Woensdag
eene tentoonstelling geopend van ezels en muilezels, de
eerste in haar soort.
De Berliner Montagszeitung geeft het volgende
schetsje ten beste naar aanleiding van de inetamorphose,
die Bismarcks uiterlijk heeft ondergaan
Hij was zoover hersteld dal hij in den tuin kon gaan
wandelen. Naauwelijks had hij daar echter den voet
ingezet dezelfde voet dien hij op den nek der catholieke
kerk heeft geplaatst of de tuinier kwam op hem af en
zeide hem kort en bondig, dat de tuin alleen voor vorst
von Bismarck toegankelijk was. Te vergeefs trachtte
Bismarck hem te beduiden, dat hij de vorst zelf wasde baard
logenstrafte hem. Hij werd de deur uitgezet. Op straat
gekomen, liep alles hem voorbij, niemand lette op hem,
men trapte hem niet op de teenen om hem beter van
nabij te zien. Eindelijk echter groette hem iemand aller-
onderdanigstBismarck herademde, hij was dus nog niet
geheel vergeten. De man kwam met ontbloot hoofd nader
en wilde hem waarschijnlijk met zijn genezing geluk
wenschen. „Hebt gij ook een en ander voor mij om te
handelen?" Bismarck spoedde zich verschrikt voort. Weder
groette hem een net gekleed heer. Bismarck schepte
hoop. De heer kwam nader. „Mag ik u wat vuur ver
zoeken, heer Müller?" „Weet je niet wie ik ben; mijn
naam is niet Müller, ik ben Bismarck!" riep de vorst.
Een spottend gelach was het antwoord. De rijkskanselier
ging diep ter neder geslagen verder. Hij wilde den Rijksdag
binnengaan. „Hebt gij een billet?" klonk het hem uit
den mond van den wachter tegen. „Ach wat! kent gij
mij dan niet? Ik beu Bismarck!" „Dat kan iedereen wel
zeggen, ik keu Bismarck", antwoordde de ander. De
vorst begon aan zich zelf te twijfelen en ging naar huis
maar zelfs daar werd hem de deur gewezenzijn eigen
hond begon tegen hem te blaffen. Dagen lang bleef hij
omzwerven, tot hij eindelijk bij de redactie der Germania
een schuilplaats vond.
De hoogleeraren J. T. Buys, R. P. A. Dozy, E. T. Fruin, P, L.
Eijke en J. de Wal zijn benoemd tot officieren der orde van de
Eikenkroon, ter gelegenheid van het voleinden der studiën van
Z. K. H. Prins Alexander.
Met ingang van den 16 dezer is benoemd tot minister van
Marine, de heer W. E. van Erp Taalman Kip, oud-zeeofficier,
gepensioneerd inspecteur over de bebakening, de kustverlichting en
het loodswezen in Nederlandsch-Indië; en is de heer I. D. Fransen
van de Putte, minister van Koloniën, eervol ontheven van het hem
tijdelijk opgedragen beheer van het departement van Marine, met
dankbetuiging voor de in deze betrekking bewezen diensten.
De luit. ter zee 1ste kl. jhr. C. C. van der Wijck wordt met
den 1 Junij a. s. geplaatst in de rol van het wachtschip alhier en
gedetacheerd aan boord van het instructie-vaartuig Ternate.
Ook bij de nationale vergadering te Versailles is een
wetsvoorstel ingediend tot bescherming van kinderen, en
de commissie van onderzoek heeft thans haren arbeid gepu
bliceerd.
Het zijn geene fabriekskinderen, die door dit wetsont
werp beschermd zullen worden, maar de nog veel ongeluk
kiger wezens, die veroordeeld zijn de straatgoochelaars en
kunstenmakers, de „ambulante neringdoenden", zegt de
onjuiste officiële term, in hunne ronddwalingen te volgen.
De rapporteur, de heer Talon, wijst in de eerste plaats
op de uitgestrektheid en de toeneming van 't kwaad, dat
hersteld zal worden. Er zijn in Frankrijk op 't oogenblik
5378 straat-acrobaten en nog een grooter aantal orgel
spelers, waarzeggers enz., enz., buiten en behalve de vage
bonden, die aan het toezigt der politie ontsnappen, die in
't land ronddwalen en zich zorgvuldig wachten naar de
kennismaking met eenen gendarme. De meeste dier nomaden
voeren kinderen met zich mede, die dag aan dag niets
zien dan de slechtste daden van 't slechtste deel des
menschdoms. „Welke burgers," roept Talon uit, „zal deze
opvoeding aan 't land geven?" En wat zeer karakteristiek
is in dezen tijd van revanchedroomen hij voegt er bij:
„Welke soldaten heeft het leger van deze verwaarloosden
te wachten?"
Vele dier geëxploiteerde kinderen komen uit Italië, waar
zij voor een bepaalden tijd zijn „gehuurd." Maar er zijn
ook vele Fransche onder. De meesten heeten schoorsteen-
vegersleerlingen, maar moeten inderdaad bedelen. Gemid
deld brengt elke „Savoyaard" zijnen patroon per saizoen
300 francs op, waarvan de familie 50 francs ontvangt.
Meisjes worden dikwijls als jongens verkleed. Op zeven
jarigen leeftijd omtrent ontvoerd, worden zij met lompen
bedekt en mishandeld om 't medelijden op te wekken.
Naast de kleine bedelaars staande kleine kunstenmakers,
soms door hunne familie verkocht, maar soms ook gestolen.
Kinderdiefstal komt vaker voor dan men denkt en is in elk
geval volstrekt geen anachronisme van romanschrijvers. In
Frankrijk worden gemiddeld per jaar 10 a 12 gevallen
ontdekt en de meeste ontgaan der justitie. Die kleine lucht
springers worden erg gepeinigd en misvormingen en dood
zijn niet zoo zeldzaam, als men gaarne zou willen gelooven.
De commissie bestrijdt met zulke vreeselijke feiten voor
oogen krachtig het betoog van hen, die de „onschendbaarheid
der vaderlijke magt" willen handhaven. Zij beschouwt de
minderjarigen beneden de zestien jaar als „pupillen van den
wetgever."
Artikel 1 van de ontwerpwet straft met eene gevangenis
straf van 6 maanden tot 2 jaar en eene boete van 16 tot
200 francs den straatkunstenaar, die kinderen beneden de
16 jaar tot publieke tentoonstelling en gevaarlijke kunsten
misbruikt. Men wilde eerst nog radicaler te werk gaan,
maar heeft zich gebogen „voor eene noodzakelijkheid, door
onze zeden geschapen."
Een tweede artikel bestraft de ouders van „verhuurde"
kinderen. Een derde de partroons der jonge bedelaars. Een
vierde eischt van straatkunstenaars de geboorteacte hunner
acteurs. Een vijfde wil, dat de gemeentebesturen zullen
zorgen voor de naleving dezer bepalingen.
Het politieke nieuws, dat Frankrijk heden oplevert, is bij
't bovenstaande van geen belang.
De Keizer van Rusland wordt ter gelegenheid van zijn
verblijf te Berlijn door de officieuse Norddeutsche Allge-
ineine Zeitung aldus begroet„Keizer Alexander, Duitsch-
lands beste vriend, heeft weder twee dagen in onze hoofdstad
doorgebragt, welke in hem niet alleen den geliefden bloed
verwant van het eigene koninklijke huis, maar ook een
lang bekenden lieven gast met opregte vreugde in haar
midden heeft welkom geheeten. De laatste tien jaren zijn
voor de Berlijnsche bevolking rijk, meer dan rijk aan
groote en gewigtige historische gebeurtenissen geweest.
Men zou het haar bijkans niet kwalijk nemen indien zij
in dit opzigt eenigzins verwend was, en zich na drie zege
vierende intogten en na de zamenkomst der drie Keizers
minder vatbaar voor dergelijke indrukken betoonde. Maar
de uitermate hartelijke ontvangst, welke op jl. Zondag aan
Keizer Alexander van de zijde der bevolking ten deel viel,