Benoeming-en, enz. STATEN-GENERAAL Buitenland. België. Frankrijk. Door den paardenfokker B. te Utrecht zijn jl. Woensdag twee vosblessen aan een Franschen handelaar verkocht voor den kapitalen prijs van f 2000. Het U. D. verneemt, dat de regter-commissaris te 's Hage zich onledig houdt met het voeren van een instructie in een strafvervolging tegen de baronnesse B., aldaar woon achtig, tegen wie den 17 Junij door den brigadier-majoor der rijksveldwacht op last van den hoofd-commissaris van politie proces-verbaal is opgemaakt wegens verzet tegen de politie. In 't kort komt de zaak hierop neder, dat toen die aanzienlijke dame bij het passeeren van de zangers, bij gelegenheid der kunstovatie, werd uitgenoodigd met haar calèche, toen staande op de laan tegenover het huis ten Bosch, eenigzins den weg te bevrijden, zij pertinent heeft geweigerd aan dat verzoek te voldoen, althans haar koetsier daartoe last heeft gegeven, ia, zich zelfs ten laatste voor de paarden heeft geplaatst om het afspannen, waartoe de heer van Schermbeek last had gegeven, te beletten. Jl. Woensdag is te Utrecht de heer H. A. van den Wall Bake, muntmeester, op 65jarigen leeftijd overleden. Hij was versierd met het ridderkruis der orde van den Nederlandschen Leeuw. Jl. Zaturdag zijn in de nabijheid van Rhenen vier koeijen door den bliksem gedood. Te Neerijnen hebben spelende kinderen een arbeiders huisje in brand gestoken. Eene driejarige kleine kwam in de vlammen om. De handel in Mei-kaas is thans druk aan den gang en duizenden kazen worden in de veerijke streken van Kockengen, Harmeien, Laag-Nieuwkoop aangekocht; de gemiddelde prijs loopt van f 20 tot f 25 de 100 kilogram. Bij arrest van het Prov. geregtsliof in Overijssel van jl. Dingsdag is Klaasje Pit te Oldemarkt, ter zake van diefstal van een broodje bij nacht in een bewoond huis, veroordeeld tot 45 dagen eenzame opsluiting. Volgens de Tw. Crt. zullen de heeren Cramer, papierfabrikanten te Ootmarsum, proeven nemen om van groen gras papier te fabriceeren. Uit het noorden des lands meldt men aan het U. D. dat de handel in rundvee tegenwoordig weinig geanimeerd is, tengevolge waarvan de prijzen zijn als volgtmelkkoeijen f 100 a 135; gusten f 100 a 125; vette koeijen f150 a 250; id. per kilogram 66 a 70 cent; kalfde koeijen f125 a 400; jongvee f 90 a 120; pinken f 40 a 70. Er is te Batavia ter Landsdrukkerij een boekje ver schenen, getiteld: Beschrijving van den Kraton van Groot- Atsjin, waarin wij aan het slot de volgende regelen lezen: „Wie deze korte beschrijving van den Kraton van Groot- Atsjin gevolgd heeft en zich teleurgesteld gevoelt, dat dit hoofdobjekt onzer operatiën, het palladium des lands, zoo weinig oplevert, wat men schoon, rijk of merkwaardig mag noemen, zal aan den anderen kant door die beschrijving en een blik op de kaart tot de overtuiging komen, dat het verdedigingsvermogen van den Kraton zeer belangrijk was en het als een geluk te beschouwen is, dat aan den vijand door de operatiën in den rug der versterking de moed is ontzonken, om haar te verdedigen; ten gevolge waarvan onze driekleur boven de wallen van den Kraton wappert, zonder dat wij de bloedige verliezen te betreuren hebben, die noodzakelijk uit eene bestorming zouden zijn voortge vloeid." (N. Rott. Crt.) Omtrent de troepen-vereeniging, dit jaar in Aug. en Sept. op de legerplaats te Millingen, valt nog het volgende te vermelden In het legerkamp zullen worden vereenigd de tweede divisie infanterie, bestaande uit 8 bataillons; voorts de 4de, 5de en 14de batterij veld-artillerie, de kompagnie artillerie transporttrein, alsmede detachementen kavallerie; het 3de en 4de escadron van het 1ste, de staf en de veld-esca- drons van het 3de regiment huzaren, alsmede de batterij rijdende artillerie. De miliciens-verlofgangers van 1870, 1871 en 1872, die den 12 Aug. onder de wapenen komen en bij de kamperende korpsen der infanterie zijn inge deeld, vertrekken den 14 daaraanvolgende naar het kamp; insgelijks de miliciens van de genoemde categorie, inge deeld bij de depóts der kamperende regimenten en de verlofgangers van 1871 der kompagniën hospitaal-soldaten, al welke miliciens, alsmede die der ligting 1871 van de kamperende regimenten huzaren, den 14 Sept. a. s. uit de legerplaats naar de verschillende garnizoensplaatsen ver trekken, om den 17den daaraanvolgende met groot verlof te worden gezonden. De overige kamperende troepen verlaten den 18 Sept. de legerplaats. Het opperbevel over de kamperende troepen is opge dragen aan generaal-majoor Beeckman, kommandant der tweede divisie infanterie. In den laatsten tijd worden door buitenlandsche handelaren een groot aantal kleine paardjes of ponys op verschillende plaatsen in ons land ten verkoop aangeboden. Zij zijn meerendeels uit Hongarije of uit de Pyreneeën. De handelaar Bulza uit Frankrijk maakt daarmede hier te lande goede zaken; de prijs van de pony is van f 200 tot f 300. Door de schooljeugd in Nederl. Indië zal een zeer fraai geschenk aan Z. M. den Koning worden' aangeboden ter herinnering aan het krooningsfeest. Het bestaat uit een album van blaauw fluweel met zilveren versieringen en 100 fotografieën uit Indië bevattende. De platen zijn in drie seriën verdeeld, de eerste bevat afbeeldingen der voornaamste gebouwen te Batavia, de tweede van types uit de bevolking, de derde van landschappen, tempels en oudheden. Het album is verborgen in een doos met witte zijde omkleed en rust op een standaard van ijzerhout in gothischen stijl bewerkt. In het district Nikolajeff (Rusland) zijn dezer dagen in een hagelbui 250 schapen gedood. Jl. Zaturdag vervoegde zich aan het centraal-bureau van politie te Botterdam de kapitein van het Engelsehe barkschip Gleam, Burgess genaamd, kennis gevende, dat door hem op zijne reis van Java herwaarts op 104° 1' 15" O. L. en 12° 10' Z. B., in den namiddag van den 19 Maart 11., in den Indischen Oceaan was opgevischt een open boot, waarin zich twee kleurlingen bevonden, die blijkbaar veel ellende hadden uitgestaan en die hij aan boord had genomen; een hunner was echter reeds den volgenden nacht van uitputting gestorven, doch het was hem gelukt den anderen in het leven te behouden. Daar er niemand aan boord was, die met den man kon spreken, was het hem echter vooralsnog onbe kend gebleven, op welke wijze de man in dezen treurigen toestand was geraakt en vanwaar hij herkomstig was. Nadat die kleurling aan het bureau van politie gebragt was, bleek het, dat hij van het eiland Java herkomstig was en gelukte het den inspecteur van politie A. J. Torley Duwel, vroeger daar te lande gevestigd, het navolgende in de Maleische taal van hem te vernemen: dat hij genaamd is Aspia, vermeent circa 22 jaar oud te zijn en geboren is in de residentie Bantam, in het gedeelte Pedir genaamd, nabij Serang; dat hij op jeugdigen leeftijd zijne geboorteplaats heeft verlaten en naar Batavia is gegaan, om als koelie te werken en als zooda nig gedurende eenige jaren heeft gearbeid in dienst van Europee- sche handelshuizen en toko's, waarvan hem sommige namen bekend zijn dat hij nu ongeveer een jaar geleden te Batavia is aangezocht om in dienst te gaan op een Engelsch vaartuig, en daartoe heeft besloten met nog 19 zijner landslieden (Baniammers); dat het vaartuig (vermoedelijk kotter of sloep) slechts één mast had en er aan boord, behalve de 20 inlanders, een Europeesche kapitein, stuurman en drie matrozen waren; dat het vaartuig van Batavia naar Australië is gezeild en daar tusschen de eilanden aan de westkust is gebleven (daar de man hoegenaamd geen kennis heeft van tijd of plaats, zijn zijne opgaven daaromtrent hoogst gebrekkig) om de paarlvisseherij uit te oefenen, waartoe zij zich op een eiland, door hem Tjadbay hier bedoelde de man waarschijnlijk Sharbay genoemd, tijdelijk vestigden; dat hij en zijne landslieden op het schip door de Europeanen schandelijk werden mishandeld en onvoldoende voedsel kregen, vooral wanneer de vangsten niet rijkelijk waren, zoodat hij, daardoor geheel mismoedig geworden en vreezende toch onder de behandeling te zullen bezwijken, met nog vier Bantammers heeft besloten om met de bij het vaartuig behoorende sloep de vlugt te nemen; dat zij daartoe op een avond ten 10 ure in de boot zijn gegaan en, steeds voor den wind loopende, het eiland reeds des morgens uit het gezigt hadden verloren; dat zij hoegenaamd geen voedsel in de boot hadden kunnen medenemen en dat daarin alleen twee kleine vaatjes lagen, waarvan het eene geheel, het andere ten deele met water gevuld was; dat het gebrek aan voedsel zich al dadelijk en aan water na weinige dagen, toen de kleine voorraad gebruikt was, openbaarde, zoodat zij allen ziek werden en vermagerden en een hunner den 13den dag na hunnen aftogt overleed, dat twee dagen later weder een stierf en den 17den dag eindelijk ook de derde, welke lijken zij overboord hebben geworpen; dat hij en zijn overblijvende kameraad reeds zóó uitgeput waren, dat zij het ligchaam niet meer konden oprigten en alle bestuur van de boot moesten opgeven, daar zij zelfs het roer niet meer konden vasthouden, en alleen met groote moeite van tijd tot tijd het hoofd konden opheffen, om te zien of er ook een schip in het gezigt kwam; dat zy in dien toestand nog drie dagen op Gods genade hebben rondgedreven en dachten te sterven, toen zij op den middag plot seling een schip zagen, dat hen naderde, op welk schip zij door de manschap zijn overgedragen en liefderijk behandeld; dat echter zijn overgebleven makker in den nacht na hunne op name reeds is overleden; dat hij op het schip, hetwelk thans op stroom voor Botterdam ligt, door den kapitein en de overige opvarenden op menschlievende wijze is verpleegd en alles heeft gekregen wat tot zijne herstelling noodig was. De genoemde Maleijer is door bemiddeling der politie in het Zeemanshuis aldaar geplaatst, in afwachting van zijne terugvoering naar Indië. (N. Rott. Crt..) Benoemd tot hoofdonderwijzer te Jisp de heer H. Kroon, hulp onderwijzer te Zaandijk. Met den 6 dezer worden geplaatstaan boord van het sehroef- stoomschip Cornelis Dirks, de luit. ter zee 1ste kl. J. C. Commijs, als 1ste officier, dé luits. ter zee 2de kl. A. E. Arkenbout Schokker, W. H. Tromp en M. F. F. J. de Nerée tot Babberich, de adel borsten 1ste kl. J. D. Ileijuing, W. P. A. M. Kluit en jhr. J. A, G. van der Staal, de off. van gez. 2de kl. dr. F. M. Cowan, en de off. von adm. 2de kl. F. A. Frederiks; aan boord van het wacht schip te Hellevoetsluis, de luit. ter zee 2de kl. J. M. Steers. De adelborsten 1ste kl. H. G. Herderschee, C. F. de Buijter de Wildt en B. Betz worden met den 6 dezer geplaatst, de eerste in de rol van het wachtschip alhier en de beide laatsten aan boord van het ramscliip Buffel. Het schroefstoomschip Cornelis Dirks, liggende te Hellevoetsluis, wordt met den 6 dezer in dienst gesteld en het bevel daarover opgedragen aan den kapt.-luit. ter zee J. B. A. de Josselin de Jong. Kerste Kamer. Zitting van Dingsdag 30 Junij. Naar aanleiding eeuer zinsnede, voorkomende in het afdeeliugsverslag over het ontwerp van wet tot wijziging der begrooting van Nederlandsch-Indië over 1873, en waarin de oorlog met Atsjin regtvaardig en onvermijdelijk wordt genoemd, heeft de heer Hartsen de volgende motie voorgesteld „De Eerste Kamer, van oordeel, dat onder de bestaande politieke omstandigheden 's lands belang niet medebrengt een gevoelen uit te spreken over den inhoud der medegedeelde stukken betreffende den met Atsjin gevoerden oorlog, bedankt den minister van Koloniën voor de overlegging dier stukken, en gaat over tot de orde van den dag. Hierover ontstond eenige discussie. Door den minister van Koloniën werd met kracht aangedrongen op de bespreking, en gezegd dat de politieke crisis niet belet een objectief oordeel over de 9tukken te vellen. De Kamer moet z. i. prijs stellen onder alle omstandigheden van de verantwoording der regering kennis te nemen. Hij verlangt, lof noch blaam, maar is en blijft bereid tot bespreking, zoo noodig in comité. Ten slotte werd de motie aangenomen met 33 tegen 3 stemmen. (Tegen de heeren Prins, Fransen van de Putte en de Voorzitter). Zitting van Woensdag 1 Julij. Het voorstel van Houten, strekkende tot beteugeling van den arbeid van kinderen in fabrieken, is na verdediging, ook door den minister van Binnenlandsche Zaken, aangenomen met 29 tegen 7 stemmen. Al de verdere ontwerpen, waaronder die betreffende den ijk van gasmeters, regeling van het onderwijs in de veeartsenijkunde, wijziging der geneeskundige wet, en regeling van de uitoefening der veeartsenijkunde zijn aangenomen, het laatste met 23 tegeu 10 stemmen. Na de behandeling der huishoudelijke raming in comité, is de Kamer uiteengegaan. Aan 1'Indépendance Beige wordt dd. 29 Junij, 8 uur, 's avonds, het volgende uit Bayonne getelegrafeerd „Ik kom daareven alhier aan, van Pampeluna en Elisondo, na het hardnekkig gevecht voor Estella te hebben bijgewoond, dat daar den 27sten geleverd werd. Ziehier de bijzonder heden van dat gevecht: Sedert Vrijdag was Concha meester van de positiën van Abarzuza, Valatoerta, Muro en Omca. Zaturdag werd de algemeene aanval met groote kracht begonnen, maar tegen 4 ure 's namiddags werd de regter- vleugcl der republikeinen voor de geduchte stellingen, door de Carlisten digt bij Estella ingenomen, teruggeworpen. De divisie Campos, verpletterd door het vreeselijk vuur van den vijand, trok in wanorde terug. De brigaden jEchaguë en Blanco rukten wel ter hulp aan, maar werden tegengehouden door eene frontverande ring der Carlistische troepen en door de charges van de Navarresche bataillons. Op dat oogenblik werd Concha doodelijk gekwetst. Een paniek was daarvan het onmidde- lijk gevolg. De brigade Blanco en de kavallerie dekten den terugtogt; maar de Carlisten heroverden de positiën Abarzuza en Muro en het republikeinsche leger trok dien eigen avond nog terug op Taffalla en Larraga, waarbij het zijn leeftogt, ammunitie en kanonnen nog wist te redden, maar het grootste gedeelte zijner gekwetsten moest achterlaten. De verliezen van het republikeinsche leger worden op 4000 man gewonden of gekwetsten begroot. Behalve maarschalk Concha, die gedood werd, werden nog een brigade-generaal en een 300tal officieren buiten gevecht gesteld." Den 13 dezer wordt Mac Mahon 66 jaar. De groote wapenschouwing in het Boulogner bosch werd jl. Zondag door prachtig weder begunstigd. Parijs zag er 's morgens met het trekken der troepen door de straten zoo vrolijk uit, als in langen tijd niet het geval was geweest. Half Parijs volgde de troepen, te voet, per rijtuig of per spoor; men berekende de menigte, die op Longcliamps was vereenigd, behalve de troepen, op 500,000 man. Een gedeelte van de troepen was reeds in den vroegen morgen op Longchamps aangekomen, waar bivak werd opgeslagen en de maaltijd genuttigd; 't waren die soldaten, die ver van Parijs waren verwijderd; die, welke in de stad zelf in garnizoen waren, gingen eerst ten 10 ure op marsch. Ten 2 ure precies waren de troepen opgesteld; het opperbevel voerde de gouverneur van Parijs. Aan het hoofd van de infanterie zag men de leerlingen van St. Cyr, onder bevel van generaal Henrion. Het geheel maakte een imposanten indruk, die nog werd versterkt door de duizenden nieuwsgierigen; de boomen aan den rand der vlakte van Longchamps waren digt bezet ,met Parijsche jongens, die het klimmen niet verleerd hadden. Van elke compagnie soldaten had men 40 man genomen, zeker de oudsten, wat er mede toe bijdroeg een gunstig oordeel te vellen over de houding der soldaten. Het publiek was over de troepen uiterst voldaanmen hoorde hier en daar de uitdrukking bezigen, dat men met zulke soldaten de Pruissen wel spoedig zou kloppen, en zulke uitdruk kingen hoorde men niet alleen van personen uit den min deren stand. Men behoeft echter aan zulke gezegden niet meer gewigt te hechten dan noodig is. Ten 3 ure verkondigden 15 kanonschoten de aankomst van Mac Mahon, die bij de Boulogner poort te paard steeg. Het gevolg van den president der republiek was niet talrijk, maar schitterendmen merkte op de militaire atta chés van Oostenrijk, Rusland, Italië, Duitschland, enz. De Duitsche militaire attaché, majoor Bulow, wekte opzien, maar men hoorde luide geene aanmerkingen maken. Het volk was uitermate kalm; ook van de tribunes hoorde men geen enkelen kreet. Ten 3} ure begon het marcheeren der troepen; de houding van de infanterie was uitstekend in vergelijking van vroeger; de opgewondenheid van 't publiek daarover werd echter getemperd, omdat de bevelhebbers bijna zon der uitzondering mannen waren, die aan den laatsten oorlog een zeer werkzaam aandeel hebben gehad, g Ten 4| uur was het voorbijmarcheeren gedaan. Mac Mahon reed terug naar de Boulogner poort, waar hij weder in zijn rijtuig plaats nam. Het volk ging langzaam uiteen. Ongelukken hebben niet plaats gehad. De dagorder van den president van de republiek aan het leger luidt als volgt: „Soldaten 1 Ik heb wapenschouwing gehouden over de troepen, onder bevel van den militairen gouverneur van Parijs geplaatst. Ik kan niet dan roemen over de goede houding en de regelmaat bij 't uitvoeren der bewegingen. Ik grijp deze gelegenheid aan, om u mijn levendige voldoening kenbaar te maken over 't feit, dat al de gene raals, uw bevelhebbers, mij de verzekering gaven van den goeden geest, welke onder u heerscht. De Nationale Vergadering heeft, door mij voor zeven jaren 't Uitvoerend Gezag in handen te geven, aan mij de handhaving van orde en openbare rust toevertrouwd. Dat deel van de opdragt gaat evenzeer u aan. Wij zullen haar te zamen tot het einde toe volbrengen, overal het gezag van de wet en den eerbied haar verschuldigd handhaven. De President van de Republiek, Maarschalk Mac—Mahon, Hertog van Magenta." De Moniteur universel teekent hierbij aan, dat algemeen bij de leden van de Nationale Vergadering de indruk van de dagorder gunstig was en dat, welke discussiën er ook in de Vergadering gevoerd mogen worden of welke de uitslag zij, 't Uitvoerend Gezag niet veranderen zal, want

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 2