1874. N,°. 83.
Zondag 12 Julij.
32 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
De blaauwe bloem iu de politiek.
Binnenland.
HELDERSCHE
^lEUWEDIEPER COURANT,
»Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dinghdag», Donderdag- en Zatuhdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Prijs der Adverteaticn Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
KIkeii Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië
vla Brindisi.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
Iede{ die geen vreemdeling is in de Duitsche letterkunde
van de vorige eeuw, kent de rol, die de «blaauwe bloem"
vervuld heeft in de werken van Tieck en Novalis, van
Hoffman en Chamisso en de schrijvers van de romantische
school. De romantische school gaf bij monde van Novalis
dien naam aan haar onbestemd en onzeker ideaal. Dit de
boeken van dat tijdvak, waait ons eene benaauwde ongezonde
lucht te gemoet, en wij kinderen van de XIXde eeuw
kunnen ons ter naauwernood voorstellen, hoe een menschen-
geslacht, dat nog zoo kort voor ons geleefd heeft, vrede
kon vinden en zich wel kon gevoelen in een atmospheer,
die zoo zeer alle werkelijkheid uitsluit.
De idealen van de romantische school liggen geheel
buiten het werkelijke leven. Volgens haar verkeeren de
beste en edelste menschen in eene voortdurende, droomerige
stemming, zonder wil en zonder plan; slechts geleid dooi
de stemming van het oogenblik leven ze voort in eene
omgeving van bloemen en maanlicht, in een toestand tusschen
waken en slapen, tusschen leven en sterven, tusschen goed
en kwaad; zoo leeft William Lorell, zoo Heinrich van
Ofterdingen.
Maar alles wat werkelijk ingrijpt in het practische leven,
alles wat licht en arbeid heet, is hun vreemd. Zij leven
alleen daarom niet doelloos en planloos, omdat het hun
doel en eenig plan is geen ernstige wil te hebben, niet te
leven, maar zich te laten leven.
Waartoe zal dit den mensch voeren? Volgens de roman
tische school tot iets, tot geluk; maar dat geluk is weêr
even onzeker, even onbepaald als de middelen waardoor
het verkregen moet worden, dat ideaal, dat het toeval
brengen zal aan hem, die zich van ernstig zoeken ont
houdt, is de «blaauwe bloem.»
In Bismarck's eeuw van bloed en ijzer, in ons tijdvak
van spoorwegen, van natuurkunde en mechanica zijn wij
aan dergelijken toestand van willenloosheid en onzekerheid
in streven en bedoelingen toch wel ontwassen? Men zou
't meenen, men zou 't verwachten, en tochhoe velen
zijn er nog, die wanneer zij geroepen worden om te han
delen, doen, alsof wachten op 't toeval, dat hun de blaauwe
bloem in den schoot moet, werpen, de hoogste wijsheid is.
Vooral in de zaken des lands, in de politiek, wordt zoo
gehandeld, de blaauwe bloem regeert Nederland althans
evenveel als Willem III.
Telkens zien wij nieuwe ministeriën; welke plannen zij
medebrengen is bijna onverschillig, afstemming is toch het
lot, dat die plannen wacht; de blaauwe bloem moet blaauwe
bloem blijven, zoodra zij een duidelijk kenbare gedaante
aanneemt, zoodra eenig plan helder geformuleerd is, houdt
het op begeerlijk te zijn; vade retro! vade retro! alles
wat niet ontastbaar en ongrijpbaar, alles wat niet algemeen
en onbepaald is!
Belasting-hervorming, ja! gaarne, mits maar niet eenige
bepaalde hervorming; mits 't maar hlijve bij een algemeen
wensc'nen, een zoet begeeren!
Landsverdediging, gaarne, o gaarnemaar niet die plannen
van dezen minister, niet die werkelijkheid met al hare
gebreken en schaduwzijden, maar landsverdediging in 't
algemeen, zoo'n vaag gevoel van moed, zoo'n half droomerige
voorstelling van een volk, dat te wapen snelt, van een
slagveld bij maanlicht, zoo'n indruk van stukgeschoten
vaandels in eene oude domkerk, iets van een Te Deum,
zoo noodig een Dies ïrae, onder hooge gewelven, maar niets
bepaalds; de werkelijkheid is zoo hardvochtig, krenkt zoo
vele belangen, is zoo prozaïsch.» En als dan eens de
werkelijke vijand komen mogt, de vijand, niet als een
spooksel der verbeelding, maar een die oïize wegen stuk
rijdt met zijne kanonnen, onze bruggen doet springen met
buskruid, en de oogst van onze velden voor zijne paarden
vordert? Wat dan? Tegen dien tijd zorgt de blaauwe
bloem, dan zal er iets gebeuren, iemand iets doen, niemand
weet wat, maar ietsietsde blaauwe bloem!
Het toeval is onze politieke god! Niet het toeval van
den nuchteren man, die Godswater over Godsakker laat
loopen, maar het toeval van de romantische school, dat
tegelijkertijd iets heeft van een noodlot en van eene belofte,
van een vurig begeerde tooverbloem, die alleen door ver
langen gewonnen wordt, maar door handelen verloren gaat.
Eene algemeene begeerte naar verbetering maar tegelijkertijd
een onoverwinnelijke afkeer van alle practische middelen,
die die verbeteringen zouden kunnen verwezenlijken.
Als men onze staatslieden vroeg naar de reden van hun
geloof in de «blaauwe bloem», dan zouden zij zeer stellig
ontkennen in haar te gelooven, en de vraag eene bespotting
achten. Want 't is een onbewust geloof. Wat de romantici
't verlangen naar de blaauwe bloem heetten, noemt men
in de Nederlandsche politiek 't vertrouwen «dat 't zoo'n
vaart niet zal loopen.» Dit is minder dichterlijk uitgedrukt,
maar eigenlijk 't zelfde. De omgeving van 't Binnenhof
is minder dichterlijk dan de Thuringscbe bosschen, en de
bergen van Zuid-Duitschland.
Als onze Kamers tot alle verbeteringen bereid zijn, en
een scherp oog en een fijn gevoeltoonen voor al de leemten
en gebreken onzer wetgeving, maar tegelijkertijd elke
belangrijke verandering verwerpen om daaraan verbonden
bezwaren in de uitvoering, clan is daarvoor inderdaad geen
andere reden dan de overtuiging, dat die verandering te
duur gekocht zou zijn, dat 't oude nog wel wat medekan,
dat het «zoo'n vaart niet loopen zal»en op den achtergrond
de overtuiging, dat eenmaal, iemand, het toeval, de blaauwe
bloem zal brengen, namelijk verbeteringen zal voorstellen,
wetten zal ontwerpen, aan welker uitvoering geene bezwaren
verbonden zijn.
Zonder dat half onbewuste blaauw-bloempjesgeloof op
den achtergrond van de ziel, ware (lat terugschrikken voor
de aan elke verandering van het maatschappelijk organisme
verbondene bezwaren, onverklaarbaar kinderachtig. Dan
toch lag in die bezwaren geen reden van uitstel, omdat
uitstel nimmer afstel zou kunnen zijn, en dezelfde, of andere
niet minder gewigtige bezwaren steeds vereenigd met de
gewenschte verbetering zouden worden aangetroffen.
Elke vergelijking gaat mank, ook de onze. De tijdgeest
heeft vruchteloos over de aarde gestreken. De romantici
predikten 't niets doen; in de Nederlandsche politiek van 1874,
doet men niets, maar predikt men 't niets doen niet meer.
Men houdt nog traagheidspreêken, maar men gebruikt
arbeids-texten. Men predikt: werkt; maar de toepassing
luidt: afwachten, niet overhaasten, wel overwegen, verzinnen
alvorens te beginnen, verkr egen r'gfen ontzien, eerbied
waardige belangen sparen. Men ziet, dat de vergelijking
niet zeer kreupel is. Andere namen en andere vormen
zijn gekomen, maar in 't wezen van de zaak zijn wij poli-
tische romantici gebleven. Wij laten alles onveranderd,
zelfs wanneer wij 't afkeuren, omdat wij niet het betere
willen ruilen voor het slechtere, maar iedereen wacht op
't ideaal beste, op de blaauwe bloem, die niemand ooit
gezien heeft, en niemand ooit zien zal. En diep in ons
hart leeft het geloof aan dat ideaal, dat, hoe vaag ook,
schoon genoeg schijnt om alle practische, alle mogelijke
hervormingen door de vergelijking onsmakelijk te maken.
Mijnheer de voorzitter! deze wet, deze censuswet bijv.
heeft veel goeds, 't Is waar, dat er vele onbillijkheden
door worden weggenomen, dat deze bepalingen ons kiesregt
zonder de beginselen te veranderen, in overeenstemming
zouden brengen met onzen tegenwoordigen toestand, maar,
mijnheer de voorzitter, 't is niet watikwenscli Ik verlang
eene wet, waardoor alle knappe, bekwame, eerlijke, vader
landslievende mannen kiezers zullen zijn, eene wet, die
allen uitsluit, die niet bekwaam en niet vaderlandslievend
zijn. Daartoe wil ik gaarne medewerken, maar in deze
wet is iets kleins, iets bekrompens, iets dat strijdt met mijne
politieke idealen. Onder deze wet zullen er weêr domme
kiezers zijn, en knappe mannen zullen weêr overstemd
worden door hunne schoenmakers, ook als deze niet knap
zijn. Daartoe kan ik niet medewerken. Ik zou wel beproe
ven het wetsvoorstel te amendeeren, maar dat is mijne taak
niet. Ik ben niet de minister, mijnheer de voorzitter!
Van mij heeft de Kamer niet het regt te verwachten, dat
ik mijn ideaal formuleer. Ik zoek de blaauwe bloem, maar
ik heb die niet. Als men minister is behoort men die in
zijn tuin te hebben. Maar ik ken haar, ik heb slapend en
wakend hare geuren genoten, ik heb van haar gedroomd,
en ik reken mij tegenover mijne kiezers verpligt, mij door
dezen minister geen gemeene zonnebloem in de handen te
laten stoppen. Overigens, de minister behoort tot mijne
vrienden, en ik wil doen wat ik kan, ik wil trachten de
wet zoo aannemelijk mogelijk te maken. Ik stel een amen
dement voor om de census op het platteland f 0.50 te
verlagen, en de artikelen in omgekeerde volgorde te lezen,
't Is waar, dat daardoor de blaauwe bloem nog niet in ons
hereik zal komen, maar ik geloof toch, dat daardoor's ministers
voorstel dat stootend zonnebloem-uiterlijk wat zal verliezen.
Ziehier de ideaal-redevoering van den romanticus-politicus.
Bij de stemming zal hij voor zijne amendementen, maar
op de eene of andere manier tegen de wet stemmen.
Ridendo clicere verum? Och! mogt eenmaal algemeen
worden begrepen, hoe de politiek werk is van een prozaïsch
geven en nemen, 't resultaat van wederzijdsche concessiën,
en het abstracte ideaal van regt nergens minder bereikbaar
is, clan daar waar men toepassing van regt vraagt op menschen,
die geen idealen zijn, in wier tuinen kool en aardappelen,
maar geen blaauwe bloem groeijen, en die van al te har
telijke genegenheid voor 's buurmans kool maar al te.
dikwerf moeten genezen worden door den veldwachter, (t)
HELDER en NIEUWEDIEP, 11 Julij.
Zr. Ms. schroefstoomschip 4de kl. Bahdjermassing, kom-
mandant luit. ter zee 1ste kl. E. L. Ëhnle, is gisteren
alhier van Amsterdam aangekomen, om den 15 dezer via
Suez naar Oost-Indië te vertrekken.
Heden maakte de stoomboot Burgemeester Zijlstra
van Harlingen naar hier weder een pleiziertogt. Aan
boord bevonden zich een aantal passagiers.
Ter hoogte van Kaaphoofd is de stoomploeg, die de
route derwaarts langs den zeedijk zonder moeijelijkheden
verrigtte, tot aan de deuten in het zand gezakt. Men
moet nu dit werktuig op een houten bedding brengen,
terwijl met paarden het naar zijne bestemmingsplaats zal
worden gebragt.
Uit Leiden arriveerde gisteren morgen alhier, onder
bevel van den luit. de Rooij, een detachement infanteristen,
sterk 80 man, ter vervanging van een gelijk aantal van
dit zelfde wapen, welke met den laatsten trein met verlof
gingen.
De kermisuitspanningen zijn, begunstigd door het
schoonste zomerweder, gedurende de dagen dezer week
voortgezet en hadden Donderdag haar hoogsten stand bereikt.
Groot was toen vooral het aantal bezoekers. De heeren
Calp en Comp., Xhaffllaire, Wery en Broekman verschaffen
eiken avond aan tal van menschen genoegen, en het paar
denspel van den heer Blanus lokt een groot getal toe
schouwers. Door de café's chantants worden mede velen
aangetrokken, terwijl Musis Sacrum voor danslustigen een
gezochte gelegenheid aanbiedt, waar velen gaarne eenige
uren slijten. De directiën der beide tooneelgezelschappen, hier
aanwezig, gaan voort met het doen opvoeren van goed
gekozen stukk tl.
Men verwacht weldra een zeer prachtig Japansch
geschenk, door Hollanders iu Japan woonachtig vervaardigd,
om dit Z. M. aan te bieden.
Prins Frederik der Nederlanden is door zijn zwager,
den Keizer van Duitschland, ter gelegenheid van den doop
van zijn kleinzoon, te Neuwied op den 1 dezer maand,
benoemd tot „General-Oberst von der Infanterie,, met den
rang van generaal-veldmaarschalk, en is hem tevens ver
gund de uniform te dragen van het 2de Garde-regiment
te voet.
De Köln. Zeitung zegt dat dit de eerste maal is dat een
vreemde, niet Duitsche vorst, tot zulk een eerecharge
geroepen wordt, eene onderscheiding te opmerkelijker, omdat
de Keizer, toen hij nog Prins van Pruissen was, gelijken
rang had alleen met dit onderscheid, dat deze generaal-
overste fan de infanterie was.
Met 'zekerheid verneemt men, dat Z. Exc. de luit.—
generaal van Swieten, opperbevelhebber der expeditie in
Atsjin, in de maand Aug. a. s. hier te lande wordt terug
verwacht.
Aan het ministerie van Binnenl. Zaken is jl. Donderdag
aanbesteedhet maken en stellen van ijzeren overkappingen
aan het station buiten de Delftsche poort te Rotterdam;
met de daarmede in verband staande werken. De minste
inschrijver was de Union Actiën Gesellschafit, te Dortmuiid,
voor f 263,823.
Het U. D. verneemt, dat de aanvragen van onder
officieren, om voor 2de luit. bij de infanterie in Oost-Indic
in aanmerking te komen, zoo talrijk zijn, dat in Nov. e. k.
nog een tweede examen, zoo gewoon als verligt, zal
gehouden worden.
Benoemd tot hoogleeraar aan de predikantenschool
der Christ. Geref. gemeente te Chicago, de heer S. van
Velzen, prof. te Kampen.
In de op jl. Donderdag gehouden zitting de Provin
ciale Staten van Noordholland zijn onderscheidene rapporten
over aanhangige onderwerpen uitgebragt, o. a. omtrent
aanvrage tot toepassing van art 36 der wet op het lager
onderwijs ten behoeve der gemeenten Huizen, Petten,
Wormerveer, Vlieland, Egmond aan Zee en Assendelft.
Aan de gemeente Castricum is een nader subsidie verleend
voor de verbetering van wegen in die gemeente. Onder
scheidene polder-reglementen zijn vastgesteld.
Door het provinciaal bestuur van Noordholland is
jl. Donderdag aanbesteed: 1. De aanleg eener telegraaflijn;
met een draad tusschen den Burgen het Eijerlandsche strand
op Texel en tusschen de Zuidwestpunt der duinen en het
telegraafkantoor op Vlieland; minste inschrijver de heer
W. Hillenius, te Texel, voor f 2026. 2. Het onderhoud
van den zeedijk tusschen Naarden en Muiderberg, van de
strandpaleu te Muiderberg en van den zeedijk beoosten
Naarden, tot 1 Mei 1875; minste inschrijver de heer A.
Helsen, te Amsterdam, voor f 549. 3. Het maken vait
een peil put, met gebouwtje enz., voor eene zelfregistrerende
peilschaal bij het kustlicht te Durgerdam (hoek van het IJ);