Benoemingen, enz. Provinciale Staten van Noordiiolland. Buitenland. Te Arnhem overleed dezer dagen de gepensioneerde generaal—majoor jhr. H. de Haze Bomme; de overledene was de oudste adjudant van Z. M. den Koning. Een landbouwer te Zwollerkerspel is jl. Zaturdag middag, terwijl hij een voer hooi stond op te steken, door een zonnesteek getroffen en op de plaats doodgebleven. Voor ongeveer acht maanden liep een blijkbaar dolle hond in de omstreken van Almelo rond. Nu is den 10 Junij jl. (onder de gemeente Borne), weder een kind van tien jaren aan hondsdolheid bezweken en is dat reeds de vierde persoon, die het slagtoffer van den beet van bedoelden hond is geworden. In de laatste ontvangen nommers van het Soerab. Handelsblad komt weder een „Bataviasche brief" van Hermine voor, aan het slot waarvan men leest „Weet ge op wien wij meisjes hier allemaal zoo wat verliefd zijn, in alle eer en deugd altijd? Op generaal Verspijck. Nu, en die was ook op het Waterloo-pleiu. Dat is een generaal, zoo als ik me die altijd heb voor gesteld, een flinke, krachtige figuur, met een innemend gelaat, voor wien de generaals-uniform schijnt te zijn uit gevonden. Yoor ieder onzer had hij een vriendelijk woord, een aardig gezegde en dan weêr op eens stond hij te midden van een troep soldaten, die geen „hoera's" en „lang leve's" genoeg hadden om aan hun enthousiasme lucht te geven voor hun „vechtgeneraal." Ik heb hem natuurlijk nooit zien vechten, maar ik heb hem een parade zien komman deren en dat was prachtig. Man en paard schenen een, als hij op zijn vurig ros langs de gelederen rende, en daar moest wel stipt gehoorzaamd worden, als hij met donderende stem zijne bevelen gaf. Zelfs de schutters schenen er door geïnspireerd te worden. Generaal van Swieten is een geheel ander figuur; die doet mij meer aan von Moltke denken, niet om zijn uiterlijk, maar om zijn kalmte. Hij schijnt mij volmaakt verheven te zijn boven al de oordeel vellingen van den laatsten tijd, en als ik zijn rustig gelaat zie te midden van al de feestelijkheden, dan begrijp ik niet, hoe er nog lieden zijn, die durven twijfelen aan zijne ver zekering, dat de oorlog met Atsjin geëindigd is. Van generaal Verspijck ga ik onwillekeurig veel houden, voor generaal van Swieten heb ik eerbied." De Keizer van Rusland is jl. Maandag morgen te Petersburg teruggekomen. Fritz Reuter, van wiens overlijden wij in ons vorig nummer melding maakten, werd den 7 Nov. 1810 te Stavenhagen in Mecklenburg-Schwerin geboren, waar zijn vader burge meester en vrederegter was en tevens een niet onaanzienlijke landhoeve bezat. Zijn eerste opleiding ontving Fritz van huisonderwijzers en bezocht later het gymnasium te Friedland in Mecklenburg- Strelitz en dat te Parchim. Van iemand met een letterkundigen aanleg als Reuter mag het verwonderlijk heeten, dat wij hem in 1831 te Rostock vir.den om zich aan de regtsgeleerdheid te wijden, en een jaar later te Jena; maar het was dan ook slechts met tegenzin dat hij dat studievak beoefende. Hij bragt die studie echter niet ten einde, want in het najaar van 1833 trof hem tijdens de zoogenaamde groote demagogenvervolging met zoovele andere jeugdige mannen van talent het lot van in Pruissische gevangenschap te geraken. Na een jaar op zijn vonnis te hebben gewacht, werd hij ter dood veroordeeld, doch ontving gratie en werd daarop tot 30 jaar vestingstraf verwezen. Tot aan den zomer van 1838 bragt hij, ondanks alle protesten der Mecklenburgsche regering, zijn straftijd in verschillende Pruissische vestingen door, en na zijn uit levering ging 't hem niet beter, daar hij terstond werd geïnterneerd in de Mecklenburgsche vesting Dömito, totdat hij eindelijk krachtens de door Pruissen verleende amnestie van 1840 de vrijheid terugkreeg. De tijd van zijn gevangenschap was echter voor weten schap en kunst niet verloren gegaan. Dat hij zijn regts- geleerde studiën had laten varen, is verklaarbaarin plaats daarvan had hij zich aan de beoefening der Duitsche letterkunde en aan teekenen gewijd en, welligt uit behoefte aan afwisseling, hield hij zich ook met mathesis bezig en, wat hem aan het ouderlijk huis herinnerde, met landbouw wetenschappen. Dit laatste stelde hem in staat, na het verkrijgen zijner vrijheid het beheer van het vaderlijk erfgoed op zich te nemen, waarvan hij echter in 1850 weder moest afzien. Toen zette hij zich als privaat-docent in de Pommersche stad Treptow neder, waar weldra zijn eerste dichtwerk verscheen, onder den titel van „Lauschen en Rimels", kleine platduitsche verzen, die hun ontstaan hadden te danken aan den vrolijken en gezelligen omgang met zijn vrienden Peters te Pbalberg en Schröder te Treptrow. Zonder ons te bepalen tot een dorre opsomming van al zijn werken, willen wij alleen nog vermelden zijn ook hier te lande zoo gunstig bekende „Olie Kamellen", „Gedroogde Kruiden" een reeks van novellen in proza, waarvan met regt „Ut de Franzosentid" een juweeltje mag heeten. Onder de dichters, die in het platduitsch hebben geschreven, komt zeker de eerste plaats toe aan Fritz Reuter. (V.) Een Koning van Mastedy in Opper-Egypte stierf onlangs, en Sir Samuel Baker verhaalt van de begrafenis het volgende: De plegtigheid van de ter-aarde-bestelling van een Koning van Mastedy is hoogst zeldzaam. Men graaft een diepen kuil, waarin men de vrouwen van den overledene laat klimmen en haar het doode ligchaam op de knieën legt. Dan brengt men de bij de naburen gemaakte gevangenen aan den rand van den kuil, houwt hun arm en been af en werpt ze zoo verminkt op het ligchaam van den vorst. Wanneer dit geschied is, vult men het graf met aarde, die met de voeten vastgestampt wordt en de zaak is afgeloopen. De opvolger van den laatsten vorst vond deze verminking der gevangenen en het levend begraven der vrouwen on voldoende. Hij noodigde zijne bloedverwanten tot een groot feestmaal en liet allen den hals afsnijden. De Hof-Anzeiger bevat naar aanleiding van de kwestie der lijkenverbranding de volgende annonce: „Ik ondergeteekende verklaar hierbij, dat het volstrekt niet noodig is de lijkenverbranding in te voeren. Ik neem reeds sedert 15 jaar te Zeil het ambt van doodgraver waar zonder dat ooit een geval van cholera, typhus, enz. in mijne familie is voorgekomen. Ook ben ik in 't bezit van eene geit, die zich met het op 't kerkhof groeijende gras uit stekend voedt, ja, mijne geit versmaadt zelfs elk ander voedsel, wat voorzeker ook een bewijs is van de onschade lijkheid van het kerkhof. Georg Ott, doodgraver te Zeil bij Hof." De grillige mode doet niet alleen de vrouwenhoeden met fruit, bloemen en pluimen versieren, maar plaatst er zelfs gansche vogels met nest, eijeren en al op. Dezer dagen wandelde eene dame van Gilly, fier als een paauw, met een prachtigen kolibri op den hoed. In de Hoogstraat te Charleroi, waar zij langs de huizen drentelde, werd haar hoofdsieraad bespied door een overgrooten kater, die water tandde naar het lieve vogeltje, dat als levend tusschen de bloemen pronkte. Op eens springt de onbeschofte vier- pooter op het hoofd der wandelaarster, scheurt het koli- brietje met een aantal kanten en bloemen van den hoed en vlugt er mede in een dakgoot, waar hij dacht eens fiks te zullen smullen. De poes was teleurgesteld en de dame was woedend; men zegt, dat zij den eigenaar van dien ontijdigen vogelvanger voor de regtbank zal dagen. Tot hulponderwijzer met. acte voor de Fransclie taal aan de openbare school voor gewoon cn meer uitgebreid lager onderwijs te Schagen, is benoemd de heer F. G. van den Berg, te Vlaardingen. De heer B. Denijs te Schagen is door Burgemeester cn Wethouders dier gemeente benoemd tot klerk ter secretarie. Met ingang van 1 Aug. a. s. is benoemd tot griffier bij het kantongeregt te Purmerende mr. M. P, Meelboom, advocaat te Broek in Waterland. Opgeheven is hei ontvangkantoor der dir. bel. en ace. te Hoog woud c. a.de gemeente Hoogwoud is toegevoegd aan het ontvang kantoor der dir. bel. en acc. te Spanbroek c. a. en dat kantoor gelaten onder het voortdurend beheer van den tegenwoordigen titularis, den heer W. Klaassen; en de gemeente Abbekerk is toegevoegd aan het ontvangkantoor der dir. bel. en acc. te Midwoudc. a Zitting van Dingsdag 14 Julij. In deze vergadering heeft de heer II. Koomen de vereisehte eeden afgelegd. Vastgesteld zijn de begrooting van het provinciaal bestuur, voor zooveel het Rijksbestuur betreft, voor 1876 de rekening der pro vincie over 1873; de begrooting van de enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven voor 1875, alsmede de rekening van het gesticht Meerenberg over 1873 en de begrooting van dat gesticht voor 1875. Op liet adres van het Nederlandsch-Israëlitisch armbestuur om verhooging der provinciale bijdrage voor de verpleging van behoeftige krankzinnigen is afwijzend beschikt. Het adres van den raad der gemeente Wijk aan Zee en Duin om subsidie voor verbetering van den schulpweg naar Beverwijk is gereuvoyeerd aan Gedeputeerde Staten. Evenzoo zijn om nader rapport gerenvoyeerd stukken betreffende den Noorder-1 J en Zeedijk het te dier zake ingediende amendement is teruggenomen. Afwijzend is beschikt op het adres van B. en W. van Zaandam om toepassing van het alterum tantum op onderwijzers-tractementen. Besloten is om gunstig te adviseren op de aanvragen om toe passing van art. 36 der wet op het lager onderwijs ten behoeve van de gemeenten Huizen, Petten, Vlieland, Egmond aan Zee, Wormerveer en Assendelft. Een adres van directeuren van het Koepok-Genootschap voor minvermogenden te Amsterdam om subsidie voor de instandhouding van het pare vaccinoffène is om berigt gerenvoyeerd aan Gedepu teerde Staten. Tot leden van de Eerste Kamer der Staten-Geueraal zijn herkozen de heeren mr. H. .T. Smit en A. Prins. Dezomer-vergadering der Staten is daarop gesloten. België. Bij de te Vilvoorden liggende militaire strafdivisie heeft eene muiterij plaats gehad, die echter door het kader van dat korps spoedig en met veel fermheid is bedwongen geworden, zonder dat er groote onheilen te betreuren zijn geweest. Nadat reeds eenige dagen lang eene zekere gisting bij de divisie was opgemerkt, die zich vooral door gemor bij de dagelijksche exercitiën openbaarde, zijn de misnoegden jl. Zaturdag tot dadelijkheden overgeslagen. Toen de adjudant-majoor Snollaerts over het plein kwam, waarop de exercitie gehouden werd, hieven verscheidene der manschappen den kreet: „Leve kapitein Snollaerts!" aan. Dit was echter geen blijk van sympathie, maar een afgesproken sein tot den aanval; want onmiddelijk daarop trad een der belhamels, die in allerijl een rooden doek uit zijne montering te voorschijn gehaald en bij wijze van sjerp om zijn middel geknoopt had, uit het gelid te voorschijn en liep, onder het geroep van: „Voorwaarts! Leve de vrijheid!" naar den adjudant, om dezen aan te randen. Snollaerts trok echter schielijk zijn sabel en bragt den oproermaker daarmede eene wond aan het achterhoofd toe, die van een ernstigen aard schijnt te zijn. De muiterij dreigde nu algemeen te zullen wordenmaar eensklaps staakten de muiters hunne reeds aangevangen geweldenarijen, omdat, gelijk onder hen van mond tot mond ging, „de kanaalwerkers er nog niet waren, en het dus nog te vroeg was." Men leidt uit deze bijzonderheid af, dat de muitelingen verstandhouding aangeknoopt hadden met de poldergasten of aardwerkers, die op dit oogenblik aan de Senne-werken gebezigd worden. De kommandant der strafdivisie, de luit.- kolonel de Smet, vroeg onmiddelijk met den telegraaf om versterking uit Brussel en Mechelen. Voor dat eebter de onverwijld afgezonden troepen te Vilvoorden aankwamen was men het oproer reeds meester geworden. Dit heeft zich voornamelijk tot de twee recidivisten-compagniën van de 1400 man sterke divisie bepaald; de twee andere com- pagniën, uit manschappen bestaande die eene eerste straf ondergaan, hebben zich nagenoeg geheel onthouden en zelfs hunne officieren tegen de oproerlingen beschermd. Eene poging van den kolonel om de muiters door middel der twee laatstgenoemde compagniën langs den minnelijken weg weder tot hun pligt te brengen, mislukte en alstoen liet de kolonel op den oproerigen hoop vuren, waardoor ver scheidene oproerlingen gekwetst werden, maar geen enkele gevaarlijk. Dit vuur bragt veel verwarring onder den troep te weeg en stelde het kader in staat een veertigtal belhamels in arrest Ie nemen, waarna de overigen zonder verder verzet in onderwerping kwamen. De orde is sedert niet op nieuw gestoord geworden. Er is een raad van enquête benoemd, die in het strafgesticht zelf vergadert. Sedert verscheidene jaren reeds exerceerden de manschappen der strafdivisie met geweren zonder bajonetten, eene voorzorg, waarvan het nut thans proefondervindelijk is bewezen. Frankrijk. Uit het rapport over de gevangenissen in Frankrijk aan den minister van Binnenlandsche Zaken, blijkt dat jaarlijks vijf of zes dieven sterven aan de gevolgen van het inslikken der bastringue. Deze bastringue is een stalen kokertje van 12 centimeters en bevat eene geheele verzame ling van hamers, boren, vijlen enz., wat een volmaakte dief noodig heeft om te ontvlugten. Ongelukkigerwijze is het niet moeijelijk om de bastringue in te slikken, maar wel om haar, kwijt te raken; soms gelukt dit, maar gelukt het niet, dan wordt de eigenaar onverbiddelijk tot een beter leven opgeroepen. Krijgt hij daarentegen zijn bastringue weder tot zijne beschikking, dan heeft hij alle instrumenten die hij noodig heeft om zelfs, de stevigste spijlen door te zagen. De graaf van Chambord is volgens den Weener cor respondent van de Augsb. Allg. Zeit. vrij ernstig ongesteld. Te Aurillac, in Auvergne, heeft jl. Vrijdag een brand plaats gehad, waardoor zes huizen, door vijftien gezinnen bewoond, in de asch zijn gelegd en waarbij men het verlies van elf menschenlevens te betreuren hoeft gehad, waaronder vijf militairen behoorden, die bij de remonte dienst deden. Een dier krijgslieden is met twee kinderen, die hij trachtte te redden, tengevolge van het plotseling instorten van een vloer, in de vlammen omgekomen. Bovendien hebben zeven personen ernstige brandwonden bekomenvier dezer laatsten verkeeren zelfs in een bedenkelijken staat. De brand is op een zolder ontstaan, waarop hout en takkebossen geborgen werden. Esgeiaafi. De Daily Telegraph bevatte verleden week een afschuwelijke beschrijving van een gevecht tusschen een man en een hond, waarvan zijn correspondent te Hanley (in Staffordshire) getuige was geweest. In den kelder van een afgelegen huis vond de berigt- gever een vijftig personen bijeen, voor 't meerendeel mijnwerkers, met ongeduld 't schouwspel verbeidende. De beide kampioenen, de man en de hond, waren aan tegen overgestelde muren vastgeketend, zoodat zij elkander juist bereiken konden, maar ook, door teruggaan binnen de lengte van hun ketting, zich buiten elkanders bereik konden plaatsen. De hond was een groote witte bulhond, een sterk, bloeddorstig, fel afgerigt schepsel. De man was een misvormde doch verbazend gespierde dwerg, een treffend evenbeeld van Victor Hugo's Quasimodo; zijn geheele bovenlijf was naakt en met olie ingewreven. Vóór den aanvang van 't gevecht had de dwerg, op handen en voeten neergehurkt, op allerlei manieren den hond gesard, „zoodat tranen van woede 't beest over den stompen neus rolden, en hij een heesch sissend gebrom uitstiet." Men kan zich dus de razernij verbeelden, waarmede 't dier, toen door den scheidsregter het teeken gegeven was, op zijne tegen partij aanvloog. Een geweldige vuistslag op zijn kop deed hem half verdoofd terugstuiven. Dadelijk echter hernieuwde hij den aanval, en bragt den man een geduchten beet in den arm toe. De dwergMaar 't ware al te stuitend voor onze lezers, indien wij de beschrijving van de Daily Telegraph in al haar bijzonderheden volgden. Tien malen vlogen de man en de hond op elkander af, en vochten lijf tegen lijf. De ruige armen van den dwerg waren half aan flarden gescheurd; de hond had een oog en eenige tanden verloren, terwijl zijn kop en ligchaam geheel opge zwollen waren ten gevolge van de vuistslagen, aan moker slagen gelijk, waarmede zijn vijand hem afweerde. Eindelijk, na een elfde en laatste treffen, bleef de man overwinnaar; met een wanhopigen vuistslag had hij den hond de onder kaak verbrijzeld, zoodat het dier liggen bleef, en door geen aanhitsen meer op de been te krijgen was. En wat hadden gedurende deze afgrijselijke worsteling de toeschouwers gedaan? Zij hadden genoten, met volkomen beestig genot. „Hoe verwoeder 't gevecht, des te inniger was hun sprakelooze belangstelling. In hunne opgetogenheid leunden zij over elkanders schouders, en maakten monden, gromden en grijnsden, hapten in de lucht en knersten met de tanden bij eiken goeden slag of bloedigen beet." Kortom, beestiger verzameling van beesten zal zelden aan 't gezigt van bloed en slagen zich verlustigd hebben. Naar aanleiding van bovenstaande heeft de regering onderzoek gedaan naar dit schandelijke prijsgevecht. Ge lukkig heeft het niet geleid tot de ontdekking van iets dat het verhaal bevestigen kan. Van elders wordt medegedeeld, dat vóór 50 jaren iets van den bedoelden daad zou hebben plaats gehad. Jl. Zaturdag op den middag is te Londen door den premier in het afgesloten gedeelte van Parlement-Square een schoon bronzen standbeeld van den vorigen graaf van Derby plegtig onthuld. De heer Disraëli heeft bij die gelegenheid kortelijk het woord gevoerd en graaf Derby's vurige welsprekenheid, fleren moed, onbegrijpelijk vlug verstand en geschiktheid voor den arbeid in herinnering gebragt. Gedurende 50 jaren had hij behoord tot degenen, die in 's lands raadzalen aanvoerden, maar drie kolossale maatregelen vooral zijn het gevolg van zijne persoonlijk inspanning en scheppingskracht

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 2