1874. N°. 94.
Vrijdag 7 Augustus.
32 Jaargang.
Het aanstaande Ministerie.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Binnenland.
HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Dondebdag- en Zatubdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Klken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-ïndië
via Brindi§i.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
De dagbladen hebben ons bekend gemaakt met de
voordracht van een nieuw stel ministers, door den heer
Heemskerk vergaderd en den Koning ter goedkeuring
voorgesteld; van een nieuw kabinet, waarin de heer Heemskerk
zelf de belangrijke betrekking van minister van Binnen-
landsche Zaken zal vervullen. Wat nog niet lang geleden
voor onmogelijk werd gehouden, zal mogelijk blijkende
staatsman, die eenmaal bet liberale vaandel verliet om het
conservatieve met ijver te dienen en het zijnen vroegeren
partijgenooten zoo lastig mogelijk te maken; die door twee
Kamer-ontbindingen zich en zijne conservatieve mede
ministers zocht te handhaven, maar telkenmale door de
kiezers in het ongelijk gesteld en daardoor ten laatste tot
aftreden gedrongen werd; die later begunstigd werd met
een zetel in den Hoogen Raad, waar men waande dat hij,
veilig geborgen en meer dan voldaan over de genoegens
van het gezag, alle ambitie voor eene ministeriëele porte
feuille verioren had, dezelfde Heemskerk Az., wien het
in 186668 zoozeer mangelde aan constitutioneel besef en
wiens verwijdering eene hevige spanning deed ophouden
en iederen liberaal verademing schonk, is op nieuw te
voorschijn getreden om als minister belangrijken invloed
op de welvaart en ontwikkeling van het vaderland uit te
oefenen.
Wij behoeven niet te vragen, door welke omstandigheden
zoo gewichtige ommekeer mogelijk is geworden. Wij weten
hoe de liberalen hunne taak als regeeringspartij niet begrepen,
hoe zij aan ministers uit hun midden voortgekomen het
regeeren onmogelijk gemaakt, door overdreven begrippen
van zelfstandigheid, door het aftvijzen van het goede waar
zij het betere verlangden, hunne krachten verspild en ver
brokkeld, hun vertrouwen bij een deel des volks verspeeld
hebben, hoe zij door hunne haarkloverijen den eenen minister
na den anderen, onlangs weder het geheele kabinet tot het
nederleggen der regeeringstaak genoodzaakt hebben. Dat
kabinet, in de Tweede Kamer staande tegenover eene
talrijke oppositie en niét ondersteund door eigen richting,
zag zijne voornaamste wetsvoorstellen verwerpen en moest
ten laatste wel bezwijken.
Tot welke partij zou de Koning zich wenden voor de
vorming van een nieuw bewind? Noch conservatieven,
noch anti-revolutionairen, noch ultramontanen konden gezegd
worden het ministerie verslagen te hebben, te weinig in
getal als zij in de Kamer vertegenwoordigd zijn, slechts
door vereende krachten en bovendien nog door eenige
stemmen van liberalen ondersteund, hadden zij de ministers
het regeeren onmógelijk gemaakt. Nog steeds waren de
liberalen het talrijkst in de Kamer en daar even sterk als
<de drie andere partijen te zamen, in de Eerste Kamer
hadden zij zelfs de meerderheid. Maar zij waren onmachtig
tot regeeren gebleken, hunne onderlinge verdeeldheid maakte
hen ongeschikt en moest hun wel alle lust en vertrouwen
benemen om op nieuw de leiding van 's lands zaken te
aanvaarden; van het bestuur verwijderd behoeven zij zich
te oefenen in eendracht en ingetogenheid, om door tegenspoed
geleerd en gelouterd later weder met nieuwen ijver, met
frïssche kracht te kunnen optreden. Voor het oogenblik
is deze oefening in de leerschool van den tegenspoed voor
hen het heilzaamst en mogen zij niet beter wenschen of
Vorderen.
Een anti—revolutionair of een ultramontaansch kabinet,
bestaande uit sterk gekleurde gereformeerden of roomsch-
catholieken, of een clerikaal bewind, uit beiden samengesteld,
mag in het lamd waarin verschillende gezindheden samen
wonen, waarin godsdienstvrijheid heerscht en Kerk en
Staat nagenoeg onafhankelijk van elkander zijn, onbe
staanbaar geacht worden; en een ministerie gevormd uit
de drie anti-liberale partijen, maar waarin de kerkelijke
elementen in evenredigheid tot de sterkte van anti-revo
lutionairen en ultramontanen vertegenwoordigd waren, zou
bij het van nature van clericalen invloed op het staatsbestuur
afkeerde N ederlandsclie volk een onoVerkomelijken tegen
stand ontmoeten.
Een conservatief kabinet dan, des noods met enkele
leden der kerkelijke partijen, om op dezer steun te kunnen
rekenen en den schijn van eenheid te bewaren tusschen
de anti-li'berale richtingen, als vormende de groote natio
nale partij
De verl riezingen hebben het meermalen doen blijken hoe
zwak de conservatieven zijn, en hoe hunne candidaten
daar, waar de kerkelijke lichtingen zich krachtig genoeg
rekenden om zelfstandig op te treden, slechts luttele stemmen
verwierven en het onderspit dolven. Maar de conserva
tieven tellen in hunne gelederen mannen van stand en
aanzien, van beteekenenden invloed, mannen die niet vreemd
zijn aan de zaken der regeering. Zij weten dit en doen
het duchtig gelden; hoe klein in aantal ook, zij hebben
den moed en naar zij meenen ook de talenten en het
recht om aan het roer van het Staatsschip te staan. Geven
de anti-revolutionairen, vooral sedert de Standaard uit
hunnen naam spreekt, duidelijk te kennen, dat zij tot herstel
hunner grieven weinig van de conservatieven verwachten
en liever hun eigen weg gaan, de conservatieven rekenen
op de medewerking der catholieken, die door hunne bladen
in de laatste jaren zoozeer tegen de liberalen zijn ingenomen
en lichtelijk genoegen zullen nemen met hen, die voorgeven
het liberalismus als eene ramp voor het vaderland te
beschouwen.
De Koning, die zijne liberale ministers herhaaldelijk
gehandhaafd en daardoor aan de verdeelde liberale partij
de maat volgemeten had, besliste ten gunste van een con
servatief kabinet en belastte den heer Heemskerk met de
vorming er van. Heemskerk?vroegen de liberalen met
schrik, zal hij wederkeeren, met Schimmelpenninck
voor Financiën en van Zuylen, die ons de Luxemburgsche
kwestie en het waarborgtractaat op den bals haalde, voor
Buitenlandsche Zaken? Waar zal hij zijne bondgenooten
zoeken? Zal hij slagen, of de mislukte poging van van
Lijnden hernieuwen
Wie zich nog met eene mislukking mocht vleien, de
heer Heemskerk slaagde werkelijk, en hij koos beter dan
gevreesd was. Hij wist de aftredende ministers van Oorlog
en van Marine (de zoogenaamde militaire ministers doen
sints Forster van Dambenoy niet sterk aan een politiek
geloof) te bewegen, hunne portefeuilles in het nieuwe
bewind te behouden, die van Binnenlandsclie Zaken, waar
mede hij vroeger vertrouwd was geraakt, behield hij zich
zeiven voor, Financiën vertrouwde hij aan den heer van
der Heim, Koloniën aan den heer van Golstein, terwijl
hij zich een anti-revolutionair toevoegde in den heer van
Lijnden van Sandenburg (Justitie) en een roomsch-catholiek,
die echter niet tot de ultramontanen gerekend wordt, in
den heer van der Does de Willebois (Buitenlandsche Zaken).
Wij kunnen de voorgestelde combinatie niet onvoor
waardelijk afkeuren de liberalen zijn nu eenmaal niet
aan maar van de beurt, en afkeuring zou trouwens weinig
baten; maar nu de zaak er eens toe ligt, moeten wij
bekennen, dat de voordracht ons niet tegenvalt. Indien
de heer Heemskerk sedert zijn vorig ministerschap heeft
geleerd en nagedacht en de natie eene herhaling onthoudt
van zijne toen vertoonde stoutigheden, indien hij zich
niet jegens de clericale partijen tot concessiën verbonden
heeft en de veerkracht zal bezitten om daaraan elke con- j
cessie te weigeren, indien hij zich zijne vroegere belofte
herinnert van niet te zullen dulden dat er aan de openbare j
school gerept wordt en niet op nieuw tot een voorstel
vervalt tot wegneming der beweerde grieven, indien
zijn ministerie niet in Atsjin eene staatkunde voert tegen-
overgesteld aan de tot nu toe gevolgde, dan is er geen
reden voor de liberalen om hem ter wille van zijne richting i
en van zijn verleden te bestrijden. De zaken van de per
sonen scheidende, beliooren zij de voorstellen en maatregelen
van het nieuwe kabinet zorgvuldig te overwegen, gade te
slaan en te ondersteunen als het algemeen belang daardoor
bevorderd wordt.
Vaderlandsliefde en het besef van eigen tekortkoming
moeten heide daartoe aansporen. Er moet geregeerd worden,
en wie het den liberalen belet heeft mag het den conser
vatieven niet nogmaals doen, zoolang althans deze zich
op wettelijk terrein bewegen en de belangen van land en
volk niet krenken of verwaarlozen. Maar waakzaamheid
is der liberalen plicht. Opzettelijke tegenwerking staat
hun niet vrij, een voorzichtig wantrouwen mag hun niet
verboden worden. Waakzaamheid voegt hun, opdat niet
aan de heilige verkregen rechten der natie gedeerd, opdat
de zaak van volksverlichting niet achteruit gezet, het
gemeenebest niet benadeeld worde. Moet de ontwikkeling
onzer grondwettige instellingen des noods een tijd lang
stilstaan, de vooruitgang minder gediend worden dan wen-
schelijk schijnt, men kan, betere tijden hopende, zwijgen;
maar geen enkele stap op den weg van achteruitgang moge
beproefd worden, zonder het ernstigst verzet te ontmoeten
van al wat zich liberaal noemt. Doordringt zich het con
servatieve ministerie van den ernst van dezen tegenstand,
dan zal het zich voor teleurstellingen vrijwaren en kan
het, in de eerste plaats zich toeleggende op de behartiging
van materiëele belangen, misschien eenige jaren niet zonder
zegen voor het vaderland werkzaam zijn.
HELDER en NIEUWEDIEP, 6 Augustus.
Volgens een bij het departement van Marine ontvangen
telegram, was Zr. Ms. schroefstoomschip Sambas, onder
bevel van den luit. ter zee 1ste kl. L. G. C. Wachendorff
van Rijn, den 3 Aug. jl. te Falmouth aangekomen en zon
den volgenden dag weder van daar vertrekken, ter voort
zetting van zijne reis naar Oost-Indië. Aan boord was
alles wel.
Volgens een bij het departement van Marine ontvangen
telegram is het schroefstoomschip Palembang, onder hevel
van den luit. ter zee 1ste kl. C. ten Bosch, op zijne reis
naar Oost-Indië, den 5 Aug. jl. te Falmouth aangekomen.
Aan boord was alles wel.
In een bij het Departement van Koloniën ontvangen
telegram van den gouverneur-generaal van Nederl-Indië,
dd. 3 dezer, wordt het volgende omtrent de jongste gebeur
tenissen in Atsjin berigt
„TeTelokSemawe (werwaarts volgens het in deStaatscourant
van 14 Julij jl. hekend gemaakte telegram een oorlogschip
met een controleur aan boord gezonden was) waait de
Nederlandsche vlag. Moesapi (ten oosten van den mond
der Atsjin-rivier) is door onze troepen bezet. De kampong
Soerian is genomen en ook bezet; daarbij zijn 6 der onzen
gedood en 47 ge wond, waaronder de kapt. Perelaer en de
luits. van der Zee en Krijgsman. In de benting werden
73 lijken gevonden. De gezondheidstoestand laat te wen
schen over."
Gisteren avond is in de Langestraat een rijtuig
bespannen met twee paarden, bij het inslaan van een zijstraat
tegen het raam van een hoekhuis opgereden, tengevolge
waarvan de boom van het rijtuig het luik en raam doordrong.
Met het breken van een en ander en den schrik der rijders
liep dit incident af.
Aangenomen het beroep naar de Doopsgezinde gemeente
te Vlissingen door ds. A. Snellen, pred. te Winterswijk.
Bedankt voor het beroep naar de Chr. Geref. gemeente
te Chicago door ds. S. van Velzen, pred. te Kampen.
Iti het jaar 1873 is de bevolking in deze provincie
vermeerderd met 8451 personen. Op 31 Dec. jl. bedroeg
zij 294,267 mannen en 316,723 vrouwen, te zamen 610,990
personen.
Op het einde van 1873 bestond de veestapel in deze
provincie uit: 20,697 paaiden, 617 ézels en muilezels, 145,920
runderen, 28,457 varkens, 228,237 schapen, en 6371 bokken
en geiten.
Voor zoover bekend is, zijn in den loop der week
van 26 Julij tot en met 1 dezer in deze provincie twee
runderen uithoofde van longziekte onteigend en afgemaakt,
en wel 1 te Castricum én 1 te Haarlemmermeer.
Oreral begint men reeds weder onrijp ooft te ver-
koopen. Om de nadeelige gevolgen te voorkomen, die
hieruit zoo ligt voor kinderen kunnen ontstaan, dient de
politie een waakzaam oog te houden op de karren en de
appelmanden van de rondventers. Bovenal de ouders moeten
thans op hunne kinderen streng toezien, al willen ze ook
een andere straf toepassen, dan die welke een Amerikaansch
redacteur in zijn blad schreef: „Ouders, doorzoékt de
zakken uwer kinderen, zijn ze met onrijp ooft gevuld, dan
verdienen ze straf zonder genade, zijn zo ledig, dan hebben
ze het slechte fruit in de maag en verdienen ze ook
weder straf." (Kl. Crt.)
Dewijl de onlangs tusschen Terschelling, de Vliereede
en Harlingen in de vaart gebragte stoomboot Atsjin niét
voldeed, heeft zij de dienst gestaakt; maar men is van plan,
binnenkort een hetere boot er voor in plaats te stellen.
Intusschcn maakt men weder gebruik van de gewone
veerschuit.
In eene jl. Dingsdag te Anna Paulowna gehouden
vergadering van de afdeeling aldaar der Hollandsche Maat
schappij van Landbouw, had eene plegtigheid plaats die
allezins vermeldenswaardig is.
Aan twee werklieden namelijk, Jan Ploeger en Jacob
Crum, werden getuigschriften uitgereikt voor de trouw,
eerlijkheid en bekwaamheid waarmede zij, de eerste gedu
rende 33 jaren hij een en denzelfden persoon, de laatste
26 jaren hij twee verschillende personen, waren werkzaam
geweest.
Teregt deed de Voorzitter dan ook uitkomen dat het,
bij de spanning die er in den laatsten tijd zoo dikwijls
bestaat tusschen patroon en werkman, een verblijdend
verschijnsel is pp zulke voorbeelden te kunnen wijzen.
Jacob Crum ontving bovendien in diezelfde vergadering
van zijn vroegeren en tegenwoordigen patroon een zilveren
horologie met inscriptie, als ecu persoonlijk bewijs van hunne
erkentelijkheid voor zijne goede diensten. De getuigschriften