Benoemingen, enz.
Buitenland.
Frankrijk.
Engeland
DiiiUchland.
ook de noteering der geldswaardige papieren in de Drentsche
Courant, (die 50 jaren geleden geen enkele noteering gaf)
roet groote oplettendheid. Kans op winst leert scherp als
een boer over effecten hoort spreken, spitst hij dadelijk de
ooren en dat deed hij niet, als hij niet kon knippen.
Vraagt men hem echter of hij ook papier heeft, dan
lacht hij, als of hij zeggen wilde„hoe heb ik het nou met jou."
In de St. Joris-kazerne te Antwerpen trof dezer dagen
de bliksem een groote kuip met geschilde aardappelen,
welke op de plaats stond, en wierp het geheele middagmaal
der soldaten, gedeeltelijk zwart verkoold, gedeeltelijk tot
pap gedrukt in de rondte.
Gisteren is te Christiania berigt ontvangen dat de
Oostenrijksche Noordpool-expeditie te Wardoe is aange
komen, en dat de Tegetthoff gezonken is. De reizigers
zijn, na lange togten in sleden te hebben afgelegd, door
Russische schepen gevonden geworden.
Men meldt uit Swansea, dd. 1 Sept.:
„Heden ochtend vroeg praaide eene sleepboot de Grieksche
brik Socrates, welke verlaten scheen te zijn en averij had.
Later bleek het echter dat de equipage, uit zeven man
bestaande, aan scheurbuik lijdende was. Met veel moeite
kreeg men het schip op sleeptouw en werd het naar de reede
gesleept; 6 man werden dadelijk naar het hospitaal gebragt,
de zevende echter in hechtenis genomen, beschuldigd van
den kapitein, zijn eigen broeder, vermoord te hebben.
Het schip was gepasseerde jaar in Sept. van Liverpool naar
de Kust van Afrika vertrokkenop de reis brak er
oproer onder de equipage uit en werd de kapitein dood
geschoten en over boord geworpen. De brik had in April jl.
de thuisreis aangevangen."
Benoemd te Haarlem tot 3den hulponderwijzer aan de opleidings
school voor jongens tot het middelbaar onderwijs de heer G. Visser,
te Alkmaar.
De off. van gez. 1ste kl. H. L. Reeder en die der 2de kl. G.
1'. Rochat, worden met den 1 Oct. a. s. geplaatst, respectivelijk
hij het hospitaal der marine alhier en aan boord van het rader
stoomschip Valk.
De off. van gez. 2de kl. A. E. van Nugteren wordt met den
16 dezer geplaatst aan boord van het wachtschip alhier.
Bij het wapen der inf. is benoemd tot majoor a la suite van
het 4de reg. de kapt. J. K. H. de Roo van Alderwerelt van het
wapen, thans op non-activiteit.
Vijf personen, Nederlandsche onderdanen, zijn zoo
melden de Parijsche bladen in den nacht van Maandag
op Dingsdag in hechtenis genomen bij hunne aankomst
op het station van den spoorweg van Orleans. Die personen
verklaarden uit Spanje te komen, waar zij als vrijwilligers
bij de Carlisten hadden gediend, en dat zij naar hun land
terugkeerden omdat men hen niet betaalde. Daar zij geen
papieren bij zich hadden, zijn zij in verzekerde bewaring
gehouden.
Jl. Vrijdag avond ondernamen de heer en mevr. Clamma-
rion, te Parijs, hun huwelijksreisje per luchtballon. Ze
werden door Ernest Flammeron en Jules Godard vergezeld.
Hun ballon Lumen daalde Zaturdag morgen te Spa neer.
De nachtelijke togt boven de wolken, door een schitterend
maanlicht beschenen, en het opkomen der zon worden als
verrukkelijk beschreven.
Men heeft wel eens gezegd, dat Parijs geheel Frankrijk
in miniatuur is. Alles vindt men daar vereenigd, de meest
uiteenloopende bedrijven, de landbouw zelfs is daar vertegen
woordigd, want op de grenzen der fortificatiën treft men
188 pachters en 151 grondeigenaars aan, die van de
opbrengst hunner landerijen leven. Te Parijs volgt men
het voorbeeld der bijen, wat de verdeeling van het werk
betreft. Voor een mes, een eenvoudig zakmes, is de
zamenwerking van niet minder dan negen verschillende
Sersonen noodig, vijf voor den kling en vier voor het
echt. Er zijn te Parijs niet minder dan 16 fabrieken,
uitsluitend voor de vervaardiging van kunstoogen bestemd.
De handel te Parijs voedt op het oogenblik 402232
menschen: 209634 mannen en 192598 vrouwen. Te Parijs
kan men alles koopen en verkoopen. De 5952 vodden
rapers, die in deze stad worden gevonden, houden er een
eigen beurs op na, waar oude couranten, lorren en gebroken
glaswerk worden ter markt gebragt. Niet minder dan
zeven huizen zijn er, die in postzegels handel drijven, en
met de geheele wereld in betrekking staan. Er zijn 1878
letterkundigen, die van hun letterkundigen arbeid leven
moeten. Met hun 1878 houden zij er niet meer dan 808
dienstboden op na, maar zij onderhouden 2258 ouders en
bloedverwanten. Onder de geneesheeren telt men allopathen
homoeopathen en hydrotheropathen. Gepatenteerde genees
heeren zijn er 1726, dat is dus ongeveer 1 voor elke 1000
zielen. Behalve deze geregelde troepen, is er een tal van
ongeregelde troepen; een honderdtal somnambules zijn er,
wier hulp ieder kan inroepen, die zijn hond verloren heeft
en een menigte kaartlegsters wordt er gevonden. Bij deze
laatste dames kan men zich abonneren. Tegen betaling
van een frank per maand, mag men elke week éénmaal
komen om zich de kaart te laten leggen. Deze operatie
duurt een kwartier, hoogstens twintig minuten. Het is
bijna altoos dezelfde historie: een blonde heer die een
donkere dame ontmoet; of een blonde dame, die een don
keren mijnheer ontmoet. Het leger der ambtenaren is
32959 personen sterk. Ambtenaar worden is een in Frankrijk
inheemsche ziekte. In Parijs wordt veel gewerkt. Zoo
men weet dat er 300,000 leêgloopers op straat zwerven,
zou men meenen dat niemand iets uitvoerdedoch wanneer
mén met den kreupelen duivel van Lesage de daken van
de huizen kon ligten, zou men spoedig tot een gansch
andere opvatting worden bekeerd. Er wordt te Parijs veel
minder gedronken dan te Londen. Niettemin zijn in eerst
genoemde stad 25000 wijnhuizen en treft men er 7226
billarts aan. Deze noodlottige inrigtingen zijn van den
ochtend tot den avond vol en worden vooral door werk
lieden bezocht. De werklieden verkeeren in den treurigen
waan, dat het voor de gezondheid hoogst noodig is, om,
eer men aan het werk gaat, „een pierenverschrikkertje" te
nemen (tuer le ver); een volksbijgeloof, dat tot in de eerste
helft der 16de eeuw wordt aangetroffen. Er zijn te Parijs
niet minder dan 200000 personen, die des morgens opstaan,
niet wetende hoe zij aan een middagmaal zullen komen.
Zij leven, maar niemand weet eigenlijk hoe. Welk een
taak voor de politie om dit steeds aangroeijende leger in
bedwang te houden, dat elk jaar vermeerdert door dat
gansche zwermen jaarlijks op Parijs neêrvallen, en het
cijfer der bevolking zoodoende wordt verhoogd. Het ver
schrikkelijk cijfer dezer rekruten voor allerlei misdaden te
verlagen, daartoe is geene politie in staat.
De herfstmaand heeft zich te Parijs vrij warm ingezet
De thermometer was bij de 23° boven nul en er woei een
warme wind, een ware samoum, zoodat de ademhaling
moeijelijk was.
Men maakt zich te Parijs zeer ongerust over den
luchtreiziger Durnof, die tijdens het beleg zoo groote diensten
heeft bewezen. De man is Maandag avond met zijn jonge
vrouw opgestegen met een wind die hen naar zee dreef,
en sedert heeft men niets van hen gehoord. Het echtpaar
zou met dien wind niet zijn opgestegen, als de luchtvaart,
niet op het programma van eene feestviering was beloofd,
en een paar menschen zich niet hadden laten ontvallen,
toen er sprake was van de reis te verdagen, dat „Durnof
een lafaard was." Durnof was de eerste die per ballon
uit het belegerde Parijs over de Duitsche legers heen is
getrokken. Hij had zich dus den naam van „lafaard,, niet
behoeven aan te trekken, en is nu welligt het slagtoffer
van een te fijn gevoel van eer.
De Figaro meldt dat een luchtballon gelijk aan dien van
Durnof, zonder schuitje en met afgesneden touwen gevonden
is op de Engelsche kust. Men vreest dat Durnof en
zijne vrouw het leven verloren hebben.
Te Vincennes heeft een vreestlijke brand gewoed,
die een aantal slagtoffers maakte. Het vuur openbaarde
zich in een bergplaats van verfstoffen, lakken, vernissen
en olie, onder een trap. De benedenverdieping werd door
een rijtuigschilder bewoond. De vlammen, door de genoemde
uiterst brandbare stoffen snel gevoed, speelden weldra
door het geheele huis en sneden aan de dertig bewoners
der bovenverdiepingen den uitweg af. Hartbrekend was
het angstgeschrei, dat zich allerwege deed hooren. Een
der bewoners knoopte twee beddelakens aan elkander,
maakte ze vast aan een vensterhaak en poogde zich zoo,
met zijn zoontje in de armen, te redden. Toen hij ongeveer
op acht voet van den grond gedaald was, scheuren de
lakens af en hij stort neder. De pogingen die hij in zijnen
val deed om zijn kind nog te beschermen, waren oorzaak
dat hij nog vreeselijker verwond werd, dan anders welligt
het geval zou geweest zijn. De radelooze vrouw, die met
een ander kind gereed stond hem te volgen, verloor het
verstand op het oogenblik dat zij, met de vlammen achter
zich, aan het open raam stond, en man en kind zag vallen.
Zij schreeuwde en wierp het kind omlaag. Het werd door
honderd armen opgevangen. Zij zelve stortte zich radeloos
uit het venster, en brak heide beenen. Een kind van vijf
jaren was nog achtergebleven. Vader en moeder hadden
de beide jongsten, het eene was nog slechts drie maanden
oud, het eerst willen redden en de handen naar de meest
bulpeloozen uitgestoken. Naauwelijks hebben zij van hun
achtergebleven kind gerept, of een der omstanders snelt
door rook en vlammen het brandende huis binnen, en
bereikt het vertrek. Hij kwam nog in tijds. Het meisje
lag midden op den vloer, terwijl de vlammen zolder en
wanden verteerden, geknield en bad in haren doodsnood
overluid het Onze Vader. Het gelukte den moedigen redder
met het kind behouden uit den vuurpoel te komen, maar
hij was letterlijk met brandwonden overdekt; zijn gelaat
en zijne handen waren verschroeid. De naam van dien
moedigen en edelmoedigen redder is onbekend gebleven. Een
andere bewoonster, wier kamer ook in volle vlam stond,
zocht mede een uitweg door het raam, klom er uit en
bleef met de handen aan de vensterbank in de ijle ruimte
hangen. In dien toestand bereikten haar de vlammen
en verschroeiden haar het hoofd en den boezem. Het
gelukte van beneden haar te naderen. Zij werd gered,
maar afgrijselijk bezeerd, en zal vermoedelijk aan de bekomen
brandwonden sterven. Verscheidene bewoners, die minder
gedeerd ontkomen zijn, verkeeren echter in geheel verkeerden
geestestoestand, en het is te vreezen dat meer dan een
krankzinnig blijven zal. Verscheidene zijn geheel idiotisch
geworden van den doorgestanen angst. Als ware zooveel
ijselijkheid niet genoeg, bestaat er alle grond van vermoeden,
ja bijna zekerheid, dat de brand uit wraak gesticht is door
eene vrouw, eene bewoonster die uit het huis gezet was,
en aan verschillende personen gezegd had zich daarmee te
zullen wreken. Zij is in hechtenis.
Dezer dagen werd voor het hof van assises in het
departement Eure-et-Loire de verschrikkelijke zaak behandeld
van de weduwe Plais, die door haar zoon Albin, 22 jaren
oud, is geworgd, met medeweten van zijn zuster Anna,
oud 20 jaren. Hebzucht was de eenige drijfveer van hunne
misdaad.
De zuster is vrijgesproken, op grond dat zij half idioot
was en, beheerscht door haar broeder, in 't gansche voorval
zoo goed als eene lijdelijke rol heeft gespeeld. Albin is
veroordeeld, maar met aanneming van verzachtende omstan
digheden. Die verzachtende omstandigheden heeft men
gevonden in de „opvoeding der kinderen."
't Behoeft te naauwernood gezegd te worden, merkt de
République Fran$aise op, dat Albin en Anna nimmer ter
schole zijn gegaan. De ouders van het slag als de echte
lieden Plais waardeeren de vrijheid, om hunne kinderen
als vagebonden en rekels groot te brengen, te zeer, om
hen naar school te zenden en op die wijze een kostbaren
tijd te laten te loor gaan, en de Fransche wet eerbiedigt
de vrijheid der ouders te zeer, om hen te nopen hunne
kinderen te laten onderwijzen. Tegen het einde van 1870
woonde de familie Plais buiten, tusschen Patay en Loigny.
Eiken nacht gingen de vader, de moeder, de zoon en
dochter naar het slagveld, om de zakken der gesneuvelde
soldaten te ledigen en het door de Fransche legers achter
gelaten oorlogsmateriëel weg te voeren, in zoover zij het
konden medenemen. Aan die rooftogten had de familie
Plais haar klein vermogen te danken. In de maand Maart
van het volgende jaar stierf de vader plotseling; hij had
zware kramp gekregen; maar de geneesheer evenmin als
de pastoor, die hem bezocht hadden, vermoedden dat hij in
doodsgevaar verkeerde. Zij waren zeer verbaasd toen zij
hoorden, dat de man gestorven was. Plais had al stervende
tot zijne dochter gezegd: „Ik weet niet wat je moeder
mij ingegeven heeft; maar 't is verduiveld slecht goed."
In de gemeente Terminiers was men eenparig van gevoelen,
dat vrouw Plais haren man vergiftigd had. Op hare beurt
werd zij door haar zoon geworgd, en deze zou waarschijnlijk
later ook zijne zuster van kant gemaakt hebben, om in
't bezit te geraken van haar goed. De waardige zoon
van zulke waardige ouders zou dan getrouwd zijn en,
kinderen gekregen hebbende, hun geen onderwijs hebben
laten geven, maar daarentegen hen goed „afgerigt" hebben.
Want die soort van lieden hebben begrip noch van familie
leven, noch van vaderland, noch van onderwijs, noch van
moraal. Zij gevoelen alleen iets voor 't geld. Waar nu
een dergelijk maatschappelijk kwaad bestaat aldus vervolgt
de République fran9aise moet de wetgever daar niet
tusschen beiden komen, om genezing aan te brengen?
Moet de vrijheid der ouders, om hunne kinderen zedelijk
te verminken, niet aan banden gelegd worden, al ware het
alleen maar om te voorkomen, dat zij zeiven later het
slagtoffer worden van de ondeugden, die zij hunne kinderen
ingeprent hebben? De Nationale Vergadering heeft wel
eene wet goedgekeurd om te beletten, dat de vader, om
in zijn onderhoud te voorzien, zijn kind gevaarlijke kunsten
in kermistenten, enz. laat verrigten. De wetgever heeft
niet gewild, dat het kind, op gevaar van een arm of been
te breken, door den vader geëxploiteerd wordt. Maar is
de zedelijke verminking van het kind, waarvan de vader
de schuld is, als hij het niet laat onderwijzen, niet veel
erger dan de ligchamelijke Is de zedelijke verwaarloozing
der kinderen niet de bron van de afschuwelijkste misdaden,
gelijk wij bij de familie Plais gezien hebben? Het verpligt
onderwijs zal, 't is waar, niet tengevolge hebben, dat er
geen misdaden meer gepleegd worden; maar de jury zal,
als er verpligt onderwijs is, niet meer voor een geval
komen dat zij zeggen moet: „Wij hebben hier een persoon
voor ons die de verschrikkelijkste aller misdaden, die
oudermoord gepleegd heeft, en toch, zoo ooit, dan moeten
wij hier verzachtende omstandigheden aannemen, want de
zoon heeft misschien niet geweten, wat hij deed. Niemand
heeft zich de moeite gegeven om hem dit te leeren
begrijpen."
Onder het tooneelnieuws van de Parijsche Figaro leest
men: „Dezer dagen voerde men in den grooten schouwburg
te Havre eene van 1853 dagteekenende opéra—comique van
Adam op, le Roi des Halles. Een door den schrijver van
dit zangspel niet voorzien incident droeg bij om aan zijn
reeds bedaagd werk een glimp van actualiteit bij te zetten.
In het tweede bedrijf is Beaufort de gevangene van den
kardinaal te Parijs. De kardinaal acht het echter noodig,
hem naar eene zekerder gevangenis over te brengen, hem
op te sluiten „in een kerker, waaruit men niet terugkeert"
en raadt eens welken kerker gekozen werdhet fort op het
eiland Sainte—MarguériteMen zal zich gemakkelijk kunnen
voorstellen, welk eene uitwerking deze passage op de lach
spieren van het publiek maakte. Het gelach en de bravo's
verdubbelden nog toen Beaufort verklaarde, dat hem wel
veertig middelen tot ontvlugting uit dien kerker ten dienste
stonden. „Vergeet je lucifers niet!" riep hem een toe
schouwer uit den engelenbak toe (op het bekend incident
doelende, dat in het verhaal van mevr. Bazaine omtrent
de nederdaling van den gevangene voorkomt). Deze kwinkslag
werd nog door verscheidene andere gevolgd, die van het
anders zeer kalme en ernstige stuk metterdaad eene luid
ruchtige opéra-comique maakten."
De bekende naturalist dr. Buckland heeft een verslag
uitgebragt over de zalmvangst in 't vereenigd koninkrijk.
Daaruit blijkt, dat, sinds de invoering van wettelijke
beperkingen der zalmvisscherij, de opbrengst er van zeer
aanzienlijk toegenomen is, zóó zelfs, dat sinds weinige jaren
de prijs van den zalm op de Londensche markt van fl.50
tot f 0.50 per Eng. pond gedaald is. Vooral behartigens
waardig^ is hetgeen in 't verslag voorkomt over 't nadeelige
van rivier-bezoedeling voor de zalmvisscherij. Geen grooter
vijand kent de zalm, dan vuil water. Aan niets anders dan
rivier-bezoedeling is 't b. v. te wijten, dat de eenmaal zoo
zalmr:jke Thames al lang door den edelen visch verlaten werd.
Op andere Engelsche rivieren, waarin men fabrieken en steden
haar vuil liet loozen, heeft men dezelfde treurige onder
vinding opgedaan. Zoowel visschen als menschen doodt
men, door van een frisschen stroom een riool te maken.
Wie meent dat 't voor menschen er minder op aankomt,
zal welligt in de bres willen springen voor den koning
der visschen, kostelijkst sieraad van zijne tafel!
Omtrent de viering van het Sédanfeest in de hoofdstad
des Rijks wordt uit Berlijn het volgende gemeld: „De
geheele stad was tot in hare afgelegendste gedeelten met
vlaggen versierd en eene feestelijk gestemde menigte bewoog
zich den geheelen dag door de straten. Reeds 's ochtends
vroeg trokken de schoolknapen en Turnvereenigingen met
muziek en banieren naar buiten en de troepen marcheerden
naar het veld van Tempelhof, waar zich reeds eene onaf
zienbare menigte toeschouwers in afwachting van het militaire
schouwspel verzameld had. Even na 10 ure verschenen
hier de Keizer met een schitterend gevolg van 120 ruiters,
waaronder vele buitenlandsche officierennaast den Keizer
reden de Kroonprins, de Kroonprinses, in de uniform van
haar Silezisch regiment huzaren en de Prins van Walles