Benoeming-en, enz. Buitenland. daarvan dongen 20 stuks werktuigen mede. De tentoon stelling van paarden, hoornvee, schapen en land-, tuin en bouwproducten, alsmede van kleinere werktuigen, door de afdeeling Anna Paulowna der Hollandsche Maatschappij van Landbouw op den 9den gehouden, is mede zeer goed geslaagd. Naar aanleiding der kerkelijke bevestiging van Prins Friedrich Wilhelm Albert Yictor von Hohenzolleru, oud sten zoon van den Duitschen Kroonprins, leverde de Spectator dezer dagen een artikel over „de toekomst van 't Koningschap. „Heeft," vraagt dat blad, „dat Prinsje kans om nog eenmaal den troon te bestijgen, voor welken hij bestemd is? Met andere woordenzullen er nog troonen en Vorsten bestaan, wanneer de beurt aan hem zal geko men zijn?" De Spectator durft op die vraag een zeer geruststellend antwoord te geven. Hij meent namelijk, dat de vooruitzigten van 't Koningschap uit een politiek oog punt nog lang zoo slecht niet staan als men wel eens hoort beweren; de geschiedenis der laatste honderd jaren zou veeleer een begin van bewijs opleveren, dat de erfelijke monarchie de éénige regeringsvorm is, dien de massa op den duur verdragen wil. En (zegt hij) wat de Vorsten-kaste zelf betreft, zij geeft nog hoegenaamd geen teekenen van verval, ligcbamelijk noch geestelijk. Volgens de wetten der physiologie zou deze kaste, die zelden nieuw bloed in zich opneemt, in weelde wordt gekweekt en min stens even ongebonden leeft als elke andere aristocratische groep, gaandeweg haar levenskracht moeten verliezen. Doch 't tegendeel zien wij gebeuren. De Vorsten en pretendenten van Europa zijn ligchamelijk zóó weinig achterlijk, dat zij een prachtig escadron zware dragonders zouden kunnen zamenstellen. De Keizer van Duitschland is welligt physiek de meest krasse man die sinds Karei de Groote regeerde; zijn zoon zou als recruut eiken cavalerie-overste welkom wezen; zijn neef, de Roode Prins, is zoo geducht een huzaar, als er ooit een paard onder zich had. De Keizer van Oostenrijk mag een ideaal heeten van Vorstelijke statigheidde oudste Wittelsbach is een woeste ruiter, die dweept met halsbrekende nachtelijke rijtoeren; de Prins van Wales galoppeert achter de honden als een piqueur van beroep; Victor Emmanuel is een geweldig gemsjager, een knap cavalerie-officier, en over 't geheel een man voor wien gevaar iets bekoorlijks heeft; zijn oudste zoon is even pootig als hij; en Prins Amadeus bezit den roem van roekelooze persoonlijke dapperheid. De oudste Romanoff is een reus, die zonder letsel vermoeijenissen doorstaat, waaronder zijn aides-de- camp bezwijken zouden. De Bourbons schijnen meer af geleefd; maar toch is een hunner, de hertog van Aumale, de type van een ijzervreter; don Carlos is over de zes voet hoog; een derde, don Carlo's broeder, is een Murat; een vierde, graaf d'Eu, heet in Brazilië een generaal van buitengewone bekwaamheid; een vijfde maakte eervol den Fransch-Duitschen oorlog meê. Kortom, men mag praten van crétins zooveel men wil de vorsten van Europa verdienen op 't oogenblik dien titel nog geenszins. Aan verval van krachten sterft de Konings-kaste vooreerst nog niet uit! Te Amsterdam is dezer dagen een kind in een kelder van de 1ste Bataviersdwarsstraat door een rat dermate in het aangezigt gebeten, dat het den volgenden nacht is bezweken. Dezelfde bewoners hebben voor eenigen tijd nog een kind verloren, dat uit angst voor het groot aantal ratten, dat zich daar vertoonde, ziek werd en overleed. De zaal Frascati te Amsterdam is bij gelegenheid van de kermis weder keurig gedecoreerd. Het orchest der heeren Stumpff en een operetten-gezelschap geven uitvoeringen. Men meldt uit Amsterdam aan de N. R. C., dat het afbranden van de Amsterdamsche suikerraffinaderij voor de eigenaren eene groote schade is, die door de assurantie penningen niet geheel vergoed wordt, daar de fabriek op dezelfde zeer gunstig gelegen plaats niet meer mag worden opgebouwd. Wieniawski zal a. s. Woensdag op een concert te 's Hage spelen. Het is reeds verscheidene jaren geleden, dat de gevierde artist zich het laatst hier te lande deed hooren. De heer Wieniawski, die thans uit Amerika komt, waar hij wederom nieuwe lauweren mogt inoogsten, is ter vervanging van zijn kunstbroeder Vieuxtemps aan het conservatoire te Brussel verbonden. Alvorens dezen nieuwen werkkring te aan vaarden, doet de violist een kunstreis. Te Delftshaven heerscht in verschillende huisgezinnen de roodvonk. Uit een brief uit Atsjin wordt aan het Utr. Dagbl. welwillend 't volgende medegedeeld: „Met de Atsjinesche zaken gaat het iets vooruit; de kustlandjes beginnen zoowat allen, door de bemoeijingen van de daar gestationeerde oorlogschepen, de Hollandsche vlag te hijschen. Meest allen krijgen een cadeau in geld of andere zaken, die de vorstjes conditioneren, en dan wordt op een goeden dag de vlag geheschen en gesalueerd door het stationschip heel veel beteekent die geschiedenis nog wel niet, want in verscheidene van die staatjes waar schuwt de vorst om niet aan den wal te komen, daar men waarschijnlijk door de bevolking vermoord zou worden. Op papier staat de vlaghijsching heel aardig, maar de buitenwereld weet niet hoe de zaken zijn. Misschien komt de boel echter op die manier langzamerhand in orde, want die plaatsen mogen dan dadelijk handel drijven over zee, terwijl de rest van de kust steeds geblokkeerd blijft. Op Groot-Atsjin wordt van tijd tot tijd nog gevochten; een tiental dagen geleden nog hebben we, zoo als ge zeker weet, eene benting genomen68 kerels daar binnen wilden zich niet overgeven en moesten tot den laatste worden neêrgeschoteude toenadering wordt dus niet grooter. Een derde expeditie zal niet gezonden worden, maaralleen meer troepen, waarschijnlijk tegen October, en die moeten dan een eind aan de zaak maken. Generaal van Swieten heeft idéé, dat de Atsjinezen langzamerhand zullen bijko men, als ze zien dat we geen plan hebben weer weg te gaandat is te hopenDe troepen in Kotta Radja (den kraton) zijn in veel betere conditiën dan een paar maanden geleden; het logies is veel verbeterd, de aanvoer van levensmiddelen gaat geregeld langs een goeden weg van het strand, meer westwaarts dan de kali (rivier), die nu met harden wind niet meer te genaken is door de hevige branding aan den ingang of monding; de gezondheids toestand is veel verbeterd. Er wordt nu aan de landingsplaats een hoofd gebouwd en daarna wordt vandaar de tramway naar Kotta Radja gelegd; de locomotief daarvoor komt eerstdaags uit Enge land. De vuurtoren op Poeloe-Bras moet bepaald den 1 Januarij branden; daar is de politiek in gemengd, want de mail booten hebben déar een licht zeer noodig en een tweede moet later op Poeloe-Rondo verrijzen; er valt dus voorloopig een boel te doen. Als de koortsen op Bras den bouw maar niet ophouden; dat is nog een leelijke vijand ddar." De heer C. A. W. Halverhout, oud-kapt.-luit. ter zee, heeft bij de firma Broese en Co., te Breda, eene brochure uitgegeven, getiteld; „Jansen's brug over den Oceaan", die op nieuw de vraag te berde brengt van de voltooijing van groote werken. De schrijver zegt o. a. „Ons volksbelang, het algemeen welzijn, de belangen van onze nijveren en werklieden, verpligt.en ons de blikken naar het westen te wenden. Een brug over den Oceaan, een sterke band tusschen de driekleur en de sterren en strepen, die ons, met zooveel anders, goedkoop brood bezorgen moet, een verbeterd kanaal van Amsterdam en invoering van werkkrachten in Suriname op breede schaal zijn, naar mijn bescheiden oordeel, de groote zaken van het oogenblik. Laat ons in 's hemels naam werken, landgenootenterwijl het nog dag is, voordat de nacht aanbreekt, wanneer wo niet werken kunnen. In plaats van het onzalig partijgetwist, het laten vallen van ministers, het uren lang redeneeren over zaken, die niet tot stand komen, het spitsvondig haarkloven over godsdienstkwestiën, enz. trede men een voudig zamenwerkeud op, tot het doen van groote zaken." Uit het kamp van Milligen wordt gemeld „Zaturdag nacht tusschen 2 en 3 ure woei een geduchte storm uit het westen, waarbij de regen met stroomen nederviel. Vele personen waren op de been; enkele tenten zijn omgewaaideen planken cantine is geheel uiteen geslagen. Toen het morgenschot viel, werden dadelijk handen aan 't werk geslagen, want bijna alle uit- en toe gangen stonden onder water. Er kwamen gereedschappen te kort om geulen en diepe gaten te graven, dammen op te werpen, zand van achter 't kampement te halen, enz." Er is geen provincie in ons land, waar op het platteland zoo vele publieke volksspelen worden gehouden als in Fries land. 't Bewijs daarvoor zou gemakkelijk te vinden zijn in het advertentie-boek van de Leeuwarder Courant. Groningen volgt hierin Friesland op de hielen. Onder die volksspelen bekleedt het „ringrijden" eene voorname plaats. In vroeger tijd pleegden in ons land de jongens op kermistijden met allerlei klein krijgstuig op te trekken en de oude Hollanders togen onder hunne burger banieren en stede-heirvnnen zei ven ten strijde. Van der jeugd aan oefenden zij hunne zonen in de krijgskunde, zooals de alleroudste landzaten in 't open veld deden. Men had daartoe geschikte plaatsen, die men kamp- en loopvelden of tournooi-plaatsen noemde, waarvan de bena ming Tournooi-velden te 's Hage en elders nog getuigt. Op zulke open plaatsen pleegden de Hollandsche ridders en hunne zonen zich ook te oefenen in het steken naar den ring, die, aan een krommen haak hangende, in vollen ren. met een lans moest worden uitgestoken en medegenomen. Deze ring- en steekspelen waren oudtijds zeer algemeen in Holland, vooral onder de aanzienlijke ridders, en tot op den huidigen dag bleven ze, hoewel gewijzigd, in vele dorpen nog in zwang. Rotgans, de kermisdichter, zong er aldus vanHij zegt van eene jonge dochter, wier minnaar aan den strijd deelnam, het volgende: „Zij rijkt hem zelf de lans, beschilderd en verguld, Met honderd lonken toe en spreekt hem aan: je zult Beroemde kermisheldt, den prijs, 't eereteeken Wechdragen en te paard de maets de loef afsteken, Het steekspel winnen, en dan wacht ik 't waardig pand, Den ring van zilver, tot mijn trouwring, van jou hand." 't Blijkt dat hier van eene ringrijderij te paard sprake is, maar thans wordt dit volks-vermaak, in 't noorden althans, veelal per chais gehouden. Een flinke boerenzoon kiest een meisje, neemt een chais zoo mooi als hij er eene magtig kan worden, tuigt het beste paard en geeft zich met zijne schoone ter mededinging voor de aangekondigde ringrijderij aan. De ring zit tusschen twee van de vijf vingers eener houten hand; het meisje heeft de leidsels, haar galant de ijzeren speer en zoo rijden tal van chaisen achter elkander langs de aan een paal gehechte hand, terwijl de jonkman, zittende, de speer in den ring tracht te steken en, dien meester geworden zijnde, door eene opwaartsche beweging, als zegeteeken meeneemt. Die na een bepaald aantal toeren voorbij den paal, welks hand telkens een nieuwen ring verkrijgt, de meeste ringen heeft verkregen, ontvangt den prijs, en ook zijne gezellin wordt bekroond. Die na hem het grootste getal ringen steekt, ontvangt met haar, die 't paard stuurde, den tweeden prijs, enz. De prijzen en premie worden daarna, onder plegtige toespraken, aan de overwinnaars en overwinnaressen uit gereikt. 't Is een regt levendig tooneel en geeft, zooals wel te denken is, aanleiding tot allerlei boert en scherts. Spoorwegongelukken en voorzorgsmaatregelen. Onder dit opschrift komt in het Weekblad van het Ned. tijdschrift voor geneeskunde No. 34 een artikel voor van dr. L. Ali Cohen te Groningen, dat zeer zeker de mérite de V apropos heeft en thans meer dan ooit de aandacht verdient. Reeds eenige weken geleden werd in dat tijdschrift door genoemden inspecteur een stuk geplaatst over hygiënische maatregelen aan onze spoorweg-stations, aan 't slot waarvan hij vroeg „of het niet hoog tijd wordt, dat bij instellingen als spoorwegen, die alle verkeer monopoliseren, de regering voldoende te zeggen hebbe waar het de hoogste belangen der bevolking geldt?" Het schromelijk ongeluk op den Hollandschen spoorweg bij Warmond geeft den heer Ali Cohen thans aanleiding nader op deze zaak terug te komen. In de dagbladen is nl. gemeld, dat 1) bij Warmond wel het roode, onveilig heids-signaal was uitgehangen, maar dat de betrokken machinist dat sein óf niet heeft gezien óf te laat en 2) dat de mand met verbandstukken, geneesmiddelen enz. in den verongelukten trein eerst niet te vinden was en, toen die gevonden was, bleek slecht in order te zijn. Naar aanleiding van deze bijzonderheden deelt de schrijver mede, dat het geneeskundig staatstoezigt reeds sedert 1868 bij de regering heeft aangedrongen op het nemen van de noodige maatregelen. Vooreerst hebben de inspecteurs den minister van Binnenl. Zaken gewezen op de noodzakelijkheid, dat bij machinisten, stokers en conducteurs van spoorwegen onderzocht worde, of zij welligt lijden aan Daltonismus (onvermogen tot het juist onderscheiden van sommige kleuren). De minister heeft den raad van toezigt op de spoorwegdienst aanbevolen zoodanig onderzoek te bewerk stelligen, maar tot heden blijkt nog niet, dat die raad van toezigt hieraan eenig gevolg heeft gegeven. En hoe hoog noodig dit toch is, blijkt o. a. uit de waarnemingen van dr. Faure, die onder 728 beambten bij de spoorwegen 42 heeft aangetroffen, die aan Daltonismus leden en daaronder 9, die de roode kleur des nachts niet konden onderscheiden. Wat het tweede punt aangaat, is ook door de inspecteurs reeds sedert lang er op aangedrongen, dat op iederen trein en op alle stations en halten een kistje voorhanden zij met eenige verbandstukken, geneesmiddelen enz. en dat de spoorwegbeambten eenige kennis verkrijgen van het gebruik dier middelen, waartoe de inspecteurs eene handleiding hebben ontworpen. Een en ander is ter kennis gebragt van den raad van toezigt, maar toch is het met deze zoo gewigtige aangelegenheid nog altijd treurig gesteld. Bij het onderzoek van menigen trein door dezen en genen inspec teur is dit herhaaldelijk gebleken. De heer Ali Cohen constateert intusschen, dat op alle treinen, die hij op de lijn Harlingen— Nieuweschans en GroningenMeppel ook nog vóór eenige weken heeft onderzocht, hij in den achtersten of in den voorsten bagagewagen den mand en de kist met de bovenbedoelde voorwerpen heeft aangetroffen, zij het ook dat daarop eenige gegronde aanmerkingen waren te maken, die echter niet aan de administratie of aan de ambtenaren van den spoorweg konden worden geweten, maar toch verbeterd dienen te worden. „Als nu, zoo eindigt de geachte schrijver zijne belang rijke mededeelingen, het jongste spoorwegongeluk ten onzent dit gevolg mogt hebben, dat de hier besprokene twee zaken beter en voldoende worden geregeld, dan zal ook dat ongeluk toch ééue goede zijde hebben gehad!" In Engeland worden fabelachtige prijzen besteed voor uitmuntend rundvee. Zoo zijn voor eenige dagen op het buitengoed van den hertog van Devonshire in Lancaster verkocht een kalf genaamd Barones Oxford (derde) voor 1100, p. st. een kalf „Groothertogin van Oxford" (elfde) voor 1000 p. st. en de zuster van bet laatste, de twaalfde van dien naam voor 1010 p. st. Kooper van deze No. 12 was de heer Brogden, de concessionaris van den spoorweg Tilburg's BoschNijmegen. Met den 1 Oct. worden geplaatst aan boord van het schroef- stoomschip Prinses Maria, de luit. ter zee 1ste kl. G.van Heerwaarden, als 1ste officier; de luits. ter zee 2de kl. P. M. W. T. Kraijenhof van de Leur, J. H. Mijer en C. F. A. Gr'egory; de adelborsten lste kl. P. C. de Winter en H. M. la Chapelle; de otf. van gez. lste kl. L. P. Vlaanderen en de off. van adm. 2de kl. J. P. Faubel. De luit. ter zee lste kl. M. F. Keeringh, de luit. ter zee 2de kl. H. A. Schippers en de off. van adm. 3de J. W. Groeneijk, allen laatst behoord hebbende tot het escader in Oost-Indië en van daar den 7 dezer in Nederland teruggekomen, zijn met dien datum op non-activiteit gesteld. De adelborst 3de kl. bij het Koninklijk Instituut voor de Marine alhier C. M. Eoeters van Lennep is, op het daartoe gedaan verzoek, met den 12 dezer eervol uit de zeedienst ontslagen. De Staatscourant No. 216 behelst de voorwaarden waarop een 12tal jongelieden kunnen worden toegelaten tot surnumerair bij de posterijen. De Staatscourant van 15 dezer behelst het programma voor de opening der vergadering van de Staten-Generaal op Maandag 21 dezer, des namiddags ten één ure. Z. M. de Koning zal bij die gelegenheid door HH. KK. HH. de Prinsen vergezeld worden. De verdere bepalingen van het programma komen geheel overeen met die van vroegere jaren. België. Een Brusselsch blad meldt, dat daar een Maatschappij zal worden opgerigt, die zich ten doel stelt een twintigtal groote ballons te maken, waarmede zij onder directie van de heeren Durnof, Godard en Glorieux een regelmatige luchtreis zal organiseeren, tusschen Brussel, Engeland, Frankrijk, Duitschland enz. Elke ballon zal 12 a 24 personen kunnen bevatten, die voor den overvoer een matig tarief zullen betalen. Er moet reeds voor meer dan 100,000 fr. in de onderneming zijn ingeschreven. De ballons zullen allen op hun tijd aankomen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 2