1874. N°. 123.
Woensdag 14 October.
32 Jaargang.
VEESCHOUWING.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Binnenland.
ELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
„W y huldigen het goede."
Verschijnt Dinosdao-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Prijs der Advertentiën V«n 14 regels 60 cent,
elke regel meer 16 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Ulhen Donderdag vertrekt de mail naar Oost-ïndic
via Brlndisi.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
De sluiting der mail naar Padang en Batavia, te ver
zenden per mailboot Sumatra, geschiedt den 19 Oct., na
aankomst van trein II (N". Holl. Spoorweg) ten 7.30 's avonds.
De BURGEMEESTER der gemeente HELDER brengt ter kennis
van .de belanghebbenden, dat door de bevoegde keurmeesters eene
SCHOUWING zal plaats hebben van Runderen, Paarden en
Schapen, en wel:
Op MAANDAG den 19 OCTOBER e. k.,
in het Koegras, langs den Zanddijk en de Vliet.
Op DINGSDAG den 20 OCTOBER e. k.,
in het Koegras langs het Noordhollandsch Kanaal.
Op VRIJDAG den 23 OCTOBER e. k.,
te Huisduinen, des voormiddags van 9 tot 10 ure, in het gedeelte
ven den Helderschen Polder aan de Westzijde van den Spoorweg,
des voormiddags van 10 tot 12 ure, en in het gedeelte van den
Helderschep Polder, aan de Oostzijde van den Spoorweg en in het
Brakkeveld, des namiddags van 1 tot 2 ure.
De Veehouders worden aangemaand hun vee behoorlijk te hokken
gedurende den tijd voor het onderzoek bepaald.
Helder, De Burgemeester voornoemd,
den 13 October 1874. STAKMAN BOSSE.
HELDER en NIEUWËDIEP, 13 October.
Zr. Ms. schroefstoomschip Curaijao, welke bodem volgens
vele bladen jl. Zaturdag reeds vertrokken zoude zijn, verliet
gisteren echter de reede ter opvolging zijner bestemming
naar Oost-Indië.
De plegtige uitreiking der bijzondere onderscheidingen,
aan officieren en manschappen der marine ten deel gevallen
bij de 1ste en 2de expeditie tegen Atsjin, zal naar men
verneemt, aan boord van het wachtschip alhier geschieden.
6.) Slen had haar verkocht,
eene oorspronkelijke novelle, door AE.
Nog altijd kletterde de regen en gierde de bergwind met woeste
kracht, de boomen zweepten heen en weder met een akelig zuchtend
geluid en zij, die bij het, terras stonden sloegen hunne takken tegen
de ijzeren balustrade alsof zij hen verbrijzelen wilden. Langs den hel
lenden weg stroomde het water in beekjes af, de kleine bloempjesven
plantjes sleurden over den grond hier en daar heen, zich overal
met hunne teedere worteltjes vastklemmende, maar te vergeefs, de
stroom voerde heii vermengd met steehen en gruis medein woeste
vaart ging het bergafwaarts tot zij, op den vlakken grond of in
een diepen geul gekomen, hun jong leven onder slib en modder
eindigden. De zwaluwen waren gevlugt en hadden zich op een
droog plekje verborgen, waar zij uitrustten van hunne lange klagende
kreeten, die straks zoo treurig weerklonken hadden. Om de toppen
der bergen zweefden nog zware wolken en diepe nevelen dwaalden
in de kloven en engten, waar zij rust schenen te zoeken voor den
ruwen adem des storms. Hortense stond dit tooneel te aanschouwen
toen Katrijne, die in het vertrek bezig was over ongezelligheid
klaagde; de jonge vrouw ried haar het gezelschap der huishoudster
te gaan zoeken en Katrijne maakte met vreugde van dezen raad
gebruik, doch dacht met medelijden aan hare jonge meesteres, die
in hare eenzame grootheid alle gezelligheid ontberen moest. Hortense
bleef nog een poos in de donkere kamer, want de schemering was
reeds ver gevorderd; toen werd het haar te eenzaam, zij ging naar
de voorzaal die als woonkamer gebruikt werden waar het vuur helder
brandde. Na de zware fluweelen overgordijnen gesloten te hebben
schelde zij om licht en staarde, op den bediende wachtende, in de
vlammen van den haard.
Al droomende zag zij plotseling een welbekend gelaat baar
tusscben de vlammen smeekend aanzien; zij schrikte, werd purper
rood en deinsde angstig achteruit. Die diepe oogen, die krullende
haren, dien vriendelijken mond, ach, zij waren haar zoo goed
bekend en dat geheele wezen was haar zoo dierbaar. Haar hart
klopte als een hamer. De bediende kwam om de kroon aan te steken
en zij herstelde zich van eene ontroering, die haar met vrees voor
zich zelve vervulde. Toen hij vertrokken was trad zij, daar zij
zich verveelde, naar een oude vleugelpiano, waar de vingers der
gestorvene barones van Eddistone op gerust hadden en sloeg de
toetsen aan, wier geel voorkomen van een lang, lang verleden sprak.
De snaren waren in het eerst stroef en onwillig, zij droomden
zeker nog van die andere handen, die zulke ouderwetsche melodiën
aan hen ontlokt hadden en wilden geen nieuwe composities spelen.
Schril en valsch gilden zij eindelijk door de zaal, met vreemde
barbaarsche geluiden, die de ooren der jonge vrouw verscheurden.
Toornig stond zij op en wierp het )davier digt, zoodat een lange
sombere nagalm in de ontstemde'Airarén trilde; nog lang bromde
hij in zijn diepte, als wilde hij de dooden nit hunnen grafkelder
opwekken.
Nu verdiepte zij zich in haar boek, tot een zwaar zilveren thee
servies voor haar werd nedergezet en kort daarna de baron binnentrad
Den 24 dezer zal aan boord van de mailboot Sumatra
embarqueren een detachement suppletie-troepen sterk 125
man (waaronder 12 onderofficieren).
Jl. Zondag heeft bij de Israëlitische gemeente alhier
eene verkiezing van kerkeraadsleden plaats gehad, waarvan
de uitslag is geweest als volgt: van de 42 kiezers waren
opgekomen 27. Alle uitgebragte stemmen waren geldig.
De aftredende leden werden alle herkozen, namelijk de
heeren M. L. van Gelder, M. Schrijver, A. van Ameringen,
M. A. Grunwald, M. E. Tat, W. S. J. Beek en L. I.
Groen.
Toezegging van beroep ontvangennaar Broek op
Langendijk, door den candidaat G. Vlug.
Bedankt voor dé beroepen naar Domburg en Leeuwen,
door ds. J. W. Lern, pred. te St. Pancras, bij Alkmaar.
Voordragt voor hoofdonderwijzer te Abbekerk: H.
Rol, hoofdonderwijzer te Warder; L. v. Zelm, hulponder
wijzer te Hoogwoud; H. G. Haremaker, idem te Abbekerk,
en A. Ott, idem te Rijp.
Aan den beer T. Knuivers, hoofdonderwijzer te Enk
huizen, is het honorair lidmaatschap van het Nederlandsch
Onderwijzers-Genootschap aangeboden.
Te Amsterdam is eene commissie gevormd uit een
comité van belangstellenden in het plan om voor wijlen
dr. Sarphati een gedenkteeken op te rigten.
Men meldt nader uit Velsen, dd. 12 dezer, aan de
Amst. Crt.
„Het berigt dat door het nieuwe kanaal een schip naar
^ee zou zijn gezeild, is onjuist. De schipper heeft wel
den wensch geuit, maar daarbij is het, omdat de uitvoering
Onmogelijk was, ook gebleven."
Blijkens een ingezonden stuk in het Handelsblad
weigerde de stationschef te Nijkerk aan passagiers van den
frein, die jl. Zondag daar een oponthoud had van drie
uren, om aan betrekkingen als anderzins te telegraferen,
dat en waardoor zij waren opgehouden. Is dit volgens
zijne instructie, dan behoort deze te worden herzien, want
vooral in zulke gevallen is het telegraferen naar hen, die
den reiziger wachten, van groot belang. Handelde hij niet
om thee te drinken, hij vleide zich in een grooten stoel, zoo
geplaatst dat de warmte van het vuur hem bereikte en bleef dommelend
kitten. Van tijd tot tijd reikte zij hein een kop thee en de stilte,
die er heerschte werd slechts tweemaal afgebroken door dat hij haar
mededeelde dat Alsing na het middagmaal vertrokken was, en een
poosje later haar meldde dat de brief aan den heer Harting ver
zonden was.
Al spoedig bemerkten de bedienden hoe stil het echtpaar was
en verzonnen het akelige sprookje, dat de tong des barons was
begraven was en die zijner vrouw uit overeenstemming was mede-
gegaan, over welke grap Katrijne zich niet weinig ergerde. Zij
beweerde dat hare meesteres door dit akelige kasteel zoo somber
werd en mompelde, geheimzinnig haar hoofd schuddende, iets van
het noodlot en goudkleurig haar. De bedienden rustten nu niet
voor zij de geschiedenis van het goudkleurige haar in de familie
Waller vernomen hadden en beschouwden Hortense sedert met een
bijgeloovige vrees. Zij stoorde zich niet aan deze meening en toeli
zou die haar eens veel verdriet berokkenen. Maar om het eind
van den eersten dag door Hortense in hare nieuwe woning door-
gebragt te verteilen moeten wij nog melden, dat de avond op de
hierboven beschrevene wijze voorbijging, dat er gesoupeerd werd
even als den vorigen dag en de baron zijne gemalin weder even
deftig naar hare kamers geleidde.
De jonge vrouw zond Katrijne dadelijk ter ruste, nam haar lamp
en ging naar haar salon, zij zette het licht op een der tafels,
opende de deuren van het terras en trad naar buiten in den donkeren
nacht. Zij liet den sterken wind om zich gieren, hij greep haar
aan en trachtte haar neer te werpen of heen te duwen naar den
kant van het terras, doch zij stond pal en lachte wild om de
vruchtelooze pogingen van den storm. Daar stond zij hoogmoedig
opgerigt in den stikdonkeren nacht, de regen kletterdde onbarm
hartig op haar fier gelaat, de wind brulde om haar henen, de
boomen gilden en zuchtten haar akelig toe en zij bleef steeds toeven
op het terras zonder zich om iets ter wereld te bekommeren.
Het was diep in den nacht toen zij wederkeerde en zich voor
een korten tijd aan den slaap overgaf.
Een geheele week ging op de hierboven beschrevene wijze voorbij,
al dien tijd bleef het stormen en regenen. De dreigende wolken
lieten zich niet uit de kloven en paden verjagen, zij waren er als
opgesloten en breidden hunne schaduwen over den geheelen omtrek
uit. De wegen waren onbegaanbaar, alles was modder, klei, steenen
en water wat men zag. Daarbij bleef het koud en guur zoodat
Hortense geen voet buiten het kasteel zette, maar somber daar
binnen bleef toeven en niet de minste afwisseling in haar eentonig
leven ondervond. Na verloop van een week sloeg de wind om,
hij verdreef de treurige regenwolken, die onder het storten van
nog vele tranen wegvlugtten en ergens anders hun geschrei gingen
hervatten. Kleine plekjes hemelblaauw vertoonden zich hier en daar,
een zoele lucht doorstroomde de dalen en kloven en de zon kwam
weder terug met een blijden glimlach, alsof zij verheugd was het
jonge groen, dat zoo mat en koud was geworden, weder te kunnen
koesteren. Hortense liet het terras schoon maken en zette er zich
i neder, met wellust de heerlijke balsemgeuren en gulden zonnestralen
volgens zijne instructie of eigenmagtig, dan verdient hij
gestreng gestraft te worden voor deze behandeling, zoo
lijnregt strijdig met het belang van het publiek.
Naar men mededeelt aan het Hbld. is aan de diamant
slijperij der firma B. S. van Emden Co., te Amsterdam
eene groote steen gekloofd van 18| karaat, en wel, wat
eene bijzonderheid is, in het midden, zoodat er een steen
van ongeveer 100 karaat uit is voortgekomen, zuiver en van
het schoonste water. Daar het hierbij zeer op de bekwaamheid
van den klover aankomt, zal men begrijpen, hoe groot ook
zijne verantwoordelijkheid was. De roem van de hoofdstad,
wat het diamantvak aangaat, wordt door dit feit verhoogd.
Jl. Zaturdag hebben te Haarlem met gunstig succes
de hoofdonderwijzers-acte bekomen de heeren G. Bakker,
F. Sant en J. Kluiver, van hier en J. de Jongh, van
Groot-Schermer.
Aan de Leidsche hoogeschool is jl. Zaturdag bevorderd
tot doctor in de wis- en natuurkunde, de heer A. Eecen,
geboren te Oudkarspel, met een academisch proefschrift
Over de Torsie van een elliptischen cylinder.
Vrouw Paradijs, eene werkster uit Leiden, is door
het geregtshof te 's Hage tot zes maanden gevangenisstraf
veroordeeld omdat zij aan een soldaat, op diens knie zittende,
zijne portemonnaie met f 3 had ontvreemd; welk verlies
voor hem, blijkens, zijne klagt bij de politie, niet werd opge
wogen door het genot van jufvrouw Paradijs op zijn schoot
te hebben. Geen wonder: deze verklaarde in hare eigen
aardige taal, die in den mond eener vrouw evenwel minder
liefelijk klinkt, dat zij „stom zat" was geweest en niet wist
wat met haar gebeurd was. In dien toestand vooral zonden
wij alle dames afraden zich op den schoot van een soldaat
te zetten. Een harer vriendinnen, die ook in dit unr van
beproeving, evenwel niet geheel vrijwillig, haar evenmin
verliet als in de oogenblikkeu van genot toen zij, en
misschien ook de vriendin, gewiegd werd op de knieën
van een krijgsman, had, om de aandoeningen beter te
kunnen bedwingen, zich zoo sterk met haar morgendrank
verfrischt, dat de president van het hof haar gelastte op
eene der achterste banken plaats te nemen, waar de jenever
lucht niemand kon hinderen. Of de vriendinnen van vrouw
opvangende. Kleine aardige vogeltjes zongen en piepten om haar
heen, het loover ritselde welluidend, de zuidenwind ademde groei
kracht en jong leven en zelfs de naakte bergen schenen te genieten
nu de zon zoo warm op hunne ruggen scheen.
De zon schonk haar laatste avondgroet aan de schoone Hortense
en de kleine bloemen, toen zonk zij weg achter de bergen met de
belofte spoedig weder te keeren. Hortense staarde naar de groote
lange streepen goud en purper in de lucht en toen zij langzaam
wegstierven en de schemering nederdaalde begon zij op nieuw
treurig te worden. Doch de hemel was nu onbewolkt en helder,
een juweelig stergeflonker begon boven haar hoofd vreedzaam te
tintelen en toen zij de oogen ophief naar die onbekende werelden,
spraken zij haar van een leven, reiner en gelukkiger dan het leven
der aarde en een gevoel van verlangen bezielde haar. Zij breidde
de armen uit naar de bergen, waarachter zij droomde dat het
heerlijke land gelegen was, witte nevelbeelden zweefden daar heen
en weder en schenen haar te wenken en toe te roepen, doch zij
lispelde: „Neen, nog niet." Hare armen zonken weer neder en
peinzend betrad zij hare vertrekken.
De dag, die op dezen avond volgde, bragt den heer Harting en
eenige tuinlieden naar het kasteel. Hortense sprak met hen over
den aanleg van den slottuin en waagde zich onbevreesd in den modder,
die zich tusschen de hooge boomen en woeste struiken had opeen
gehoopt. Terwijl zij nog aan het spreken was verscheen doctor
Alsing. Hij zag bedenkelijk naar den natten grond, doch
huppelde eindelijk als een kikvorsch naar de jonge vrouw, die
hem koel groette en voortging met redeneren. Alsing luisterde
even, verstoutte zich toen zijn meening te zeggen, ja, wilde haar
zijn raad en voorlichting zelfs opdringen zij wees hem echter bedaard
af en hierover bitter verontwaardigd verliet haar de geneesheer met
een gevoel dat volstrekt niet naar christelijke liefde geleek. Hortense
bemerkte zijn heengaan niet eens, zij schonk hem minder aandacht
dan een vlieg.
Weldra geraakte het kasteel vol mensohen; kastenmakers, behan
gers, meubelmakers, verwers, loodgieters, timmerlieden enz. vulden
de zalen en gangen. Wonderlijk snel verdween de oude rommel
en werd door nieuwe fraaije zaken vervangen, de oude piano met
zijn krassende tonen en somberen echo werd naar een uitdragers
winkel in de stad gevoerd, waar hij tusschen oud ijzer, gebroken
glasscherven, tonnen, vaatwerk, touw, leder en duizend dergelijke
dingen zich zoo schaamde over dit gezelschap, dat hij weldra
geheel geen stem meer had en als een nest door eenige muizen-
familiën gebruikt werd.
Ofschoon al deze veraudèringenom ter wille van de schoone gebied
ster des huizes plaats hadden, bemoeide deze zelve zich weinig of
niet met hare omgeving. Nu het weder fraai en de wegen
begaanbaar waren, zwierf zij eiken dag in den omtrek rond, doolde
tusschen de bergen, beklom steile hoogten, daalde in diepe afgronden,
staarde in donkere wateren, rustte onder lommerrijke boomen;
want de blaadjes waren na de jongste stormen te voorschijn gekomen',
de wind had de hulsels, waarin zij besloten waren geweest, open
geschud en vrij traden zij in het leven, zich koesterende in de
heerlijke zonnestalen.