Benoemingen, enz.
STATEN-GENERAAL.
Buitenland.
Frankrijk.
INGEZONDEN.
veemarkt waren 12S1 stuks vee aangevoerd, waarvan een
700tal uit het Noordende handel was zeer levendig en
er werden hooge prijzen besteed; voor het kalfvee zelfs
tot f 225, terwijl de vare koeijen tot f 200 golden. Aan
de varkensmarkt werd voor de vette varkens van 45 tot
55 per kilogram besteed.
Uit Vlissingen meldt men aan het U. D., dd. 14 Nov.
„Binnen eenige maanden zal waarschijnlijk de stilte, die
tot heden, behalve tijdens de komst van den Czaar, in de
havens alhier heerschte eenigzins worden verbroken door
het geregeld aankomen en vertrekken van mail- en paket-
booten. Het is althans vrij zeker, dat dezen winter twee
groote maatschappijen van de Vlissingsche havens gebruik
zullen maken, als punt van uitgang voor eene vaart op
Oost-Indië en de andere op Sheerness. Yoor de vaart op
Indië zullen waarschijnlijk 6, voor die op Engeland 2 groote
booten in de vaart worden gebragt.
De vleeschkwestie wil ook hier tot heden niet best vlotten.
Voor een der 36 slagers, die zich te Utrecht te vergeefs
hebben aangeboden om in den coöperatieven vleeschhandel
aldaar geplaatst te worden, bestaat hier gelegenheid diezelfde
betrekking te krijgen, mits zij zich bij den heer Michaëlis
alhier daartoe aanmelden.
Terwijl men op die wijze het lot van den burgerman in
materiëelen zin tracht te verbeteren, zullen de heeren
Ruijscb, Sitsen en Vermeer hier dezen winter werkzaam zijn
tot veredeling van het volk door het houden van „volks-
voordragten." Men verwacht veel goeds van deze, door
die heeren belangeloos op zich genomen moeijelijke taak."
De kappers te Parijs hebben het pompadourisme
weer in de mode gebragt. In de zaal Valentino, op het
kappersbal, waren de gepoederde pruiken de meest toegejuichte.
Ook de driekleur kapsels blaauwe kam, doorvlochten
met roode linten en overwuifd met een witte veer
waren zeer in trek.
Tot candidaat-notaris is benoemd de heer Backx, van Alkmaar.
Aan den adspirant-ingenieur der marine D. van Yliet is, op zijn
verzoek, met den laatsten Dec. a. s., een eervol ontslag uit 's Rijks
dienst verleend.
Tweede Kamer.
Zitting van Zaturdag 14 November. Al de heden aan de
orde gestelde kleine ontwerpen zijn aangenomen, alsmede de conclusie
op het adres van handelaren te Amsterdam tot betere postgemeenschap.
Zitting van Maandag 16 November. De algemeene beraadslaging
is gevoerd over het ontwerp tot tijdelijke schorsing van de bevoegd
heid tot aanmunting van zilveren standpenningen.
Heden voortzetting.
Het voorstel der regering tot bekrachtiging eener overeenkomst
met de Amsterdamsche Kanaalmaatschappij heeft deze strekking
De Maatschappij verbindt zich, zoo haar het maken van een golf
breker wordt opgelegd, den 1 Oct. 1875 het Kanaal en de Noord
zeehaven open te stellen voor de scheepvaart met beperkten diepgang,
en den 1 Aug. 1876 op te leveren eene geul in de haven op de
diepte, en het Kanaal over zijne geheele lengte op het profiel, in de
goedgekeurde bestekken daarover bepaald; en verder, zoo aan de
Maatschappij het maken van den golfbreker ter verdediging van
de havenhoofden wordt opgelegd, verbindt zij zich die te maken
voor 31 Dec. 1877, tegen vergoeding van f 3,341,170. Voorts
wordt voorgesteld aan de Maatschappij eene vergoeding van vijf
ton te verleenen wegens de uitbreiding der vastgestelde werken aan
de havenhoofden te Wijk aan Zee.
De regering vleit zich, dat het antwoord van den gemeenteraad
van Amsterdam, nopens de uitbetaling -der stedelijke subsidie, voor
de openbare behandeling van het tegenwoordige wetsontwerp, ter
kennis van de Kamer zal komen.
Uit een opgave in de Liberté blijkt, dat te Parijs
het beroep van model voor schilders, beeldhouwers, photo-
graphen, enz., uitgeoefend wordt door zes honderd een en
zeventig vrouwen of meisjes, waartoe bijna alle beschaafde
landen hun contingent hebben geleverd, het meest Frankrijk
en Italië; daarna komen Engeland, Zwitserland, Spanje,
België, Duitschland en Amerika. Van die 671 poseuses
zijn er slechts 130 boven de 21 jaar; de overigen zijn allen
tusschen de 16 en 20 jaar oud.
Van die dames hebben reeds 145 min of meer zware
correctionele straffen ondergaan wegens medewerking tot
het vervaardigen van onzedelijke onderwerpen in photographie.
Duitschland.
Bij een bezoek, 't welk de Duitsche Kroonprinses voor
korten tijd aan het telegraaf-kantoor te Berlijn maakte,
bespeurde zij tot hare bevreemding, dat vele der daar
werkzame dames, die haren post alleen aan de voorspraak
van de Prinses te danken hadden, zich op buitengewone
wijze hadden opgeschikt en hare toiletten het buitensporige
naderden. Spoedig na dit bezoek ontvingen de dames
telegrafisten eene aanschrijving van den inspecteur, waarin
gewezen werd op hunne excentrieke toiletten. In 't bijzonder
werd het de dames verboden zich te blanketten en het haar
't zij eigen of valsch onopgemaakt over den rug te
laten golven.
De trichine-ziekte is onder het garnizoen van Berlijn
uitgebroken; men spreekt reeds van 76 gevallen.
Verslag der verrigtingen door de zeemagt in de wateren van
Atsjin; vervolg van No. 132.
Zr. Ms. stoomschip Schouwen vertrok, na op Poeloe-
Bras den steenkolenvoorraad te hebben aangevuld, den 13
Aug. naar de noordkust met 16 in vrijheid gestelde krijgs
gevangenen.
Den volgenden dag keerde Zr. Ms. stoomschip Water
geus op Atsjins reede terug, komende van de westkust,
waar die stoomer een vijftal dagen gekruist had.
De stoomer Ardjoeno vertrok den 15den langs de oost
kust naar Penang, van waar Zr. Ms. stoomschip Soerabaija
dienzelfden avond terugkwam met den onder-inspecteur
van de bebakening, de kustverlichting en het loodswezen,
een geneesheer voor het etablissement op Poeloe-Bras, een
ingenieur, belast met de leiding van den bouw van den
vuurtoren aldaar, en een 40tal Chinesche werklieden en
koelies aan boord.
De gouvernements-stoomer Hertog Bernard stoomde den
17den naar Deli, eene door Zr. Ms. stoomschip Vice-
Admiraal Koopman bij Lepong prijsgemaakte praauw op
sleeptouw hebbende.
Zr. Ms. stoomschip Aart van Nes vertrok den 19den
ter bekruising van de westkust.
Dien dag kwam ter reede de stoomer Semiroe, komende
van Deli; door dien bodem werd het berigt van den stations
commandant ter oostkust aangebragt, dat den 11 Aug. te
Kerti de Nederlandsche vlag was geheschen.
Van den stations-commandant ter noordkust werd tevens
herigt ontvangen, dat Zr. Ms. stoomschip Citadel van Ant
werpen den 6 Aug., na het hijschen der Nederlandsche
vlag te Pasangan, naar Penang vertrokken, den lOden
daaraanvolgende weder in zijn station teruggekeerd was.
Zr, Ms. stoomschip Banda vertrok den 20 Aug. naar
de westkust tot het overbrengen van een brief van den
militairen en civielen bevelhebber naar Analaboe, en met
opdragt om daarna gedurende een achttal dagen tusschen
Rigas en Atsjin-hoofd te kruisen.
De Semiroe vertrok dien dag via Gighen en Edi naar
Penang.
Het stoomschip Gouverneur-Generaal Mijer kwam den
21sten ter reede van Atsjin ten anker, en stoomde, na de op
dien bodem ingescheepte troepen en goederen gelost te hebben
naar Poeloe-Bras, om aldaar de voor den torenbouw bestemde
materialen te ontschepen. Den volgenden dag, na den
afloop dier werkzaamheden, keerde dat stoomschip ter
reede terug, terwijl het stoomschip Mecca, afgedankt zijnde,
de reis naar Singapore aanvaardde.
De gezondheidstoestand aan boor! der schepen was
voldoende.
Enkele buijen uitgezonderd, was het weder gunstig.
Zr. Ms. stoomschip Aart van Nes kwam den 23 Aug.
terug van zijnen togt naar de westkust, zonder bijzondere
ontmoetingen gehad te hebbenPatty, Pigas en Kloewang
waren door dien stoomer bezocht.
Ter assistentie van eene praauw van Marassa, die bij het
uitzeilen van de Koewala-Tjangkoel op het drooge was
geraakt en ondanks het vuur uit de benting te Oeleh-leh
door het volk van Toekoe Nanta beschoten werd, werden
eene gewapende sloep en de stoombarkas van het Metalen
Kruis afgezonden onder bevel van den luit. ter zee der
lste kl. H. A. Sirks, 1ste officier aan boord van dien bodem.
Onder bescherming van eene uit Oeleh-leh gezonden
bedekking werd de praauw vlot gemaakt en in veiligheid
gebragt, terwijl Zr. Ms. stoomschip Vice-Admiraal Koopman,
dien dag van Poeloe-Bras gekomen, nabij de Koewala
ankerde en met zijn geschutvuur den vijand teisterde, die
te gelijker tijd uit Oeleh-leh werd beschoten.
De Vice-Admiraal Koopman vertrok den volgenden dag
weder naar Poeloe-Bras, met den commandant der maritime
middelen aan boord, die zich in persoon wenschte te gaan
vergewissen van den stand van zaken aldaar.
Den 25 Aug. ankerde ter reede van Atsjin de stoomer
Ardjoeno, komende van Pinang.
Zr. Ms. stoomschip Riouw, gestationeerd geweest te
Kroeng-Rijah, kwam den 26sten ter reede om den steen
kolenvoorraad aan te vullen, en werd op zijnen post ver
vangen door Zr. Ms. stoomschip Vice-Admiraal Koopman;
terwijl de Aart van Nes naar Poeloe-Bras stoomde om
kolen in te nemen.
Des nachts vertrok de stoomer Vice-Admiraal Fabius
via Troemon naar Padang tot het afhalen van troepen en
genie-materialen.
Zr. Ms. stoomschip Watergeus verliet den 27 Aug. de
reede van Atsjin met bestemming naar Patty, dat gevraagd
had de Nederlandsche vlag te mogen hijschen.
De stoomers Koningin Sopliia en Ariadne kwamen den
28sten ter reede.
De met eerstgenoemd vaartuig aangebragte materialen
voor den torenbouw op Poeloe-Bras werden door Zr. Ms.
stoomschip Soerabaija overgenomen en naar de Lambaley-
baai vervoerd.
Zr. Ms. stoomschip Riouw, dat intusschen zijnen steen
kolen- en victualie-voorraad had aangevuld, vertrok dien
dag weder naar zijne station te Kroeng-Rijah.
Van den stations-commandant ter noordkust werd berigt
ontvangen, dat Zr. Ms. stoomschip Citadel van Antwerpen
zich te Endjoeng bevond, terwijl de Deli voor Pasangan
en de Borneo voor Gighen geposteerd lagen, om een
wakend oog te houden op den handel op die plaatsen.
Die praauwen, te Gighen te huis behoorende, die zich
aan verboden handel hadden schuldig gemaakt, waren
door de Borneo in beslag genomen.
Door den stations-kommandant ter oostkust werd berigt,
dat Djoeloh aan het onderhandelen was over de erkenning
der Nederlandsche souvereiniteit en ook Langsar blijken
van toenadering had gegeven.
Een woord naar aanleiding van Art. 1, lste Afd.
van liet voorioopig verslag VI hoofdstuk der
Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1875.
Met het meeste genoegen lazen wij de aanmerkingen in boven
genoemd verslag gemaakt op art. 2a, en daar de tijd dringt,
wensohen wij onze meening daaromtrent uit te spreken, versehooning
verzoekende, wegens den weinigen tijd ons gegund, omtrent vorm en
inkleeding.
Reeds sedert langen tijd hebben wij de overtuiging, dat de belangen
der active Marine worden opgeofferd aan hare administratie. Van
alle leden tot dat korps behoorende, zullen toch wel het éérst in
aanmerking behooren te komen, zij die bij de marine, werkelijk
ter zee dienen, en niet die zoogenanmde marine-officieren of ambte
naren, welke op gemakkelijke wijze, hun onderhoud, plus eer-
belooningen en andere voordeelen aan wal verkrijgen.
Nu worden de betrekkingen aan den wal, door hooge bezoldigingen
zoo benijdbaar, dat het bejagen van baantjes, thans door f, zoo
niet meer der zeeofficieren, als het voornaamste doel wordt nagejaagd,
en datgene wat werkelijk door de zeeofficieren (het kommandeeren
van een flink oorlogschip) moest worden gewenscht, geheel op den
achtergrond treedt.
Om die reden zouden wij voornamelijk wenschen, dat voor sedentaire
betrekkingen, zoo weinig mogelijk zeeofficieren werden gebruikt.
De meeste technische betrekkingen, zouden o. i. altijd beter door
specialiteiten, kunnen vervuld worden. Ongetwijfeld worden sommige
dier betrekkingen, thans door zeeofficieren waargenomen, die specia
liteiten zijn, doch zij zijn dit in 's lands dienst, op 's lands kosten,
en ten nadeele hunner geschiktheid als zeeofficier, waartoe zij almede
grootendeels op kosten van den lande bekwaam gemaakt waren,
geworden. Dat men een bestaande specialiteit, wanneer men die
wenscht aan 's lands dienst te verbinden, buitengewoon moet
bezoldigen, is natuurlijk, want hij heeft zijn kennis door eigen
middelen verkregen, niet alzoo de officier, die ten koste van ver
schuldigd dienstbetoon, die kundigheden dikwijls nog aan belangrijke
geldelijke offers, door den lande daartoe besteed, heeft te danken.
Kan het echter zijn nut hebben, dat sommige dezer speciale betrek
kingen door zeeofficieren vervuld worden, zeker is dit niet het
geval met de betrekking van chef van het personeel.
Wil men aanvoeren dat het noodig is, dat de chef van het personeel,
het personeel moet kennen en dus zeeofficier moet zijn, zoo wenschen
wij op te merken, dat hij dan geen zes jaar bij het departement behoort
te blijven. Bovendien gelooven wij, dat die kennis hier ten nadeele
van het algemeen belang is, want de chef van het personeel is een
mensch met zijn vrienden en zijn vijanden, even als iedereen.
Is het hoofd van het bureau-personeel geen zeeofficier, dan zal
de minister met zijn adjudant, moeten plaatsen, promoveren en
pensioneren. Ook zij zijn onderworpen aan dezelfde feilen, doch
in elk geval mist men één invloed. Wij gelooven, dat dit het
korps in den regel, ten goede zal komen.
Wat zijn werkzaamheden betreft, zij zijn geheel en al van
administratieven aard, en als men het personeel van zijn bureau
natelt, zal men tot de overtuiging komen, dat zijn tegenwoordige
bezoldiging meer dan voldoende is.
Ofschoon het waarschijnlijk waar is, dat de dienstverrigtingen, bijv.
van een kolonel der artillerie, chef de bureau, (wanneer dat bureau
ten minste het hoofdbestuur der geheele artillerie van ons land
omvat) menigvuldiger en gewigtiger zullen zijn, dan die van den
chef van het bureau-personeel bij Marine, zoo is het toch natuurlijk,
dat een kapitein ter zee overeenkomstig zijn rang betaald moet worden,
't Besté zou dus zijn, tot het verledene terug te keeren, dat wil
zeggen, dien zeeofficier naar boord, waar zijn plaats is, terug te
zenden, den adjudant (die ofschoon thans een luit. ter zee 2de kl.
zijnde, meer tractement heeft dan een luit. ter zee lste kl. instructeur
aan het Instituut te Willemsoord) met de luttele administratieve
werkzaamheden, welke niet door het bureau-personeel kunnen gedaan
worden, te belasten, en de beschikkingen omtrent het wel of wee
der zeeofficieren, aan den minister in eigen persoon over te laten.
Men zal dan een minister in het ministerie missen, en met wijlen
den admiraal Lucas, die in vroeger dagen een dergelijke autoriteit
(ofschoon burgerambtenaar) zijn congé gaf, gelooven wij dat de varende
leden er bij zullen winnen, en de heerschende coteriegeest zal
verminderen.
Ofschoon in mindere mate, is het bovenstaande ook van toepassing
op de overige zeeofficieren aan het departement.
De inspecteur van stoomvaartdienst en artillerie behoude men,
deze zullen thans wel specialiteiten en minder goede zeeofficieren
geworden zijn, voor den vervolge kieze men personen, die bij de
aanvaarding hunner betrekking reeds specialiteiten zijn.
De chef van het materieel vervange men door een ingenieur.
Heeft de minister, in den regel zelf zeeofficier, buiten zijn adjudant,
nog voorlichting noodig van zeeofficieren, welnu hij wende zich
tot de vlag-officieren, die de maritime directiën dirigeren, en de
zich daarin bevindende oorlogschepen behoorden te kommanderen,
dat nu ook al uit den Haag geschiedt).. Deze zullen daardoor op
den voorgrond komen en hunne betrekkingen weder worden, wat
zij behooren te zijn, gewigtige, die aanspraak op behoorlijke bezol
diging kunnen maken.
En hiermede stappen wij van de zeeofficieren af, niet omdat het
onderwerp uitgeput is, doch omdat ons de tijd ontbreekt, om te
komen op de aanmerking dat een aantal van 80 ambtenaren te
groot is, voor zoo klein een departement, als dat van Marine.
Wanneer men eens bij die ambtenaren, hun collega's op de werven
en in Indië telt, zal men nog vreemder staan lujken. Bovendien
kan men hierbij nog rekenen de non-active officieren van admini
stratie, wier aantal aanzienlijk is, en die men uit gebrek aan plaat
singen, nutteloos, somtijds jaren achter elkander, non-actief moet
laten rondloopen.
Waarom gebruikt men die officieren niet, even als bij de Eransche,
Engelsche en andere marines, op het departement en op de werven?
Hunne non-activiteits-tractementen moeten toch betaald worden,
en zij zouden o. i. zeer nuttig gebruikt kunnen worden.
Hunne positie toch, onafhankelijk van het a tort et a travers
bestendigen van bestaande toestanden, die hun bestaan aan wal
moeten verzekeren, zoude nuttige hervormingen bevorderen. Het
persoonlijk belang der ambtenaren brengt natuurlijk mede, de zaken,
alléén dan te veranderen, wanneer er meer omslag, meer drukte
(administratieve) gemaakt wordt, en er dus meer ambtenaren op het
departement noodig zijn of schijnen te zijn.
Zoo vernamen wij onlangs, dat deze minister het voornemen heeft,
den schepelingen hunne verdiende soldij ten volle te doen uitbetalen
(thans krijgen zij slechts een gedeelte en blijft het overschietende
op rekening, te ontvangen bij hun ontslag uit de zeedienst). Wij
juichen dien maatregel van ganscher harte toe, als billijk, regt-
vaardig en bovenal praktisch, waardoor de lust om in de zeedienst
te komen en te blijven, niet weinig zal worden aangemoedigd en in
de hand gewerkt.
Geheel het ambtelijk personeel van het departement is er echter
tegen, waarom? 't Is zeer natuurlijk. Wanneer die afbetaling
goed geregeld wordt, kan men het personeel van het soldijbureau
grootendeels, zoo niet geheel afdanken, en zullen er dus een
twaalftal ambtenaren onnoodig worden.