1874. N°. 140.
Zondag 22 November.
32 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Binnenland.
IIELDERSCHE
EV i\IEUWEDIEPEB COURANT.
,Wij huldigen het goede."
Vernchijat Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnemeatspr\j« per kwartaal1.30.
franeo per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prys der Advertentiën Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 16 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Klken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indfië
via Brindisi.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 21 November.
Gisteren is op het raadhuis alhier aanbesteed:
1. De levering van gedrukte stukken voor de gemeente
administratie in 1875, 1876 en 1877.
Minste inschrijver de heer A. A. Bakker Cz. ad f 382.85.
2. De levering van steenkolen aan de gemeente-inrig-
tingen in 1875.
Minste inschrijver de heer W. Breet ad 1.56 delOOkilogr.
Naar wij vernemen is aan Z. M. voorgesteld den
vertrekdag van het schroefstoomschip Leeuwarden te bepalen
op den 26 dezer. In de West-Indiën gekomen, zal deze
bodem met de alsdan daar aanwezige stoomschepen Prinses
Maria en Cornelis Dirks eene divisie vormen, onder het
opperbevel van den kapt. ter zee jhr. J. H. van Capellen,
kommandant van de Leeuwarden.
De eerste buitengewone Nutsvergadering in dit saizoen
had jl. Donderdag in Tivoli plaats. Ondanks het zeer
ongunstige weder was het aantal bezoekers zeer groot. De
heer A. Wernmeus Buning vervulde de spreekbeurt met
de voordragt van eene novelle van eigene hand, getiteld
De erfenis van den burgemeester. In het bestek van een
gewoon verslag is 't ons niet mogelijk een overzigt te leveren
van deze boeijende novelle, die, naar wij meenen, door alle
aanwezigen met onverdeelde belangstelling is aangehoord.
Hiertoe droeg niet weinig bij de uitmuntende voordragt van
den spreker, waardoor de handelende personen in al hunne
eigenaardigheden als 't ware te voorschijn traden. Den
spreker hebben wij niet liooren zeggen, en dat behoefde
ook niet, dit of dat is er uit mijn verhaal te leeren, maar
luide schenen de tooneelen die hij ter beschouwing bood,
ons te zeggendat deugd adelt, dat gouddorst ten verderve
voert, en dat, moge de deugdzame ook al tegenspoed onder
vinden, de bewustheid wel gehandeld te hebben, hem
bemoedigt en opheft ook te midden van leed en smart. De
wensch des voorzitters, in zijn sluitingswoord tot den heer
Buning gerigt, dat hij nog meermalen zijne gaven ook ten
nutte van dit departement moge aanwenden, vond blijkbaar
een levendigen bijval bij de talrijke aanwezigen.
-r- Met de Madura zijn alhier van Batavia aangebragt
3 kraanvogels, 3 apen, 1 casuaris, 2 arenden, 1 tijgerkat,
2 uilen en 1 toekan, geschonken voor het Kon. Zoölogisch
genootschap te Amsterdam.
Blijkens een bij het departement van Koloniën ont
vangen telegram van den gouverneur-generaal van Neder-
landsch-Indië, dd. 18 dezer, had de militaire en civiele
bevelhebber in Atsjin, kolonel Pel, den 14 dezer het
navolgende aan de Indische regering geseind:
De gezondheidstoestand was zeer ongunstig; er viel veel
regen; den vorigen dag had men een cholera-geval gehad.
Te Kota Alam was eene batterij opgerigt, die de rivier tot
Longbatta bestrijkt. Gewond waren luitenant van den
Brandeler (aan den regter arm) en 15 minderen, waarvan
4 ernstig; gesneuveld 1 militair en 1 koelie. De oorlogs
partij had twee invloedrijke hoofden afgezet, omdat zij
weigerden te vechten. Het volk wil niet meer vechten
als het niet door de hoeloebabangs wordt aangevoerd.
Imam Longbatta wil vechten tot het laatst.
Voor de plegtige onthulling op 30 Nov. a. s., in
tegenwoordigheid des Konings, van het gedenkteeken, te
Ginneken opgerigt ter eere van de militairen,, die bij de
verdediging der Citadel van Antwerpen, in, 1830 en 1831,
en in Dec. 1832 zijn gesneuveld, is het volgend programma
vastgesteldL. Wanneer Z. M. de Koning op het kerk
plein te Ginneken is aangekomen, vangt de plegtigheid aan.
2. De Koning en de koninklijke Prinsen worden ontvangen
aan het station te Breda en voorts begeleid tot het kerkplein
door eene deputatie uit de commissie voor het gedenk
teeken. 3. Gedurende de plegtigheid worden minuutschoten
gedaan. 4. De Koning wordt door de overige leden der
commissie aan den ingang van het kerkplein ontvangen en
door de commissie tot de bepaalde plaats geleid. 5. Den
Koning wordt door den president der commissie verlof tot
de onthulling gevraagd. 6. Onthulling. 7. Aanspraak
van het oudste militair lid der commissie, den generaal
graaf van Limburg Stirum, buitengewoon adjudant van
Z. M. 8. Tot den Koning wordt door den president het
verzoek gerigt, het gedenkteeken te mogen overdragen aan
het kerkbestuur der Hervormden te Ginneken en het in de
hoede te mogen aanbevelen van het gemeentebestuur
van Ginneken. 9. 's Konings toestemming verkregen
zijnde, geschieden die overdragt en aanbeveling. 10.
Toespraken van het gemeentebestuur en van het kerkbestuur.
11. Den Koning en den koninklijken Prinsen stelt de
president voor de graven te bezoeken van Chassé, Seelig,
de Boer en van Deventer. 12. Aan den Koning en de
koninklijke Prinsen rigt de president een woord van dank
voor hunne tegenwoordigheid. 13. Z. M. den Koning en
den koninklijken Prinsen wordt door de commissie tot den
ingang van het kerkplein uitgeleide gedaan. Hiermede
eindigt de plegtigheid.
Vier duizend vijfhonderd en vijf bewoners van het
noordoostelijk deel van Noordholland hebben een adres aan
Z. M. den Koning gerigt, gedateerd uit Hoorn, houdende
het verzoek dat onverwijld door de regering afdoende
maatregelen worden genomen, opdat ook hun streek, met
den meest mogelijken spoed, worde gesteld in het genot
van een spoorweg en dat óf door aanleg van wege óf
met krachtige hulp van den Staat.
Op 1 October van dit jaar telde het leger 48 milicien
onderofficieren en 1694 milicien-korporaals, tegen 4 milicien
sergeanten en 1353 milicien-korporaal op 1 October 1873.
De krachtige pogingen van den minister van Oorlog, om uit
de gewone miliciens kader te vormen, hebben dus goede
vruchten gedragen.
De Prins en Prinses von Wied en hun kinderen
worden eerstdaags uit Duitschland in de residentie verwacht,
om aldaar gedurende den winter te vertoeven.
Tot hoofdingeland van den Hondsbossche en Duinen
tot Petten, voor het 6de district van Duinkavel, is jl.
Woensdag herkozen de heer J. C. Enschedé, te Velzen.
De nieuwbenoemde muntmeester is niet op even
voordeelige voorwaarden aangesteld als zijn voorganger.
Een belangrijk deel van het muntloon zal voortaan aan den
Staat komen.
Ten gevolge van het onlangs door den raad te Alkmaar
genomen besluit tot opheffing der stads Bank van Leening
waren door een viertal ingezetenen adressen ingediend om
voor eigene rekening en risico eene Bank van Leening te
mogen oprigten. In zijne vergadering van jl. Woensdag
besloot de raad, als beschikking op die verzoeken, aan de
adressanten te kennen te geven, dat hij zich onbevoegd acht
vergunning tot oprigting eener Bank van Leening te geven.
Men schrijft ons uit Hoorn, dd. 20 dezer:
„Op de vette koemarkt van heden werden aangevoerd
75 koeijen, de handel was stug; niettegenstaande werden voor
de verkochten hooger prijzen besteed dan de vorige week.
Op de vette varkensmarkt werden aangevoerd 200 varkens,
de prijzen warenvan 75 tot 100 kilogram 46 tot 49 cents,
van 100 tot 125 kilogr. 49 tot 52 ct., van 125 tot 200
en daarboven 52 tot 58 ets.alles per kilogram. De handel
was stug."
Het Cecilia-concert te Amsterdam heeft jl. Donderdag
f 2280,50 opgebragt, die na aftrek der onkosten komen ten
bate van het kunstenaarsfonds.
Aan het feuilleton Gekeuvel over alles en niets,"
voorkomende in de Amst. Ct., ontleeöen wij o. a. de
volgende regelen
„Twee jaar geleden had jufvr. Krüseman jufvr. Betsy
Perk d la remorque genomen. Thans is het jufvr. Elize
Baart. De ruil is gelukkig. Vau jufvr. Perk viel op dat
gebied niets te maken; jufvr. Baart, uit Middelburg
waarom uit Brussel doet daarentegen haar leermeesteres
eer aan, te veel eer, naar mijn inzien, want zij laat zich
entraineren op een manier, die haar spoedig alle zelfstan
digheid van opvatting en weêrgeving voor goed zal ont
nomen hebben. Reeds nu is zij bijna niet veel meer dan
een blonde, zwakke en jongere editie van jufvr. Krüseman.
Als zij optreedt, laat zij denzelfden blik gaan over het
publiek, dat zij opneemt, als wilde zij zeggen: „Hier ben
ik, geeft acht!" Intusschen bezit haar blaauw oog niet
gelijke uitdrukking als dat harer leermeesteres. Op den
zelfden korten, abrupten toon ook werpt zij aan het publiek
den titel toe vau 'tgeen zij zal voordragen. Zij dialogeert
in denzelfden trant, maar gaat nog minder gemakkelijk van
den eenen persoon tot den anderen over. Zij trekt dezelfde
moue dédaigneuse, als zij het woord „man" uitspreekt, en
als zij een frase debiteert als„Een man kan nog zoo'n
lasteraar, bedrieger, ellendeling zijn, hij heeft toch altijd
vrienden," ligt in haar geheele houding dezelfde minachting
en verontwaardiging, die jufvr. Krüseman te kennen geeft,
als zij haar: „alle mannen zijn ellendelingen!" uitbrengt.
Jufvr. Baart zegt ook op denzelfden toon„'n half uurtje
pauze!" en evenmin als jufvr. Krüseman laat zij tusschen
die aankondiging en het laatste woord van hetgeen zij heeft
voorgedragen een seconde voorbijgaan.
Ook in hetgeen zij voordraagt merkt men denzelfden
geest op die jufvr. Krüseman bezielt. Onder den titel van
„kocet," waarin men de ideën en zelfs passages uit het
„Huwelijk in Indië" terugvindt, trekt zij te velde tegen de
wet, die niet aan iedere vrouw, wier man zijn hart elders
schijnt geplaatst te hebben, of om welke andere reden ook,
regt geeft tot onmiddelijke echtscheiding, zonder in te zien
dat juist het niet-gemakkelijke van 't echtscheiden wel het
meest in 't voordeel is van de vrouw. De theoriën van
jufvr. Krüseman omtrent de emancipatie der vrouw zijn
evenzoo volkomen de hare en zij ontziet zich niet te toonen,
dat zij zelve volkomen geëmancipeerd is. Uitdrukkingen
als die omtrent de „ligtzinnige meisjes, die heeren aan
houden op straat", en „'t in de wereld zenden van een
dozijn kinderen" klinken echter wat al te ruw, uit den
mond zelfs van een geëmancipeerde dame, die nogtans de
twintig jaar niet veel te boven is. Er zijn van die dingen,
welke een meisje mag weten en zelfs niet ignoreren kan,
maar waarvan zij de wetenschap nooit moet doen blijken,
zeker niet voor een gemengd en onbekend publiek."
De in 1503 te Haarlem opgerigte Rhetorykkamer „de
Wijngaardranken," onder de zinspreuk: „Liefde boven al'
is opgeheven. Aan de schrifturen, boeken en andere voor
werpen dier kamer is een blijvende plaats gegeven op het
stedelijk museum, het archief of de bibliotheek.
De Hervorming zegt nu ook van goederhand onder-
rigt te zijn, dat het berigt van het Vaderland nopens het
optreden van ds. Bryce in de plaats van ds. Zaalberg niets
anders was dan een sensatieberigt en dat die predikant zich
niet zoo heeft uitgelaten als daar werd gezegd. Ds. Bryce
is bijna de eenige ambtgenoot, die in Zaalbergs plaats wil
optreden.
Het Vaderland vangt hare kritiek over de eerste
verschijning van Mina Krüseman op het Amsterdamsche
tooneel aldus aan
Dat was 'n drukte en beweging in Amsterdam, toen
omstreeks 1640 voor 't eerst een vrouw 't tooneel betrad.
Daar gingen wat 'n praatjes om van oneerbaar- en ligt-
vaardigheid. Dat de Franschen het deden, was tot daaraan-
toe, maar 't was „hier de manier van 't landt niet."
de mans hebben 't quaet genoeg, datse haer eer
bewaeren, 'k laet staen de swacke vrouwen.
Dan zagen de grootste vijanden van 't tooneel nog liever,
dat Jan Bos, „de groote Vrou-vertooner,, zijn baard af
scheren liet en zich als vrouw toemaakte, hoe zondig en
goddeloos hun deze handelwijze ook toescheen. Ondanks
alle tegenkanting bezat Adriaantje van den Berg den
moed alle vooroordeelen te trotseeren en zich als de eerste
Nederlandsche tooneelspeelster te doen kennen.
Sedert zijn meer dan tweehonderd jaren verloopen en
nog altijd schijnt er op de tooneelspeelster een vloek te
drukken, die andere kunstenaressen niet treft. Zij moge
zoo deugdzaam, zoo eerbaar, zoo talentvol zijn, als men
zich maar denken kan, toch is en blijft 't..... maar 'n
tooneelspeelster. Averechtsche beoordeeling
Wanneer heeft menigeen gevraagd zal in ons
lieve vaderland de dag aanbreken, dat men haar de eer
geeft, die haar toekomt en haar beschouwt en behandelt
als een zangeres, als een schilderes, als iemand, die tot den
hoogsten adel behoort, die niet door geboorte, maar door
talent verworven wordt. Enkelen beweerden, dat dit slechts
gebeuren kon, als vrouwen van goeden huize den schier
ongelooflijken moed hadden zich aan 't tooneel te verbinden.
Maar wie zou, wie wou, wie durfde dit? 't Fatsoen!
't Fatsoen I
Op de Gorinchemsche jaarmarkten was de aanvoer
op 16 dezer 1224 paarden, 30 meer dan 1873 en op
17 Nov. 5272 runderen, 250 minder dan 1873.
Bij gelegenheid van den afloop van de St. Maartens
paardenmarkt te Gorinchem zijn jl. Woensdag door de
maatschappij tot exploitatie van veestallen en veetransport
200 paarden in een extra-trein van daar naar België en
Frankrijk vervoerd.
Te Wageningen is deze week 's nachts de postkar
zonder postillon aangekomen; een half uur later kwam deze
aansnellen. Het paard- was te Renküm „er van door gegaan,"
terwijl de postillon zijn kar had verlaten.
Aan de „brieven uit de hofstad", dd. 12 dezer voor
komende in de Arnli. Crt., ontleenen wij o. a. de volgende
regelen
//Wij gaan nu een tijdperk van winterslaap te
gemoet, dat echter niet zeer lang duurt en hoofdzakelijk
de Haagsche vrouwenschaar overvalt. De Haagsche vrouw
namelijk is een tot wandelen zeer genegen schepsel; naar
mate van stand en karakter kiest zij haren wandeltijd op
verschillende uren van den dag, maar wandelen, meer
loopen dan slenteren, doet ze wanneer het weder 't maar
eenigzins toelaat. Getuigen 's zomers de Scheveningsche
boschjes, het Haagsche bosch en de winkelstraten der stad.
In het voorjaar en najaar neemt die wandelmanie groote
afmetingen aan, waarschijnlijk in verband met de nieuwe
modesmodes die trouw en slaafsch gevolgd worden, zonder
eenige raadpleging met eigen figuur of eigenaardigheden,
j De modiste die met hare modellen uit Parijs komt regeert
dan de Haagsche dameswereld als een echte tyranen daar