1874. N°. 142.
Vrijdag 27 November.
32 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Binnenland,
IIELDERSCHE
EV NIEUWEDIEPER COURANT
,Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Dondexdag- en Zatuedag namiddag.
t^- lbonnementsprijs per kwartaal
J franco per post
- 1.65
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Oondcrdag vertrekt de mail nnnr Oost-ïndië
via Brindisi.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
De VOORZITTER van den RAAD der gemeente HELDER
brengt ter openbare kennis, dat DE RAAD ZAL VERGADEREN
op ZATURDAG den 28 NOVEMBER e. k„ des
NAMIDDAGS ten HALF DRIE ure.
Helder, De Voorzitter voornoemd,
den 26 November 1874. STAKMAN BOSSE.
PIJNT TER BEHANDELING:
Vacature schoolmejufvrouw van der Burgh.
HELDER en NIEUWEDIEP, 26 November.
Door de sociëteit Mars alhier zal medio December
weder eene Soirée Litteraire et Musicale worden gegeven.
Onderscheidene sprekers hebben hunne medewerking reeds
toegezegd. Ook aan niet-leden zal gelegenheid gegeven
worden tot bijwoning dezer Soiree.
Naar wij vernemen zal de heer Fogteloo, van Alkmaar,
op de eerstvolgende volksvoordragt alhier, zijne nieuwe
novelle: De slag bij Kijkduin, ten gehoore brengen.
Door de leden van het Théatre des fautaisies, onder
directie van den heer L. Marchand, werd gisteren avond
in het lokaal Musis Sacrum eene voorstelling gegeven
bestaande uit een vaudeville en twee operettes of blijspelen
met zang. Te oordeelen naar de werkzaamheden der weinige
leden die hier hunne talenten ten toon spreidden is dit
gezelschap in zijn genre goed ontwikkeld. De drie stukjes
werden met tact en smaak voorgedragen. Ook wat de
zang betreft (ofschoon de intonatie van enkele vertooners
nog al wat te wenschen overliet) kunnen wij constateeren,
dat wij wel operetten gehoord hebben waar de zangers en
zangeressen van minder allooi waren. Mad. Marschand
bezit een zuivere stem, ofschoon niet krachtig van timbre,
Het heengaan van een groot Dichter.
(Slot.)
Fritz Reuter is doodDie treurmare verspeidde de telegraaf
nog denzelfden avond door bijna geheel Duitschland en reeds den
volgenden morgen bracht zij van alle kanten de bewijzen terug
hoeveel achting, liefde en vereering den overledene werd toege
dragen. De groothertog van Weimar, evenals de groothertogin en
hare dochter, die aan Reuter zoo menig bewijs harer liefde gegeven
had, behoorden tot de eersten, die door de telegraaf hunne smart
en deelneming betuigden. En zoo ging het steeds uur aan uur
voort, terwijl wij met de diep terneergeslagene en innig bedroefde
echtgenoote van den overledene naar het nieuwe kerkhof van de
stad Eisenach gingen om voor den gestorvene een stil en rustig
plaatsje uit te zoeken, dat hem tot laatste rustplaats verstrekken
moest. En wij vonden zulk een plekje. Niet in de rijen eu het
gelid der overige dooden, want ook in zijn leven was Reuter niet
in de reien en het gelid der menschen gegaan, maar in den besten
en edelsten zin had hij behoord tot hun geestes aanvoerder. Hij
was steeds een der eersten in hunne reien geweest, wanneer het
gold een goed en edel werk uit te voeren, en wanneet het eenmaal
uitgevoerd was, dan trad hij beseheiden ter zijde. In een stillen
vredigen hoek, waar twee wegen van den Godsakker samenkwamen,
in de schaduw van thans nog jonge boomen, maar die binnen
weinig jaren hunne takken beschuttend en beschermend over het
graf van den dichter zullen uitstrekken, in een behagelijk hoekje,
zooals Reuter altijd in zijn leven bemind had, werd een plaats tot
begraven uitgekozen.
Als iets voor de weduwe van den gestorvene, die het zieh nog
niet voorstellen kon, dat haar Fritz niet meer leefde, dat zij niet
meer tot hem kon gaan om zijn hand te drukken en hem hare
liefde te toonen, in deze moeielijke en hittere uren tot troost kou
verstrekken, dan was het voorzeker hierin gelegen, dat de bewijzen
van liefde en erkentenis, den overledene toegedragen, met ieder uur
vermeerderden. Zelden is een dichter met rijker lauwerkranseu en
bloemen overladen geworden. Zij kwamen niet slechts van vrienden
en bekenden, maar als verwijderde groeten van velen, die Reuter
■door zijn werken verkwikt en gelaafd had. Velen noemden niet
eens hun naam. Zij wilden slechts een bewijs van erkentenis en
liefde geven. En wederom waren de groothertog van Weimar eu
zijne echtgenoote niet de laatsten, die voor het graf van den dichter
een lauwerkrans en palmtak zonden. En hoe velen van alle zijden
ook toestroomden, een ieder, die den afgestorvene gekend had,
hetzij persoonlijk, hetzij uit zijne geschriften, moest zeggen: hij
heeft het verdiend als dichter en als mensch, want een edeler hart
heeft zelden in een menschelijken boezem geklopt.
De laatste moeielijke dag de Woensdag, de dag van de ter aarde
hrenging van den gestorvene, brak aan. Reeds des Dingsdags was
de doode in een zinken kist gelegd. Woensdag werd deze zinken
kist in een eenvoudige maar 9choone kist van eikenhout geplaatst,
omdat Reuter altijd zooveel van eikenboomen gehouden had. Als
een slapende lag de doode op het witte kussen. Met cedertakken
en bloesems van witte leliën en van de clematis was zijn hoofd en
lichaam omkranst uit des dichters eigenen tuin had zijn trouwe
tuinman dat alles geplukt. De mismakende hand des doods had
waarmede zij het talrijke publiek dikwijls wist te boeijen.
Zij coupeere echter de enkele coloratuur-passages die in
de poupèe voorkomen, daar deze voor meer gevorderde
zangeressen zijn geschreven.
Bij eene volgende gelegenheid hopen wij ook verschoond
te blijven van liet vervelend maatgetik des chefs d'orchestre.
Wanneer de directie zich bij volgende voorstellingen
even goed van hare taak kwijt als gisteren avond, dan
gelooven wij dat zij steeds op een even talrijk en beschaafd
publiek mag rekenen.
In een vorig nummer hebben we medegedeeld, dat
door vier duizend vijfhonderd en vijf bewoners van West
friesland een adres is geteekend aan de Hooge Regering ter
zake van het tot stand komen van een spoorweg in die
streek. Ter aanvulling en verbetering van dat berigt deelen
we thans, na bekomene nadere inlichtingen mede, dat het
genoemde getal onderteekenaren gevonden werd onder een
adres, in Pebr. 1873 reeds aan Z. M. den Koning te dier-
zake ingezonden. Thans circuleert op nieuw een adres aan
den Koning, dat zeker niet minder dan het vorige met
handteekeningen van belanghebbenden zal worden voorzien.
Daarin wordt gewezen op de regten daarop, wegens de
aanzienlijke bijdragen van deze streek tot's Rijks middelen
de aanspraken wegens de vruchtbaarheid van den grond
de behoefte wegens het achteruitgaan der markten een en
ander gestaafd door reeds vroeger ingezonden statistische
opgaven. Verder wordt op spoedige hulp aangedrongen,
daar elke verdere vertraging noodlottige gevolgen kan ja
zal na zich slepen. Aan het slot vragen adressanten, dat
zij met den meest mogelijken spoed in het bezit mogen
worden gesteld van den ijzeren weg, hetzij door aanleg
van wege of met krachtige hulp van den Staat.
De heer J. C. de Leeuw van Anna Paulowna hield
jl. Dingsdag te Schagen, in het lokaal van den heer
Knikker, voor een vrij talrijk publiek zijne lezing over de
droogmaking der Zuiderzee.
Na vooraf den vroegeren toestand onzer provincie te
hebben geschilderd, voor zooverre die bekend is, deelde
hij bijzonderheden mede, aangaande den uitslag der boringen
het nog niet gewaagd zijn lichaam aan te grijpen. Nog was zijn
gelaat even minzaam en vriendelijk; het scheen wel alsof het in
jaren jonger geworden was en het geleek treffend aan het portret
uit zijn mannelijken leeftijd. Uit hooge cederen en palmen hadden
wij een priëel om de doodkist opgetrokken, daar binnen rustte
hij zoo stil. Sliep hij werkelijk slechts? Zou zijn mond zich nog
eenmaal openen tot een afscheidsgroet? Misleidde deze vrede des
doods ook zelfs zijn getrouwe levensgezellin, want meer dan eenmaal
boog zij zich over hem, alsof zij op zijn ademhaling opmerkzaam
was, en meer dan eenmaal vraagde zij: „Is hij wel werkelijk dood?"
En toch zij zelve had, toen de laatste adem door hem was
uitgeblazen, zijn oogen toegedrukt, omdat zij dezen laatsten, zwaren
liefdedienst aan geen vreemde hand wilde overlaten.
Zijne vrieuden en een groote menigte vreemden kwamen om den
doode nog eenmaal te zien en ook zijn vriend Gustave Freijtag,
die gekomen was om aan zijn vriend de laatste eer te bewijzen,
maar die wegens ziekte in zijn familie weder naar huis terug moest
keeren, trad nog eenmaal naar de geopende lijkkist om een beeld
des vredes mede te nemen. De broeder en de zuster van de zeer
terneergebogene echtgenoote waren reeds vroeger uit Mecklenburg
gekomen om haar bij te staan in haar droefheid en den doode nog
eenmaal te zien.
Het moeielijk oogenblik, waarin de kist voor altijd gesloten zou
worden, brak aan en nog eenmaal geleidden wij de bijkans gebrokene
vrouw tot haar laatste afscheid aan haar Fritz. Daar zag het oog
hoe moeielijk zich van een laat scheiden wat innig en getrouw in
liefde verbonden is geweest; daar openbaarde het zich, welk
een onpeilbaar diepe kloof den dood van het leven scheidt, hoe
vast de band is, die twee edele zielen verbonden houdt. Glinsterde
aan den vinger van den doode nog de ring, die hen eens zoo
gelukkig vereenigd had en die een getrouw symbool van hun ech
telijk leven gebleven was; haar wenseh was het, dat hij dien ring
in de aarde zou medenemen; eens had zij hem dien geschonken,
en van den doode wilde zij haar gave niet terug vorderen. Nog
perst de herinnering aan dit laatste afscheid, hoe zij zich over hem
boog om hem vast te houden, ofschoon zij hem los laten moest,
hoe zij die liefderijke hand zoo innig kuste, mij de tranen in
het oognog klinkt haar laatste uitroep mij in de ooren
„Vaarwel, vaarwel!" als een nieuwe belofte, dat zij zich met onver
breekbare banden aan den gestorvene verbonden gevoelde. Bijna
met geweld moest ik haar van den doode afrukken.
De lijkkist werd gesloten, de lichten op de kandelaren, die aan
het hoofd- en voeteinde stonden, werden uitgebluscht. Zij, die
den dichter de laatste eer wilden aandoen om zijn lijk mar den
Godsakker te geleiden, kwamen binnen. De groothertog liet zich
door den commandant van den Wartburg, von Arnswald, en den
Freiherr von Loën uit Weimar vertegenwoordigen. Beuter's vriend
en uitgever Hinstorff, was uit Weimar herwaarts gekomen. De
burgerij uit Jena had afgevaardigden gezonden, daar Keuter met
het burgerschapsrecht van Jena begiftigd was geworden. Het
ontbondene burgerschap, Germanie te Weenen, had een telegram
gezonden. De neef van den overledene, August Reuter, was uit
Meekleuhurg overgekomen, eveneens de burgemeester uit Reuter's
vaderstad, Stavenhaven, von Bulow om een krans van eikenbladeren
van den Fritz-Reuter-eik op de doodkist neer te leggen; de stad
als anderzins van het Wieringermeer, met welks droog
making men zou behooren te beginnen, waarna de andere
deelen der Zuiderzee wel zouden volgen. Na een heldere
uiteenzetting, met behulp van kaarten, van het plan zelf,
van de bezwaren, de kosten, de middelen en de voordeelen
moest men wel tot het besluit komen, dat de zaak alle-
zins uitvoerbaar en wenschelijk is. Wij wenschen met den
heer de Leeuw, die een belangrijk deel zijns levens aan
dat grootsche plan heeft toegewijd, dat de overtuiging
algemeen worde, dat het belang van ons gewest niet alleen,
maar ook van ons vaderland daarin betrokken is.
JI. Dingsdag heeft te Schagen de stemming plaats
gehad voor een lid van den gemeenteraad. Er waren inge
leverd 108 billetten. De uitgebragte stemmen waren verdeeld
als volgt: K. E. Numan 28, J. Schenk 23, W. A. Hazeu
17, J. Buis 14, A. Meijer Sz. 10, S. Keet Dz. 7 enz.
Zoodat tusschen de heeren K. E. Numan en J. Schenk
eene herstemming zal plaats hebben.
De boerenhofstede met toebehooren, benevens 23
perceelen wei- en hooiland, het eiland de Horn (gemeente
Zaandam) hebben jl. Vrijdag te Amsterdam in veiling
opgehragt bij opbod f 130,872, en werden door den makelaar
Bouendal in slag genomen op f 22,000.
In de vergadering van deelhebbers in de Nederlandsch
Indische Spoorwegmaatschappij te Amsterdam is jl. Dinsdag
het leeningsplan van zes millioen met algemeene stemmen
aangenomen. De regeringscommissaris, de generaal van
Swieten, was in deze bijeenkomst aanwezig.
De Amst. Crt. vangt haar kritiek over het Cecilia-
concert aldus aan.
„Hoe schoon is toch de klank van een groot orkest!
Dat riepen we onwillekeurig uit, toen we Donderdag avond
jl. het orkest van de maatschappij Cecilia hoorden. Welk
een menigte heerlijke geluiden, welk een mengsel van doffe,
heldere, weeke, scherpe, volle, schelle klanken, welk een
rijkdom van tinten en verscheidenheid von schakeringen
welk een kleur, gloed en pracht in dat kolossale toonligchaam
Hoe kan het weenen en klagenHoe kan het schertsen en
jubelen! Vreugde en smart, blijdschap en droefheid, lief-
Eisenach liet zich door haar Ober-burgemeester en door de voor-
naamsten harer overheden vertegenwoordigenalle vrienden van
den afstorvenene vertoonden zich en het- getal van hen was groot,
want Fritz Reuter had geen vijand.
Reuter's oude en getrouwe vriend, de raadsheer Fiseher, geleidde
des dichters levensgezellin uit Reuter's studeervertrek door den met
treurenden opgevulden salon in den kleinen stillen tempel, waarin
de doodkist met lauwerkransen en bloemen rijk versierd in het
midden van dat frissche groen stond. Derwaarts begaven zij zich
ook, die den afgestorvene het naast bestonden. Reuter's oude
vriend, de General superintendent, Petersen uit Gotha, was herwaarts
gekomen om de rede bij de lijkkist van zijn vriend te houden,
en met tranen in de oogen op het diepst geroerd over het heengaan
van zijn vriend sprak hij plechtige, opbeurende en vertroostende
woorden.
Nadat hij met spreken geëindigd had en de aanwezigen zieh in
een stil gebed hadden vereenigd, namen wij, de navolgende schrijvers,
August Becker uit Eisenach, Herman Oelschlager uit Leipzig, de
schooldirecteur Kreijenberg uit Iderlohn en ik, ondersteund door
burgers uit Eisenach, de lijkkist op om den gestorvene uit te
dragen. En toeu wij met de kist buiten het huis op het terras
gekomen waren, dat in zijn leven zijn lievelingsplaats geweest was,
hief het zangerkoor Mendelsohn's lied aan: „Es ist bestimmt in
Gottes Rath", welk lied de afgestorvene in zijn leven zoo gaarne
gehoord had, en wij droegen de kist tot aan den rand van het
terras om haar aldaar aan de dragers over te geven.
Voor de villa had zieh het gansche corps officieren van het gar
nizoen van Eisenach met de militaire muziek vereenigd om zieh
hij den stoet aan te sluiten; daar stonden tevens met hetzelfde
doel de leerlingen der beide gymnasia en vele bekenden van den
overledene, die in huis geen plaats meer hadden kunnen vinden.
Voor de tuinpoort wachtte de opene met rouwdraperijen omhangen
lijkwagen, bespannen met vier paarden, die met zwarte dekken
overkleed waren en die het lijk naar den Godsakker voeren zon.
Reuter had vroeger meermalen de begeerte aan den dag gelegd,
dat hij naar oud-Mecklenburger gebruik ter aarde besteld wenschte
te worden, en daarom werd de lijkkist met geen lijkkleed bedekt,
maar zij stond ongedekt in haar sehoone bloemenpracht op den
lijkwagen.
Wel had zich de vraag opgedaan, of de ridderorden, waarmede
de afgestorvene door onderscheidene vorsten begiftigd was geworden
ik wil hier slechts van de prachtige Beiersehe ridderorde van
Maxiliaan, waaraan tevens het van adel zijn verbonden was, en de
groote gouden medalje, die de groothertog van Mecklenburg hem
vereerd had, gewagen op de lijkkist nedergelegd moesten worden.
Vertrouwende in den geest van Reuter te handelen, hebben wij
dit nagelaten, dewijl zijn nederigen zin nooit een tentoonstelling
van zijne verdiensten verlangd had. Hoezeer hij zich ook over
deze blijken van erkentenis verheugd had, de ontvangen ridderorden
hebben nooit zijn borst versierd en daarom meenden wij zijn lijkkist
er niet meê te mogen oppronken. En was het mogelijk dat zijn
doodkist een schooner tooi kon dragen, dan de lauwerkrans, die
den dichter betaamde? Deze is zijn hoogste en schoonste ridderorde.
Des namiddags om vijf ure zette de treurstoet zich in beweging.
De militaire muziek ging vooraan. Achter den lijkwagen volgden