Benoemingen, enz. STATEN-GENERAAE. Frankrijk. Engeland. Zwitserland. moeite in den kleinhandel bijeengegaarde centen en dubbeltjes met honderdtallen zullen moeten storten in hun stedelijke kas. Het is wel een harde tijd voor de kleinzonen van de Zeeuwsche vrijbuiters en onverschrokken watergeuzen en meer dan ooit mogen zij de spreuk hunner vaderen Luctor et emergo gedenken, om gewapend met den moed der wan hoop hun laatste zilverlingen te offeren op het altaar hunner stedelijke glorie, en het akeligste is in deze: het is of al weer het oude deuntje „eigen schuld plaagt het meest," of met andere woorden „die op de blaren zit" of neenzoo is het niet, enfin, als de Vlissingers bij de opening der kanaal- en havenwerken kalm met hun beurs waren te rade gegaan, dan behoefden zij nu niet ach en wee! te roepen en te rekwesteren, fulmineren en petitioneren, of de rijksambtenaren en ambtenaartjes van leger en loodswezens enz.die hier tegenwoordig vooral niet voor hun pleizier zijn, zoodanig op den zak te kloppen onder het motto hoofdelijke omslag, belasting op het brood, belasting op de dranken enz. dat zij er zenuwachtig van worden. Het begin was prachtiggroot diné f 40 't couvert grenadiers, optogten, volksfeesten, illuminatie, vuurwerk, Sic itur ad astra! jawel! of naar den kelder. Vlissingen met eene bevolking van circa 9000 zielen zal nu kunnen opbrengen alleen aan verbruiks-belastingen, (brood en dranken) en aan hoofdelijken omslag te zamen ongeveer f 90,000. Daarbij komt dat iedereen hier aan den hoofdelijken omslag een broertje dood heeft en dat verleden jaar toen de hoofdelijke omslag f 13,000 tegen nu f 35,000 bedroeg reeds groote ontevredenheid door deze impopulaire belasting verwekt werd. Wanneer de leening van voorleden jaar grooter genomen was, zou de ongelukkige toestand van nu niet bestaan. De groote massa had gewild dat de gemeenteraad alvorens de gemeente dergelijken druk op te leggen aan Gedeputeerde Staten den ellendigen toestand der financiën had blootgelegd en steunende op de gulden toekomst, nog eene leening voor dit jaar had aangevraagd. Men grondt zich krachtig op het meerder vertier, dat ongetwijfeld Vlissingen zal ten deel vallen bij de opening in Maart der vaart op Indië en Sheerness, en op de komst van reeds geannonceerde schepen van verschillende buitenlandsche firma's alhierterwijl indien de vorst aanhoudt er alle kans bestaat dat even als in 1869 de havens vol komen te liggen met schepen, bemand met broodeters en aanbidders van het jenevertje, die de verbruiks belasting ver boven de raming zullen kunnen opvoeren. De nieuwe stad ligt nog steeds ver in het verschiet, maar of wij haar ooit uit de zee zullen zien opdoemen blijft de kwestie en als aan verscheidene leden van den gemeente raad niet eerst „het gewogen en te ligt bevonden" wordt uitgesproken, vrees ik er voor dat er in Vlissingen vooreerst nog niet veel tot stand zal komen en er nog eene lange sukkelperiode zal moeten voorbijgaan voor deze zoo uiterst gunstig gelegen stad onder de wereldsteden een plaats inneemt harer waardig." Men schrijft uit Vlissingen aan de „Middelburgsche Courant" dat de kans op het verkrijgen van een vaste brug aan het dok aldaar thans gunstiger staat dan ooit, en dat er reeds bevelen zijn gegeven tot het maken van een ont werp en begrooting van kosten voor een brug, die geheel aan de eischen van den tegenwoordigen tijd voldoet. In den afgeloopen zomer werden verscheidene inge zetenen van Kampen het slagtoffer eener allerbrutaalste opligting, op groote schaal gepleegd door de 22jarige huisvrouw van den heer J. W. B. Egberts, veearts aldaar. Genoemde vrouw wist zich door middel van een valsch testament bij vele winkeliers en handelaren een groot crediet te openen en gelden te bekomen. Toen men vóór een paar maanden aan de echtheid van dat testament begon te twijfelen, maakte zij zich uit de voeten en werd door de arrondisse- ments-regtbank te Zwolle tegen haar regtsingang met bevel van gevangenneming verleend, ter zake van valschheid in geschriften. Jl. Zondag is zij te Goor door den brigadier der Rijks-veldwacht aangehouden en naar het huis van verzekering te Zwolle overgebragt. De arrondissements-regtbank te Assen heeft de Her vormde gemeente te Hoogeveen bij verstek veroordeeld om aan de predikanten van den ring Meppel f 562.50 te betalen, verschuldigd voor het waarnemen van predikbeurten gedurende het onbezet zijn van predikantsplaatsen. Met groote letters is in verschillende couranten een nieuwe roman aangekondigd, getiteld „Dientje." Uit een beoordeeling van dit boek in het Vaderland zien wij, dat de schrijver zich Floris van Westervoort noemt en dat de heer P. van Santen te Leiden de uitgever van het werk is. De criticus, dr. M. P. Lindo, zegt van dezen roman „Hij is van dien aard, dat een fatsoenlijk mensch er van walgt, en dat geen huismoeder het boek op hare tafel zou kunnen dulden." Een klein gepantserd schip, de Rolf Krake, is door Denemarken aan China verkocht. In den Duitsch-Deenschen oorlog heeft dit scheepje groote diensten bewezen. De kavallerist E., te Soerabaija, leefde vermoedelijk sedert geruimen tijd in ongeoorloofden omgang met de huishoudster van den wachtmeester N. Den 16 Oct. begaf deze kavallerist zich naar de kamer van den wachtmeester N., die op zijn bed lag te slapen, en bragt dien onderofficier met een revolver twee doodelijke wonden toe waaraan deze terstond overleed. Daarna schoot E. op de huishoudster, die reeds de vlugt nam, en trof haar in den rug; zij leeft nog, doch er bestaat weinig kans haar te behouden, daar zij in hoogst zwangeren toestand verkeert. Onmiddelijk daarop, toen andere kavalleristen kwamen toeloopen, schoot E., den revolver eenige malen op zich zeiven af en joeg zich twee kogels door de linkerborst; ook hij was doodelijk gewond. De vrouw lijdt verschrikkelijk, kermt aanhoudend, doch is bij haar volle verstand. De kavallerist ligt stil en buiten kennis. De huishoudster, hierboven bedoeld, is eene vrouw van Europesche afkomst. Een bij Atsjin gekwetst soldaat kreeg onlangs berigt dat zijn vader was overleden, en schreef aan zijn voogd den volgenden brief: „Veel geachte voogd! Ik ben u zeer verpligt voor het berigt van den dood mijns v 'ders, derge- lijke rampen komen maar al te dikwijls voor. Wat mij aangaat, ik bevind mij gezond in het hospitaal. Ik den slag heb ik één been verloren, doch ik heb er nog een behouden, waarmede ik de eer heb te zijn, uw gehoorzame dienaar." De hertog van Richmond heeft, zegt men, van zijnen vader een banknoot geërfd van 50,000 p. st. (zes millioen gulden). Dit stuk, eenig in zijn soort, is door den ouden hertog neêrgelegd in een kistje, waarin het zoodanig is vastgemaakt, dat al wie het tracht op te nemen, onmiddelijk zes pistoolschoten doet losbranden, waardoor hij onvermijdelijk getroffen wordt. Men vertelt, dat de tegenwoordige hertog van Richmond verlegen is het kistje aan te raken, daar zijn vader hem, vóór zijn afsterven, heeft vergeten te verklaren, hoe men het zonder gevaar kan openen. Onder de benaming van „Ligue matrimoniale de Mariahilf" (een voorstad van Weener.) hebben drie zoons van landeigenaars een vereeniging gevormd, waarin alleen jongelieden van denzelfden maatschappelijken stand worden opgenomen onder belofte, dat zij slechts met onvermogende meisjes, zonder huwelijksgift of kans op erfenis, een huwelijk zullen aangaan. Het schenden van die belofte kost hun 10,000 florijnen, die ter beschikking van een of ander on vermogend bruidspaar zullen worden gesteld. De stationchef van Clapham ontving dezer dagen een mandje, dat hij spoedig opende en waarin hij.... een kind vond. Gansch niet in zijn schik met dit geschenk, bood hij dit een armen pakdrager aan, die het aanstonds aan vaardde en met zich naar huis droeg. Men oordeele over de verbazing van den werkman, toen hij onder 't oorkussen van het kind een som van 40,000 frs. vond. De chef dit vernemende, eischte de teruggave van het mandje en zijn inhoud. De regtbank zal beslissen wien van beiden het cadeaux toekomt. Onthulling van het monument te ©inneken. Jl. Maandag heeft de plegtige onthulling plaats gehad van het monument, 't welk tot aandenken aan de gesneuvelde verdedigers van de citadel van Antwerpen op het kerkplein der Hervormde gemeente te Ginneken is opgerigt. In weerwil van het ongunstige weder heerschte er reeds vroeg in den morgen groote drukte in het met vlaggen en groen fraai versierde Breda. Toen Z. M. de Koning, vergezeld van HH. KK. HH. Prins Alexander en Prins Hendrik, omstreeks 12 ure te Breda aankwam, stond het garnizoen onder de wapens en deed de muziek zich hooren. Nadat de vorstelijke personen door het gemeente bestuur waren begroet, zette de stoet zich in beweging naar Ginneken. De Koning en de Prinsen zaten in een met 4 paarden bespannen open rijtuig. Bij hunne aankomst aan den ingang van het kerkplein te Ginneken welk dorp met vlaggen, oranjemasten, guirlandes van sparregroen en eerebogen was versierd werden de Koning en de Prinsen begroet door de commissie van het monument. In een breeden kring stonden aldaar geschaard de nog in leven zijnde verdedigers van de citadel, de deputatiën van alle wapenen van het leger en de vloot en een groot aantal militaire en burgerlijke autoriteiten, waaronder de militaire gouverneur van Antwerpen. Nadat de Koning had plaats genomen, nam graaf Sehimmelpenninck, de voorzitter der citadel-commissie, het woord om den Koning dank te zeggen voor zijne liefdevolle zorg om eene eervolle rustplaats te bezorgen aan het gebeente van hen, die niet werden overwonnen door den vijand, maar door den dood, en om zijne erkentelijkheid te betuigen aan allen, die door hunne bijdragen de uitvoering van het plan der commissie mogelijk hadden gemaakt. Z. M. de Koning gaf daarop het teeken tot de onthulling, en toen het omhulsel was gevallen en de toejuichingen, waarmede het monument werd begroet, waren bedaard, hield het oudste militaire lid der commissie, de generaal graaf vau Limburg Stirum, buiten gewoon adjudant van den Koning, eene uitgebreide toespraak, waarin hij een woord van herinnering wijdde aan de personen, die bij de verdediging der citadel eene hoofdrol hebben vervuld, en eene uitvoerige beschrijving gaf van het pas onthulde monument. Graaf Sehimmelpenninck droeg vervolgens het gedenkteeken over aan het kerkbestuur der Hervormden te Ginneken, en hij beval het aan in de hoede van het bestuur dier gemeente. De burge meester van Ginneken aanvaardde die zorg met eene korte toespraak, waarin hij de plegtige verzekering gaf, dat het gemeentebestuur het monument goed zal weten te bewaren. Z. M. de Koning nam daarop zelf het woord, en zeide nagenoeg het volgende„Ik zeg u dank voor de goede woorden, door u gesproken. Ik gevoel mij regt gelukkig, mij dezen dag in uw midden te bevinden, in uwe gemeente en in de provincie Noord brabant. Is het mij aangenaam, aan allen de verzekering te geven mijner genegenheid, dan is het mij tevens eene behoefte, te ver klaren, dat vooral twee banden mij naauwer aan de bevolking van Noordbrabant hebben verbonden. Ik bedoel de herinnering aan de gelatenheid, waarmede zij gedurende negen jaren de drukkendste oorlogslasten heeft gedragen uit liefde voor het vaderland. En verder herinner ik mij meuigen dag van het jaar, hoe zij de nood lijdenden van andere provinciën na den grooten watersnood met open broederarmen heeft ontvangen. Voor dat alles breDg ik bij deze gelegenheid openlijk mijnen dank." Met luide toejuichingen werd dit koninklijk woord door de aan wezigen begroet. Namens het genoemde kerkbestuur werd in eene warme toespraak door ds. Roscam Abbing verzekerd, dat voor het monument zal worden gewaakt. Z. M. de Koning nam daarop een lauwerkrans en hechtte dien onder daverende toejuichingen aan een der ornamenten van het voetstuk. Nadat Z. M. vervolgens het monument had bezigtigd, waarbij hij zich met onderscheidene der aanwezigen minzaam onderhield, en een bezoek had gebragt aan de graven van Chassé, Seeling, de Boer en van Deventer, verlieten de vorstelijke personen, terwijl op het orgel in de kerk de volksliederen werden gespeeld, het kerkplein en begaven zij zich per rijtuig naar het raadhuis, waar in de zeer fraai gedecoreerde raadzaal aan Z. M. en de Prinsen met gevolg een déjeuner dinatoire werd aangeboden. Daar bragt ook de „Har monie" van Ginneken den Koning en de Prinsen eene aubade. Na den afloop van het déjeuner vertrokken de vorstelijke per sonen naar Breda. Van daar begaf, omstreeks 41 ure, Z. M. de Koning zich naar het Loo. Het geheele garnizoen van Breda was aan de station bijeengekomen. De Scherpschutters-Vereeniging had, met toestemming van den Koning, de eerewacht betrokken. Benoemd tol procureur-generaal bij het provinciaal-geregtshof in Overijssel, de heer mr. T. H. Bondam, thans procureur-generaal bij het provinciaal-geregtshof in Drenthe; tot procureur-generaal bij het provinciaal-geregtshof in Drenthe, de heer mr. W. L. Schilfer, thans advocaat-generaal bij het provinciaal-geregtshof in Groningen zijnde de benoemden tevens tijdelijk belast met de functiën van directeur van politie, eerstgenoemde in de provincie Overijssel, laatstgenoemde in de provincie Drenthe. De luit. ter zee 2de kl. P. J. L. de Chateleux en de ofif. van gez. 2de kl. C. J. A. de Groot, laatst behoord hebbende tot het escader in Oost-Indië en respectivelijk den 21 en 24 Nov. jl. in Nederland teruggekomen, worden met die tijdstippen op non activiteit gesteld. De minister van Koloniën maakt bekend, dat voor de dienst der Gouvernements-Marine in Nederl. Indië eenige derde stuurlieden benoodigd zijn. Nadere bijzonderheden deelt de Staatscourant mede. Eerste Kamer. Zitting van Dingsdag 1 December. Bij de behandeling der Indische begrooting werd door den heer Hartsen de uitkomsten der liberale politiek van de laatste jaren bestreden. Door de heeren Borsius, van de Putte en Cremers werden onderscheidene punten behandeld en door den minister van Goltstein breedvoerig de begroo ting verdedigd. De antwoorden van den minister waren overeen komstig die in de andere Kamer; hij herhaalde dat hij dezelfde rigting zou volgen als zijn voorganger, maar gemodereerd. De heer Borsius neemt daarvan acte. De verschillende hoofdstukken zijn aan genomen met algemeene stemmen. Tweede Kamer. Zitting van Dingsdag 1 December. Na afhandeling der begrooting voor Ommerschans en Veenhuizen, welke aangenomen is, is het geheele hoofdstuk Justitie met algemeene stemmen aangenomen. Daarna is de discussie over het hoofdstuk Binnenlandsche Zaken aangevangen. Onder de toezeggingen, in de zitting van jl. Maandag door den minister van Justitie gedaan, behooren o. a. een wijziging van de wel op het notarisambt, van het tarief voor notarissen, van de wet op de krankzinnigengestichten en van onze militaire strafwetgeving. Zitting van Woensdag 2 December. De beraadslagingen over de onderafdeelingen en artikelen der begrooting van Binnenl. Zaken zijn voortgezet. Er is f 6000 verhooging aangebragt voor de trak tementen der ambtenaren aan de prov. griffiën, zoodat ook zij, met de verhooging van verleden jaar, nu ook 10 pCt. verhooging ge nieten zullen. De minister heeft in den loop der discussie verklaard, dat van het ministerie geen legerorganisatie bij de wet te wachten is. De militiewet zal in het voorjaar worden aangeboden. De minister is tegen het denkbeeld van den heer de Roo, om de militie en de schutterij bij ééne wet te regelen. De discussie over de afdeeling Waterstaat is aangevangen. Heden (Donderdag) voortzetting. Buitenland. Maarschalk Mac Mahon heeft, op voordragt van den raad van toezigt der orde van het Legioen van Eer, gelast: alle officieren en onderofficieren, die wegens dronkenschap gestraft zijn geworden, te schrappen van de lijst der met de militaire eeremedaille gedecoreerden. Dusdoende wil men een kwaad overwinnen, dat onrustbarend zich begint uit te breiden. TJit de rapporten van verscheidene rege- ments-kommandanten aan der, minister van Oorlog blijkt nl. dat het misbruik van sterken drank, voornamelijk van absinth, onder de onderofficieren aanmerkelijk toeneemt. De Keizerin van Rusland heeft jl. Maandag geen gevolg gegeven aan haar voornemen mevrouw de Mac Mahon te bezoeken; zij verscheen ook niet in het nieuwe opera-gebouw. Grootvorst Alexis was daar met den maarschalk—president en zijne gemalin. De gezondheids toestand der Russische vorstin is niet gunstig. Waar schijnlijk zal zij den ganschen winter teSanRemo doorbrengen, alwaar het Hotel de Nice ten gebruike van haar en haar gevolg is gehuurd voor fr. 30,000. In het hotel is het ameublement ten eenenmale veranderd, en tot. het bediende- personeel moeten uitsluitend Russen behooren. Te Nizza zijn veertig rijtuigen gehuurd, die ter beschikking moeten wezen van het gevolg, bestaande uit zestig a zeventig personen. Twee fregatten zullen voor San Remo post vatten. In den avond van jl. Zondag heeft op de Engelsche kust een hevige storm gewoed. In het gezigt van Ipswich is de schoener Compass vergaan, en daarbij zijn de kapitein en twee matrozen verdronken. Voor Shields is een jongen van de Lucy Compton over boord geslagen en verdronken, en is het schip St. Albans op eene rots geloopen en gezonken, waarbij de vrouw van den kapitein en de stuurman in de golven omgekomen zijn. TeAberdeen is de Veteran vergaan en zijn elf der opvarenden verongelukt. De kapitein van een Zondag avond in de Tyne aangekomen schip verklaart, dat hij in den storm een zwaar geladen schoener nabij Sonth Shields met man en muis heeft zien vergaan. In het gezigt van Fowly is eene boot, met een man en twee jongens, omgeslagen en de opvarenden zijn verdronken. Een correspondent van het Journal de Genève meldt aan dit blad het volgende omtrent het ongeluk, waarvan in ons vorig nummer is melding gemaakt. „Maandag morgen, schrijft hij, verspreidde zich te Sion het gerucht, dat een vreeselijk ongeluk Donderdag morgen heeft plaats gehad op den Sint Bernard, op eenige mijlen afstands van 't klooster. Dit gerucht was ongelukkig waar en ziehier wat wij dienaangaande vernomen hebben: Donderdag den 19den, bij 't aanbreken van den dag, verliet eene karavaan van twaalf Italiaansche werklieden, die naar hun land terugkeerden, niettegenstaande het slechte weer en den toestand der wegen, het gehucht Saint Pierre, waar men den nacht had doorgebragt om den St. Bernard over te trekken. Zoo dit niet ging, zou men in het klooster op den berg blijven. De lucht was bewolkt en het sneeuwde.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 2