1875. N°. 1.
33 Jaargang.
Vrijdag 1 Januarij.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Schouwing van Stookplaatsen.
Binnenland.
Ei\
HELDERSCHE
IVIËIIWEDIEPER C0URA1VT.
„Wij huldigen hot goede."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abouuementsprijs per kwartaal
y n franco per post - I oö.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prij9 der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indlc
vla Brindisi.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
De sluiting der mail naar PadangBatavia, te verzenden
per mailboot Madura, geschiedt den 4 Jan. a. s., en
per Koning der Nederlanden den 8 Jan. a.s., na aankomst
van trein II (N. Holl. Spoorw.), ten 7.32 des avonds.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER
brengen ter kennis van de ingezetenen, dat, te beginnen met de
volgende week, door brandmeesters eene SCHOUWING zal worden
gedaan over de ovens en andere stookplaatsen; en verzoeken mitsdien
de ingezetenen die ambtenaren daartoe wel in de gelegenheid te
willen stellen, krachtens de verordening houdende bepalingen, ter
voorkoming van brand, vastgesteld door den Raad in zijne ver
gadering van den 17 Julij 1861.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester,
den 29 December 1874. L. VERHEY, Secretaris.
Als uwe tafel vol almanakken ligt, dikke scheurkalenders,
die uwe dochters of uwe nichtjes, voorbarig als de jeugd
is, u reeds met St. Nicolaas ten geschenke gaven, heele
dunne blaadjes, waarop met vergulde letters te lezen staat
Nieuwjaarswenscli van de bedienden van het sclie
koffijhuis, portemonnaie-almanakjes, die uw boekverkooper
u «op bezien» zond, in de hoop, dat uwe vrouw zoo'n
«makkelijk» ding in baar sleutelmandje zal leggen, en dat
memorandum, dat liij u stuurde «ten vervolge,» als om er
u aan te herinneren, dat 't komende jaar, evenals het
verloopene deed, u dwingen zal dagelijks uwen tijd te
wijden aan wat wij «onze zaken» noemen; als uw tafel
zoo vol ligt met welkomstgroeten van het nieuwe jaar, dat
weldra geboren zal zijn, dan gevoelt gij u genoopt om de
goede gewoonte onzer vaderen te prijzen, die den laatsten
dag van het oude jaar als een ernstig, huiselijk feest vierden,
als een afscheidsmaal aan vrienden en magen, aan zaken
en personen, aan geluk en smart, die geen van allen ooit
zullen wederkeeren, gegeven.
Het nieuwe jaar overstelpt, overvalt u. Het is de
komende tijd, die sneller reist, dan de verloopene. Als
de winter komt, en gij u voorneemt, dit werk en deze zaken
nog te zullen doen, en dat genot nog te zullen smaken,
voor Nieuwjaar, dan rekent gij er niet op, hoe snelvoetig
de Tijd is, die 't volgend jaar in de armen draagt. De
klokken die 't aanbreken verkondigen van den «Kerstnacht,
schooner, dan de daegen» verrassen u; «nu reeds, en ik
heb nog zoo weinig gedaan van hetgeen ik mij had voor
genomen te doen!» En dan tusschen de feestdagen van
de Blijde Boodschap, en den nieuwen tijdkring nog slechts
eene spanne tijds, waartoe zullen wij die beter gebruiken,
dan tot een afscheidsgroet aan wat ons lief en dierbaar
was, dan tot eene ernstige herdenking van de snel voorbij
gevlogen uren, tot eene weemoedige vergelijking van 't geen
wij deden, en wat wij hadden gewenscht te doen?
Haastig zullen wij 't moeten doen. Want 't vrolijk
Nieuwjaar, een kind met de schoone beloften op de lippen
en de handen vol goede voornemens en schitterende voor
spellingen, het frissclie jeugdige moedige Nieuwjaar, dat
alles kan en aan niets twijfelt, dat den treurenden zieke
gezondheid belooft, straks, als 't voorjaar komt, de zwaluwen
om 't huis zullen zwieren, en de kamperfoelie zal bloeijen;
dat den arme volop eten en drinken en kleêren toezegt,
straks, als de zomer komt, er overvloed van werk zal zijn
en er handen te kort zullen komen; dat het meisje den
bruidskrans brengen zal, straks, als het herfst zal zijn, en
de geliefde de eervolle plaats in de maatschappij, waarnaar
hij uitziet, zal hebben ingenomen; dat den knaap belooft
tot een man te zullen maken, straks, als 't weer winter
zal lieeten, en hij voor 't laatst zijne schoolboeken zal
raadplegen om dan zelf zijn eigen blad in 't boek des levens
te gaan schrijven, die lieflijke trooster, die beloftenrijke
toekomst staat te wachten, en gunt ons slechts enkele
minuten
Welk een onderscheid tussclien de ernstige uren van den
Oudejaarsavond, als de jongste onzer gevoelt, dat hij jonger
geweest is, en de schitterende Nieuwjaarsmorgen, als de
grijsaard, den eersten dag begroet met iets van de illusiën
der jeugd in zijn hart! 't Is of ons leven, of alles wat
ons doet leven, te zamen gedrongen is in die beide dagen.
De laatste avond: al onze ondervinding, al onze teleur
stellende wereldwijsheid, die ons 't onvolmaakte van al
ons streven voor oogen houdt, en de eerste dag: al onze
illusiën, ons onverwoestbaar vertrouwen op de toekomst, ons
verlangen naar 't hoogere en onze hoop op het hetere, die
ons eerst met het leven verlaten.
Als wij allen zwijgend luisteren naar de klok, wier
toonen duidelijk door de heldere winterlucht tot ons komen,
cn wij met den laatsten slag van twaalf opstaan en elkander
een gelukkig Nieuwjaar wenschen, dan begint een nieuw
leven, dat wij ingaan met groote verwachtingen en goede
voornemens. Verwachtingen, die zullen blijken te hoog
gespannen te zijn geweest, voornemens, die onze zwakheid
niet zal toelaten in daden te veranderen. Immers hoeveel
malen stonden wij reeds op dit keerpunt? Hoevele malen
hebben wij reeds het nieuwe jaar juichend welkom geheeten,
als een beter vriend dan zijn voorganger, en hoe dikwerf
heeft ons de laatste avond van vervlogene jaren niet de
spreuk op de lippen gebragt, die den levensmoeden Israëliet
voor eeuwen ontsnapte: ijdellieid der ijdelheden, alles is
ijdelheid
Goddank, dat wij niet meer staan op het standpunt der
Oud-Israëlitische wijsheid, toeu deze spreuk de eenige
lieeten mogt, die volkomen de gevoelens weergaf, die de
voortsnellende jaren in des menschen boezem wakker riepen.
Eene hoogere wereldbeschouwing heeft ons vrijgemaakt van
die enge opvatting des levens, waarin de mensch zich
zelf beschouwt als einddoel, waariu men uit eigene rampen
en teleurstellingen een regt meent te mogen ontleenen om
de ijdellieid van al het geschapene te verkondigen. Voor
ons, die het menschdom boven den mensch stellen, die
meenen te weten dat uit de lotgevallen van millioenen de
geschiedenis van het menschdom is opgebouwd, die vast
gelooven, dat elk volgend menschengeslacht heter, wijzer
en gelukkiger is dan liet voorafgaande, -al schrijdt dan
ook de geschiedenis met langzaamheid voorwaarts, zoodat
duizende jaren liaar als een dag zijn is de laatste dag
van het jaar een welkome gelegenheid om het hoofd op te
heffen uit de dagelijksclie beslommeringen van het leven, en
een ruimeren blik om ons lieen te werpen. Wij handelen
dan als de metselaar, die dag aan dag zijn arbeid verrigt
op den hoogen stijger, hier een muur metselt, daar ruimte
laat voor een kozijn, en onder dien arbeid zijne eigene
moeijelijkheden, zijn eigene teleurstellingen heeft aan zijn
taak verbonden, soms zijn hooge plaats verlaat, en zich op
eenigen afstand begeeft om zich een oordeel te vormen over
liet gebouw, waaraan hij medewerkt, zonder het plan te
kennen of de teekening, zonder ingewijd te zijn in de
geheimen van den architect of het doel van den bouwheer.
Deze vergelijking mag zelfs verder worden uitgesponnen
zonder aan juistheid te verliezen. Het gebouw kan groeijen
en toenemen, de gevels kunnen rijzen, en de daken beschut
ting aanbrengen tegen regen en wind, ook al gaat het den
werkman slecht, die zijn tijd en arbeid er aan besteed
heeft; en als eenmaal de laatste hand zal worden gelegd
aan den hoogen toren, die den houw kroont, dan zijn al
velen de eeuwige rust ingegaan, die de eerste steenen aan-
bragten voor de fundeering. Maar een groote en magtige
troost is het voor allen, die mede de handen aan 't werk
slaan, dat wat zij hebben opgetrokken in winterkoude en
zonnebrand, dat wat zij hebben aangedragen in het zweet
huns aanschijns, en gerangschikt onder zorgen en zuchten
hun zal overleven om de koesterende woning te vormen
van hunne kinderen en kleinkinderen.
Op Oudejaarsavond willen wij doen als de metselaar,
dan vergeten wij onze eigene teleurstellingen, onze eigene
rampen, onze eigene verliezen, om ons te verheugen in den
bloei van het groote werk, waaraan wij willens of onbewust,
gedwongen of vrijwillig, maar toch allen, arbeiden, aan den
vooruitgang van liet menschdom, in kennis en wetenschap,
in welvaart en in zedelijkheid. Dan verheugen wij ons,
dat wij een jaar hebben mogen meestrijden in den grooten
strijd, waaruit het licht zal geboren worden.
En op Nieuwjaarsmorgen? Dan klimmen wij weêr op
den stijger, dan met nieuwen frisschen moed aan onze
eigene taak, aan onze persoonlijke plannen en vooruitzigten,
dan past 't weêr te timmeren, te metselen en te bouwen
een jaar lang, doende wat ons is opgelegd om te doen, in
goed vertrouwen op den bouwmeester. Maar het is goed
dat op 't einde van dien kring ons weêr de avond van
den 31 sten December wacht. Anders zouden wij al te
zelfzuchtig, en door onze zelfzucht al te moedeloos worden.
Het is goed om althans eens in 't jaar er aan herinnerd
te worden, dat wij elkander noodig hebben en met elkander
medewerken tot een doel, eens in 't jaar te zien, hoe, niet
tegenstaande onze twisten en verschillen, onze teleurstel
lingen en begeerten, het gebouw toeneemt in stevigheid en
kracht, en op nieuw vertrouwen te scheppen iu hem die
't werk bestuurt. U allen gelukkig nieuwjaar!
HELDER en NIEUWEDIEP, 31 December.
Eergisteren avond droeg de heer P. H. Polak, in de
sociëteit Mars, het tweede gedeelte voor zijner novelle
De pligten van den soldaat. In levendige trekken schetste
hij de verleiding, waaraan de militair vaak blootstaat en
zijn strijd tegen booze hartstogten en lusten. Verder
teekende hij de karaktertrekken van den echten soldaat:
hij is moedig in 't gevecht, maar ook menschlievend jegens
den overwonnene; hij is welwillend waar dit kan geschieden,
maar ook getrouw aan pligt en roeping; hij is krijgsman
van beroep, maar zonder te vergeten de groote les van
godsdienst en zedeleer: behandel anderen zoo als gij wilt
behandeld worden.
Deze novelle achten we 7.66 verdienstelijk, dat we haar,
werd ze in 't licht gegeven, eene eerste plaats waardig
zouden keuren in eene bibliotheek voor onder-officieren en
soldaten.
Met den namiddagtrein vertrokken gisteren van hier
de heer J. S. van Deventer en zijne echtgenoote, mej.
G. A. v. d. Burgh. Laatstgenoemde heeft gedurende vele
jaren aan het hoofd gestaan van de taalschool voor jonge-
jufvrouwen alhier, welke betrekking zij bij 't aangaan van
haar huwelijk heeft nedergelegd. Vele vrienden en leer
lingen deden den vertrekkenden uitgeleide, en zeker zullen
velen zich steeds blijven herinneren het degelijk vormend
onderwijs, van die hooggeschatte onderwijzeresse genoten.
De stoomkanoniieerboot Ever, onder bevel van den
lult. ter zee 1ste kl. F. K. Engelbrecht, van hier, zal,
zooals reeds gemeld is, weldra weder een togt aanvaarden,
met het doel om o. a. in de noordelijke zeeplaatsen der
provincie Friesland en op de eilanden beoosten Texel,
vrijwilligers voor de zeemagt aan te werven. Door een
officier van gezondheid, op de Ever geplaatst, kunnen de
personen, die zich aanmelden, geneeskundig worden onder
zocht. Indien zij geschikt worden bevonden, is de kommandant
gemagtigd hun onmiddelijk de premie en het aanbrenggeld
uit te betalen. Voor matrozen 1 ste kl., die eene verbindtenis
van 3 tot 5 jaar aangaan, is de premie f 50, het aanbreng
geld f 10 voor ieder jaar; voor matrozen 2de kl., met
gelijke verbindtenis, f 32 en f8; voor matrozen 3de kl.,
met gelijke verbindtenis, f 16 en f6 per jaar; ligtmatrozen
worden voor 8 en jongens voor 10 jaar verbonden; aan
hen wordt een premie toegekend, respectivelijk van f 40
en f 30 en voor den ligtmatroos een aanbrenggeld van f 16.
Het vertrek van de mailboot Koning der Nederlander
van de stoomvaartmaatschappij Nederland naar Java is op
9 Januarij bepaald; in nog geen maand is dit stoomschip
weder vaardig gemaakt voor een volgende reis.
Gisteren is aan het Departement van Marine aan
besteed de levering van: 22000 kilogr. roode tarwe;
22000 kilogr. witte tarwe; en 13000 kilogr. rogge. De
heer B. A. Janzen, te Nieuwediep, was minste inschrijver
voor: de roode tarwe a f 12.87, de witte tarwe k f 12.90
en de rogge a f 10.75.
Door een kleinen kring van belangstellenden te
's Hage en in de hoofdstad zal aan Generaal van Swieten
in de maand Januarij te Amsterdam een gouden beker
worden aangeboden.
Door de Nederlandsche Vereeniging tot beperking
van openbare dronkenschap is aan den minister van Oorlog
een verzoekschrift gerigt, waarin zij de aandacht vestigt
op de aanwerving hij het leger en deze, zooals zij nu
gewoonlijk plaats heeft, beschouwt als eene aanleiding tot
dronkenschap, met verzoek daartegen zoodanige maatregelen
te nemen als welke het kwaad zooveel mogelijk kunnen
beperken.
Jl. Dingsdag avond vergaderde de afdeeling Amsterdam
van den Algemeenen Vredebond. Tot voorzitter dezer
afdeeling werd gekozen de heer P. A. van Overeem. Naar
aanleiding van eene rede van den heer Haagsma omtrent
de middelen tot pacificatie der Atsjinezen, werd door de
heeren C. A. JGeesink en J. YVRijnders voorgesteld
het hoofdbestuur uit te noodigen eene commissie te be
noemen ten einde dit punt te overwegen, en de gewenschte
voorbereidende maatregelen te nemen tot oprigting eener
Maatschappij tot nut der onderworpen Atsjinezen.
In de week van 20 tot en met 26 Dec. jl. zijn te
Amsterdam aan de mazelen overleden 24 personen en in
de afgeloopen week overleden te 's Hage aan dezelfde
ziekte 17 personen.
In de vorige week had te Nieuwe Niedorp de eerste
der volksvoorlezingen plaats, die in den loop van dezen
winter aldaar gehouden zullen worden. Het Departement
der Maatschappij «Tot Nut van 't Algemeen» heeft daartoe
een geschikt en behoorlijk verwarmd lokaal gehuurd.