Stoomvaart-Berigten. Burg-erlijke Stand. Gemeente Helder. Burgerlijke Stand. Gemeente Texel. Marine-Haven Nieuwecliep. 286ste STAATS-LOTERIJ SCHAGER MARKT van HEDEN. De schipbreukelingen van de La Plata. Een paar weken geleden bragt de telegraaf de tijding, dat het Britsehe stoomschip La Plata, met een telegraaf kabel voor Brazilië aan boord, met man en muis vergaan was in de baai van Biscaye. Een boot met acht man was gered geworden, en enkele dagen later vernam men dat de Nederlandsche schoener Willem Breukelszoon nog twee man gered had, die van 12 uur op den middag van Zondag 29 Nov. tot Woensdag 2 Dec. zonder voedsel ofbeschutting met de beenen in het water hangend, hadden rondgedreven op zee. De geredde schipbreukelingen werden naar Gibraltar gebragt, van waar zij met de Gathay van de Peninsular and Oriental Company, Donderdag in Engeland aan kwamen. De Daily News had een verslaggever naar Soutliampton gezonden, om op de aankomst der boot te wachten. Toen het schip op de reede was gekomen, ging de reporter in een sleepboot er heen, en maakte kennis met de twee ge redde zeelieden, Henry Lamont, bootsman, en John Hooper, kwartiermeester van de La Plate. Beide mannen zijn in tweeën gebogen door rheumatiek en kunnen de beenen bijna niet bewegen. Terwijl zij in een hotel te Soutliampton den verslaggever het verhaal deden van de schipbreuk, hun zwerftocht op zee en hun redding, hadden zij soms aan vallen van ondragelijke pijn en zuchtten en kreunden zij in doodsangst, terwijl het zweet hun op het voorhoofd parelde. Zij werden onophoudelijk gewreven, en hun buitengewoon krachtig gestel geeft hoop dat zij geheel genezen zullen. Toen de La Plata zonk werden beide mannen, een van welke reeds vroeger over boord gespoeld was, in de diepte medegesleurd. De bootsman Lamont zag een reddingsboei drijven toen hij weder boven water kwam en het hoofd en de armen er door heen stekende, dreef hij tot in de na bijheid van een der masthouten van het schip, waarop hij schrijlings ging zitten. Hij zag den kwartiermeester Hooper aan een ra geklemd, niet ver van hem afdrijven, en riep uit: «Hoe staat hetermeê, kwartiermeester? Het antwoord was: «O, ik weet het niet, ik kan het niet langer uithou den.» Op dat oogenblik ontdekte Lamont een der pneu matische reddingvlotten, welke hij dienzelfden morgen op last van den kapitein had opgeblazen, op de golven drijven. «O God! kwartiermeester, daar is een der vlotten, vlak bij je. Pak het en houd je vast, dan kom ik bij je.» Hooper liet de ra los en zwom naar het vlot, en Lamont volgde hem onmiddellijk. Zij vonden dat de beide buizen in goeden toestand waren en geen lucht doorlieten. Zij zaten neder op de sigaarvormige buis, die het meest met lucht gevuld was, en die, door een met linnen bedekte houten lijst aan de andere buis was vastgehecht. Zij hielden de knieën tegen deze tweede buis aan, terwijl de voeten rustten op het in het water gezonken linnen. Lamont was gekleed in zijn uniform en had een overjas aan, doch was barrevoets. Hooper had slechts een hemd, onderbroek, pantalon en vest aan, doch was zonder jas of overjas. Lamont behield de overjas niet voor zichzelven, doch bedekte het hoofd en den rug van Hooper en zich zeiven er mede, terwijl zij die vier koude winterdagen en nachten, tegen elkander aangedrongen en met de armen om elkanders keel geslagen, op zee rondzwieren. Soms sliepen zij een weinig, steeds van voedsel droo- mende, doch zij ondervonden geen van beiden gedurende dien langen tijd ergen honger of dorst. Eerst toen ze aan boord van de Nederl. schoener waren, en het eerste voedsel nuttigden, begonnen ze honger en dorst te lijden. Het weder bleef stormachtig en de zee zeer hol, en onophou delijk sloegen de golven over hen heen, zoodat ze steeds door en door nat waren, terwijl zij bovendien tot aan hun middel in het water zaten. Zij zagen enkele schepen, doch de meeste waren te ver af om hen te zien. Des Zondags namiddags poogden zij tevergeefs de aandacht der bemanning van een voorbijgaanden schoener te trekken. Des Maandags zagen ze stoombooten en zeilschepen in de verte, doch des Dingsdags waren ze gedurende een paar uur in de onmid dellijke nabijheid van een Amerikaansche driemaster. De wind was even gaan liggen, en het schip bewoog zich dus zeer langzaam door het water. Zij zagen de mannen op dek, zagen den kok uit de kombuis komen en bespeurden hoe de matrozen het voorhaamsch voorzeil heschen, doch niemand scheen eenige aandacht aan hun signalen te schenken, ofschoon zij op minder dan een halve Engelsclie mijl afstands waren. De jas werd op een stuk hout al dien tijd in de hoogte gehouden, doch niets baatte, en het schip verdween uit hun oog, toen de wind aanwakkerde. Toch wanhoopten de beide moedige mannen nog niet, zij voelden zich langzamerhand sterven daar de koude op kroop zooals ze verklaren doch zij baden onophoudelijk en Lamont sprak telkens de overtuiging uit, dat God die hen zoo lang behouden had, ten laatste nog wel redding zou zenden. Deze vrome overtuiging gaf hun groote zedelijke kracht. Zij gaven zich niet over aan wanhoop, doch zij bleven uit kijken. Tegen vier uur op den morgen van Woensdag riep Hooper uit: «Goote God, o bootsman, daar is een schip vlak bij ons,» en werkelijk was een schoener, van het Noorden komende, regtstreeks op hen aangezeild op een honderd el afstands. Ofschoon hun kracht tekortschoot om hard te roepen, wisten zij toch een wanhoopskreet te slaken, welke zij meenden dat gehoord werd. Geen kreet beantwoordde de hunne, doch zij hoorden in een vreemde taal op dek spreken en zagen den schoener bijleg gen, waarschijnlijk in de verwachting, dat zij die geroepen hadden, aan boord zouden pogen te komen. Dit konden zij natuurlijk niet doen, daar zij geen magt hadden over het vlot. De schoener bleef tien minuten lang wachten, doch in- tusschen dreef het vlot lijwaarts weg, waardoor de angstkreten der beide schipbreukelingen onhoorbaar werden op het schip. Zij zagen den schoener weder zeil maken en hun hart werd als lood in hun binnenste, toen zij plotseling een extra licht aan den mast zagen hijschen, den schoener zagen laveeren en terugko men. Tot dat het daglicht kwam verloren zij de lantaarns van het schip bijna geen oogenblik uit het oog, doch toen het licht werd, konden zij het schip niet langer zien. In wanhoop schudden zij elkander nti de hand, om afscheid van elkander te nemen, geloovende dat hun laatste uur nu geslagen was, toen Hooper uitriep: «O, bootsman daar is de schoener weder.» De matrozen zaten in den mast naar hen uit te kijken en het schip kwam tot op 200 el afstands van hen. De zee was zeer hoog en de wind zeer hevig. De schoener had geen boot en Lamant zeide tot Hooper: «zij ver wachten natuurlijk dat we naar hen toe zwemmen zullen.» Lamont sprong eerst in zee en ofschoon zijn onderlijf gevoelloos was, wist hij toch zijn beenen eenig- zins te bewegen en klampte hij zich vast aan een der hem toegeworpen touwen. De kapitein greep hem bij den nek en trok hem aan boord. Hooper, wiens handen magteloos waren, klemde zich met zijne tanden aan een hem toe geworpen touw, en dus werden deze helden gered. Kapitein J. van Dorp, J. Verboon, stuurman en de manschappen van den Hollandschen schoener Willem Beukelszoon, die van Botterdam naar Valencia bestemd was, om een lading Sinaasappelen te halen, wedijverden in liefdevolle zorg voor de schipbreukelingen. Twee de matrozen stelden hun slaapplaatsen te hunner beschikking; brandewijn, koffij, brood en drooge kleederen werden hen geschonken en hun verkleumde ledematen werden gewreven om den bloeds omloop te herstellen. «De Hollandsclie kapitein,» zegt Lamont, «had eiken morgen en avond godsdienstoefening aan boord en bad ernstig voor ons behoud.» Hulde aan de edelmoedige menschlievende Nederlanders zegt de Daily News en met warme ingenomenheid herhalen wij deze woordenKapitein van Dorp heeft een ridderlijke moedige daad gedaan, een Hollandsch zeeman waardig, toen hij, angstkreten meenende te hooren, op een kouden stormachtigen winternacht, uit zijn kooi sprong en op dek ging, om zijn kleinen schoener den geheelen nacht te laten kruisen, in de golf van Biscaye, hopende natuurgenooten van dienst te kunnen zijn. Het moge den moedigen menschlievenden zeeman en zijn fiksche bemanning tot voldoening strekken, dat zij den Hollandschen naam eere hebben aangedaan in den vreemde, en dat hun landgenooten, bij het vernemen hunner edele daad, die hartelijk zullen toejuichen. Lamont en Hooper, die toonen wat moedige godvreezende mannen verdragen kunnen en hopen durven en kapitein van Dorp met zijn Hollandsche matrozen, zijn heerlijke voorbeelden van die groote hoedanigheden van hoofd en hart, die Holland en Engeland groot hebben doen worden, dank zij hun zeelieden en matrozen. (Alg. Hlb.) Leon Gambetta. De heer Leopold Richter geeft in de te Berlijn verschijnende Gegenwart de volgende beschrijving van Gambetta: Gambetta, ofschoon eerst 34 jaren oud, heeft reeds een zoo veelbeteekeneud verleden en de toekomst voorspelt hem nog een zoo aanzienlijke rol, dat zijne figuur onmogelijk in de naauwe lijst gevat kan worden, waarin wij hem voor te stellen hebben. Gam betta is een groot redenaar en een uitnemend partijleider. De natuur heeft hem in sommige opzigten stiefmoederlijk bedeeld. Hij is klein en onaanzienlijk van ligchaamsbouw. Zijn profiel is edel en getuigt van geestkrachtmaar dit val' slechts in 't oog, als men hem met opmerkzaamheid en dan nog in bijzonderheden gadeslaat. De eerste indruk dien hij op u maakt is volstrekt niet gunstig. Ilij heeft iets gewoons, iets alledaagsch, om niet te zeggeniets gemeens over zich. Aan zijn uiterlijk ligt hem niets gelegen. Om zijne kleedij bekommert hij zich niet. Nooit ziet hij er „proper" uit, en zijne gebaren, hoewel in sommige momen ten indrukwekkend en vol majesteit, zijn doorgaans leelijk en banaal. Hij steekt dikwijls belde handen in den zak of den duim in zijn vest. Niet zelden ook kruist hij de armen en buldert hij in die houding tegen zijne medeleden in de Kamer. Maar Gambetta heeft het schoonste orgaan van alle afgevaardigden hij heeft eene heldere, volle, welluidende borststem. Zijne phrasen zijn afgerond en vloeijeu over van oratorische schoonheden. Als hij op de tribune stijgt, heeft hij altoos iets te zeggen. Daar men dit weet, zwijgen de afgevaardigden als hij spreekt en luisteren aandachtig naar hetgeen het jeugdige opperhoofd der radicale partij in 't midden heeft te brengen. Gambetta spreekt langzaam en duidelijk, vooral in 't begin zijner rede. Later, als hij zich door hartstogt laat medeslepen en heftig wordt, vloeit de stroom zijner woorden sneller. Maar zelfs in zijne hevigste oogenblikken ont wikkelt hij zijne gedachten geleidelijk, geeft hij zich aan 't eind van iederen volzin tijd van rust, en blijft altijd duidelijk en ver staanbaar. In oogenblikken van groote opgewondenheid wordt zijn gebarenspel eenvoudig en edel. Dan rigt hij den wijsvinger van de regterhand dreigend omhoog en laat dien vervolgens met eene langzame beweging vol waardigheid vallen. Die op- en neer gaande beweging van den vinger ligt in zijn dictator-natuur. Zij is een man eigen, die een zelfstandigen, vasten wil heeft en zich de kracht bewust is, zijn wil vroeger of later door te drijven. Gambetta is iemand van de onversclirokkenste koenheid. Hij is vermetel, deinst voor niets terug. Door zijn grenzeloos, onver standig optimisme, waarvan hij ook gedurende den oorlog zoovele bewijzen heeft gegeven, is hij voor vriend en vijand even gevaar lijk. In dat opzigt onderscheidt hij zich in 't bijzonder van de meesten zijner landgenooten; want voorzigtig overleg, dat dikwijls in kleinmoedigheid ontaardt, is den Franschen veel meer eigen, dan ondoordacht, ligtzinnig handelen. Aan dat optimisme heeft Gambetta een onbegrensd zelfvertrouwen te danken, en aan dit zelfvertrouwen de heerschappij, die hij over zijne omgeving uitoe fent. Zij erkent in hem haren leider, omdat Gambetta niet alleen tot roekeloos handelen aanspoort, maar ook omdat hij bereid is zelf roekeloos te handelen en de verantwoordelijkheid daarvoor op zich te nemen. In 't algemeen verwacht elke Franschman van zijn naaste, dat hij dapper en onverschrokken is. Gambetta daar entegen geeft aan diegenen, die hij tot daden aanspoort, een voor beeld van onversaagden moed. Het sprookje zijner vlugt voor de Duitsche troepen is door de Bonapartistische dagbladen in de wereld gebragt en verdient niet het minste geloof. Gambetta was niet in de gelegenheid als dapper soldaat in 't veld te strijden, om de eenvoudige reden, dat hij nooit soldaat geweest is. Zijn i plaats was niet op het slagveld, maar in den ministerraad. Daar mag hij dikwijls hoogst onverstandig zijn geweest, kleinmoedig was hij nooit. Hoeveel stoffelijk nadeel Frankrijk ook geleden mag i hebben van Gambetta's krijgsbestier, uit een moreel oogpunt is in de schatting van soldaten en filosofen het aanzien des lands gered, doordien het eene tienmaal verlorene, hopelooze partij in vertwijfe ling heeft voortgespeeld. 't Is Gambetta's verdienste, en de zijne alleen, dat de oorlog van September tot Januarij kon voortgezet worden, en 't is thans aan geen twijfel meer onderhevig, dat deze bloedige, ja roekelooze voortzetting van het oorlogsspel Frankrijk in de oogen zijner naburen geduchter heeft gemaakt, dan wanneer het hooghartige, diep vernederde land, na Sédan, zich reeds na een veldtogt van vier weken voor overwonnen had verklaard. Gambetta zag in de laatste jaren zijn invloed op de radicale partij verminderen. Hoe rood hij zijn moge, hij heeft staatkundige mededingers gevonden, die nog verder willen gaan dan hij en die hem verdacht gemaakt hebben bij de Fransche socialisten. Des niettemin is Gambetta een der magtigsto partijleiders in het heden- daagsche Frankrijk, en hij zal het blijven totdat de republikeinsche partij door eene nieuwe verandering van regering of onschadelijk gemaakt óf aan 't roer gebragt zal zijn. In het eerste geval zal Gambetta vermoedelijk het lot van Rochefort deelenin het andere geval zal hem slechts de keus blijven om óf Frankrijk despotisch te regeren, óf een slagtoffer der toekomstige radicalen te worden. De Prins Hendrik is den 27 dezer 's avonds 5 ure te Suez aangekomen en 's avonds 7 ure van daar vertrokken. Opgave van af Dingsdag middag tot Donderdag middag. ONDERTROUWD: Geene. GETROUWD: J. S. van Deventer en G. A. van der Burgh. P. C. Steilberg en H. J. Burger. BEVALLEN: A. Muller, geb. Vijzelaar, (Z.). A. A. Bas, geb. Rover, (Z,). H. Oudkcrk, geb. Jacobson, (Z.). M. Dekker, geb. Kuiper, (Z.). H. Perwitz, geb. Baade, (Z.). P. C. W. Dienaar, geb. van Stipriaati, (D.). A. Prins, geb. Sok, (Z.). J. C. W. van der Moolen, geb. Jansen, (Z.). OVERDEDEN: A. H. Pfeiffer, geb. Hirsch, 75 jaren. F. Schendelaar, 69 jaren. J. Biezeveld, 31 jaren. Ambtshalve ingeschreven 2. van 24 tot 30 December 1874. ONDERTROUWD en GETROUWD Geene. GEBORENReijer, zoon van Jan Witte Pz. en Neeltje Dijt. Klasina, dochter van Jacob Boon en Antje de Wijn. Tetje, dochter van Jacob Tuinder en Maaijke Koudenburg. Jannetje, dochter van Bartholomeus van Heijningen Klinkert cnAafjeVlas. Geertje, dochter van Gerrit Vlaming en Trijnje Boon. OVERLEDENPieter Blankers, 7 6 jaar, weduwnaar van Trijntje Smit. Weerkundige Waarnemingen te Helder(Landskeet) Q Uren. i Windrigting en Kracht. Barometer mm. Thermometer C. •SP a ff Toestand van de zee. Stand. Afw. Stand. Afw. 30 12 z. O.lk. 768.14 - 8.21 - 3.8 - 7.1 0.93 Vlak. 31 8 z. 0.5» 767.69 - 7.75 - 4.7 - 6.9 0.88 e 31 12 z. 1.0, 768.31 - 8.37 - 2.6 - 5.8 0.90 H Weersgesteldheid: 80Dec.l2u. Helder, ligtbewolkt, vriezend. 31Dec. 8 u. Bewolkt, vorst, mooi. 31Dec.l2u. Idem. Gevroren dikte van 29 op 30 dezer 25 millimeters. op 80 31 26 Zeilklaar liggende en vertrokken Schepen Groote Vaart. Aankomst. Vertrek. Sehip. Gezagvoerder. Bestemming. 18 Nov. Madura. B. Ordeman. Padangenz.viaSuez. 14 Dec. Koning derNederl.A.G.M.Bruins.Padang enz.viaSuez. 15 Dec. A. M. E. H. P. Kluit. Samarang. 25 Dec. Ortelius. C.C.Duinker. 26 Dec. CorneliaenMaria.P.D.Mulder. Suriname. 27 Dee. Maria. J.J.Beekman. Montevideo. Binnengekomen Koopvaardijschepen Groote Vaart. Binnenk. Sehip. Gezagvoerder. Cargadoor. Herkoms'.. 30 Dec. Citadel. A. Stewart. van Gijn Pz. Galatz. Binnengekomen Schepen bestemd hunne lading t'n de Buiten- of Binnenhaven te lossen. Schip. Gezagvoerder. Herkomst. Lading. Cargadoor. Chambeze. C. Miller. Cardiff. Stcenk. de Vries Co. Diana. G. Streatfield. Londen. Stukg, ZurMühlen&Co. VIJFDE K L A. S 8 E. Zesde lijstNo. 2169 2000; No. 12803, 16259 en 19011 ieder f 1000; No. 1439, 2444, 8298, 8550 en 13146 ieder /400; No. 1379, 3608, 5645, 5936, 10000 en 17932 ieder ƒ200; No. 832, 1965, 3101, 4961, 6276,7572,7601, 9446, 10751, 11112, 11337, 12814, 17320, 17387, 19239 en 20858 ieder 100. Zevende lijst: No. 16566 5000; No. 2493, 10687, 13211, 14261, 15525 en 18231 ieder f 1000; No. 295, 1894, 2368, 4741, 8406, 10964 en 13728 ieder 400; No. 14295 en 15704 ieder 200; No. 1144, 3412, 5457, 5467, 5899, 6526, 8414, 10529, 12293, 12359, 13406, 20038, 20146, 20289, 20376 en 20559 ieder 100. PER TELEGRAAF. Paarden f a Ossen - a Stieren - a Gelde-Koeijen - a Kalf-Koeijen - a Vaarzen - a Hokkelingen - a 10 Nucht.Kalveren - 6a 20 Vette Rammen - a 400 Schapen - 18a 23 Lammeren f Bokkcn&Geiten 12 MagereVarkeus - 10 - 4 c. 60 - 70 a 15 10 Biggen 20 Kippen c. 60 a 90 180 Eenden - 70 a 80 Boter per kop - 85 a 95 Kaas per kilogram - 40 a 5p Kip-Eijeren per 100 -600 af-'r Eend-Éijeren r w

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 3