Benoemingen, enz.
B u ite n 1 a n d.
Frankrijk.
Jl. Vrijdag herdacht de heer E. van IJsseldijk,
stationchef te Beverwijk, den dag, waarop hij vóór 25
jaar hij de Holl. Spoorwegmaatschappij in dienst kwam.
Behalve een prachtig geschenk in zilver, hem door de
maatschappij als aandenken aangeboden,ontving hij van
zijne vrienden menig blijk van belangstelling.
De heer J. M. Colette, inspecteur, chef van het
technisch beheer van den rijkstelegraaf, te 's Hage, is
benoemd tot eere-secretaris van de «Society of Telegraph
Engineers,» gevestigd te Londen.
In de jl. Woensdag te 's Hage gehouden vergadering
van de «Vereeniging tot Beoefening der Krijgswetenschap»
is mededeeling gedaan van de brieven door de generaals
van Swieten en Verspijck en den kolonel van Gogli aan
genoemde vereeniging, in antwoord op het door haar aan
hen gerigte adres van 29 November jl. In elk dier brieven
wordt der vereeniging dank gezegd voor haar vleijend
oordeel over de tweede Atsjineesche expeditie en over hare
hulde aan de zee- en landmagt. Generaal Verspijck ein
digt aldus: «Aan uwe vereeniging, die ten doel heeft
«beoefening der krijgswetenschap,» mag ik echter niet
verzwijgen, dat mijne zienswijze omtrent de leiding der
operatiën niet altijd •vereenstemde met die van den
opperbevelhebber.
In Ons Streven leest men:
«Hebben de kleine Fransche bébés het tegenwoordig niet
best, in vroeger tijd zag het er zoo mogelijk nog treuriger
voor hen uit:
Uit politie-verslagen van 1638 blijkt, dat er jaarlijks
meer dan vier honderd kinderen te Parijs op de straten
werden neergelegd. Wat werd er van die kleintjes? De
politie liet ze brengen naar eene inrigting «la Couche»
geheeten, waar ze allen te zamen overgelaten waren aan de
zorg van eene weduwe met twee dienstboden, die, daar ze
tocb niet konden voldoen aan al de eischen der arme kleinen,
zich maar vergenoegden met hun slaapstroopjes toe te
dienen. Die welke stierven, waren er welligt nog het beste
aan toe, want in de overblijvenden werd een soort van
handel gedreven. Voor eenige stuivers werden zij verkocht
aan saltimbanques, aan bedelaars en ieder, die dacht er
voordeel uit te kunnen trekken.
Vincent de Paul was een der eersten die zich deze zaak
ernstig aantrok. Hij zag oen bedelaar bezig met een kindje
te verminken voor zijn oogmerk in woede en veront
waardiging werpt hij zich op den man, ontrukt hem het
arme slagtoffer en roept met het kind in den arm de
menigte om zich heen. «Zoo iets gebeurt er in uwe stad,
Parijzenaars,» roept hij uit en wist ieder op te wekken,
zulke schandalen onmogelijk te maken. Twaalf kinderen
uit de Couche plaatste hij dadelijk onder veiliger hoede,
en toen liet hij zijn stem overal weerklinken ten gunste der
kleine kinderen. Zijne opwekking vond weerklank, tot
zelfs in het paleis des Konings, en er werden vondelings
huize* gesticht, maar voordat deze inrigtingen tot stand
kwamen, ging hij zelf avond op avond en zelfs in den nacht
de straten door en kwam weer thuis met gevonden zuige
lingen, zorgvuldig in zijn wijden mantel gewikkeld.
Aan duizenden redde hij het leven, want hij maakte dat
het mode werd aan deze kleinen liefdadigheid te bewijzen.»
Den 1 dezer overleed te Oost-Souburg, in den ouder
dom van 72 jaren, de heer A. J. de Smit van den Broeke,
adjudant van Z. M. in buitengewone dienst, gepensioneerd
vice-admiraal, oud-minister van Marine, ridder van ver
schillende orden, enz., enz.
Gelderland is zoo gelukkig geweest, het geheele jaar
bevrijd te blijven van gevallen van longziekte.
In het jaar 1874 zijn van het koloniaal werfdepot
te Harderwijk naar Indië uitgezonden 1818 onderofficieren
en manschappen. Daarvan waren 1165 Nederlanders, 137
Duitscliers, 251 Zwitsers, 177 Belgen, 76 Franschen, 7
Luxemburgers, 1 Rus, 1 Pool, 1 Italiaan, 1 Afrikaan en 1
Amerikaan. Gedurende dat jaar zijn 2200 personen
gekeurd geworden, waarvan er 220, dus een tiende gedeelte,
als ongeschikt voor de dienst zijn afgekeurd geworden.
De personen, betrokken bij het duel te Berg-en-Dal,
hebben berigt ontvangen omtrent hun rekest om gratie. De
heer A. (burger) houdt ten slotte 14 dagen cellulair. De
heer S. (officier) zeven dagen. De secondanten en de
doctor vijf dagen. Een der secondanten is inmiddels
overleden.
In het tijdperk van vier weken (29 Nov. tot 26 Dec.
1874) zijn, blijkens ingekomen ambtsberigten, door long
ziekte aangetast: in Noordbrabant 1 rund, in Zuidholland
22 runderen; in Utrecht 3 en in Friesland 71; in het
Rijk 97 runderen. In het vorige tijdperk van vier weken
waren 72 runderen door die ziekte aangetast.
Het wrak met de lading van het in Straat Bali
gezonken schip Gerard Pieter Servatius, kapt. de Joode,
van Newcastlo naar Soerabaija, is te Oost-Indië verkocht
voor f 5810.
Eene inlandsche vrouw te Batavia, die bij eene fa
milie diende, kreeg zulk een hevigen aanval van cholera,
dat zij, naar het scheen, reeds één uur daarna bezweek.
De gewone inlandsche plegtigheden werden aan de over
ledene verrigt, de familie bijeengeroepen en de begrafenis
op den volgenden dag des morgens bepaald. Toen men
het lijk echter grafwaarts wilde dragen, rigtte de dQode
zich eensklaps op en gaf aan de verschrikte omstanders te
kennen, dat zij zich wilde baden.
Zeker arm vrouwke, uit de streek Dorst, keerde
met een busseltje gesprokkeld hout huiswaarts. Nog omtrent
50 passen van haar woning je verwijderd, liep zij op een
buitengewoon grooten haas, die daar in zijn leger lag.
Van schrik liet zij haar busseltje vallen, staarde, met de
handen in hare zijde, den voorthuppelenden haas na en zag
dat langoor regt op haar huisje aanhield en de openstaande
voordeur binnensloop. Het vrouwke haastte zich, zooveel
zij kon, Jen meende den haas reeds in haar panneke te
hebben. Onder het loopen dacht zij: nu zal ik onzen Piet,
onzen Kees en mijnen zwager Geert, met de Korsmis, eens
lekkertjes op een hazenboutje tracteren.
Aan haar huisje gekomen, deed zij haar klompen uit en
zachtjes, op haar kousen, voortgaande, loerde zij door
de deur en zag zij Ruwaart boven op hare tafel staan,
bezig op zijn gemak, wat groenten op te peuzelen, die
voor haar sober middagmaaltje bestemd waren. Jouwe
leelijkertriep het vrouwke, «gij, mijne savooikens opeten!
Ik zal jou krijgenHet arme beest, hierdoor verschrikt,
sprong, in éénen wip, van de tafel door een ruit van het
raampje, met zooveel geweld, dat de glasscherven het
vrouwke in het aangezigt vlogen en weg was Ruwaart 1
Het vrouwke stond als aan den grond genageld en wist,
door ontsteltenis, bijna haar middagpotje niet klaar te krijgen.
De zee-ajuin is in Frankrijk als het zekerste en
snelstwerkende verdelgingsmiddel tegen muizen, ratten en
andere knaagdieren bevonden geworden, beter dan plios-
phorus, arsenik en andere vergiften. Men verzekert dat
de dieren de stof gretig verteren. Bij het verbruik in
verseken toestand wordt de ajuin in stukjes gesneden, in
vet gesmoord, daarop de overblijfselen van het vet afge
zonderd en dit alleen neêrgezet, daar het alle giftstof
opgenomen heeft.
Ook de Zwitsersche, Oostenrijksche en Belgische
regeringen hebben strenge maatregelen genomen tegen den
invoer van Amerikaansclie aardappelen, die in sommige
streken door den Colorado-kever zijn aangestoken.
De goudopbrengst van Siberië overtreft die van het
vorige jaar met 100 pud (2638 kilogram).
U 1 t A t a J i ii.
Aan de Goessche Crt. wordt 't volgende uit een brief
medegedeeld
«In den laatsten brief schreef ik u, dat we weldra zouden
uitrukken en dat is den 28 Sept. gebeurd, 's Morgens
om 4 ure rukten we uit met 6 compagniën en de noodige
artillerie om een paar bentings te nemen, die onophoudelijk
op de bevriende kampongs vuurdenwe kwamen om 7 uren
op onze plaats en kregen tot goeden morgen een hagelbui
van geweer- en lillakogels, maar de meesten waren te hoog,
omdat we in een laagte stonden. Een sergeant van onze
compagnie alleen kreeg een kogel door het hart en was
onmiddelijk dood. Nu begon de artillerie met granaten te
werpen en daarop móest onze compagnie en nog een com-
pagnie Europeanen stormen. De eerste maal werden we
flink teruggeslagen, maar de tweede maal kwamen wij
boven op de borstwering en toen er in; mijn geweer was
stuk geschoten, maar de revolver deed des te beter dienst.
De kerels, die niet weg wilden loopen, werden afgemaakt;
ze vochten als duivels tot den laatsten man, en een jongentje
van naauwelijks 14 jaren was met geen drie man te binden;
dat is nok de eenige die gevangen genomen is. Onze
taak was dien dag afgeloopen en nog twee bentings werden
door de overige compagniën genomen. Ons verlies was
betrekkelijk zeer gering.
Den volgenden dag, den 29sten, is er weer uitgerukt,
maar daar was ik niet bijalleen weet ik dat men niets
heeft kunnen bemagtigen.
Nog steeds duurt het houtkappen voort, maar van avond
is het voor eenigen tijd afgelast, het is ook schandelijk,
dat er daarbij zooveel gekwetst zijn geworden. Gisteren,
den 12den, werden wij op zij aangevallen, namelijk de
kappers, die niets dan een kapmes bij zich hebben. De
bedekking was veel verder vooruit en zat heel kalm op
den uitkijk. Ik was met de 2de compagnie aan den regter-
vleugel aan 't kappen en daar krijgen we op eens uit een
boschje, 50 passen regts van ons, een hevig vuur; in een
oogenblik lagen 14 man van de compagnie zwaar gekwetst
tegen den grond, en tot mijn innig leedwezen ook mijn
vriend en slaapkameraad, waarmede ik nu al een maand
lief en leed gedeeld heb. Hij stond vlak naast mij en kreeg
7 schoten; 6 waren niet gevaarlijk, alle door zijn armen
en beenen, maar één kreeg hij onder het hart, verbrijzelde
zijn ruggestreng en bleef daar zitten: dus dat was doodelijk.
Zelf kreeg ik een kogel door mijn zakboekje, dat in een
zakje op mijn linkerborst zatde kogel was door het boekje
heen en stuitte op een rijksdaalder, die daar ook in zat
en die ik 's morgens had medegenomen om het een en
ander in den kraton te koopen na het inrukken; dus dat
was een gelukkige bewaring, niet waar?
De gelieele vorm van den rijksdaalder staat op mijn
borst ter hoogte van liet hart, met den kop van Willem III
en het opschrift er bijhet is nu geheel zwart, maar doet
heel weinig pijn. Maar om op mijn vriend terug te komen;
nadat ik weêr opgestaan was, zeide hij tot mij: «O God!
't Is met mij gedaan; ik ben doodelijk gekwetst en heb
zoo'n pijn, en waar zijt gij gekwetst?» Ik verzekerde
hem dat het maar een matte kogel geweest was; meteen
pak ik hem op en loop zoo hard mogelijk met hem weg;
tegelijk kregen wij het tweede salvo en de arme jongen
nog een schot in den nek; tien Amboineezen rolden weêr
in de sawali (het rijstveld). Nu kwamen Atsjinezen van
achter boschjes met uitgetrokken klewang en zaten ons
als bezetenen achterna; ik was de achterste van het troepje
en kon niet zoo hard loopen als de anderen, dus ze hadden
mij gaauw ingehaald. De voorste was misschien nog een
pas of zes achter mij en hij riep alnanti blanda, soengoe
mati kowé (tfacht Hollander, jij zult waarachtig sterven).
Gij kunt begrijpen, dat ik erg in de war zatmaar daar
zegt mijn kameraad, die nog altijd bij zijn positieven was:
«ben jij je revolver dan kwijt?» Daar had ik in de confusie
niet eens meer aan gedacht, maar nu haalde ik dien van
tusschen mijn koppel en schoot den voorsten in de borst.
Hij tuimelde 2 maal over zijn kop en kwam vlak voor
mijn voeten teregt; daar beet de kerel nog, door mijn
schoen en al heen, in mijn regtervoet en nu schoot ik hem
door zijn kop. No. 2 kwam met een lans aanzetten, maar
op een pas of 10 schoot ik ook hem neer. Dat was mijn
laatste patroon geweest, maar meteen kwamen, Goddank!
de mariniers en die gaven eenige salvo's. Ik legde nu
den gekwetste achter een boschje neêr, en gaf hem wat te
drinken. Hij gaf mij nog al zijn geld en vroeg, of ik
naar zijn ouders, die te 's Hage wonen, wilde schrijven,
dat hij een echten soldatendood gestorven was. Nadat
ik hem de hand gegeven had, gaf hij mij het adres
op, en gaf daarop dadelijk den geest. Zijn laatste woord
was«Ik had zoo graag wat blijven leven.» Alles van
't begin tot het einde had hoogstens 3 a 6 minuten geduurd
's middags werd hij door twee kettingjongens naar Kotta
Tetsaid (het kerkhof) gebragt; zijn doodskleed en kist
tegelijk was een oude sprei.
Van daag is het aantal gesneuvelden en gekwetsten nog
grooter geweest; nu was ik bij de bedekking. Van de
25 man, die ik ten 5 ure van morgen kreeg, waren er
8 over; toen had de geheele bedekking geen patronen
meer, en een overhaaste vlugt alleen redde ons. Er waren
duizenden Atsjinezen op de been en het regende onop
houdelijk kogels; als we nog patronen hadden gehad was
het niets geweest, maar de meeste soldaten hadden er maar
50; ik had er 117 in mijn tasch, en alle verschotenmijn
geweer was zoo gloeijend, dat ik het niet meer kon han-
teeren. Juist bij het laatste schot werd het gedemonteerd,
de vizierkorrel werd er afgeschoten en de geheele voorlader
er af bij een volgend. Ja, we hebben vreeselijk slaag
gehad, en dat door een volk, dat voor het grootste gedeelte
met vuursteengeweren gewapend is! Maar ze vechten
voor de vrijheid van hun vaderland, en die drijfveer weegt
tegen Beaumontgeweren op; ieder vecht met den moed
der wanhoop, vrouwen zoo goed als kinderen. Laatst is
een kapitein vreeselijk toegetakeld door een vrouwhij had
vier klewanghouwen. Nu, tot van daag heb ik u al het
nieuws geschreven; als ik niet geraakt word, hoort gij
spoedig meer.
Met ingang van 1 dezer is de betrekking opgeheven van ingenieur
in algemeene dienst bij de rijkstelegraaflijnen, en mitsdien aan den
heer J. J. van Kerkwijk een eervol ontslag uit die betrekking ver
leend, onder dankbetuiging voor de in zijne betrekking tot den
rijks-telegraaf den lande bewezen diensten.
Tot onder-directeur bij den Rijks telegraaf is benoemd de heer
J. A. Carbasius, thans telegraphist der 1ste klasse.
Heden wordt de groote opera te Parijs geopend. Gelijk
men zich misschien herinneren zal, was de opening aan
vankelijk bepaald in den tijd der wereldtentoonstelling; de
groote kosten deed echter den bouw over een langer reeks
van jaren verdeelen en de opening werd verdaagd tot 1870,
toen het verbranden van het bestaande opera-gebouw weder
de voltooijing verhaasten deed.
De schouwburg kost 14 milliocn gulden; er is slechts
plaats voor 2194 toeschouwers, niettegenstaande hij een
inhoud heeft van 430,000 ellen. Maar groote ruimte is
moeten besteed worden aan inrigtingen, die met het tooneel
zelf niet in verband staan. Zoo is er een stal voor 71
paarden, voor tooneeldienst, ruiterpiket, dat de wacht
houdt; de keizerlijke lijfwacht die 30 ruiters telt; de hof-
rijtuigen, voorrijders, enz.; voorts een politie-bureau, twee
wachtkamers voor de infanterie, een reeks vertrekken voor
het hofpersoneel, remises voor de hofrijtuigen enz. Dan
is er een bloemen- en een handschoenenwinkel in het
gebouw; zeer ruime foyers, ook en vooral voor de dan
seuses en eene andere wachtkamer voor de betrekkingen
van deze, aan wie het onder eene boete van 5 francs
verboden is, te scherp op deze te letten. De kleedkamers
voorde zangers en zangeressen bestaan uit vier apartementen:
anti-chambre, salon, badkamer en kleedkamer. Voor de
zangers zijn vier-en-twintig vertrekken bestemd en even
zooveel voor de zangeressen; een electrische telegraaf
verbindt die kamers met het bureau van den regisseur.
Het tooneel is 70 el diep en 30 el breed: 700 koor
zangers kunnen tegelijk op het tooneel zijn. Alle schermen
kunnen door stoomkracht verplaatst worden.
Nog eene bijzonderheid verdient vermelding: de corridors
rondom de loges zijn acht el breed; in geval van brand is,
dank zij deze ruimte, de zaal in minder dan drie minuten
te ledigen.
De pracht van het gebouw is onbeschrijfelijk; wij wagen
ons niet aan een schets, die toch onvolledig zou zijn.
De openingsvoorstelling zal bestaan in de uitvoering der
ouverture van de Muette, de opvoering van twee acten
van de Ju've, één acte van de Faust, twee van de Hamlet
en de tweede van het ballet la Source.
Zooals we reeds in ons vorig nummer mededeelden
is Ledru-Rollin te Sceaux overleden. Reeds lang leed hij
aan een hartkwaal. Hij was geboren den 2 Febr. 1807,
heeft in 1848 een groote revolutionnaire rol gespeeld en
in 1851 door Napoleon III in de conciergerie gezet, is daaruit
ontsnapt, naar Engeland gevlugt en sedert niet veel meer
dan een vergeten burger geweest. Sedert 1 Maart 1874
had hij weer zitting in de Nationale Vergadering voor het
departement Vaucluse en slechts eenmaal heeft hij de tribune
te Versailles beklommen, om de pers unaniem te doen ver
klaren dat hij niet meer was de groote redenaar van vroeger.
Gisteren werd het lijk van Ledru Rollin ter aarde
besteld. Eene zeer groote menigte volgde de lijkbaar. De
kreet: Leve de republiek! werd aangeheven. Verder is
er niets opmerkelijks voorgevallen.
Het hotel der ex-Koningin van Spanje, Isabella, te
Parijs is jl. Vrijdag nog wel zoo veel bezocht als het
Elysee, waar Mac Mahon receptie hield.
De tijding, dat de Prins van Asturië als Aphonso XII
tot Koning was uitgeroepen, had zich als een loopend vuur
door Parijs verspreid en duizenden van belangstellenden
naar de Avenue du roi de Rome gelokt, waar Isabella en
haar zoon wonen. Deze is juist meerderjarig geworden
volgens de wet en had de tijding verwacht. Men vermoedt
dat Serrano, van ouds de vriend van de ex-Koningin, er
het zijne toe heeft bijgedragen. Hij voelde zijn onmagt
om den vrede te herstellen en de Carlisten ten onder te
brengen. Zullen deze zich nu terugtrekken uit eerbied
voor een Koning? 1'Union, het orgaan van Chambord en
bevriend met don Carlos, verzekert, dat zij meer energie