1875. N°. 13.
Vrijdag 29 Januarij.
33 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BureauH O E E i\ I» L E I N\ 163.
Binnenland.
7k~Z&-
NËLDERSCIIË
i:V NIEUWEDIEPER COURANT.
„Wij huldigen het goede."
Verschijn Dingsdag, Donderdag eD Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1 30.
franco per post - 1 65.
Prijs der Advertcntiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indic
vla Brindisi.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
De sluiting der mail naar Padang en Batavia, te ver
zenden per mailboot Java, geschiedt den 29 Januarij a. s.,
na aankomst van trein III (N. Holl. Spoorweg) ten 10.42
des avonds.
HELDER en NIEUWEDIEP, 28 Januarij.
In de op jl. Dingsdag gehouden vergadering der sociëteit
Mars werd de spreekbeurt vervuld door den heer van den
Hurk, kapt. bij het 7de reg. infanterie. Spreker had zich
voorgenomen zijne hoorders te bepalen bij de vesting Helder.
HÜ schetste de belangrijke ligging van deze sterkte en wees
op bare verschillende toegangen, zoowel ter zee als over
land. Daarna verwijlde hij bij de onderscheidene werken,
aangebragt om een vijandelijken aanval, zoo mogelijk, af
te keeren, terwijl hij daarbij veronderstelde de veelver
mogende hulp der Marine. Hij toonde op overtuigende
wijze, met opgave van cijfers, aan, de weinige kans die er
bestaat, althans voor diepgaande oorlogsbodems, om onze
beide zeegaten, het Schulpengat en Westgat, binnen te
komen. Verder werd gewezen op de mogelijkheid om,
met behulp der Marine, van het fort Kijkduin en der bat
terij Kaaplioofd de nadering eener vijandelijke vloot te
beletten. Omtrent de bewapening en verdediging van onze
forten en batterijen en de inrigting dier middelen van tegen
weer werden door spreker belangrijke bijzonderheden mede
gedeeld. Zeer gewigtig waren de opmerkingen omtrent de
verdediging van den ingang der haven het Nieuwediep,
waartoe spreker verbetering en uitbreiding der Wierbatterij
en aanleg van een fort op de Harssens (ten oosten van
den Steenendam) noodzakelijk oordeelde. Omtrent de ver
dediging aan de landzijde werd uitbreiding van den vesting
kring dringend noodig geacht met het oog op de Schoterduinen
in liet Koegras, die een aanrukkendenvijand eene uitmuntende
gelegenheid zouden aanbieden om met succes zijn vuur op onze
werkente rigten. Niet onopgemerkt werd gelaten de verbetering
der bewapening van forten en batterijen sedert de ervaring
tijdens den oorlog in 1870 opgedaan. Eindelijk werd nog
gewezen op het wenschelijke van den aanleg eener ver
sterking nabij het Provinciaal Observatorium, omdat daar
ter plaatse de kust noch door Kaaplioofd, noch door de
Oostbatterij wordt bestreken.
Talrijk werd deze vergadering door leden en geïntrodu-
ceerden bezocht en blijkbaar werd deze belangrijke lezing,
hier en daar door aanschouwelijke voorstelling verduidelijkt,
met groote belangstelling gehoord.
Blijkens een jl. Dingsdag bij het departement van
Koloniën ontvangen telegram van den gouverneur-generaal
van Neder'andsch-Indië, had de militaire en civiele bevel
hebber in Atsjin, kolonel Pel, den 15 dezer het navolgende
aan de Indische regering geseind:
Den 10 Jan. werd een punt bezet bij Atsjin-rivier,
noordwaarts van de missigit Longbattah; de tegenstand
was gering en wij leden geen verlies. Onze convooijon
werden sedert niet meer verontrust. Veel volk van de
XXVI en XXII moekim was in den omtrek van Long
battah en Loong vereenigd. De ingekomen berigten
spraken van een voorgenomen aanval op Longbattah en
Penajong, maar die is niet beproefd. De gezondheids
toestand is sedert 1 Jan. minder gunstig; tot den 15den
hadden zich 17 gevallen van cholera voorgedaande koorts
was heviger.
De «Volksalmanak voor het jaar 1875,» uitgegeven
door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, bevat o. a.
een stuk getiteld: «De wandelende Jood». De zich niet
noemende schrijver teekent daarin «de taaiheid van levens
kracht aan Israël eigen,» terwijl bij gemis van een eigenlijk
vaderland op die eindelooze zwerftogten ver van het land
van oorsprong het onderscheidend kenmerk der natie niet
verloren ging. Verder beschouwt de schrijver den Israëliet
als handelaar, uitsluitend daar zich vestigende waar wat te
verdienen valt en steeds zijn eigen belang zoekende.
Tegen dat stuk komt, in het te Rotterdam verschijnend
«Weekblad voor Israëlitische Huisgezinnen,» de heer B.
Hildesheim met kracht en nadruk op. In een reeks
van welgeschreven artikelen verdedigt bij zijne geloofs-
genooten tegen het geschrevene in den genoemden almanak.
De heer H. plaatst boven zijne stukken eenige artikelen
uit de wet der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen,
waaruit blijkt dat het hare bedoeling is beschavend en ver
edelend te werken in 't belang van 't volk. Met het oog
op die strekking der Maatschappij vraagt de heer H. her
haaldelijk of zoodanige stukken, die de vooroordeelen tegen
de Israëlieten levendig houden en ze aankweeken zelfs,
nuttig zijn en tot volksontwikkeling leiden kunnen.
Tegenover de aantijgingen van den schrijver in den
almanak van 't Nut handhaaft de heer H. de niet te mis
kennen diensten, door de Israëlieten aan de menschheid
bewezen. Hij eindigt zijne artikelen volgenderwijze«De
Jood en dit is in onzen tijd niet zoo gering te noemen
de Jood heeft bewezen, dat ruw geweld, ijzer en staal,
stoffelijke krachtsontwikkeling op den duur niet bestand zijn
tegen zedelijke kracht, tegen de overweldigende sterkte van
de idée. Ijzer en staal vergaan, dierlijke kracht, materiële
sterkte blijken onvermogend, waar 't geldt een magtig
zedelijk begrip te doen ondergaan, 't Geweld verdwijnt
als rook, de idée blijft eeuwig onvergankelijk.
In dat licht behoort naar onze bescheiden meening de
geschiedenis van den wandelenden Jood te worden geschreven
en hij die haar zóó beschouwt, zal het volk leeren dat wij
geen Shylocks zijn, dat wij een hooger doel kennen dan
geld verdienen, dat wij, zooals onze aartsvader Abraham
inderdaad een zegen zijn geweest voor de menschheidzóó
zullen de volksbegrippen in waarheid veredeld worden."
Z. M. de Koning van Denemarken heeft door tus-
schenkomst van het consulaat te Amsterdam de zilveren
medaille met het roode lint en witte kruis geschonken aan den
zeeloods Aldert Wijker, bootsman van de te Egmond aan
Zee gestationeerde reddingboot der Noord-en Zuid-Holland-
sche Reddingmaatschappij, en aan Klaas Vuil, Cornelis
Gouda, enJacobGlas, Gerrit Visser, Cornelis Zwart, Cor
nelis Lagas en Dirk Boes, roeijers dier boot, ieder 19 gul
den als blijk van tevredenheid voor hun manmoedig gedrag
hij de redding der schipbreukelingen van het op 22 Octo-
berl874 bij Egmond gestrande Deensche schooncrschip Lene
Marie, kapt. Albertsen, tehuis behoorende te Marstal.
Uit de inlichtingen, door den minister van Binnenl.
Zaken aan de Tweede Kamer verstrekt op het adres van
G. Bosch c. s. leden der sociëteit Casino te 's Bosch, zich
beklagende over'het verbod van den burgemeester om bet
Pariser Lebcn te 's Bosch op te voeren, blijkt, dat de
minister zonder in eonig oordeel te treden over het al of
niet verkeerde van de weigering, van meening is dat de
burgemeester door zoodanige weigering zijne bevoegdheid
niet te buiten gaat; hij is in deze de persoon die zijn
opvatting mag volgen, zonder deswege aan iemand verant
woordelijk te zijn. Wil hij van die bevopgdheid misbruik
maken, dan kan hem zulks niet worden belet. Hij heeft
de wet op zijn hand.
Het aantal leden der Vereeniging voor lijkenverbran
ding is tot circa 900 gestegen.
De Engelsche stoomboot Ilawk verongelukte voor
eenige dagen te Vlieland. De visschers te Texel noemden
haar «de mosselenboot,» omdat zij er hunne mosselen
geregeld wekelijks mede lieten vervoeren en geen andere
Engelsche boot zich daarmede belastte. Zoolang de Hawk
nu niet is geremplaceerd, geeft dit veel schade voor de
visschers aldaar, daar zij hunne waar niet kunnen afzenden.
In den nacht van 24 op 25 dezer verbrandde te
Bovencarspel, nabij Enkhuizen, de boerenplaats van den
heer W. Schuurman. Verlies van menschenlevens of van
vee heeft men niet te betreuren; de brand heeft zich tot
genoemd gebouw bepaald.
Jl. Zaturdag avond passeerde de lieer B. te 's Hage
de Korte Houtstraat, toen hij ter hoogte van de Koedief-
straat door een vigelante werd omver gereden. Naauwelijks
had hij zich, gekwetst aan het hoofd en hevig bloedende,
opgerigt, of van den anderen kant kwam mede een rijtuig
aanzetten, dat hem nogmaals omwierp en over liet been
reed, dat dientengevolge erg gekneusd werd. Eenige omstan
ders namen hem op en bragten hem naar liet naastbij gele
gen commissariaat van politie, waar hij voorloopig verbon
den en naar zijn woning vervoerd werd. De toestand van
den gekwetste is thans eenigszins beter.
Commissarissen van den Rotterdamsehen schouwburg
hebben dr. Wap te 's Hage een volledig Franscli porse
leinen eetservies met dessert voor 12 personen ten geschenke
aangeboden, als blijk van erkentelijkheid voor het aandeel,
dat hij gehad heeft in het welslagen van liet eeuwfeest van
dien schouwburg.
Het «Rott. Zondagsblad» deelt mede, dat de barbiers
in Nederland met groote verbittering zijn vervuld tegen
het verbranden van lijken. Het eerst hebben de barbiers
te Deventer de koppen bij elkaar gestoken. Toen werd
een circulaire door gansch liet land verspreid, en thans is
men druk in de weer tot het sluiten van een vast verbond.
Het doel van dat nieuwe verbond is om geen lijkenver-
branderslid (zoo luidt het in de circulaire) te scheren, noch
hem de eksteroogen te snijden. Aan den «gang» en aan
den «langen baard» zal men dan de voorstanders kunnen
herkennen van het «heidensche gebruik.»
In het Haringvliet te Rotterdam is het lijk gevonden
van den directeur der gemeente-gasfabriek te Doetincheui,
wiens aanhouding door de politie verzocht was.
Voor den in de aanstaande maand te Schiedam te
houden wedstrijd van voordragten, uitgeschreven door de
Vereeniging Aescliylus, hebben zich uit 19 verschillende
plaatsen des rijks ruim een zestigtal deelnemers aangegeven,
waaronder uit Rotterdam, Amsterdam, 's Hage, Utrecht,
Arnhem, enz. Daar dit getal te groot is om den strijd op
één avond tot beslissing te brengen, bestaat het plan, het
getal deelnemers, naar gelang van de grootte en het gehalte
der voor te dragen dichtstukken, bij loting te bepalen.
Men meldt uit Oud-Beijerland, dat door B. en W.
dier gemeente de leverantie van den schoolinkt, niettegen
staande aldaar vier boekverkoopers zijn gevestigd, welke
dit artikel niet voor den pronk maar ten verkoop in hunne
winkels voorhanden hebben, tegenwoordig aan de gemeen
te-veldwachters, tegen een aardig sommetje, wordt gegund,
Jl. Zaturdag avond had vrouw K., te Utrecht, zich
door aankoop een honderdtal mosselen verschaft, die
zij vervolgens in hare kamer op den grond nederlegde
's nachts lieten de mosselen een eigenaardig gepiep hooren
de kat dit hoorende, scheen te denken dat er muizen waren
en vloog op de mosselen aan; ongelukkig kwam hierbij
een harer nagels tusschen de schelpen van een mossel; de
schelp werd digt geknepen en zat nu aan den poot van
de kat vast, zoodat het dier schreeuwende door het vertrek
liep. Na den geheelen nacht in dien toestand doorgebragt
te hebben, werd zij 's morgens, toen het ontdekt werd,
slechts met veel moeite uit haren pijnlijken toestand verlost.
Naar men verneemt, worden binnen eenige dagen
aan 's Rijks munt te Utrecht een lOtal in Atsjin veroverde
kanonnen verwacht, ten einde daaruit de door den Koning
ingestelde medaille voor de krijgsverrigtingen in Atsjin te
vervaardigen.
Men meldt uit 's Hage, dd. 20 dezer o. a. aan de
Arnh. Crt.
«Wij zijn hier sinds jaren reeds, als echte kinderen van
het voorlaatste kwartaal der negentiende eeuw, met de
bouwkoorts behebt geweest. Overal verrezen huizen, en
ze vonden huurders of koopers tot verbazing van menigeen.
Terreinen, vroeger alleen geschikt om 's zomers de voor
de slagtbank bestemde koeijen nog met eene kleine ver
tooning van rustige vrijheid kort voor haqr dood te tergen,
en om 's winters, in veldijsvlakten verkeerd, aan de Haagsche
jongelui alle emoties, doch zonder de groote gevaren, van
het schaatsenrijden te verschaffen, ze werden opgehoogd
en met steenen bestapeld, zoodat de aanschouwer zich
dikwijls verwonderde dat dit alles, ondergrond en pand,
niet langzaam aan in den moerassigen onderbodem wegzakte.
Zoo kwamen de straten om het Oranjeplein en de van-
den-Boschstraten in vochtige polders te staan, zoo verrees
het Anna Paulownakwartier (om het, naar Brusselschen
trant, zoo eens te noemen) op een neutralen bodem bewesten
de Zeestraaten zoo verschenen de Sumatra-, Bali-, Banka-
en andere naar eilanden in Oost-Indië verdoopte straten
op de zandgronden tusschen het oude 's Hage, twee kerk
hoven en een kazerne, naar de zijde van Sclieveningen
gelegen. Eer ik verder ga, weet ge ook te zeggen, waarom
er in den bijbel zoo minachtend gesproken wordt over huizen
die op een zandgrond gebouwd zijn? Men moet Hagenaar
zijn en het bouwen op veen hebben aangezien om zandgrond
eerst goed te kunnen waardeeren. Allerlei verhalen, het
een meer, het ander minder authentiek, zijn omtrent de
nieuwe huizen in de hofstad in omloop. Over trekkende
deuren, onder water staande kelders en lekkende daken
spreekt men sedert jaren al niet meerthans hoort men
verhalen van geheele glasramen in binnen- en voordeurpaneelen
die doormidden waaijen, van vensters die regts sluiten in
het kozijn en links nog wel eene hand doorlaten en de
deur wordt toegedaan door het verhaal van dien zeer
deftigen ambtenaar aan een der «departementen van algemeen
bestuur,» die, 's avonds toen de huisgenooten reeds naar
bed waren thuis komende, denk er om, dat de man van
wien dit verteld wordt een zeer deftig en solied man ie
wegens de intussclien ingetreden verzakking de voordeur
van zijn huis niet meer kan open krijgen, die hij 's middags
nog met denzelfden sleutel gesloten had, en dus verpligt
was elders te gaan logeren. Deze eigenschappen van de
nieuwerwetsche huizen hebben allengs eene wijziging gebragt
in den catechismus voor huurders en verhuurdersde laatste
vragen niet meer met zooveel belangstelling als vroeger,
of mijnheer ook een groot gezin heeft, of mijnheer ook
een hond houdt, maar hij informeert thans of ge ook veel
boeken hebt; en als uw boeken niet allen vier bij
vier in het groote hokje kunnen dat naast de voordeur van
de zoogenaamde sousterrain-huizen gevonden wordt, dan
weigert men u onverbiddelijk als huurder, omdat boeken
«zoo'n dood gewigt zijn» en het huis ddar niet op gebouwd
is, solied als het is. Merk echter op dat in het geheel
niet alle Haagsche huizen met deze vloeken belast zijn;
ongelukkig echter rusten ze op de zoogenaamde speculatie
huizen, die f 500 tot f 700 huur doen, en als woningen
dienen van het groote aantal onbemiddelde ambtenaren en