Benoeming-en, enz. STATER-GENERAAL. Buitenland. Frankrijk. De gemeenteraad van Dordrecht heeft zich vereenigd met verschillende belangrijke voorstellen tot verbetering der bemaling van de stad. De kosten zijn geraamd op ongeveer f 170.000. Omtrent de bekende schorsing van een raadslid te Helmond schrijft men van daar De heer C. H. Spoorenberg verklaart, dat hij verder op lasterlijke aantijgingen van anonieme personen geen acht zal slaan, maar deelt tevens over de schorsings-kwestie het volgende mede: «De schorsing is geschied op grond, dat door den onder- geteekende (in Sept. 1869 geïnstalleerd) den 2 Nov. 1869 voor vijf-en-twintig cent draadnagels zijn geleverd, aan kapstokken op het raadhuis, en die rekening bevindt zich aldaar.'' Als men geen rekeningen van later datum toont of opgeeft, zal de heer S. de beschuldigingen als laster blijven beschouwen. De gemeenteraad van Vlissingen heeft besloten, een brief van gelukwensching en dankbetuiging te zenden aan Z. K. H. Prins Hendrik, voor zijne hooggewaardeerde medewerking tot het verkrijgen eener geregelde gemeen schap door stoombooten tusschen Vlissingen en Engeland. Voor de arrondissements-regtbank te Arnhem stond jl. Dingsdag teregt de jeugdige M., die voor eenigcn tijd op een kostschool bij ongeluk een makker met een pistool schot in het hoofd trof, waaraan deze een uur later over leed. Wegens manslag uit onvoorzigtigheid eischte het Openb. Ministerie tegen den dader een cellulaire gevange nisstraf van één maand. Uitspraak 2 Maart e. k. Men leest in de N Arnh. Crt. «Bij al de donkere punten van den oorlog tegen Atsjin is het ons een waar genoegen op de volgende lichtpunten te kunnen wijzen. Wij zijn door een zeer geacht persoon, die in staat is uitmuntend op de hoogte te zijn, in de gelegenheid gesteld het volgende mede te deelen. Reeds bij het begin van den oorlog namen wij in dit blad een gedeelte op van het reisverhaal van den kapitein in dienst der Oost-Indische Compagnie, de Rooij, waarin hij, die zelfs eenige jaren te Atsjin woonde, mededeelt, dat daar goudmijnen gevonden worden. Van die goudmijnen op Groot-Atsjin werd overigens weinig gewag gemaakt, thans is het niet alleen zeker, dat zij bestaan, maar ook heeft men op Poeloe-Bras, het eiland waar de vuur toren gebouwd wordt, en op Poeloe Way tinaders ontdekt, die rijker zouden zijn dan die van Banka en Billiton, behoorende tot een en dezelfde formatie, eenen ander wordt reeds met kracht geëxploiteerd. «Het valt niet te betwijfelen of daardoor moet het financieel bezwaar tegen het voleindigen van den oorlog wegvallen, want uit die mijnen zullen, na het in bezit nemen van die gewesten, en het terugkeeren van vrede en rust, de oorlogskosten niet alleen volkomen kunnen gedekt, maar tevens nieuwe bronnen voor de schatkist geopend worden.» Jl. Woensdag avond verspreidde zich een treurig berigt door de gemeente Kuilenburg, dat helaas spoedig bevestigd werd. Drie jongens nl. van 11, 10, en 8 jaren hadden zich op de zoogenaamde «kleinehek» op het ijs begeven, doch hadden het ongeluk er door te zakken; op hun hulpgeschreeuw kwamen spoedig eenige personen op dagen, doch te laat; twee werden levenloos opgehaald; de derde is nog niet gevonden. Te Nijkerk is de tabak van den oogst van 1874 nagenoeg geheel verkocht. De prijzen beliepen dooreen f 23.25 per 100 halve kilogrammen, op stam. Aldaar is van wege de justitie onderzoek gedaan naar de vermoedelijke oorzaak van den dood van den buitengewonen rijksveldwachter II. v. D. Diens schedel is gekneusd bevonden. Onderscheidene personen zijn gehoord. Het onderzoek in zake den diefstal, die op den 19 dezer bij een landbouwer onder Olst zou gepleegd zijn, heeft tot het resultaat geleid, dat er waarschijnlijk niets gestolen en zeker niet ingebroken is. De sporen van braak waren blijkbaar aangebragt door iemand, die er belang bij had bestolen te schijnen, als een landbouwer die ten ver- valdage niet in staat is zijn pachtsom te voldoen. Dr. S. K. Thoden van Velzen, predikant bij de Ned. Herv. gemeente te Leeuwarden, herdacht jl. Zondag zijne 40 jarige Evangeliebediening, waarbij hij van onderscheidene kanten blijken van achting en belangstelling mogt ontvangen. Drenthe heeft ruim 100,000 inwoners (waarvan een 25tal is gedecoreerd) die, als ze verpligt zijn regt te zoeken of zich tegen onregt te verdedigen, twee en veertig advo- katen tot hun dienst te hebben, terwijl achttien notarissen zich met koop en verkoop, scheiding en deeling en het .maken van testament belasten. Ruim honderd geestelijken belasten zich met de zorg voor de geestelijke belangen dier 100,000, groot en klein. De kinderen der Drenthenaren worden onderwezen door 190 onderwijzers. Aan zestig geneesheeren en heelmeesters, vroedvrouwen enz. is de zorg van het ligchatnelijk welzijn opgedragen. Drie en zeventig commiezen zien toe, dat het weeskind, de schatkist, het hare ontvangt en 30 rijksveldwachters helpen orde houden in het oude landschap. Een der fraaije momenten van de Leidsche Akademie- feesten leverde 't uitspreken van den feestdronk v<m prof. Cobet op. Deze beroemde geleerde, de trots van Leiden en van Nederland, sprak de volgende woorden: «Mijne heeren uit Frankrijk! de hoogeschool van Leiden wenscht, terwijl ze u dank zegt voor uwe vereerende tegenwoordigheid te dezer plaatse, te betuigen welke liefde, achting en bewondering zij het groote volk toedraagt, welks vertegenwoordiger gij zijt. Daar we het feest der universiteit vieren, spreek ik natuurlijk enkel van de groote geleerden en beroemde professoren, welke Frankrijk bezit. Ik spreek dus van u, mijne heeren, van uw arbeid, van uwe. methode, van het aandeel dat Frankrijk en u toekomt, in den vooruitgang der ware geleerdheid in Europa en ik spreek mijn innige overtuiging, de overtuiging van mijn geheele leven, uit, wanneer ik u het zout noem van de geleerdheid der nieuwere tijden. Gij zijt. het boven allen, die geleerdheid beschermt tegen het steeds dreigende gevaar voor ontaarding en bederf, want de geleerdheid is iets, waarmede men uiterst behoedzaam moet omgaan. Zoo men er niet tegen waakt, niet naauwlettend tegen waakt, verdooft die groote geleerdheid, die ontzaggelijke kennis, langzamerhand, zeer geleidelijk en zachtkens, eerst den goeden smaak en dan het gezond verstand. Is dit geschied, dan blijft er niets over, dan hetgeen de Franschman, schalksch van natuur, noemtun savant enua! dat wil zeggen een ik durf het bijna niet uitspreken een zot, die ontzaglijk veel weet, behalve hetgeen men volstrekt weten moet. Welnu, mijne heeren, het geneesmiddel, het tegengif voor deze ziekte van den menschelijken geest, voor deze ongezonde geleerdheid, zijn juist die heerlijke nationale hoedanigheden, die gij allen in hooge mate bezit, namelijk goede smaak, gepaard aan gezond verstand. Gij verstaat de kunst een boek te schrijven, hetgeen waarlijk zoo gemakkelijk niet is. Gij weet zoo juist een vraag te formuleeren en haar zoo weergaloos duidelijk en helder te bespreken en op te lossen, dat het is of men een rede voering van den heer Thiers leest! Daartoe wordt gij in staat gesteld door een bewonderenswaardige taal, waarin zich, als in een spiegel, de heerlijke hoedanigheden, welke ik noem, weerkaatsen. Dat is niets anders dan een natuur wet want de taal van een volk, dat is zijn ziel, dat is zijn verstand, zijn ontwikkeling en zijn hart. Uw taal gelijkt in vele opzigten gelooft mij als Hellenist op de taal van Aristophanes, van Plato, van Demosthenes en hiervan zal ik u een bewijs leveren; een proef, welke ik dikwijls in mijn leven genomen heb, niet zonder in mijn vuist te lagchen, als ik het deed. De zieke lijke geleerdheid ontaardt te vaak hetzij in het Latijn of in een andere taal in een pedant bargoensch, dat met al zijn oogenschijnlijke diepzinnigheid niets is dan woorden zonder zin. Weet gij nu wel, mijne heeren, hoe men zoo gemakkelijk mogelijk dat geleerde gebazel kan beschamen en belagchelijk maken? Men vertale het eenvoudig in het Grieksch of Fransch en onmiddellijk komen de ondiepten tevoorschijn en ziet men, hoe bedriegelijk de gewaande diepzinnigheid was; niets blijft er over, als 't gebazel, naakt gelijk 't ge boren was. Wij, Nederlanders, die met piëteit de gezonde tradities onzer vaderen bewaard hebben, kunnen dus geen angst gevoelen voor de oude portretten, die ons zoo strak aanzien van de wanden der senaatskamer, wij zullen, zoolang we er op gesteld zijn, ook in onze degelijke, ernstige, nationale geleerdheid goeden smaak en gezond verstand handhavende, steeds u, mijne heeren uit Frankrijk, tot model blijven kiezen Het Handbl., waaraan wij de vertaling ontleenen, voegt er bij, dat de liefelijkheid der woorden door de vertaling uit het bevallige Fransch grootendeels is verloren gegaan, maar dat zij uit den mond van een man als Cobet, wiens diepe geleerdheid wijding ontvangt van die heerlijke Grieken, in wier midden hij leeft, van de magtige schrijvers, met wie hij dag.lijks spreekt, en die hem dan ook geheimen vertrouwen, die ze anderen verzwijgen, iedereen treffen. Hoe de prijzen van verscheidene handelsartikelen in de hieronder opgegeven jaren verschilden, blijkt uit de volgende uit authentieke bescheiden overgenomen opgaven In 1450 kocht men te Groningen't juk land voor 5 stuivers. In 1463 was in Friesland de prijs van een last rogge f 10, een ton boter voor f3, een zak tarwe f 0.321. In 1510 kocht men een koe voor f 3, een ton boter voor f 4, een mud tarwe voor f 0.60, een mud rogge voor f 0.45. In 1548 kocht men te Amsterdam een last tarwe voor f 21, een last rogge voor f 12, een last garst voor 11 a 14 stuivers, een last haver voor 8 a 9 stuivers. In 1603 kostte een last rogge f 300, een brood van 12 pond f 0.95. In 1699 kostte in Holland een last tarwe f 560, een last rogge f 392, een last boekweit f 350, een last garst f 170, een last haver f 120. In 1700 kostte een last tarwe f 200, een last rogge f 126, een last boonen f 102, een last haver f42. In 1740 werd te Amsterdam 1000 pond hooi voor f 100 verkocht. In eene kleine Saksische grensgemeente is een weduwe van honderd drie jaren voor de vierde maal in het huwelijk getreden. Het lieve bruidje reikte nu hare hand aan een zestigjarig minnaar, die bij haar vergeleken, in de prilste jeugd was. De oudste zoon van de bruid, een jongeling van 80 jaar, was bij de liuwelijksplegtigheid aanwezig. Ottenbach heeft onlangs te Nice een.... mis geschreven, die den 30 Jan. bij de viering van het huwelijk van een zijner dochters, Sophie Blanca, met den wisselagent Achille Tourna], in de kerk de Nötre Dame-de-Lorette werd uit gevoerd. Of Offenbach zich nu voortaan aan de kerkmuziek gaat wijden?? Een rijke zonderling liet op zekeren dag een paal, met een bord er aan, op een weide plaatsen. Op het bord was geschilderd«Ik geef deze weide aan den eersten den besten mensch, die tevreden is.» Het duurde niet lang of een liefhebber kwam opdagen. Zoo zoo, vriend zeide de zonderling zijt gij een tevreden mensch? Om u te dienen, mijnheer, zeer tevreden. Waarom wilt gij dan mijn weide hebben? Op die vraag was de tevreden man niet bedacht geweest en hij moest heengaan, zonder er op te kunnen antwoorden. Te Chicago is een barbierswinkel, waar eene jonge dame inzeept, een tweede scheert, en een derde, op een met gondpapier beplakten troon, harp speelt. Benoemd tot Nederlandsch consul te Aden de heer J. Salmon, officier van administratie bij de Nederlundsche Marine. De luit. ter zee 2de kl. B. de Groot, laatst behoord hebbende tot het escader in Oost-Indië ea van daar den 18 dezer in Neder land teruggekomen, wordt met dien datum op non-activiteit gesteld. Tweede Hamer. Zitting van Dingsdag 23 Februarij. Het ontwerp tot verbete ring der marine-pensioenen is met algemeene stemmen aangenomen. Vooraf was aangenomen een amendement van de heeren Fabius en Nicrstrasz lot meerdere verhooging der pensioenen van onderoffi cieren, doch verworpen is hun amendement om aan de algemeene verhooging terugwerkende kracht te geven tot 1859. Zitting van Woensdag 24 Februarij. Onderscheidene wetsont werpen zijn aangenomen. Een langdurige discussie is gevoerd over het ontwerp tot wijziging der wet van 8 Julij 1874 op de uit oefening der veeartseuijkunst. Tegen de strekking tot vergemak kelijking der toelating van ongediplomeerde veeartsen werd veel bezwaar gemaakt, doch anderzijds het ontwerp verdedigd. Ten gevolge van een amendement van den heer Tak, waartegen de minister vooiloopig geen principieel bezwaar had, maar welks redactie hij nog wil nagaan, werd, op zijn verzoek, de verdere beraadslaging tot heden verdaagd. Bij het onderzoek eener suppletoire begrooting van Binnenl. Zaken voor de bestrijding der longziekte onder het vee werd door onderscheidene leden geklaagd, dat de afwisselende regerings-maat- regelen van de laatste jaren de longziekte in Friesland juist hadden uitgebreid. Zij dringen vooral bij dezen minister van Binnenl. Zaken, met 't oog op diens antecedenten in deze, op krachtige maatregelen aan, door bij het aanbreken van den weidetijd alle verdachte beesten op stal te houden en om, zoodra zich in een weide een ziek beest vertoont, onmiddelijk den geheelen koppel af te maken. Verscheidene leden verwachten daarvan voor deze inhcemsch geworden ziekte echter geen nut en bleven het denkbeeld van inenting aanbevelen. In een afdeeling drong men op maatregelen aan om te voor komen, dat de longziekte uit Friesland naar Holland worde oveigebragt. In de memorie van toelichting bij zijne nota over de wijzigingen in de begrooting voor de voltooijing van het vestingstelsel zegt de minister van Oorlog, dat weldra beslissende stappen zullen gedaan worden om een gedeelte der Zuiderzee droog te leggen. Eene commissie uit officieren van den generalen staf zal onder zoeken of de oprigting der drie forten, waarvoor pro memorie posten zijn uitgetrokken, al dan niet noodig is. Er zal een nieuw onder zoek moeten plaats hebben naar den invloed der genoemde droog making op de defensie des lauds. Het bij de Kamer ingekomen ontwerp tot onteigening ten behoeve der verbreeding van de Stilsteeg en van de Korte Gasthuismolenstceg te Amsterdam is voorgedragen omdat in het belang der openbare veiligheid en van het verkeer aldaar, voor de steeds toenemende drukke passage van den Dam door de beide stegen naar den Singel, hare verbreeding noodig is. Volgens het opgemaakte plan, zal de Stilsteeg van 4,50 M. tot gemiddeld 18 M. en de Korte Gasthuis- molensteeg van 4 M. tot 13,50 M. breedte worden gebragt. De vervaardiging van de standaard-meters, die door de internationale meter-cominissie aan de Fransehe sectie was opgedragen, is thans met zeer goeden uitslag voltooid. De platina-staven zullen den 6 Maart e. k. aan de leden der diplomatieke commissie overhandigd worden, wanneer deze aan het ministerie van Buitenl. Zaken een bijeenkomst houden voor de oprigting van een permanent internationaal bureau. De standaards zijn uiterst fijn en zuiver gegoten. Men zal zich de gruwzame moordgeschiedenis nog wel herinneren, in een spoorwagen door Jud gepleegd, die echter nooit is kunnen gevonden worden, zoodat het nog altijd de vraag blijft, of die man ook een denkbeeldig persoon is. Het feit echter was, helaas, maar al te waar. Een dergelijke misdaad is thans op een der treinen naar Mar- seille gepleegd. Nu echter zijn de slagtoffers der aanranding gelukkig den dood ontsnapt en de dader is gevat. De toedragt der zaak is deze: De heer Trono de Bouchoni van Taracon en zijn schoonzuster, mej. Reinaud de la Barèze, waren in den waggon gevolgd door een individu van 25 jaar ongeveer, van een zeer verdacht voorkomen. Zij trachtten zich van zijn gezelschap te ont slaan, door plaats te nemen in een anderen waggon, maar ook daar volgde hen de man en herhaalde dit tot driemalen, toen de trein zich in beweging zette en de klagten van den heer de Bouchoni geen gehoor meer vonden. Naauwelijks was het portier gesloten of het individu viel op de dame aan en trachtte haar den gouden keten van haar hals te rukken. In de hevigste mate ontsteld, snelde de plotseling aangerande vrouw naar het portier, opende het en liep langs de treêplank om te trachten hulp te krijgen. De verschrikte reizigers zagen de arme vrouw, die aan de handen hevig bloedde, daar zij die om een houvast te vinden in de ruiten had geslagen, voorbij de raampjes ijlen. De machinist werd eindelijk opmerkzaam door het gegil en wist den trein nog 500 nieter vóór het station Arles te doen stilhouden. Het was meer dan tijd, want bij het compartiment gekomen, zag men dat de onver laat even te voren den heer Bouchoni, die zich wanhopig verweerd had, onder had gekregen en thans bezig was zijn slagtoffer te wurgen. Toen hij den trein hoorde stilstaan en de beambten naar hem toe zag loopen, werd de woedende kerel bezeten. Hij schopte zijn slagtoffer in een hoek, sprong uit den waggon en viel met het hoofd tegen de steenen. Men wierp zich op hem, maar te laat. Hij was ahveêr op de been en wierp den chef van den trein en twee beambten omver. Een stevig gebouwden militair, die toen op hem afkwam, beet hij na een hevige worsteling als een wild beest een vinger stuk. De militair, gedwongen hem los te laten, greep een steen en smeet dien tegen zijn schedel, waardoor de dolle man bewusteloos ter aarde viel. Onder zeer sterk escorte werd hij vervolgens naar Tarascon overgebragt. De heer de Bouchoni zal waar schijnlijk nog herstellen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2