Tienoeming-en, enz. STATEX-GEXEIIAAL. Buitenland. Frankrijk. Duitschlacd. li juiste indrukken te krijgen vnn het Ainerikaansche volksleven. We lezen dan in bedoeld verslag o. a.: -■Spreker beschreef ons de type van den Amerikaan, den langen, mageren, enistigen maar beivegelijken en vurigen «echten Amerikaan» en wees er op hoe de drooge lucht, en een onrustige, gejaagde, voortvarende levenswijze hein, den afstammeling van de round-heads, zoo had kunnen veranderen. Ook zijn innerlijk beeld werd ons geschilderd. De Amerikaan is een conglomeraat van tegenstrijdigheden, een gevolg van zijn jeugd als volk. Spreker, een bewonderaar van dat jeugdige, krachtige, vrij vrije volk, trachtte voorts al die groote vooroordeelen, die wij tegen den zonderlingen Yankee koesteren, een voor een te ont zenuwen. De vrouw daar is, ja! Koningin; de eerbied van het mannelijk geslacht voor de vrouwelijke sekse grenst, voor ons, aan het ongeloofelijke, maar de vrouw is slim genoeg, alles te doen om die eer waardig te blijven. Zij is niet minder vrouwelijk dan de Hollandsche vrouw: men vindt daar excentrieke dames, maar die vindt men hier en overal. D;Ur daarentegen is de vrouw, wat hier niet het geval is, over het algemeen veel beter ontwikkeld. De kinderen worden in Amerika anders opgevoed dan bij ons, ja, maar niet slechter. De Amerikaan, die geen verleden heeft, koestert eerbied voor het kind, waarin hij zijn toe komst ziet; daarom wil hij, dat het kind reeds als kind zelfbewustzijn heeft van zijn roeping; dat het vroeg zelf standig worde. Excentrieke kinderen ontmoet men daar, maar hier ziet men ook wel eens handelingen van kinderen, die zelfs den Amerikaan zouden doen verbaasd staan, adres aan het adres der Dordrechtsche scholieren. Huise lijkheid kent de Amerikaan evenzeer, maar niet zoo algemeen kan die deugd toegepast worden, omdat het hötelleven van sommigen dat tegengaat. Ook is de Amerikaan niet zooveel slechter, misschien geenszins slechter dan wij zijn. Daar treedt de ondeugd meer openlijk op en is daarom minder gevaarlijkmen vindt er minder huichelarij, terwijl kwaad en goed scherper begrensd zijn. De Hollanders worden zeer in eere gehouden in Amerika. De Amerikaan ziet in onze vroegere republiek het model van zijnen vrijen staat. Aan Motiey's werk, dat, naast den bijbel, daar als het dierste en beste boek geacht wordt, hebben de Nederlanders veel te danken, want hij is het bovenal die bij het jonge geslacht den band tusschen beide volken levendig houdt. En die vereering van den Hollander is niet zonder reden. Immers, hoewel de Franschen geruimen tijd een groot deel van Noord-Amerika hebben bezeten, is naauwelijks eenig spoor van hen achtergebleven; hoe geheel anders is dat met den Nederlander geweest. Diens indrukken zijn nog zigtbaar, diens naam leeft nog voort als een geheiligde traditie, en al heeft men sprookies ver bonden aan dien naam, hij is er te liever om geworden. Spreker herdacht nog de zoo gehekelde schraapzucht van den Amerikaan. De Amerikaan is op het geld, ja, maar geen volk is ook zoo vrijgevig als hij. Hij pot het vermogen, dat hij zich verworven heeft, niet op alleen voor zijn kinderen, zijn zoon kan als hij zijn weg zelf zoeken neen, hij besteedt dat gaarne ten algemeenen nutte. Hoevele kerken verrijzen daar niet, boevele univer siteiten, museums, scholen, de een al grootscher en prach tiger dan de andere, en geen cent wordt van staatswege aan dat alles ten koste gelegd: particuliere kracht doet daar gaarne honderd- ja duizendvoud, wat elders bij een heden moet gebedeld worden. Op de dezer dagen te 't Zand (prov. Groningen) ge houden Nutsvergadering met dames werd door dr. J. L. de Boer van Blijham eene rede gehouden naar aanleiding van het oude en algemeen bekende kinderspel op het ganzebord. Op talentvolle en geestige wijze behandelde de redenaar, zegt de Gr. Crt., de rijke stof van het menschelijk leven in zijn verschillende periodên, vergeleken met de figuren en regelen van het genoemde spel. Met den eersten worp der dobbelsteenen kwam de geboorte van liet kind treffend overeen. Verschillend toch als de oogen van die steenen waren de omstandigheden, waaronder de kinderen der menschen werden geboren. Door de geboorte in paleis of hut, in slechte of goede omgeving, op de kwade of goede negen, was dc teerling geworpen, die vaak over liet lot van den mensch besliste. De magt van opvoeding en omstandigheden werd door den spreker in twee levensschetsen meesterlijk aangetoond. De brug of liet tolhuis gaf aanleiding tot aanwijzing van de tallooze tollen, welke den mensch in elk levenstijdperk worden afgeëischt door bittere of droevige ervaring. De herberg gaf gelegenheid tot het wijzen op eigen haard en op het door wederkeerige liefde verbonden huisgezin, als de beste herberg, waarin de vermoeide reiziger op den dikwerf hobbeligen levensweg de noodige rust en versterking kan vinden. De ganzen werden vergeleken met de instrumenten, die men in het maatschappelijk leven kruikarrren noemt en waardoor maar al te vaak leeghoofden en onwaardigen geschoven wtfrden naar de plaatsen, die in het belang der maatschappij slechts door ontwikkelde en achtenswaardige mannen moesten worden ingenomen. Naar aanleiding van de gevangenis sprak hij over de zegeningen der vrijheid, maar ook over de banden en boeijen, waardoor de maat schappij voor anarchie en ontbinding bewaard wordt, welke niemand straffeloos verbreekt: matigheid, zelfbedwang, wet. Een maatschappelijke put, waarin zoo velen reddeloos verzonken, was o. a. de weelde, hoe nuttig en hoe ont wikkelend werkend op het aesthetisch gevoel deze, als ze niet overdreven werd, ook mogt wezen. Van de paden der deugd voerden allerlei zijpaadjes in den doolhof der zonde, waar het rigtsnoer verloren werd, dat onderwijs en opvoeding alleen kunnen vlechten. De dood werd geteekend zooals Kaulbach het deed, als Eneürger of Freund, als de vreeselijke worg-engel, die velen doet sidderen, of gelijk hij anderen verschijnt, als een engel des vredes, een vriendelijke bode der rust. Het laatste onderwerp was natuurlijk de pot of den inzet. Kinderachtig of nietig was voor den volwassene die pot, die pepernoten of centen, maar hoe vele mannen en vrouwen grepen nog even begeerig als kinderen naar die centen en waardeerden en zagen als inhoud van den levenspot slechts Caroli-guldeus. Als do ware, alleen begeerlijke inzet des levens noemde de redenaareen helder hoofd, een rein hart, een rustig geweten. Door de levendige voordragt en den degelijken inhoud maakte deze rede diepen indruk op de vergaderden, 't Was, zooals een der hoorders het uitdrukte, eene model-lezing voor een dorpsnut, die echter op het nut van eene stad ook niet misplaatst wezen zou. Dr. Sassc beschrijft in De Huisvrouw de gewoonte van sommige menschen om hunne ooren met watjes digt te stoppen. Vooral komt hij op tegen de watjes welke met sterk prikkelende aetherische zelfstandigheden, als Eau de Cologne enz., bevochtigd zijn. Slechts in sommige gevallen is een watje geoorloofd, en dan nog moet het met amandel olie bevochtigd zijn. De Italiaansche Senaat heeft het artikel van het straf wetboek, waarbij de doodstraf wordt gehandhaafd, met 73 tegen 36 stemmen aangenomen. Te Quebec is een gesticht van krankzinnige vrouwen bijna geheel verbrand. Drie der ongelukkige bewoonsters vonden den dood in de vlammen. Verschrikkelijke tooneelen vielen tijdens den brand voor. Twintig vrouwen worden nog vermist. Men vermoedt niet dat zij verbrand zijn. In Amerika worden vaten uit stroopapier gemaakt voor do verzending van meel, suiker, kalk, appelen en peren enz. Twee fabrieken houden zich daarmede onledig en de voordeelen daardoor verkregen worden als zeer aanmerkelijk opgegeven. De vorm dezer vaten is cylindrisch, zoodat, bij gelijken inhoud, zij minder ruimte innemen, het gewigt is slechts half zoo groot als van een houten vat; de sterkte is veel grooter en de prijs is ongeveer twintig pCt. lager. Benoemd tot ridder in de orde van den Nederlandsellen Leeuw de heer dr. C. U. I. Huber, te Groningen. De navolgende officieren worden met den 16 dezer geplaatst aan boord van het raderstoomschip Bromo, de lu:t. ter zee lste kl. H. Quispel, als lste officier, de luits. ter zee 2de kl. A. G. I. baron van Plettenberg, J. Schimmel en J. Lastdrager, de off. van gez. 2de kl. A. Pieters en de off. van adm. 2de kl. W. F. Klompé; aan boord van het raderstoomschip Merapi, de luit. ter zee lste kl. L. A. Walaardt Sacré, als lste officier, de luits. ter zee 2de kl. W. M. J. Visser, G II. Thomassen a Thucssink van der Iioop en C. J. de Vriese, de off. van gez. lste kl J. O. Harthoorn en de off. van adm. 2de kl. F. T. Courier dit Dubekart; aan boord van het wachtschip te Willemsoord, de luits. ter zee 2de kl. I'. IIol'z- npffel, L. A. H. Lamie en J. G. Ttoosenburg en aan boord van het raderstoomschip Valk, de luit. ter zee 2de kl. J. II. Cremer. De luit. ter zee 2de kl. A. P. Tadema, laatst behoord hebbende tot het escader in Oost-Indië en van daar in Nederland terug gekeerd, is op non-activiteit gesteld. Tweede liamcr. Zitting; vnn Maandag 1 Maart. Ingekomen een ontwerp tot verhooging der Indische begrooting van '75. Tot rapporteurs betreffende de wij/.iging der kiestabel zijn benoemd de heeren Kappeijne, Mackay, Verheijen, van Ru ijk en dc Rootot rapporteurs over 't voorstel, tot aanleg van spoorwegen voor rekening van den Staat, de heeren Blussé, de Jong, van Rappard, Begram en Kerkwijk. Daarna is de algemeene discussie aangevangen over het ontwerp tot regeling van de dienst en 't gebruik der spoorwegen. De heer Kops sprak voor, de heeren Gevers, Heemstede, Godefroi, Messchert tegen 't ontwerp. De heer Rutgers had groote bezwaren. Nadat de minister van Justitie de voordragt uit een meer regts- kundig oogpunt had verdedigd, deelde de voorzitter mede, dat zoo aanstonds was ingekomen een voorstel van de heeren Godefroi, 'sJacob. Mirandollc, Tak, Veruly, vuil L ion, de Roo en Rutgers, tot het houden cener enquete, ten opigti der regeling cn van het toezigt op de spoorwegen, dat naar dc ardeelingen werd verzonden. De aangevangen discussie gaat intusschen door, want de minister van Binnenl. Zaken verkrijgt het woord tot verdediging van zijn ontwerp. Jl. Vrijdag heeft markies de Molins, gezant van Koning Alfonsus van Spanje, zijne geloofsbrieven aan maarschalk de Mac Mahon, president der Fransche republiek, over handigd. In zijne toespraak zeide 's Konings vertegen woordiger, dat hij in last heeft de vriendschapsbetrekkingen tusschen Frankrijk en Spanje, tusschen de twee volken die, door de Pyreneën gescheiden, doch door stamverwant schap, klimaat en taal verbonden en dus broeders geworden zijn, te onderhouden en zoo mogelijk nog inniger te maken. Ook betuigde hij namens Alfonsus dank voor de gast vrijheid, welke deze in Frankrijk gevonden had. Het antwoord van Mac Mahon was zeer vriendschappelijk hij uitte de beste wensclien voor Spanjes bevrediging en welvaart. Het hooggeregtshof te Berlijn heeft beslist dat het manen van een schuldenaar door een schuldeischer door middel van een briefkaart, op welke het daar geschrevene blijkens den toon ten doel heeft den gemaande te beleedigen is een «openbare belecdiging;» de klager is voorts bevoegd verklaard het vonnis op kosten van den schuldeischer ter algemeene kennis te brengen. Naar aanleiding van de geruchten omtrent Bisinarcks aftreding zegt de W'eser Ztg. «Deze geruchten onderscheiden zich van vroegere der gelijke door hunnen vorm. Wel berusten zij ook nu op anonieme courantberigten, maar deze berigten dragen den officieusen stempel. Hunne taal klinkt als eene echo uit de vertrekken in de Wilhelmstrasse. Er worden redenen opgegeven, die minder den politieken berigtgever dan de bloedverwanten van den vorst verraden. Geene politieke moeijelijkheden of persoonlijke ontevredenheid wegens den gang der zaken, maar alleen gezondheidsredenen moeten het besluit regtvaardigen, dat rust vereischt wordt. Wij kunnen helaas! niet ontkennen, dat deze argumenten gewig- tiger zijn dan de gewone. Dat de vorst niet de sterke zenuwen van lord Palmerston bezit, noch het taaije gestel van lord Brougham, noch de frissche opgewektheid van den ouden Tliiers, is een onloochenbaar feit. Dat hij in twaalf jaren veel moeite, zorg en zenuwkwelling heeft moeten verduren, getuigt de geschiedenis. Zoo hij, gelijk Canning, gelijk Cavour, op 't oogenblik der overwinning bezweken ware, zou niemand dit vreemd hebben kunnen vinden. Het is een bijzonder gunstig verschijnsel, dat hij 1111, twaalf jaren na Sadowa, nog aan de spits yan het door hem gevormde Rijk staat. Er is niets vreemds, niets onwaarschijnlijks in de onderstelling, dat de ligchnamskracht eindelijk uitgeput en de vermoeide strijder genoodzaakt is het harnas af te leggen. En toch kan men er niet toe komen het waarschijnlijke voor waar te houden. Deze man heeft zoo diep ingegrepen in 't leven van dezen tijd, dat wij ons de wereld zonder hem bijna niet kunnen voorstellen. Wij, dat wil zeggen, alle vaderlandslievende Duitschers, zijn gewoon hem als onontbeerlijk te beschouwen. Wie zal zijne plaats innemen Wie den boog van Odysseus spannen? Wij zien een aantal bekwame mannen, uitstekende ministers, hooge ambtenaren en parlementaire leiders, maar weten niemand te noemen, in staat om deze leegte aan te vullen. Door den vorst met de voornaamste te vergelijken leeren wij eerst zijne beteekenis kennen. Maar toch moeten wij ons aan de gedachte gewennen, dat wij hem verliezen moeten, vroeger of later, misschien in dit, misschien in een volgend jaar, in ieder geval binnen eene niet veraf zijnde toekomst. Vorst Bismarck eindigt binnen weinige weken zijn zestigste levensjaar. Wij mogen er niet op rekenen, dat wij altijd een staat kundig genie aan 't hoofd der Duitsehe regering zien zullen. Duitschland zal gelijk de overige naties in den regel zich met middelmatige grootheden moeten behelpen. Ja, men kan zeggen, dat de scheppingen van vorst Bismarck eerst hunne proeve zullen afleggen, als hij zelf gegaan is. Eerst dan zal blijken, of het Duitsehe rijk evenveel levenskracht bezit als andere Europesche mogendheden, of het dieper wortels heeft geschoten dan de schitterende, maar snelver- dwenen staten, die met Alexander en Karei den Groote ontstonden en ineenzonken. Wij voor ons betwijfelen dat volstrekt niet. Wij achten het gezegde, dat de rijkswetten gesneden zijn naar de gestalte van den rijkskanselier, zeer oppervlakkig. Er is iets waars in, maar slechts weinig. De grondslagen, waarop de nieuwe instellingen berusten, zijn onafhankelijk van eenen persoon en liggen heden reeds vast genoeg om in evenwigt te blijven, al wordt de sterke arm, die ze te zamen voegde, verlamd. Pruissens magt, het Duitsehe leger, de Duitsehe rijksdag deze drie grondzuilen zullen niet verdwijnen als de schitterende in vallen van eenen genialen geest. Ook zal de buitenland- sclie staatkunde van den rijkskanselier hem zeiven over leven. Hij heeft hare baan in weinige, maar onuitwischbare lijnen geteekend, zijne opvolgers hebben slechts tebehouden, wat hij nalaat. Groote meesters vormen gewoonlijk eene school, wij zouden ons zeer bedriegen, zoo dit niet hier het geval was... Indien dat, waarmede het gerucht ons bedreigt, werke lijk gebeurt, mogen wij het nog altijd als eene gelukkige omstandigheid beschouwen, indien het vorst Bismarck geoor loofd mogt zijn eene reeks van jaren als toeschouwer de verdere ontwikkeling te volgen. Hij zou toch geen toe schouwer zijn als wij. Zijne tegenwoordigheid zou steeds eene hooge politieke beteekenis behouden, in 't binnenland als naar buiten. Soortgelijke toestanden zijn in andere landen voorgekomen. De hertog van Wellington nam in Groot-Brittannië eene gelijke posiiie in boven de paitijen en 't buitenland imponerende. Evenzoo sir Robert Peel in zijne laatste levensjaren. De verdienste dezer mannen was zoo groot, hun roem zoo vast gegrondvest, dat zij geene gewone burgers konden zijn. Zij waren instellingen van hun land geworden, levende bestanddeelen van zijne wet. Hun raad, hun gezag werkte in stilte, en openlijk zoodra een crisis aanbrak. Zij waren tegelijk de vertrouwelingen der kroon en der natie. Niet anders kunnen wij ons de rust van den rijks kanselier voorstellen. Maar wij zouden, dit behoeft niet gezegd te worden, het voortbestaan van deli tegenwoordigen toestand liever zien en wij geven nog de hoop niet op, dat het ook ditmaal gelukken zal eenen modus vivendi te vinden, die tegelijk de artsen van den vorst en de wenschen van het Duitsehe volk bevredigt.» Bismarck heeft bij den Keizer eene langdurige audiëntie gehad tot het indienen van voorstellen. UIT «TSJIiV. Men schrijft uit Atsjin aan den Indiër: „Eindelijk begint de gezondheidstoestand hier aanmerkelijk te verbeteren. De plaag is voornamelijk galkoorts. Maar de zieken herstellen nog ai spoedig en hun getal is bglang niet meer zoo schrikbarend groot. Zeer wenschelijk zou het zijn, dut hier een ziekenschip gestationeerd werd. Menige zieke, die nu naar Padang of Batavia opgezonden moet worden, zou dan al spoedig herstellen. De sporen van de overstrooming zijn bijna verdwenen. Men werkt ijverig aan het herstel der bruggen. Onze positie is hier uit een krijgskundig oogpunt van oneindig beteren aard geworden door het veroveren van de voornaamste sterkten van Longbatta. Sedert kolonel Pel hier het bevel voert, heeft geen zoo heftige strijd plaats gehad. De positie is niet zonder verlies veroverd cu het halve 10de bat., onder bevel van majoor van der Meer, heeft nog al geleden. Toch is, de hardnekkigheid en hevigheid van den strijd in aanmerking genomen, het verlies niet groot. Er is dan ook prachtig gemanoeuvreerd en kolonel Pel heeft reden om tevreden te zijn. Het jongste succes heeft de bij de overstrooming doorgestane ellende doen vergeten cn het moreel der troepen verhoogd. De vijand is echter nog verre van ontmoedigd. Onze konvooijen gaan steeds vergezeld van een eskorte van 70 manschappen. Wij verwachten spoedig van Pinang een schip, dat van Singapore de dwarsleggers voor het spoorbaantje is gaan halen en terstond, na gelost te hebben, terugkeert om de rails over te brengen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2